Ineke en Dineke gaan naar school Lief en leed van de eerste dag in de klas Arm broertje kan niet helpen het Zeg kinderen, jullie zijn zeker alweer erg benieuwd hoe het met Ineke en Dieneke is gegaan, al die tijd, dat ik niet van ze ver telde. Nu, wees maar niet bang, het is best gegaan. Dieneke's broertje is al zó gegroeid! Hij trekt zich al op in de wieg, zegt van da, da, da! en prrrr! en heeft een pret van belang als de beide vriendinnetjes met hem spelen. En Ineke heeft van Vader en Moeder een pracht cadeau gekregen, niet voor haar verjaardag, maar zo in eens: een échte schooltas! Want je moet weten, dat deze week de school weer begint en dat Ineke en Dieneke die altijd ais trouwe kameraadjes samen naar de fröbelschool zijn gestapt, nu samen naar de grote school zullen gaan. „Vind je het fijn?'1 vraagt Ineke, als in de serre zitten te spelen, aan haar vriendin. „Niks fijn!" zucht Dieneke. Op de fröbel kon je nog eens leuk rondjes plakken en matjes vlechten. Maar op de grote school. hè bah! daar moet je zo vreselijk veel leren en allemaal zo erg moeilijk! En als je het niet goed kunt, dan ga je in de donkere kast, met de deur op slot! En er zitten ook zwarte kolen in de kast en dan word je pik zwart incite lacht haar hartelijk uit. „Wie heeft je dat verteld!" roept ze. „Er is niets van waar hoor! Moeder zegt, dat de juffrouw uit de eerste klas heel erg lief is en er is niet eens een kast met pikzwarte kolen. Wél een kast met boeken en schriften en lijmpotjes. En de klas is zó gezellig, heeft Moeder verteld! Er hangen daar prachtige platen en er is een groot bord. waar je op kunt schrijven. Toen ik in de klas was met Tommy van de overkant ,je weet wel, had de juffrouw pas een mooie tekening ge maakt van kinderen, die aan het strand speelden. Met gekleurd krijt zeg, zo enig!" Maar Dieneke geeft geen antwoord. Ze stoft met een peinzend gezichtje al de meu beltjes van het poppenhuis af, (want Moe der heeft gezegd, dat het huis helemaal schoon en keurig moet zijn als Ineke en Dieneke naar school gaan!) en trekt een echte pruillip. „Gelóóf je niet, dat het leuk is op de grote school?", vraagt Ineke. „Ne hoor", zegt Dieneke, „er is vast tóch éen kast met kolen, waar de domme kinde ren in gaan. Ik weet het zeker!" „Nu, misschien wel", zegt Ineke. ..Een kast met zónder kolen dan. Maar jij bent toch niet dom, dus dan hoef je ook niet bang te zijn". „Nee, hè?" vraagt Dieneke. „Tuurlijk niet!" Maar het kleine zwartkopje is nog maar half gerust gesteld. Soms denkt ze nog wei eens terug aan het heerlijke, vrije leventje in Indië, aan al die zonneschijn en aan haar box onder de hoge palmen Een hele dag op de schoolbanken zitten lijkt haar niets prettig. De volgende dag de grote dag, dat de school begint! is Dieneke al heel vroeg uit haar bedje. Zij wandelt in haar pyama naar broertjes wieg en schudt den kleinen kerel, die nog vast in slaap is, zachtjes aan zijn armpje. ..Broertje, luister eens: ik ga vandaag naar school!" vertelt Dieneke. Ze is zó vol van dat grote en beetje griezelige nieuws, dat ze er tegen iemand over moet praten. En moeder heeft immers gezegd, dat ze niet weer zo vroeg op de grote slaapkamer mag komen spoken! Broertje trekt z'n armpje weg en doet eventjes z'n oogjes open, net of hij wakker gaat worden. Maar het is niet waar, hoor! Met een diepe zucht en een klein kreuntje slaapt hij weer c'oor. En dan doet Dieneke iets ondeugends. Ze sleept een voetenbank je aan en gaat erop haar teentjes op staan. Zo klimt ze bij de wieg en ze schudt Broer tje nog harder aan zijn arm. Ze wordt bijna boos, dat Broertje maar door blijft slapen. Ze moet hem toch vetellen, dat ze vandaag naar de grote school gaat: Dat heeft ze rtu eenmaal in haar koppetje gezet! En nu wordt Broertje ook boos! Hij schrikt wakker en zet meteen een keel op van geweld! „Lè, lè, lè" gilt Broertje. Dieneke ziet z'n tongetje trillen in z'n wijd opengesperd mondje. Die arme, kleine kerel! Hij be grijpt nog niets van de grote school en van alles wat Dieneke nog meer vertelt! Maar omdat Dieneke nu eenmaal een beetje bang is voor de kast met de pikzwarte kolen, moet hij het ontgelden. Een oogenblikje later, als moeder ver schrikt binnenkomt, huilen er twee: Broer tje van angst en Dieneke van berouw. „O, kindje, kindje", zegt Moeder verwij tend, terwijl ze Broertje op schoot neemt om hem te sussen, „hoe kon je dat lieve schatje zo doen schrikken?" „Ik wou hem vertellen, dat ik naar de grote school ga", snikte Dieneke „Waarom wou je het hem vertellen? Vind je het zó heerlijk?" „Nee", snikte Dieneke, en ze verbergt haar gezichtje aan Moeder's schouder, „nee juist zo akelig!" „Akelig? Maar Dieneke!" Moeder is één en al verbazing. Ze heeft nooit geweten, dat Dieneke tegen de eerste schooldag opzag, omdat ze bang is voor een kast met kolen. Maar nu komt het hoge woord eruit. Hè, wat is dat een geruststelling voor Dieneke, dat Moeder ook zeker weet, dat het niet waar is en bovendien nog van alles weet te vertellen over de grote school en wat ze er allemaal zullen leren. Dieneke vergeet haar verdriet en lacht alweer. Moeder droogt haar tranen af en zegt: Ziezo, nu zijn mijn beide kindertjes weer vrolijk. Ik ga nu vlug Broertje helpen en mijn grote dochter kleedt zich intussen aan. En dan.dan heb ik een échte ver rassing!' Als Dieneke beneden komt, staat de ver rassing naast haar bordje, tegen de bloem vaas. Ze ziet het direct bij het binnenko men: het iseen mooie, echte schooltas, bijna net zoo een als Ineke heeft gekregen. ,0 Moeder!", zegt Dieneke met een zucht van bewondering ,,n u vind ik de grote school niets akelig meer! Wat een drukte is er in de straat, waar de school staat! Grote jongens en meisjes zijn aan het sjtelen op het pleintje onder de hoge bomen en veel kleintjes komen be deesd aangewandeld aan de hand van Vader of Moeder. De beide Moeders van Ineke en zijn voor deze extra-gelegenheid gaan. Ze lopen druk te praten samei wijl de beide vriendinnetjes, met de om eikaars schouders geslagen, een vooruit lopen. Dieneke is nu helemaal niet bang Ze zingt haar hoogste lied en laat dan! verrukt haar schooltas zien, die ze mooier vindt dan die van Ineke. „Wat is het hier druk?" roept Inel ze de hoek van de straat zijn omgi en opeens voor de school staan. „Ja, en wat gezellig!" zegt Dieneke „Laten we maar vast naar binnen De moeders komen toch nog lang stelt Ineke, wel een beetje overmoedig „Durf jij?" „O ja, ik best, hoor!" „Nou goed", zegt Dieneke,"maar als drempel staan en in de hal kijken, di melijk donker lijkt, vergeleken bij de straat, trekt ze Ineke terug „Wacht toch maar even, zeg. We maar liever met Moeder". Dan komen ze met z'n viertjes in d waar al heel veel andere kinderen ziji juffrouw staat bij deur geeft alle nii lingen een hand en spreekt ze vrien toe en eeen ander juffrouw brengt de ren naar hun plaats, waar ze zolang ml spelen met blokken, kleine houten k; tjes en andere leuke dingen. „O, het is hier net de fröbel!" roept blij. En Dieneke komt ook al helema: haar gemak. Als de juffrouw ziet, dat Ineke en neke elkaar stijf bij de hand hoi vraagt ze: „Zijn jullie misschien nichtj) „Nee juffrouw, maar hele échte dinnen", zegt Ineke. „Dikke vriendinnen!" verbetert neke. „Nu dan mogen jullie voorlopig elkaar zitten. Kom maar mee". Dat vinden Ineke en Dieneke zó fijn, ze direct met de juffrouw meelopen haast vergeten de moeders goedendai Zeggen. Haast hoor, niet helemaal, want ze ken er nog op het laatstenippertje aai hollen dan terug voor het afscheid „Ga maar gauw naar huis. Moes school ls fijn", zegt Dieneke, wel een voorbarig Als Ineke en Dieneke om twaalf uur komen, staan haar mondjes geen ogei stil. Van alles en nog wat hebben ze te tellen. Wat een mooie bloemen er in de staan, hoe gezellig het er was en hoe de juffrouw verteld heeft van een pli „Het was over een aap, die op het geklommen was", zegt Ieneke. „En er sti een jongen bij en een meisje en een hl boel mensen. En de aap had een noot in poot". „O, die plaat ken ik", zegt Ineke's der. „De jongen heet Wim en het i Jet". „Hè moes, hoe kunt U dat nu weten?] „Ja. ik weet het toch. Want op bijna scholen leren de kinderen lezen van plaat". \enni v laerj In minder dan geen tijd staat er „aap" op de schutting..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 14