Duitschland onthult zijn basis-voorstellen voor onderhandelingen De voorstellen LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 1 September 1939 Derde Blad No. 24367 Waar Polen weigerde onderhandelaars te zenden, practisch als afgewezen beschouwd 80sfe Jaarqang Gisteravond is aan de pers te Berlijn de volgende offlcieele mededeellng verstrekt, welke ook door middel van een speciale radio-uitzending is wereldkundig gemaakt. De mededeellng luidde: ,,De Koninklijke Britsche regeering heeft in een nota van 28 Augustus 1939 zich tegen, over de Duitsche regeering bereid verklaard hare bemiddeling tot rechtstreeksche on derhandelingen tusschen Duitschland en Polen over de omstreden problemen ter be schikking te stellen. Zij heeft er daarbij geen twijfel over gelaten, dat ook haar, met het oog op de voortdurende Incidenten en de algemeene Europeesche spanning, de urgentie van de procedure bewust was. De Duitsche regeering heeft zich ln een ant woordnota van 29 Augustus 1939, ondanks haar sceptische beoordeeling van den wil der Poolsche regeering om ..ueberhaupt" te komen tot een overeenstemming in het be lang van den vrede, bereid verklaard, de Engelsche bemiddeling, resp. het voorstel, aan te nemen. Zij heeft met waardeering van alle op het oogenblik gegeven omstandig heden het noodzakelijk geacht in deze, haar nota, er op te wijzen, dat wanneer het gevaar van een katastrofc wil wor den vermeden, snel en onverwijld moet worden gehandeld. Zij heeft zich in dezen zin bereid verklaard tot den 30sten Augustus 1939 des avonds een lasthebber van de Poolsche regeering te ontvangen onder voorwaarde, dat deze ook werkelijk gevolmachtigd zou zijn om niet alleen te discuteeren, maar onderhandelingen te voeren en af te sluiten. De Duitsche regeering heeft voorts doen weten, dat zij gelooft, tot aan de aankomst van dezen Poolschen onderhandelaar in Berlijn, de Britsche regeering de bases be treffende het aanbod tot overeenstemming, eveneens toegankelijk te kunnen maken. Inplaats van een verklaring omtrent de aankomst van een gemachtigde Poolsche persoonlijkheid, kreeg de Rijksregeering als antwoord op haar bereidwilligheid tot overeenstemming, allereerst het bericht van de Foolsche mobilisatie en eerst op den 3 Os ten Augustus 1939, tegen 12 uur 's nachts een meer algemeen gehouden Britsche ver zekering van bereidwilligheid om van haar kant invloed te willen uitoefenen tot het aanvangen van onderhandelingen. Ondanks het feit, dat door het uitblijven van den door de Rijksregeering verwachten Poolschen onderhandelaar, de voorwaarde was vervallen om aan de Britsche regeering nog een inlichting te geven over de opvat ting van de Duitsche regeering met betrek king tot de mogelijke onderhandelingsbases, aangezien de Britsche regeering immers zelf voor rechtstreeksche onderhandelingen tusschen Duitschland en Polen had gepleit, gaf de Rijksminister van buitenlandsche zaken, Von Ribbentrop. den Britschen am bassadeur naar aanleiding van de overhan diging der laatste Engelsche nota, een nauwkeurige mededeeling van den tekst der, voor het geval dat een Poolsche gevolmach tigde zou zijn aangekomen, als onderhan- dellngsbasis onder oogen geziene Duitsche voorstellen. De Duitsche regeering meende er een recht op te hebben, dat onder deze omstan digheden op zijn minst daarna nog. de onmiddellijke benoeming van een Poolsche persoonlijkheid zou plaats vinden. Want men kan van de Rijksregeering niet verwachten, dat zij van haar kant voort durend de bereidwilligheid tot het aanvan gen van dergelijke onderhandelingen niet alleen slechts in het licht stelt, maar ook er voor gereed zit, terwijl van Poolsche zijde haar slechts leege uitvluchten en niets, zeggende verklaringen worden voorgehou den. Uit een intusschen plaats gevonden démarche van den Poolschen ambassadeur blijkt opnieuw, dat ook deze geen volmacht heeft om eenlgerlei discussie aan te vangen of zelfs om te onderhandelen. De Führer en de Duitsche Rijksregee ring hebben zoodoende nu twee dagen tevergeefs gewacht op de aankomst van een gevolmachtigden, Poolschen onder handelaar. Onder deze omstandigheden beschouwt de Duitsche regeering ook ditmaal haar voorstellen practisch als afgewezen, ofschoon zij van meening is, dat deze, in den vorm waarin zij ook aan de Engelsche regeering zijn mede gedeeld. meer dan loyaal, fair en uit voerbaar geweest zouden zijn. Dé Rijksregeering acht het te pas, in het openbaar kennis te geven van deze aan den Britschen ambassadeur door den Rijksmi nister van buitenlandsche zaken von Rib bentrop medegedeelde onderhandelings- grondslagen. De toestand tusschen het Duitsche Rijk en Polen is op het oogenblik zóó. dat ieder verder incident tot een ontlading kan leiden van de aan beide kanten in stelling ge brachte militaire strijdkrachten. Iedere vreedzame oplosing moet van zoodanigen aard zijn. dat niet bij de eerstvolgende ge legenheid de dezen toestand in zijn oor zaken bepalende gebeurtenissen zich kun nen herhalen en daardoor niet alleen het Oosten van Europa, maar ook andere ge bieden ln dezelfde spanning worden ge bracht. De oorzaken van deze ontwikkeling lig gen ten eerste in de onmogelijke grensafba- kening, zooals zij door het dictaat van Ver sailles is geschied en ten tweede in' de on mogelijke behandeling der minderheid in de afgescheiden gebieden. De Duitsche Rijks regeering gaat derhalve bij deze voorstellen uit van de gedachte een definitieve oplos sing te vinden, die de onmogelijke situatie der grensafbakening uit den weg ruimt, aan beide deelen hun vitale verbindingswegen verzekert, het minderhedenprobleem voor zoover dat maar mogelijk is uit den weg ruimt en voor zoover dat niet moge lijk is, het lot der minderheden door een veilige garantie van hun rechten dragelijk maakt. De Duitsche regeering is er van over tuigd, dat het daarbij onontbeerlijk is, eco nomische en physieke benadeelingen, die sedert het jaar 1918 plaats gevonden heb ben, aan den dag te brengen en in vollen omvang weer goed te maken. Zij beschouwt uiteraard deze verplichting als een voor beide deelen bindende. Uit deze overwegingen vloeien de vol gende practische voorstellen voort De Duitsche regeering heeft hedenavond een verklaring uitgegeven, waarin o.m. wordt gezegd, dat zij in een antwoord-nota van 29 Augustus zich bereid verklaarde om de Engelsche bemiddeling te aanvaarden, mits Polen uiterlijk 30 Augustus 's avonds een onderhandelaar naar Berlijn zou zenden. Hieraan werd niet voldaan. Pas op 30 Aug. verkreeg de Duitsche regeering een bereid verklaring van Engeland, om te trachten invloed te oefenen op het aangaan van onder handelingen. Daar nu nog geen onderhandelaar te Berlijn Is gearriveerd, beschouwt de Duitsche regee ring haar voorstellen practisch als afgewezen. De Duitsche voorstellen waren: 1. De vrije stad Danzig keert op grond van haar zuiver Duitsche karakter, evenals op grond van den eensgezinden wil van haar bevolking onmiddellijk naar het Duitsche Rijk terug. 2. Het gebied van den z.g. corridor, dat van de Oostzee tot aan de lijn Marienwerder- Graudenz-Kulm-Bromberg (met inbegrip van deze steden) en dan ongeveer ten Westen naar Schoenlanke loopt, zal zelf beslissen over zijn toebehooren tot Duitschland of tot Polen. 3. Tot dit doel zal in dit gebied een stemming gehouden worden. Stemgerechtigd zijn alle Duitschers die op den lsten Januari 1918 in dit gebied woonden, of tot op dezen dag daar werden geboren en insgelijks alle op dien dag in dit gebied wonende of tot op dien dag daar geboren Polen, Kasjoeren enz. De uit dit gebied verdreven Duitschers keeren ter uit voering van hun stemming terug. Ter verze kering van een objectieve stemming, evenals tot waarborging van de daartoe noodzake lijke, omvangrijke preliminaire werkzaamhe den, wordt dit genoemde gebied evenals dat met het Saargebied het geval was, geplaatst onder een onmiddellijk te vormen internatio nale commissie, die door de vier groote mo gendheden, Italië, de sovjet-unie. Frankrijk en Engeland gevormd wordt. Deze commissie oefent alle souvereine rechten in dit gebied uit. Tot dit doel moet dit gebied binnen een overeengekomen, zoo kort mogelijken termijn door de Poolsche militairen, de Poolsche poli tie en de Poolsche autoriteiten ontruimd worden. 4. Van dit gebied blijft uitgezonderd de Pool sche haven Gdingen, die principieel Poolsch souverein gebied vormt in zooverre zij zich territoriaal beperkt tot de Poolsche nederzet ting. De nadere grenzen van deze Poolsche havenstad zouden tusschen Duitschland en Polen moeten worden vastgelegd en zoo noo- dig door een internationaal scheidsgerecht vastgesteld worden. 5. Om den noodzakelijken tijd voor de ver- eischte omvangrijke werkzaamheden ter uit voering van een rechtvaardige stemming vei lig te stellen zal deze stemming niet plaats vinden voordat twaalf maanden verloopen zijn. 6. Om gedurende dezen tijd Duitschland zijn verbinding met Oost-Pruisen en Polen zijn verbinding met de zee onbeperkt te garan deeren, worden wegen en spoorwegen vast gesteld, die een vrij transito-verkeer mogelijk maken, daarbij mogen slechts die heffingen geïnd worden, die voor het instandhouden der verkeerswegen resp. voor het ten-uitvoer- leggen van de transporten vereischt zijn. 7. Over het toebehooren tot een van beide sta ten van het gebied beslist de eenvoudige meerderheid van de uitgebrachte stemmen. 8. Om na de tenuitvoergelegde stemming onverschillig hoe deze moge uitvallen de veiligheid van het vrije verkeer van Duitschland met zijn provincie DanzigOost- Pruisen en Polen zn verbinding met de zee te garandeeren, zal, in geval het aan de stem ming onderworpen gebied aan Polen komt Duitschland een exterritoriale verkeerszone, ongeveer in de richting van Dustow-Danzig, resp. Dirschau gegeven worden voor het aan leggen van een rijksautoweg benevens van een viersporige spoorlijn. Deze weg en deze spoorlijn zullen aldus aan gelegd worden, dat de Poolsche verbindings wegen daardoor niet worden geraakt, d.w.z. dat de Poolsche verkeerswegen noch over de zone heen, noch daaronder door loopen. De breedte van deze zone wordt vastgesteld op 1 K.M. en vormt Duitsch souverein gebied. Wanneer de stemming ten gunste van Duitschland uitvalt, krijgt Polen voor het vrije en onbeperkte verkeer naar zijn haven Gdingen dezelfde rechten van een gelijke exterritoriale weg-, resp. spoorwegverbin ding, als waar Duitschland recht op zou hebben. 9. In geval de corridor aan het Duitsche Rijk terugkomt verklaart dit zich bereid met Polen een bevolkingsuitwisseling in zoodanigen omvang uit te voeren, als de corridor daar voor geschikt is. 10. De eventueel door Polen gewenschte speciale rechten in de haven van Danzig zou den paritair uitgewisseld worden met gelijke rechten van Duitschland in de haven van Gdingen. 11. Om in dit gebied ieder gevoel van een bedreiging aan beide kanten uit den weg te ruimen, zouden Danzig en Gdingen het karak ter van zuivere handelssteden krijgen, d.w.z. zonder militaire inrichtingen en militaire ver sterkingen. 12. Het schiereiland Hela, dat overeenkomstig de stemming of wel aan Polen of wel aan Duitschland zou komen, zou in ieder geval eveneens gedemilitariseerd moeten worden. 13. Aangezien de Duitsche Rijksregeering uiterst heftige bezwaren heeft in te brengen tegen de Poolsche minderheidsbehandeling en de Poolsche regeering van haar kant ge looft ook bezwaren tegen Duitschland te moe ten inbrengen, verklaren beide partijen zich ermede accoord, dat deze bezwaren worden voorgelegd aan een internationaal samenge stelde commissie van onderzoek, die tot taak heeft alle bezwaren omtrent economische en physieke benadeelingen benevens andere terroristische daden te onderzoeken. Duitschland en Polen verplichten zich alle sedert het jaar 1918 eventueel voorgekomen economische en andere benadeelingen der wederzijdsche minderheden weer goed te maken, resp. alle onteigeningen op te heffen of voor dit en ander ingrijpen in het economi sche leven een volledige schadeloosstelling der betrokkenen te betalen. 14. Om den in Polen verblijf houdenden Duit schers evenals den in Duitschland verblijf houdenden Polen het gevoel van internatio nale rechteloosheid te ontnemen en hun voor al de zekerheid te waarborgen, niet te kun nen worden opgeroepen voor handelingen, resp. voor diensten, die onvereenigbaar zijn met hun nationale gevoel, komen Duitschland en Polen overeen de rechten der wederzijd sche minderheden door de meest omvattende en bindende overeenkomsten te verzekeren, teneinde deze minderheden het behoud, vrije ontwikkeling en uitoefening van hun volks wezen te waarborgen en hun in het bijzonder tot dit doel de door hen voor vereischt gehou den organisatie toe te staan. Beide partijen verplichten zich de leden der minderheid niet voor den militairen dienst op te roepen. 15. In geval van een overeenkomst op den grondslag van deze voorstellen verklaren zich Duitschland en Polen bereid de onmid dellijke demobilisatie van hun strijdkrachten te bevelen en ten uitvoer te leggen. 16. De ter bespoediging van de bovenstaande overeenkomsten vereischte verdere maatre gelen worden tusschen Duitschland en Polen gemeenschappelijk overeengekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9