De eerste mobilisatiedag - De Britsche gezant Henderson terug in Berlijn LEIDSCH DAGBLAD ÏWSCÜ3 Blad Hand in hand met Mariene 80ste Jaarra*'j FEUILLETON IN HET KLEEDINGDEPOT TE DELFT WORDT THANS DAG EN NACHT GEWERKT. LANGS DEN GEVEL HEEFT MEN GLIJPLANKEN AANGEBRACHT, WAARLANGS DE PAKKEN KLEEDING NAAR BENEDEN WORDEN GETRANSPORTEERD. DE NIEUWE JAPANSCHE PREMIER generaal Nobuyuki Abe. HET UITREIKEN VAN GASMASKERS TE AMSTERDAM AAN DE MANSCHAPPEN VAN DEN GENEESKUNDIGEN DIENST. DE PRUIMEN-CAMPAGNR is in OP DOORREIS VAN MOSKOÜ NAAR PARIJS vertoefde gis- de Bangert op het oogenblik in vol- teren de Fransche ambassadeur te Moskou de heer P. E. Naggiar, len gang. Een der pluksters aan (links) op Schiphol. De heer Naggiar in gesprek met den Franschen den arbeid. gezant in den Haag baron d'Arnauld de Vitrolles. DE OVERHANDIGING VAN HET BRITSCHE ANTWOORD AAN HITLER. De Engelsche gezant te Berlijn, Sir Neville Henderson bij bet binnengaan in de Rijkskanselarij. Henderson in gesprek met Rijksminister MeisSner. Links Obergrnppenführer Brückner. VOLENDAM KOMT ONDER DE WAPENEN. Ook het aardige dorpje Volendam leverde een aantal man nen bij de algemeene mobilisatie. Het trammetje had het druk met het vervoer der manschappen naar hun garnizoenen. door HANS HIRTHAMMER. 641 Mariene stapte uit een taxi, trad snel op hem toe en drukte even zijn hand. Haar ge zicht was bleek. Zij kwamen overeen, dat Mariene de Zuidelijke helft en hij zelf de Noordelijke helft van het park zou door zoeken. In het midden, bij het kleine rosa rium, zouden zij elkaar dan over een half uur ontmoeten. Toen zij zich weg wilde spoeden, hield hij haar even bij den arm terug. „Mariene, ik was vanochtendkan je me vergeven?" „Maar Lorenz, dat is nu toch van onder geschikt belang!" antwoordde ze met een weemoedig lachje. Met hernieuwden ijver begon Lorenz op nieuw te zoeken. Nu was hij niet meer al leen, Mariene hielp hem, alles zou goed wor den. En geen enkel verwijt had ze hem ge maaktNu eerst drong het tot hem door, dat ze niets had gedaan om hem het geleden onrecht betaald te zetten. Het vol gende oogenblik schaamde hij zich voor zijn eigen gedachten. Hij had haar schandelijk miskend. Het was gemeen zoo laag over haar te denken Ook ditmaal bleef zijn zoeken tevergeefs. Maar toen hij eindelijk de afgesproken plaats naderde, zag hij Mariene reeds van verre staan. En Hansje was bij haar. De jongen was bij haar! Lorenz voelde zich aangegrepen door een zeldzame ont roering, die hem tevens van een zwaren last bevrijdde. Zijn hart bonsde hem in de keel toen hij op de zijnen toesnelde. „Mariene!" zei hij bijna juichend. „Hoe heb je dat klaar gespeeld? Waar heb je hem gevonden?" Mariene glimlachte. „Hij speelde zielsver genoegd met een klein meisje in den zand bak." Lorenz streelde zwijgend, als om verge ving smeekend, Marlene's hand. Daarop namen zij den jongen in hun mid den en gingen naar huis. Onderweg kocht Lorenz in een bloemenwinkel een groote boeket roode rozen. Toen zij hun kamer betraden, lag daar een briefkaart van dr. Welkenlaub. Hij ver wachte Mariene den volgenden ochtend weer bij zich. Toen zij den dag daarop de spreekkamer van dr. Welkenlaub binnen stapte, was zij echter niet weinig verbaasd, na een korte begroeting het verzoek te hooren even aan de schrijftafel te willen plaats nemen. „Ik heb iets met u te bespreken!" begon hij wat geheimzinnig, terwijl hij zichzelf eveneens in een fauteuil liet vallen. Mariene, in een onbestemde vrees, dat haar iets onaangenaams boven het hoofd hing, herinnerde zich plotseling de scherpe terechtwijzing, welke hij haar den dag voor zijn vertrek in verband met een of rndere onhandigheid had toegediend. Zou hij haar ontslaan? Moest hun nu ook dit laatste nog worden ontnomen? „Ik ben uitgenoodigd", zei Welkenlaub plechtig, „om deel te nemen aan een weten schappelijke expeditie naar Centraal Afrika en ik heb besloten daaraan gevolg te geven Ik zal dus binnenkort de tent hier moeten sluiten, zoodat ik van uw diensten helaas niet langer gebruik zal kunnen maken". „Nee natuurlijk niet", zuchtte Mariene en ze moest even haar oogen sluiten om dit nieuwe leed te kunnen verwerken. „Het is zeker wel een zware slag voor u dit baantje te moeten verliezen?" vroeg Wel kenlaub en er lag werkelijk iets van deel neming in zijn stem. „Ik heb een werkloozen man en drie kin deren, dokter!" „Ja, ja, het is geen pretje! Wat is uw man ook weer van beroep?" „Hij is arts!" „Ach ja, dat ls waar, dat hebt u mij des tijds verteld. Enne hm verdient hij niets?" Overstelpt door haar gevoelens, vertelde Mariene hem daarop alles. Zij ondervond het als een weldaad haar hart voor dezen man te kunnen uitstorten. Welkenlaub had zwijgend, maar naar het scheen met groote belangstelling geluisterd. Nu stond hij op en begon met zijn groote, zware stappen de kamer op en neer te dra ven. „Een beroerde geschiedenis, verduiveld onaangenaam! Nou, lk zal zien, wat ik doen kan om u ergens anders onderdak te brengen. Ik ken nog wel een paar collega's en zoo „Het is zoo moeilijk om wat te vinden dokter!" „Niet zoo somber, niet zoo somber! We zullen wel eens zien! Uw adres heb ik, voor het geval ik in de gelegenheid kom u te recommandeeren. Frankfurterstraat welk nummer ook weer?" „Zevenenvijftig". „Prachtig, prachtig! En nu aan het werk! Zijn er nog patiënten?" „Neen, de wachtkamer was op dezen eer sten dag natuurlijk leeg." „Des te beter!" vond Welkenlaub. „Ik heb nog een paar boodschappen in de stad te te doen. Kijkt u intusschen de post even door! Enne als er getelefoneerd mocht worden ik ben tegen den middag terug." Maar dr. Welkenlaub bleek slechts een enkele boodschap te hebben en dat was nog een zeer onverwachte. Hij nam een taxi en liet zich naar de Frankfurterstraat brengen. Het ging er om een plan te verwezen lijken, dat tijdens Marlene's droevig relaas In hem was opgekomen. Nog was het hem zelf niet geheel duidelijk, wat hem er toe bewoog als een goede Genius in het lot van deze belde menschen in te grijpen. Op een of andere wijze had deze dappere jonge vrouw echter zijn sympathie weten te ver werven en bovendien was tijdens haar ver- hrftil dc herinnering aan de schier onover- komenüjke moeilijkheden, waarmee hij zelf als jong medicus te kampen had gehad, in hem wakker geworden. Het duurde eenigen tijd voor Lorenz zich van zijn grenzenlooze verbazing hersteld had. „Dr. Welkenlaub?" stotterde hij. „Wat ver schaft memijn hemel, er is toch niets met mijn vrouw „Nee, nee .waarde collega, maakt u zich niet ongerust! Het doel van mijn bezoek is allerminst van verontrustenden aard, in tegendeel U permitteert, dat ik een stoel neem onze bespreking zal namelijk wel even duren. Ik stoor toch niet?" „In het geheel niet, dokter!" Lorenz schoof voor zijn bezoeker een stoel bij. Zijn handen beefden van opwinding. Dr. Welkenlaub haalde zijn sigarenkoker te voorschijn. „Wilt u mijn merk misschien eens probeeren? Ze zijn wel wat zwaar. „Ik zal er wel niet door van mijn stokje gaan!" lachte Lorenz, terwijl hij met tril lende vingers een sigaar uit den koker grabbelde. „Ziezoo en om nu maar direct in me- dias res te komen: ik zoek een flinken, jongen collega, wien ik met een eenigszins gerust geweten mijn praktijk kan toever trouwen. De zaak is namelijk deze, dat ik aan een expeditie denk deel te nemen, die, naar een voorloopige berekening, minstens drie jaar in beslag zal nemen. Toevallig hoorde ik zoo even van uw vrouw, dat het u moeilijk valt in Berlijn vasten voet te krijgen ik zou zoo zeggen, het kon haast niet mooier .Onze persoonlijke kennisma king bevestigt mijn vermoeden, dat u de man bent. dien ik zoek." Lorenz had zijn sigaar laten uitgaan. Hij zocht naar woorden en dacht intusschen slechts dit eene: Mariene! „Dat zouinderdaadprachtig, voor opgesteld natuurlijk, dat uw voorwaarden - U zult begrijpen, dat ik absoluut zon der eenig kapitaal.." „Maakt u zich daar maar geen zorgen over! Het zou wel heel droevig zijn als ik u nog geld wilde aftroggelen. Zoo schitterend is de praktijk niet, al ben ik er dan van overtuigd, dat het een flinken jongeman als u niet al te moeilijk zal vallen vooruit te komen. Desnoods zal ik ook bereid zijn u althans voorloopig een kleine toelage „Onder geen voorwaarde, dokter! En. hoe denkt mijn vrouw er over?" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5