Ihe J«args::3
De Maastunnelbouw - Indienststelling mij nenlegger Willem Van der Zaan
LESDKH DAGLpL^D
T\7&de &!sd
Hand in hand
met Mariene
FEUILLETON
IN DE WAALHAVEN TE ROTTERDAM is men bezig met het neerlaten van een proef- FOLKLORISTISCH FEEST IN ZURICH.
stuk van de Maastunnel. Men ziet hier het tunnelstuk, dat nog net met den bovenkant Fraaie costuums, uit verschillende kantons wa-
boven water is, tusschen de twee rtcfittorens. ren in den optocht te bewonderen.
HET NIEUWE GEBOUW VAN DE RIJKSVERZEKERINGSBANK
te Amsterdam wordt begin October geopend. De glazenwasschers, die
hun arbeid zijn aangevangen, zijn voorloopig nog niet klaar. Zij hebben
6600 vierk. meter glas voor den boeg.
DE NATION. VEREENIG1NG „HET ZEILEND SCHOOLSCHIP"
heeft 4 Holl. jongens naar Gotenburg gezonden om hen een
reis met het Zweedscne zeilende schoolschip de „Abraham Ryd-
berg" naar Australië ie laten maken. De „Abraham Rydberg".
OP DEN LAATSTEN DAG VAN DE KERIvnSWEEK wordt te
Hoorn de traditioneele lappenmarkt gehouden, welke bekend is
als een der grootste en drukste markten van ons land. Overzicht
van den toren der R.K. kerk.
TE AMSTERDAM WERD DE MIJNENLEGGER „WILLEM VAN DER ZAAN",
OFFICIEEL IN DIENST GESTELD. De commandant en de bemanning brengen,
nadat de vlag op het achterschip is geheschen, een driewerf hoera op
H.M. de Koningin uit
door
HANS HIRTHAMMER.
47)
Mariene knikte en begon onmiddellijk
te rekenen. Vijftig mark? Lieve hemel, vij f-
rnlAvintig moest ze voor de kamer betalen.
Zoolang ze alleen was, zou het misschien
M gaan, maar als Lorenz er ook nog van
Hoest leven
Otto bracht de jas, hing haar over de
leuning van een stoel en vertrok weer.
..Zoo! Aan het werk! Roept u den vol
lenden patiënt maar binnen!"
Magda nam haastig afscheid. „Op den
hoek van de Potsdammerstraat is een
automatisch restaurant. Daar zal ik op u
wachtenSterkte, mevrouw Burmester!"
Mariene zou haar het liefst achterna zijn
Seloopen, zoo onbehaaglijk voelde zij zich
'u haar nieuwen werkkring, maar zij kreeg
leen tijd om daar lang over na te denken.
Met den vasten wil door den zuren appel
"een te bijten, liep ze naar de deur van de
"tohtkamer. „Wie volgt?"
Twee mannen stonden tegelijk op en wil
den naai' binnen dringen.
„Hoort u bij elkaar?" vroeg Mariene.
„Ach, wat, ik ken dien meneer niet eens,
"Har ik was het eerst."
„Dan moet u wachten tot u aan de beurt
bent!" zei Mariene tot den anderen man.
De jas was haar te lang en bovendien vrij
vuil. Zij voelde zich zeldzaam ongelukkig
„Een brutaliteit!" .schreeuwde de tweede
patiënt. „Ik wacht al veel langer. Als hier
behoorlijk volgnummers werden gegeven,
dan zouden dergelijke bedriegerijen niet
voorkomen."
„Bedriegerijen? U wilt zeker wel een
beetje voorzichtiger zijn met uw uitdruk
kingen! Als ik zeg, dat ik hier eerder was
dan u
Op dit oogenblik kwam Welkenlaub
aanstuiven. „Verdraaid nog an toe!" En
reeds had hij den dichtstbij staande bij den
arm gepakt, in de kamer getrokken en de
deur achter zich dicht gesmeten. „Als u
niet wat energieker optreedt, juffrouw
Bergmeister, krijgen we nog moord en
doodslag in de wachtkamer!"
Ze gaf het op hem nog eens haar naam
te noemen, maar zij klemde haar lippen
vastberaden op elkaar. Vasthouden, Mar
iene
„Gaat u zitten!" snauwde Welkenlaub
den patiënt toe, die nu plotseling als een
lam was geworden. „Uw naam?"
„Wilhelm Glasinowski
„Fonds?"
„Districts-Ziekenfonds".
„De kaart, juffrouw Bergstein! Links op
het kleine schrijfbureau! Gaat u zitten en
teekent u even aan voor vandaag!"
Mariene nam plaats op de punt van den
stoel en slaakte een zucht van verlichting,
toen zij de kaart in het uitgebreide systeem
had gevonden.
En het ging. Zij leefde zich in in haar
werkzaamheden, trachtte zich voor te stel
len, dat zij in de spreekkamer van haar
man zat en dat de medicus, die daar den
patiënt onderzocht, Lorenz was.
De telefoon rinkelde en moest bediend
worden.
Een armwond moest opnieuw worden
verbonden. Mariene zag deze, maar zij
kneep haar lippen opeen en assisteerde.
Een vrouw viel tijdens het onderzoek in
onmacht. Mariene deed zoo goed mogelijk
hetgeen van haar verlangd werd en oogstte
daarmee een waardeerenden blik van haar
werkgever.
Van dat oogenblik af ging alles even ge
makkelijk. Het was fijn. Het was heerlijk.
En plotseling was haar dagtaak geëin
digd. Toen Mariene bezig was haar handen
te wasschen, trad dr. Welkenlaub op haar
toe. „Nou, dat ging goed, wat?" En hij lachte
over zijn heele gezicht. Inderdaad, dr.
Welkenlaub lachte.
„Bent u tevreden over me?"
„Voor het begin nog zoo kwaad niet
werkelijk nog zoo kwaad niet. Een beetje
plankenkoorts gehad zeker, wat? Ik ben
een beetje grof, dat weet ik maar niets
van aantrekken. We zullen het samen wel
vinden, denk ik, niet?"
„Stellig! Ik ben heel blij, dat u er zoo
over denkt!"
„Prachtig! Nou, morgenochtend om ne
gen uur! Goeden avond!"
„Goeden avond, dokter!"
Welkenlaub verdween met zijn fladderen
de jas in zijn privé vertrekken.
In de wachtkamer stiet Mariene op Otto,
die, op haar knieën kruipend, den vloer
veegde.
„Goeden avond!" z i Mariene, in het
voorbij gaan.
„Avondbromde Otto, zonder naar haar
om te zien.
Magda wachtte met ongeduld en verre
van gerust op haar vriendin. Zij had al een
paar troostrijke zinnen bedacht, ach ja, het
was misschien ook wel wat te zwaar voor
dat zwakke vrouwtje, zij zou probeeren
een andere oplossing te vinden.
Maar toen dan eindelijk Mariene op haar
toetrad, tamelijk vermoeid weliswaar, maar
desondanks met vlugge, veerkrachtige
schreden, meende Magda haar oogen niet
te kunnen gelooven.
Dat was Immers een heel ander mensch,
een volkomen nieuwe Mariene, een „jonge
vrouw uit Berlijn" om zoo te zeggen en
haar bewegingen waren daarmede geheel
in overeenstemming. Haar verlegenheid
had plaats gemaakt voor iets resoluuts,
voor een zelfvertrouwen, dat haar vroeger
vreemd was geweest.
„Maar mevrouw Burmester!" zei ze ver
rast, ,.u ziet er uit, of u van plan bent op
slag heel Berlijn te veroveren."
„Ja?" lachte Mariene, terwijl zij haar
mantel los knoopte en met een koket ge
baar haar kapsel in orde bracht. „Het ging
utstekend. Maar nu heb ik een honger als
een paard. Zullen we wat eten?"
„Geen slecht idéé!" vond Magda. „En
vanavond gaan we dan ergens heen, waar
het mooi is."
De zaak marcheerde vlot. Van den eer
sten dag af had Dorothy bij verschillende
kennissen bezoeken afgelegd en daarbij
voor den jongen dr. Burmester danig de
groote trom geroerd. Een uitmuntende arts,
auteur van vele wetenschappelijke werken.
- Nu Ja, men had elkaar na Dorothy's
vertrek wel een veel beteekenend knip
oogje gegeven (of daar vandaag of mor
gen niet een verloving te verwachten
was?), maar daar waren dan toch tante
Lieze, die over haar huisdokter al lang niet
meer tevreden was en de oude heer Wilms,
die sinds onheugelijke tijden met zijn nie
ren sukkelde en nog tal van andere men-
schen, die elkaar op dr. Burmester's
spreekuur ontmoetten, deels uit nieuwsgie
righeid, voor een ander deel, „omdat men
het allicht eens met een anderen dokter
kon probeeren".
Het leeeuwenaandeel in dr. Burmester's
succes leverde tante Lieze. die zich reeds
den eersten den besten middag had laten
aandienen. Zij was in de geheele buurt
onder den naam van „tante Lieze" bekend,
maar niemand zou hebben kunnen zeggen
wiens tante ze in werkelijkheid was.
In ieder geval was tante Lieze buiten
gewoon enthousiast over dit eerste con
sult en zij maakte daar tegenover nie
mand een geheim van. „Ik kan u zeggen:
een voortreffelijke dokter! Zoo buitenge
woon innemend en daarbij een kennis,
waar je versteld van staat! Stelt u voor,
zijn diagnose was onmiddellijk treffend
juist en hij garandeerde me een volkomen
herstel binnen eenige weken. Reeds nu
voel ik mij merkbaar beter en als ik dan
bedenk, dat die oude dr. Siebenthal mij al
bijna vier jaar behandelde, zonder dat ik
ooit eenigen vooruitgang heb kunnen be
speuren. Werkelijk, mijn waarde, dien dr.
Burmester kan ik u aanbevelen Dien moet
u bepaald eens consulteeren!"
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).