Vier dooden bij botsing tusschen trein en auto - Oranjefeest op Marken
Hand in hand
met Mariene
80ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON
DE VERSCHRIKKELIJKE BOTSING TUSSCHEN TREIN EN AUTO Th
HOUTEN. Do overblijfselen van de vrachtauto. Vier personen werden
gedood en twee ernstig gewond.
HET NIEUWSTE WONDER VAN KWEEKKUNST is een theerooskleurige, groot-
bloemige Begonia, welke door de firma D. Baardse Dzn., te Aalsmeer is gekweekt en
die genoemd is naar Prinses Irene. Door de K.N.M. v. Tulnb. en Plantkunde werd de
gouden medaille en bij hooge uitzondering direct hel getuigschrift le kl. toegekend.
GISTERMIDDAG HEEFT BURGEMEESTER DR. W. DE VLUGT de tentoonstel
ling „Kleurenpracht III" te Amsterdam geopend. Tijdens den rondgang. Rechts de heer
Dudok van Heel, midden de burgemeester en links de he er Posthumus Meyes.
EERST GISTEREN
VIERDE MARKEN DE
GEBOORTE VAN
PRINSES IRENE,
DAAR TOEN PAS
ALLE VISSCHERS
THUIS WAREN.
RONDEDANS OM HET
MARKER ORKEST.
HET BANKGEBOUW AlAN DE HEERENGRACHT TE AMSTERDAM
van de firma Mendelssohn en Co., die gisteren surseance
van betaling heeft aangevraagd.
DE HOLLAND-WEEK De wedstrijden op de
Loosdrechtsche plassen. De intern, starklasse tij
dens de windstilte. V.l.n.r. „Bern" van A, L. J.
Maas, „Loosdrecht" van mr. E. Stutterheim en
„Bellatrix" van luit. t. zee B Braat.
LUCHTBESCHERMING TE LONDEN De groote
verduisteringsproef in Z.O. Engeland. Een groote
watertank te Londen, voor de hulpbrandweer,
wordt volgespoten.
door
HANS HIRTHAMMER.
(68
•iaat ik u eens een goeden raad mogen
leven, mevrouw Burmester", zei Magda.
terwijl zij met een vertrouwelijk gebaar
tiaar hand op Marlene's arm legde. „U
Moet eens probeeren u geheel vrij te ma
ken van die gedachte. U moet ophouden
op uw man te wachten en u voorloopig
tevreden stellen met de wetenschap, dat u
in dezelfde stad woont, waarin ook hij ver-
Wijf houdt. U weet, dat hij in uw nabijheid
is en dat hij u zal weten te vinden, zocdra
hij u noodig heeft. Wat zoudt u er van
zeggen, als u zichzelf eens een taak op
legde?"
„Een taak?"
„Ja, door een of andere bezigheid te zoeken
en op eigen boenen te loeren te staan. Het
zou immers kunnen zijn, nietwaar, dat uw
man schipbreuk lijdt. Zou het dan niet
heerlijk zijn, als u hem zoudt kunnen ver-
tellendal hij zich geen zorgen behoeft te
kinken? Dat hij een poosje zou kunnen
uitrusten bij u? Dat zou voor u zelf ook
«oei goed zijn. Men kan in werken zooveel
koost en voldoening vinden, geloof me!"
Tot haar blijdschap bemerkte ze, dat
haar woorden indruk maakten op Mariene.
Het angstige en moedelooze verdween uit
haar gelaat en zij keek haar bezoekster1 ge
ïnteresseerd aan. ,,Ja, dat zou heel mooi
zijn. Maar ik kan helaas niets. Ik heb
nooit iets geleerd. O, ik heb vroeger wel
eens aan de mogelijkheid gedacht, maar
waarmee zou ik mijn brood moeten verdie
nen? Als winkeljuffrouw of iets dergelijks
neen, dat zou ik niet kunnen".
„Dat is ook niet noodig, mevrouwtje!
Laat eens kij ken, wat hebben we al zoo voor
beroepen? Hoe staat het met borduren
of ander kunstnaaldwerk?"
Mariene haalde teleurgesteld haar schou
ders op. „Daarin gaan mijn talenten ook
niet verder dan voor huiselijk gebruik".
„Hm! Maar als uw man dokter Is,
zoudt u dan niet als assistente van een of
anderen medicus kunnen optreden? In die
omgeving voelt u zich toch thuis en die
paar noodzakelijke handgrepen zult u zich
zeker spoedig eigen maken. Nu. wat denkt
u daarvan?"
„Als assistente? Ja, maar bestaat er dan
zoo Iets?"
„Maar natuurlijk! Tal van doktoren met
een beetje drukke praktijk nemen als hulp
voor het spreekuur een dame, voornamelijk
voor de administratie, het bijhouden van
de fondskaarten enzoovoort!"
„O, mevrouw Helling, dat alles kan ik.
Van het begin af ben ik altijd van plan ge
weest mijn man te helpen. Het is alleen.,
nooit noodig geweest"
„Nou. ziet u wel, daar hebben we dan al
iets. Wij zullen zoo gauw mogelijk eens kij
ken, of we wat kunne'1 vinden, dat wil zeg
gen, als u er tenminste werkelijk toe kunt
besluiten. Denkt u er eerst nog maar eens
goed over na!"
„Daar behoef ik niet meer over na te
denken, mevrouw Helling! Ik ben veel te
blij, dat u mij deze mogelijkheid onder het
oog hebt gebracht. Alleen vrees ik, dat het
nog zoo eenvoudig zal zijn een dergelijk
baantje te vinden".
„Dat weet ik nog niet. Ik kan u weliswaar
nog geen definitieve toezegging doen, maar
de mogelijkheid lijkt me toch niet uitgeslo
ten, dat ik mijn bemiddeling zou kunnen
verleenen".
„Mijn hemel, mevrouw Helling, nu kent
u mij toch pas een paar uur en
„Laten wij daar niet over praten! Het
komt er tenslotte niet op aan hoe lang men
elkaar kent. maar hoegoed men elkaar
kent. Ik heb een vrij uitgebreiden kennis
senkring. dames, die sinds jaar en dag bij
mij in- en uitloopen, die mij als haar in
tiemste vriendin beschouwen en met haar
meer of minder onnoozele geheimen bij mij
aankloppen en toch was ik altijd alleen.
Tot vandaag!" voegde zij er met een
fijn lachje aan toe. „Want ik hoop werke
lijk, dat deze eerste ontmoeting slechts een
begin is, het begin van een even langdurige
als prettige verstandhouding."
„U zou mij geen grooter genoegen kun
nen doen".
„Fijn! Dan zou ik willen beginnen met u
te vragen morgen met den jongen bij mij
te komen, net zoo ongedwongen, als ik
vandaag bij u ben komen binnenvallen. Ik
woon weliswaar een heel eind van hier, in
Friedenau, maar mijn kennissen zeggen,
dat ik een heel aardig huis heb. Als u dat
morgen bevestigt, zal ik het eindelijk ge-
woven. Misschien kunt u al tegen een uur
of een bij mij zijn, dan kunnen wij geza
menlijk het middagmaal gebruiken"
„Ach, mevrouw Helling
„Dat wil dus zeggen, dat ik op u mag re
kenen! Ik verheug mij er al bij voorbaat op
en ik hoop, dat het u bij mij zoo goed zal
bevallen, dat u mij dagelijks komt opzoe
ken. Zoo u ziet zuiver egoïsme!"
Zij gaf Mariene haar kaartje. „Hier hebt
u mijn adres en nu moet ik u helaas ver
laten. Het is geen phrase, als ik u zeg, dat
ik het buitengewoon prettig vond met u
kennis te mogen maken".
Mariene bleef nog lang zoo zitten, als in
een herinnering aan een mooien droom.
Nog zag zij de gestalte van de jonge vrouw
levendig voor zich en zij leek haar ver
trouwd als een zuster. Nog scheen de ka
mer vervuld van den warmen klank van
haar stem.
Het kwam haar voor, alsof de tijd, waarin
zij zich zoo moedeloos had gevoeld en bang
was geweest voor deze stad, reeds ver ach
ter haar lag.
Het leven had zijn poorten voor har.r ge
opend.
„Maak toch geen gekheid! Waarom zou
dat niet gaan? Doe me een genoegen, Lo-
renz en blijf! Een paar dagen tenminste,
of laten we zeggen een week!"
„Maar beste kerel ik kan mijn werk
toch niet eenvoudig in den steek laten. Ik
maak mijzelf er nu al verwijt van. dat ik
vanmiddag verzuimd heb".
„Een oogenblik daar schiet me juist
wat te binnen. Wil je me een paar minuten
excuseeren?"
Lorenz keek zijn vriend na, toen deze om
de tafel heen het huis in snelde. Stomp! Hij
was in alle opzichten dezelfde gebleven.
Vroolijk en onbezorgd het leven genietend,
maar daarbij toch een goede kameraadl
Het viel Lorenz niet gemakkelijk de ver
leidelijke uitnoodiging van de hand te wij
zen. Hij was uitgehongerd van den langdu-
rigen strijd en deze paar uren in een, hem
van vroeger zoo vertrouwde omgeving de
den hem zijn armzalig bestaan weer zwaar
der dan ooit gevoelen. Onwillekeurig kwam
hij tot een vergelijking. Daar de benauwde
atmosfeer van het Josefheim, de duistere
figuren van al die maatschappelijk gedege
nereerden hier het comfort der bescha
ving, goede sigaretten, een uitgelezen wijn
en geestrijke gesprekken! Dat was zijn we
reld, de wereld, die hij zich opnieuw wilde
veroveren.
Had Stomp eigenlijk niet gelijk? Was het
dan werkelijk zoo erg, als hij een paar da
gen hier bleef?
Ach, dat kon men hem nu eenmaal niet
aan zijn versland brengen. Desertie betee-
kende het, anders niet. En deserteeren, dat
was wel het lafste wat je kon doen.
Maar het was toch eigenlijk slechts
een kort verlof, dat hij zich wilde vergun
nen! Ja, ja, alles goed en wel maar iemand
die in de voorste linie vocht waar he1 om
een beslissing ging, nam geen verlof
Midden in dezen innerlijken tweestrijd
keerde Arno terug. Zijn gezicht was een
grijnslach. ..Zoo, Lorenz, dat is alweer voor
elkaar!" Hij wreef vergenoegd zijn handen
en liet zich weer in zijn stoel vallen „En
ben je intusschen al tot een besluii geko
men?"
„Ja, Stompje. Over een uur zal ik je gast
vrije woning moeten verlaten. Maak het
mij alsjeblieft niet zoo moeilijk!"
iNadruk verboden). (Wordt vervolgd).