T
Zaterdag 12 Augustus 1939
No. 24
e avonturen van de „drie G-men"
Isie Jaargang
Hoe de spookhistorie afliep
Goede raad was duur
1
H
T
E
N
E
A
V
l
S
K
K
L
D
A
SA
N
E
E
SJ
S
D
E
E
R
A/
3
N
0
a
(Slot).
.Wel, verdikkeme!" barstte Willem los,
ik mij niet vergis hebben we daar Arie,
ouden, blinden bedelaar van het Kerk-
Maar kijk, hij is oud noch blind. Zijn
bied waardige leeftijd en zijn gebreken
en daar op tafel. Mannen, mag ik jullie
rstellen het gevreesde spook! Zeg vent,
voer jij hier uit?"
drommel zal jullie halen!" antwoord
de man grimmig. „Kommen jullie mij
midden in mijn werk storen?"
Steek nou maar eerst je kaars weer aan,
zullen wij jouw werkzaamheden nader
oogenschouw nemen. Gauw wat. zeg ik
man, anders neem ik je bij de kladden".
Hem kwam bij deze woorden kalm de ka-
binnen en ging vlak voor Arie staan,
drie jongens volgden hem schroomval-
Ofschoon zij nu niet meer voor een
ik bang waren, vonden zij de onderne-
ïg toch nog steeds ietwat gewaagd. Padje
nu de moedigste. Hij kwam naast Wil-
staan, zijn wapen gereed voor het ge
lik De man gehoorzaamde mopperend
het bevel. Bij het schijnsel der kaars
iden de ongewenste bezoekers de kamer
overzien. Maar er was niet veel op
merken. De tafel bij het raam, een wan-
stoel, een houten kist en een soort
dbed met een gelapte wollen deken, dat
alles. Toen Willem alles goed in ogen-
ouw genomen had, zei hij tot den have-
bedelaar:
Zo. Arie, heb je hier je domicilie opge
ien en speel je voor spook?"
Ik speel niet voor spook, maar logeer al-
Js nachts hier. Wat de stomme mensen
öven, moeten ze zelf weten. Ik heb er
noch deel aan".
Maar je profiteert er van, want je woont
wel niet geriefelijk, maar erg goed-
En je blindemannetje spelen is ook
Irog. Maar dat is nou afgelopen, begrijp
Raap je spullen bij mekaar en ga mee!"
Waarheen?" vroeg de kerel nors.
Naar het politiebureau".
Nee. Willem, asjeblieft niet naar de po
lk wil niets met de politie te doen
>ben".
Dat geloof ik graag. Maar hoe weet je
naam? Ken je mij?"
Of ik je ken! Je bent immers de mees
knecht in de garage van Holte, hier te-
iover. En den jongen heer daar, den dik
ken ik ook. Hij heeft me wel eens
Zondags een halven stuiver gegeven, als-
met zijn vader ter kerke ging".
Als ik geweten had. dat jij een bedrie-
was, had ik je zeker niets gegeven!"
tekerde Padje.
Dat begrijp ik, jongeheer. Het is maar
dat de mensen niet alles weten, ziet
anders werden ze slecht en hardvoch-
grijnsde de bedelaar.
Nou. maar nu weten we het, en er is een
aan. Vooruit, mars! Pak op je rom
en ga mee, of moet ik je met geweld
wiemen?" Willem kwam nog een stap
'er en strekte zijn gespierde arm uit.
Nee toch, meneer Willem, die schande
mij niet aandoen. Ik heb nog nooit in
de nor gezeten. Laat me lopen. Ik zal ver
dwijnen en geen mens zal meer last van me
hebben. Wat heb ik dan voor kwaad ge
daan? Alleen maar gebedeld".
„Ja, maar als een oud, blind mannetje,
en je bent gezond en sterk genoeg om te
werken".
„Werken? Weet jij werk voor mij? Nee
hoor, ik verdien liever mijn brood eerlijk."
„Wat jij eerlijk noemt! Niets ervan, je
gaat mee!"
„Nee toch, meneer Willem, beste meneer
Willem! Jongeheren, spreken jullie een
goed woord voor mij".
„Zeg vent", riep Willem, „wat voer jij
hier uit?"
Gerrit Sherlock herinnerde zich, dat zijn
ideaal. Sherlock Holmes ook de misdadi
gers, die hij gesnapt had. meestal vrij liet.
als ze beterschap beloofden en ook Padje
en de Kever, blij dat het avontuur zo goed
afgelopen was, bleken niet hardvochtig
„Toe, Willem, laat hem gaan, als hij be
looft een beter leven te beginnen", onder
steunde de Kever de bede van den bede
laar. „Tenslotte heeft hij geen mens" kwaad
gedaan, en de politie zou ook niet weten
wat ze met hem beginnen moest".
„Dank u wel, jongeheer! U hebt een goed
hartje voor een armen man", zei de kerel,
terwijl hij al vast de centen en dubbeltjes
opstreek, pruik, baard en groene kap op
rolde en in een papier wikkelde.
„Nou, vooruit dan maar!" sprak Willem
aarzelend. „Maar denk er om. als ik je weer
als blindemannetje zie bedelen, of als het
nog langer hier spookt, dan geef ik jou een
pak slaag, dat je niet meer lopen kunt en
breng je naar het bureau!"
„Ik zal het onthouden, meneer Willem!
Jj
1
1
X
Wie
helpt den
werkma
n, de
uitzoeken?
Een werkman moet bovenstaande vijf
latten, als reclame voor een gaarkeuken,
naast elkaar in de grond plaatsen. Er zal
dan een bekend Nederlands spreekwoord
worden gevormd. Hij heeft de vijf latten
in ontvangst genomen, in een bundel
samengebonden en naar de plaats van be
stemming gebracht. Maar hij heeft verge
ten, ze in de juiste volgorde te nummeren
en is ook het spreekwoord vergeten.
Nu liggen ze naast elkander in verkeerde
volgorde op de grond en hij staat er bij en
weet geen raad. Wie van jullie kan hem
helpen en de latten in de juiste volgorde
plaatsen
Het gevraagde spreekwoord luidt: „Het
zijn niet allen koks, die lange messen dra
gen". De volgorde van de latten is dus: 2,
5, 4, 1, 3. Kijk zelf maar
Zeker, ik zal u uit de weg gaan. Enne
mag ik mij nu verwijderen?"
„Ga je gang, kerel. En denk er om. ik heb
je gewaarschuwd!" En zich tot de drie G-
men wendend, zei hij:
„Wij hebben nou hier ook niets meer te
doen. Moeder zal met de thee op jullie
wachten, en ik heb trek in een potje bier.
En nou weten jullie meteen, wat spoken
zijn, jullie bijgelovige ezels".
De volgende morgen was het spookhuis
leeg. De G-men oogstten de roem. dat zij
het spook verdreven hadden. Arie was voor
goed uit de stad vertrokken. Of hij zijn spel
nu elders speelt, weten wij niet.
M. E. L. HEKTOR-