RAADSELS ANEKDOTEN iel rkt. Ze denkt maar aan niets anders I 1 aan „de hulshouding"; wat zullen we tns eten? moeten er nog luiers gewas- si hebben we wel maaswol in huls? zal ik de aardappels schillen? Iedere avond it doodmoe maar niet slapjes hoor! Ze :t, t echt flink en sterk door al dat zor- 1 Maar.»., de week schiet hard op. Al b gauw zal het Augustus zijn! de dokter komt, schudt hij het hoofd, ch ill hij Moeder's pols voelt. „Uzieter niet en ;st uit", zegt hij. „Kuntu niet een paar n n helemaal rust houden?" Wat Moeder et oordt, kan Greet niet verstaan, want i t alleen in de serre. Maar wel hoort ze er's stem brommen: „Jammer, èrg jam ei m eet wil niet hebben, dat Moeder i aft". Ze schudt de stoelkussens op. r gt een bankje voor de voeten en geeft Ier het mandje met de erwtjes in haar a ot. En later schenkt ze koffie en komt et elf bijzitten met de aardappels. leuze-gezellig, zo met je tweeën huis- iw!" zegt Greet „Als ik groot ben.... ei :c, ik wou verpleegster worden!" oeder glimlacht en zucht eens. Ze denkt angst aan de komende week, als Greet ie is en ze alles weer alleen moet doen. 2: zal ze dat ooit kunnen ito Greet denkt er ook aan. De logeer- bij Roosje is nu vlak bij en tóch lijkt vaag en heel ver, net een droom g et praat druk, om er maar niet teveel a te denken! Ze weet niet, hoe het V! J moet iedere middag rusten" zegt Greet tns „dan zult u eens zien, hoe gauw u ;t r flink wordt!" a, ja" zegt Moeder. Maar geen van bei kan het gelooven II Is Greet 's avonds in bed ligt, komt de n achte tóch weer! Die ellendige gedach- d het kan niet. Moeder wordt niet ir, je moet je vacantie opgeven. Je :t thuisblijven". „j ie gedachte is er opeens, zó duidelijk, of and het tegen haar gezegd heeft. Greet e. uift haar niet meer weg. Ze denkt er g over na. De beelden in haar hersens j, solen elkaar af: nu eens Roosje met r blonde vlechten en lachend gezicht, tuin, de jonge eendjes; en dan weer het intje hier: het zorgen voor Moeder, Ier en Wiesje. Ze kan niet besluiten. ar opeens valt haar oog op de padvin- swet, die boven haar bed hangt, en padvindster is veel voor thuis. !en padvindster draagt teleurstellingen a t opgewektheid j 'reet kent de wet allang uit haar hoofd, ar ze heeft eigenlijk nooit geweten, hoe eilijk het zijn kan. de wet te vervullen. Tóch moet het!" denkt Greet. En als rr besluit eenmaal genomen is, valt het t zó zwaar meer, het uit te voeren, 'lug springt Greet uit bed, knipt het it aan en pakt papier en inkt voor een j ef aan haar vriendin. s grote teleurstelling. i] lozemarie heeft vreselijke ruzie met de e ïgens! Het loopt de spuigaten uit, zooals i e plagen! Nu hebben ze weer haar e luwste, mooiste bibliotheekboek verstopt omdat ze haar eigen plekje, waar ze met Greet gaat zitten volgende week, niet wil verraden. En juist, als ze er alles om afge zocht heeft, ziet ze Wim op de fiets weg stuiven, met het boek ondeugend-plagend in zijn hand omhoog. Roosje is razend-nijdigl Ze loopt rond met een gezicht als een oorworm en eerst de brief van Greet, die Moeder haar over tafel toeschuift, brengt haar weer een klein beetje in haar humeur. „Fijn, dank u!" zegt Roosje en ze rent de tuin in om stilletjes op haar gemak de brief te lezen. Heel achter in de tuin is een klein, oud, schuurtje, dat nooit meer ge bruikt wordt. Het struikgewas groeit er wild omheen. En daartussen is een holletje, waar Roosje inkruipt. Ze komt terecht ach ter het schuurtje en daar ligt een trapje van stenen. Vlug klimt ze erop, trekt zich aan het lage dak omhoog en zit op haar eigen plekje. Op het dak van het schuurtje is nauwe lijks plaats voor twee kleine persoontjes. Een vlierboom groeit er helemaal overheen. „Gezellig en geheimzinnig", vindt Roze- marie. Ze scheurt de envelop open en leest: Lieve Roosje, Je zult wel even schrikken, als je deze brief leest. Ik moet je schrijven, dat ik niet komen kan. Het is wél erg naar, Roosje, maar het kan niet Moeder kreeg eerst hoofdpijn en werd toen ziek en nu is Moeder nog zo moe en zo bleek. Ik moet thuisblijven en voor Vader en Wiesje zor gen. Ik vond het eerst vreselijk, maar nu niet meer. Denk nu niet, dat ik het niet heerlijk en dol bij je zou vinden, maar Moeder kan me niet missen, dus het moet. En ik vind ook eigenlijk, dat ik geen goede padvindster ben, als ik er zo erg verdrietig om ben. Ik hoop, dat Je het niet prekerig van me vindt, dat ik dit schrijf. Ik hoop ook maar, dat Je een erg fijne tijd hebt bij jullie buiten en toch nog in de kano mag. Ik denk ook wel niet, dat je bij ons kunt komen, want Moeder zal nog wel niet gauw beter wor den. Nu Roosje, ik moet ophouden, want het is midden in de nacht. Schrijf je me gauw, dat je niet boos bent? Dag, dag, dag, dag! Een dikke, hele dikke zoen voor jou va" Greet. Als Rozemarie de brief uit heeft, blijft ze een ogenblik doodstil zitten, dan leest ze hem nogeens over. Ja, het staat er heus: „dat ik niet komen kan" en verder: „ik denk ook wel niet, dat je bij ons kunt komen". O, wat is dat èrg! Boze oproerige tranen springen haar in de ogen! Géén Greet, géén gezellige logeerpartijen, alleen twee plagerige jongens om je heen! „Bah!" is haar eerste gedachte. Maar de tweede is: „Wat houdt Greet zich flink!" En dan denkt Roosje even aan de pad- vindsterswet, die ook boven haar bed hangt. En ze veegt verwoed haar ogen af en stopt de brief tussen haar bloesje. „Roos! Ro-oos!" (Wordt vervolgd). voor allen om uit te kiezen: de groteren vier; de kleine ren drie goede oplossingen. Inzenden naar Bureau Leidsch Dagblad, of naar Wasstraat 5. Tot Dinsdagmorgen 9 uur. I. Ingezonden door Nelly Stouten. Mijn geheel noemt een huishoudelijk voor werp van 7 letters. Mijn eerste deel is een voedzame drank van 4 letters; mijn tweede deel dient om mijn eerste in te bergen. n. Ingezonden door Henny van Driel. Welk spreekwoord staat hier? W.h.t t Ih.ït t ..t. m. Ingezonden door Corrie Bakker. Mijn geheel van 11 letters is geen mooie naam. Flinke kinderen zorgen wel, dat ze daarmee niet genoemd worden. Aan vlijtigen bevalt het niet, 1, 2, 3 te zijn. Aan de hemel ziet men dikwijls een 4, 5, 6, 7. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 is een soort bevel, dat vaak op school gegeven wordt. 8, 9, 10, 11 is een vogel. IV. Ingezonden door Truus Nievaart. Een sterke, onverschrokken leeuw, En dan een kleine, schuwe meeuw, Die belden tellen met elkaar, Juist twaalf honderd vijftig jaar. Hoe rijmt ge dat te zaam? V. Ingezonden door Wout van Heel. Mijn geheel is een plaats in Noord-Bra- baht van 9 letters. 4, 8, 9 is een boom; 5, 6, 3, 4 een huisdier; 7,1, 9 een ondiep meertje; 7, 2, 9 een deel van een vis. VI. Ingezonden door Lydi Boon. Hoeveel boterhammen kan men van een heel brood snijden? VII. Ingezonden Leny Mora.. Verborgen plaatsnamen. 1. Wil jij een snee krentenbrood, Jan? 2. Wat een grote passen neemt die man! 3. Het been van Jan zwol lelijk op. 4. Ik wou graag een vel papier hebben. 5. Ga je mee naar het bos, Ko, op de fiets? vin. Ingezonden door Zusjes Glasbergen. Wat is het einde van zon, maan en sterren? Ingezonden door Joop Schouten. Onderwijzer (tot klein meisjes): „Mini, kun je mij zeggen, hoeveel 2 en 2 is?" Mini zwijgt. Onderwijzer: „Denk eens aan het paard van je Vader, hoeveel poten heeft dat?" Mini: „Wel, 2 voor- en 2 achterpoten, mijnheer!" Ingezonden door Aukje van der Walle. Een dame hield een collecte. Zij hield het zakje een rijken gierigaard voor, die bars zei: „Ik heb niets". „Neemt u er dan wat uit", zei de dame, „ik collecteer juist voor mensen, die niets hebben". Ingezonden door Jan Spijker. Veldwachter: „Zeg, automobilist, hier mag u niet stilstaan met die wagen: rijd op!" Automobilist: „Zeg dat tegen die kar, maar niet tegen mij. Denk je, dat ik ook niet liever wil rijden dan stilstaan 1" Ze neemt Wiesje op schoot om haar te 6ussen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 21