80ste Jaargang Vrijdag 14 Juli 1939 No. 20
De avonturen van de „drie G-men"
In de kersenbongerd
Een „retiarius" in het vet
(Slot)
In dén beginne waren de G-men en het
meisje veel te druk bezig hun monden met
kersen te vullen, om aan iets anders te
denken; maar zodra de eerste begeerte ge
stild was, werden ze weer overmoed1 g.
Padje begon Caro te plagen, door hem met
kersepitten te gooien, en toen de hond dit
straal-negeerde. het geluid van een kwaden
kater te imiteeren, een kunst waarin hij
zich in de auto danig geoefend had.
Nu zat hij schrijlings op een zwiepende
tak, wipte op en neer en floot als een lijster.
Zijn zuster en Padje, in de andere boom,
beloonden deze prestatie, door kersepitten
op hem af te schieten. Hij trok zich echter
van dit snelvuur niets aan, totdat een wel
gemikt projectiel zijn oog raakte met vol
doende kracht om pijn te veroorzaken. Het
was een noodlottige reflexbeweging, toen hij
de tak losliet en naar het geraakte li
chaamsdeel greep, want daardoor werd het
labiele evenwicht, waarin hij zweefde, ver
stoord. Er klonk een kreet, gevolgd door het
kraken van brekende takken, en toen stortte
Sherlock, vergezeld van een regen van ker
sen, naar omlaag.
Dodelijk verschrikt keken de anderen
naar de gymnastische toeren van hun mak
ker, die al vallende nog trachtte een tak
te grijpen, maar tenslotte veilig in het on
derste gedeelte van het net belandde, waar
hij door zijn krampachtige pogingen, zich
los te worstelen, steeds meer in de mazen
verstrikt raakte. De Kever, dien hij bij zijn
val rakelings gepasseerd had. was met stom
heid geslagen en had moeite zelf In even
wicht te blijven. Hij was voorlopig niet in
staat een vinger uit te steken om den ge
hangene te helpen. Zijn zuster echter, de
resolute Els, was, zodra zij de toestand be
grepen had, zonder van de ladder gebruik
te maken, van de onderste tak afgespron
gen en had ongedeerd de grond bereikt. Ook
Padje stond een ogenblik later op het gras
veld, en beiden haastten zich nu naar de
ladder waar Caro woedend stond te blaffen.
Vlug klom het meisje de ladder op. Padje
wilde haar volgen, maar de hond begreep
zijn bedoeling blijkbaar verkeerd. Nauwelijks
had de dikke jongen de tweede sport bereikt
toen de nijdige hond zijn scherpe tanden in
het bolstaande achterdeel van zijn broek
zette. Er volgde een woeste worsteling tus
sen mens en dier. Padje trok zich met in
spanning van zijn gespierde armen op, om
uit het bereik van de tanden te komen;
maar Caro hield vast en zette zijn beste
beentje voor om hem omlaag te trekken.
En zoals het in zulke gevallen meestal gaat,
het gelag moest de onschuldige broek be
talen. Een felle ruk en Padie was vrij en
klom met de rapheid van een eekhoorntje
vijf sporten hooger op. terwijl Caro vrolijk
blaffend met een (ange lap uit Padjes broek
als met een trofee' over het grasveld raasde.
Gelukkig verschenen op dit ogenblik de
beide mannen, gealarmeerd door het ge
schreeuw en het? geblaf, op het slagveld.
„Bel, al z'ii léve!" lachte de boer. „dó's
me ók 'n spul! Doar hangt me dieë dikkerd
aon de leèr met 'n halve boks oan, en dieë
dunne ligt me doar as 'n vis in de fuik te
spartele!"
„Roep Caro en neem hem de lap af!
Die moet gauw weer in de broek gezet wor
den", ried de heer Holte. „Wij zullen Intus
sen Gerrit losmaken".
„Goed, mar pas op da ge 't nie kepot
moakt! Hier, Caro, apport,!"
Het was geen gemakkelijk karwei, den
jongen uit het net te bevrijden, maar Els
wist met haar slanke vingers de mazen han
dig te ontwarren, en de Kever, die nu ein
delijk het evenwicht naar lichaam en ziel
herwonnen had, hielp haar met meer kracht
en bekwaamheid dan men van hem ver
wacht had. Sherlock slaakte een diepe
zucht, toen hij een paar minuten later weer
op de vaste grond stond maar toen zijn oog
op de vele kersen viel die rondom op het
grasveld lagen, was hij het doorgestane leed
ogenblikkelijk vergeten.
„Moeten die hier blijven liggen en ver
rotten?" En hij bukte, raapte op wat hij be
machtigen kon en at. Daarmee was de ban
gebroken; de anderen volgden zijn voor
beeld, behalve Padje, die met zijn rug tegen
de boomstam geleund smartelijk zuchtend
de gehavende, pantalon vasthield.
Wielders had intussen Caro de lap afge
nomen en bekeken.
„Doar is niks meer mee te beginne",
oordeelde hij, „da's eer gat as lap, enkeld
nog mar goed veur de voddejeude."
„Dat is een mooie geschiedenis, Padje!"
zei de heer Holte. „Zóó kun jij je nergens
vertonen. Els. draal je eens om en kijk naar
de kerktoren, en jij, Padje, loop als de drom
mel naar de auto en houd je daar schuil
tot we vertrekken".
„Dat ellendige mormel!" bromde Padje.
„Het lijkt wel of alle honden het op mijn
broek gemunt hebben".
„Niet alleen de honden, maar ook de
pleisters", spotte de Kever en hij dacht aan
de reparatie van de autoband in de garage.
Na de rekening met boer Wielders veref
fend en hartelijk afscheid genomen te heb
ben, stapten allen weer in de pauto, waar
Padje reeds ongeduldig hun komst verbeid
de. Toen zij weer op de straatweg waren,
waren de kinderen reeds druk bezig de ge
beurtenissen van de dag de revue te laten
passeeren.
toen de nijdige hond zijn scherpe
tanden in het bolstaande achterdeel van
zijn broek zette
„Verrukkelijk en vermakelijk", meen
de Els.
„Fijn was het, de kersen waren werke
lijk lekker, maar vermakelijk? Nou, nou!"
zei Sherlock.
„Als Jou overkomen was, wat mij ge
beurd is, zou je een ander liedje zingen,
Els!" sprak Padje verwijtend.
Deze rake opmerking gaf aanleiding tot
uitbundige vrolijkheid. Aldus aangemoedigd
wilde Padje zich nu ook op kosten van Ger
rit eens vrolijk maken.
„Enne hoe voelde jij je in dat net,
Sherlock?"
„O, heel lekker! Het was net alsof ik in een
hangmat lag".
„Ilc zou zeggen, als een gladiator in het
net van den retiarius", corrigeerde de ge
leerde H.B.S.'er de al te optimistische opvat
ting van zijn vriend.
„Wat zijn dat voor insecten?" informeer
de Sherlock.
„Heb Je nooit gehoord of gelezen van de
tweegevechten in het circus bij de oude
Romeinen?"
„Nu je het zegt herinner ik mij gelezen
te hebben, dat die oude Kannibalen in het
circus gladdejatters (of hoe die kerels
heetten) tegen wilds beesten lieten
vechten".
„Ja, maar ook tegen elkander. Dan was
soms de ene gladiator gewapend met
zwaard, schild en helm, de andere met een
korte vork met drie tanden en een net.
Net heet in het Latijns „Rete" en dus heette
zo'n man Retiarius als het hem lukte
den zwaardvechter het net over het hoofd
te werpen, dan was die een verloren man".
„Nou, een verloren man was ik niet en
met een reliradius zal ik nooit vechten", zei
Sherlock droogjes. Hij was onverbeterlijk in
het gebruik van vreemde woorden.
Om zeven uur 's avonds stopte de auto
voor de woning van den heer Holte. Allen,
behalve Padje, stapten vlug uit. en na den
gullen vriendelijken man hartelijk bedankt
en afscheid genomen te hebben, keerden
Els, Gerrit en Guus naar huis terug.
Op de vergaderingen van de G-men-club
leverde de expeditie nog lange tijd stof tot
geanimeerde gesprekken.
M. E. L. HEKTOR.