Prins Bernhard te Nijmegen - Trambotsing - Tennis te Nooirdwijk
LËIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Hand in hand
met Mariene
80ste Jaargang
FEUILLETON
VELE BEKENDE TENNISSPELERS die in Wimbledon een goed fi
guur geslagen hebben, waren Zondag op de banen te Noordwijk pre
sent voor het geven van eenige exhibitions. De spelers voor het dub
belspel komen op de baan. V.l.n.r. v. Cramm, Mc. Neill, v. Swol en Smith.
OP HET VLIEGVELD YPENBÜRG heeft Zaterdag de minister van
Defensie, dr. J. J. C. van Dijk, een gedenksteen geplaatst in het daar
in aanbouw zijnde opleidingsinternaat der Nationale Luchtvaartschool.
De plechtigheid.
HET FRAAIE STADS
PARK „DE GOFFERT"
te Nijmegen, werd
Zaterdag geopend. Op
de tribune v.l.n.r. me
vrouw Steinweg, mr. S.
baron van Heemstra
comm. der Koningin,
in Gelderland, Z.K.H.
Prins Bernhard, baro
nesse van Heemstra,
mr. dr. W. G. A. van
Sonsbeek, comm. der
Koningin in Limburg
en de burgemeester
van Nijmegen, J. A. H.
Steinweg.
OSENDARP die bij de amateur-athletiek
kampioenschappen te Londen in de finale
100 yard een spier verrekte, wordt van het
terrein gebracht.
EEN ERNSTIG TRAMONGELUK IN DE HOOFDSTAD.
Zaterdagmiddag om half vier kwam een aanhangwagen van lijn 13 in botsing met lijn 7.
Een der wagens ontspoorde geheel. Verscheidene personen werden gewond.
HÜYGENSMIDDAG in den tuin van TE TEGELEN werd Zondag een groot schutters-
Hofwijck te Voorburg. V.r.n.l. mr. A. W. feest gehouden. Met muziek voorop trokken de
Kamp, mevr. A. Brederode en de heer schuttersgilden naar de feestweide. De koning en
Daey Ouwens, in 17e eeuwsch costuum. koningin van Bezel in den stoet.
door
HANS HIRTHAMMER.
10)
Dat was echter lang niet gemakkelijk
zoolang er menschen bestonden als b.v
meneer Doos.
Meneer Doos verscheen onverwacht in
hnn midden, toen ze juist gezellig met zijn
vieren aan tafel zaten. Hij droeg een
zwarte actetasch onder zijn arm en een
wiebelende lorgnet op zijn dunne neusu;
over die lorgnet heen gluurden twee grijze
stekende oogen de kamer in. Voor meneer
Doos was elk stoffelijk voorwerp een open
boek; hij kon door stevig gesloten kast
deuren en schrijftafelladen kijken. Hij
vond alles, wat maar eenige waarde had
en schreef dat onbarmhartig op zijn ge
duldige lijst. Zelfs het gouden horloge, dat
Lorenz zoo listig achter een paar studie
boeken had verstopt, was onlangs niet
aan zijn blik ontsnapt. Tja, de speurders
talenten van meneer Doos grensden aan
helderziendheid.
Sinds meneer Doos er echter een ge
woonte van had gemaakt zijn vulpen
houder door dr. Bunnester te laten vullen,
had zijn verschijning belangrijk aan af
schrikwekkendheid ingeboet. Er was trou
wens ook bijna niets meer in huis, dat voor
meneer Doos nog in aanmerking zou kun
nen komen.
Nochtans liet Mariene haar lepel zak
ken, toen de ongenoode gast zich door een
kier van de deur naar binnen wrong.
„Ach, bent u daar alweer!", zuchtte ze,
tegelijkertijd aanstalten makend om op te
staan.
„Nee, nee, mevrouwtje, laat u zich niet
storen! Ik heb tijd. Wel, kinderen, heeft
julle moeder weer wat lekkers gekookt?"
Het circus hield zich op een afstand.
Het wist uit ervaring, dat de zwarte acte-
tasch slechts onheil in zich verborg en er
bestond dus niet de minste aanleiding
zich door de vriendelijke woorden van de
zen meneer te laten verleiden tot een stel
lig misplaatste toenadering.
Meneer Doos nam de onwillige houding
van de kinderen maar niet al te zwaar en
haastte zich naar zijn vaste plaats bij het
raam, voor Marlene's naaitafeltje.
„De dokter niet thuis?"
Mariene sloeg vermoeid haar oogen op.
„Mijn man is naar Berlijn om daar een
om daar naar een gunstiger bestaans
mogelijkheid uit te zien." Op het laatste
oogenblik schoot het haar te binnen, dat
het misschien niet verstandig was haar
bezoeker alles te zeggen. Het zou er nog
toe kunnen bijdragen hun zelfs daar de
eerste maanden het leven ondragelijk te
maken.
„Alsjeblieft, naar Berlijn nog wel!" zei
meneer Doos. werkelijk verbaasd, terwijl
hli een vergeefsche poging deed zijn
lorgnet onwrikbaar vast op zijn neusbeen
te planten. „Of dat nu wel zoo verstandig
is? Het, wil mij voorkomen, dat het niet ge
makkelijk zal' zijn in zoo'n groote stad een
praktijk te beginnen."
„Een mogelijkheid is er" antwoordde
Mariene, wat uit de hoogte. „Er is een
collega, die zich voor mijn man interes
seert."
„Dat is wat anders! Ach, Berlijn!
Daar is het heel wat beter leven dan hier
in het hartje van Bohemen. Mijn zuster is
in Berlijn getrouwd, ik heb haar een paar
maal bezocht, haar man heeft er een mooie
zaak in levensmiddelen. En stelt u voor, een
paar maanden geleden is de tweede baby
gearriveerd. Ik was aanvankelijk van plan
mijn vacantie in de bergen door te
brengen, maar nu zal ik wel naar Berlijn
moeten om met mijn jongsten neef
vriendschap te sluiten. Ach ja, een mensch
als ik heeft ook al niet veel anders, niet
waar?"
Mariene keek met eenige verbazing naar
het mannetje, dat ietwat ineengedoken bij
het raam zat en op dit oogenblik wel heel
weinig had van den strengen, onverbid-
delijken deurwaarder. „Bent u niet ge
trouwd?"
Meneer Doos schudde peinzend het
hoofd. „Nee, ik heb de ware nooit kunnen
vinden Misschien werkt ook mijn beroep
een beetjeafstootend. En nu ben ik al
zoo langzamerhand een vaatje zuur
bier
„Maar meneer Doos!" Mariene kon een
lachje niet onderdrukken. „U bent toch
nog een man in de beste jaren. Ik schat
u hoogstens op zeven-en-dertig
„Negen-en-dertig!" corrigeerde meneer
Dots, zichtbaar gevleid.
„Nou. kijk eens aan! En u praat van een
vaatje zuur bier! Een man is zoo oud, als
hij zich voelt, meneer Doos. Ik zie u van
daag of morgen nog wel eens in het huwe
lijksbootje stappen!"
Het circus volgde deze onverwachte wen
ding van het gesprek met eenige verbazing,
voorzoover althans het bord met dam
pende macaroni hun daartoe tijd liet. Zou
den zij zich in dien meneer vergist hebben?
Voorloopig bleef afwachten de boodschap.
Meneer Doos volstond met een niet te
definieeren handgebaar als antwoord en
verzonk daarop in zijn gewone, starre stil
zwijgendheid.
Eerst toen de maaltijd geëindigd was en
de kinderen de kamer hadden verlaten,
begon hij langzaam zijn tasch open te
peuteren. „Ik moet weer eens beslag leg
gen", zei hij schouderophalend.
„Maar er is immers niets meer", pro
testeerde Mariene, terwijl zij vermoeid de
tafel afruimde.
„Hoeveel geld hebt u in huis?"
Zij schrok. „Net genoeg om een paar we
ken van te kunnen leven. Mijn hemel, als
die menschen mij maar eens wat tijd wilden
laten!"
Meneer Doos schroefde zijn vulpenhouder
los en begon te schrijven Het bleek echter,
dat er weer eens geen inkt in was. „Ver
draaid, alweer leeg", bromde hij.
Mariene glimlachte mat. Zij verliet de
kamer en keerde weldra terug met een
fleschje inkt.
„Heel vriendelijk van u!" vond meneer
Doos. „Nou, enfin, dan zullen we maar op
schrijven, dat er niets was om beslag op te
leggen. Maar als ik u een goeden raad mag
geven, past u dan op voor dien Schwaiger
Hij zal woedend zijn, als hij hoort hoe het er
hier voor staat. En ik geloof niet. dat ik een
geheim verraad, als ik u vertel, dat ze in het
dorp niet erg best over u te spreken zijn.
Schwaiger is nogal gezien; het zal hem niet
moeilijk vallen de menschen tegen u in het
harnas te jagen."
„Maar wij hebben toch niemand iets in
den weg gelegd? Ach, was mijn man toch
maar nooit op het onzalige idee gekomen
zich hier te vestigen!"
„Kunt u niet zoolang naar uw oudera
gaan tot uw man u naar Berlijn laat ko
men?"
Mariene schudde het hoofd. En plotse
ling barste zij in snikken uit.
Meneer Does keerde zich af staarde door
het raam naar buiten. „Ik kan me wel
voorstellen, dat het moeilijk voor u is.
Maar de kinderen zijn er toch ook nog
ik bedoel, daar zult u toch telkens
weer nieuwe kracht uit kunnen putten.
Zoo'n stel van die heerlijke blagen., het
dunkt me toch, dat die een mensch over
alle moeilijkheden heen helpen."
Hij zag echter wel, dat zijn woorden niet
de minste uitwerking hadden, zoodat hem
niet veel anders overbleef dan zijn hoed te
nemen en met een wat onbeholpen, maar
welgemeenden groet het huls te verlaten.
Mariene liet zich op een stoel vallen en
haar gedachten dwaalden naar Lorenz,
die sinds drie dagen niets meer van zich
had laten hooren. In deze dagen van hun
scheiding waren haar de oogen open ge
gaan, had zij voor het eerst pas goed be
seft hoe ze hem door haar voortdurende
klachten en haar wankelmoedigheid het
leven veel moeilijker had gemaakt dan
noodig was. Zij had hem moeten helpen,
hem moedig en trouw terzijde moeten
staan. Ach, waarom kon ze toch niet zoo
sterk zijn als hij, die aan alle beproevingen
en tegenslagen een bijzondere beteekenis
scheen toe te kennen.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).