Uit het leven van een oude walvis
-□
Een vreselijk gevecht in de diepte der zee
Hij bracht eerst leed en toen
vreugde in de huizen
der vissers.
Eens op een heldere herfstmorgen, toen de
mist uit zee optrok, beschenen de eerste
zonnestralen een school walvissen, die in de
kalme wateren bij de kust van Newfound
land lagen te dobberen. Er waren er een
stuk of dertig, meest hele huisgezinnen, ~be-
staande uit mannetje, wijfje en één of twee
jongens en de kudde stond onder aanvoe
ring van drie ontzaglijk grote mannetjes, die
de omvang hadden van een flink passa
giersschip. De „baas" van de hele troep was
een kanjer van vijfentachtig voet lengte,
wiens lichaam vijftien voet uit zee oprees en
bedekt was met honderden littekens. In
dat machtige lijf waren zeker wel honderd
pond ijzer blijven zitten als herinnering aan
zijn ontmoetingen met walvisvaarders die
tot dusverre nog tevergeefs! getracht
hadden hem te harpoeneren. Hij was een
echte leider, die zijn uitverkoren post aan
zijn kracht, moed en beleid te danken had
en hij was minstens honderd jaar oud.
De school was op reis van de ijskoude wa
teren om Groenland naar Zuidelijker zeeën:
een reis. die drievierde deel van de aarde
omspande! Maar de walvissen legden deze
afstand ieder jaar af geleid door hun instinct
Een oogenblik hielden ze stil om weg te
duiken in de diepte waar overvloed van vis
te vinden was en toen.
Twee vissersboten voeren aan van de kust
en de kapitein van een van hen wierp on
verhoeds met een harpoen naar den mach
tigen walvisaanvoerder.
Het scheelde een haartje: de scherpe pijl
trof hem in de rug: een niet dodelijke, doch
zeer pijnlijke wond!
Met een woeste vaart dook de hele troep
omlaag, meer dan honderd vademen diep.
En daar raakte eindelijk de harpoen los en
de aanvoerder schoot plotseling weer naar
boven, de rode woede flikkerend in zijn klei
ne varkensoogjes. Hij schoot een eind de
lucht in en kwam dan weer neer op het
water met een smak, die de oceaan deed
sidderen. En helaas! Zyn machtièe staart
sloeg neer op de schoener, en sloeg het
bootje met éen slag in stukken! De opvaren
den wisten zich te redden, alleen de kapi
tein. een oude, dappere zeeman, vond men
dood op het wrak. Zo had de walvis wraak
genomen over de smaad, hem door mensen
aangedaan
De kudde zwom verder naar het Zuiden
en rustte niet voor ze de zoete wateren bij
Florida had bereikt.
Hier, waar hoge rotsen de golfstroom Oost
waarts en Noordwaarts doen afbuigen, leef
den dolfijnen en zwaardvissen en duizenden
kleinere 2eebewoners, die een geliefde buit
voor walvissen vormen.
Hier was ook de schuilplaats van de
reusachtige vierarmige inktvissen, waai' de
walvissen zoo dol op zijn. Als grote witte
wolken dreven de kudden van duizenden
van die griezelige monsters door de diepten,
loerend op hun prooi. Hun zakvormige
lichamen, voorzien van vinachtige aanhang
sels en zuignappen, waarmee ze zich voort
bewogen. leken meer op gelei-achtige
massa's dan op vis. En telkens, als een wal
vis naar beneden schoot, kwam hij boven
met de bek vol van dat griezelige levende
voedsel.
Dit ging zo een poosje door, maar toen ge
beurde er iets onverwachts. Een reusachtige
haai, spierwit en met een lichaam als een
torpedo, kwam op uit de diepte. Hij was
bijna veertig voet lang en vlug als water.
Blijkbaar niet tevreden met de buit van
kleinere vissen, deed hij op het alleronver
wachtst een woeste aanval op één van de
walvisjongen en sloeg hem een grote wond
in de zijde.
Als bij toverslag schoot toen de oude aan
voerder te hulp. Met een geruis als van
een ontzaglijke waterval vloog zijn machtig
lijf boven het water uit, een fontein uitspui
tend en dan opeens naar beneden schietend.
De wilde jacht, die nu volgde had plaats
in duistere diepten, waar nimmer een zonne
straal doordrong en waar sinds eeuwen en
eeuwen geen geluid de doodse stilte ver
stoorde. En daar had de oude leider de vre
selijkste ontmoeting van zijn leven. Terwijl
hij het spoor van de haai volgend, dieper
en dieper dook, zag hij opeens twee lange
bleke armen van wel veertig voet lengte en
dikker dan mensenarmen in de duisternis op
zich afkomen: de tentakels van een reuzen
inktvis! De platte uiteinden waren voorzien
van rijen zuignappen zo groot als eetborden
en bovendien bezet met scherpe klauwen. De
armen werden om de walvis heen geslagen
en trachtten hem naar de diepte te sleuren.
Een vreeselijke worsteling volgde, want de
inktvis was een reus in zijn soort; zo'n ont
zettend beest had de aanvoerder in zijn
lange, harde leven nog nooit ontmoet. Hij
was zelfs groter dan de walvis zelf en hij
had zijn armen zo stijf om diens kop gesla
gen, dat de grote kaken machteloos waren.
Een tijdlang lagen de strijdenden onbewege
lijk in het water, want de kracht van die
bleke armen was ongeloofelijk, maar dan
rukte de walvis zich los en begon met zijn
ontzaglijke kaken de ene vangarm na de
andere af te kappen. En intusschen lag zijn
kudde aan de oppervlakte in de stralende
zon. in afwachting van wat er zou gebeuren.
Ze wisten niet. dat het leven van hun aan
voerder in gevaar was. De inktvis, uitgeput
door bloedverlies, woog zwaar op hem en
trok hem verder en verder naar de diepte.
Bij instinct voelde de walvis, dat hij het niet
véél langer zou kunnen uithouden! Nog
enkele meters dieper en het gewicht van het
water zou hem verpletteren! Reeds had hij
zijn laatste redmiddel te hulp geroepen, de
hoeveelheid frisch reservebloed, die alle wal
vissen achter hun ruggegraat dragen,
stroomde door zijn aderen. Nog eenmaal
voelde hij zich krachtig en moedig als een
jong dier en terwijl zijn vreselijke kaken op
nieuw om zich heen beten, spuwde de Intvis,
die eveneens aan het eind van zijn krach
ten gekomen was. opeens grote golven van
een donkere vloeistof uit.
Dit is altijd het laatste verdedigingsmiddel
van de intvis en het teken, dat hij op de
vlucht slaat. Omhoog schoot het grote, weke
lijf en de walvis er achteraan, steeds worste
lend om zijn leven.
Het laatste bedrijf van dit drama vond
plaats onder de gouden stralen van de on
dergaande zon. Het ontzaglijke lichaam van
de inktvis dreef dood op het water en de
gretig happende bekken van de walvissen
vonden het een waar feestmaal.
Maar de oude strijder nam niet deel aan
de smulpartij. Stilletjes, een eind terzij van
zijn kudde, lag hij zich in de zon te koeste
ren. Het reuzengevecht in de diepte had
hem meer kracht gekost dan hij ooit weer
kon terugveroveren
Verder en verder zwom de kudde het Zui
den in en intusschen groeiden de babies al
aardig op tot halfslag walvisjes. En onge
merkt had er een verandering in de leiding
plaats gehad: ae oude aanvoerder zwom niet
meer aan het hoofd van de troep; hij had
het opperbevel aan een van de andere oude
mannetjes overgedragen.
Heel langzaam kwam hij achteraan
zwemmen. Hy was heel oud en ziek gewor
den. Iets binnen in zijn lichaam was niet
in orde, dat voelde hij wel! Ook werd hU
hoe langer hoe magerder: die prachtige,
glanzende huid van hem die wel meer dan
twee voet dik was, was rimpelig en dof ge
worden en zijn kleine oogjes schitterden
niet meer. En als hij zijn voedsel ophapte,
deden zijn reusachtige tanden, die ieder
wel negen pond wogen, hem erge pijn Zijn
ziekte was een gevolg van het voedsel, dat
hij gegeten had. De duizenden kleine inkt
vissen. die hij levend had verslonden, had
den hun tijgerklauwen in zijn maagwand
geslagen, zodat ze daar en in zijn ingewan
den één harde, onverteerbare massa hadden
achtergelaten. En zo lag hij half slapend
op het water, terwijl in zijn lichaam een
vreemd proces gaande was. Daar werd laag
op laag van een vettige talkachtige stof ge
vormd. die ten doel had zijn edele delen te
beschermen tegen die harde massa poten
en klauwen.
Toen de walvissen op hun wereldreis de
Golfstroom weer bereikt hadden, kwam de
oude, vermoeide vechtersbaas nog eenmaal
voor het laatst in beweging.
Dat was. toen twee schoeners aan de hori
zon verschenen. Hij waarschuwde en de
kudde dook bliksemsnel naar de diepte,
maar hijzelf was te moe om mee te gaan.
Onbewegelijk lag het logge lijf op het j
water en zo nu en dan stootte hij stukken
en brokken van die geheimzinnige stof uit
zijn ingewanden uit. Die dreven op het
water als een zachte zeep
En toen kwam, nog onverwachts, zijn
einde. Een kleine pijl werd van het schip
in zijn zyde geschoten ende harpoen-
bom ontplofte en bij was dood. Op een van
de schoeners stond een jonge man, de zoon
van den walvisvaarder, die een jaar geleden t
door dezen oceaanreus was gedood. Hij had F
een einde gemaakt aan diens leven! Maar
eerst toen de schoeners dichterbij kwamen,
wezen de vissers elkander met opgewonden I
kreten op de zeepachtige stof. die op het
water dreef. Het was grijze amber: de schat,
waarvan iedere walvisvaarder droomt, maar
die bijna niemand ooit vindt! Het zeldzaam
ste product ter wereld, dat door de parfu
merie-industrie duur wordt betaald.
Hier lag wel tweehonderd pond amber op
het water en de walvisvaarders waren met
één slag rijk!
Zo bracht de oude aanvoerder der walvis
sen eerst leed en daarna vreugde in de
huizen der vissers.