I.Minister Funk bezoekt de Zuiderzee werken - Vliegtuig-ongeluk
80sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
Hand in hand
met Mariene
FEUILLETON
door
HANS HIRTHAMMER.
8)
Dr. Burmester staakte zijn overpeinzingen,
want hier moest nu gehandeld worden. In
de eerste plaats diende de concierge van het
gebouw van het gebeurde in kennis te wor
den gesteld en deze zou dan wel de politie
waarschuwen. Hopenlijk kwam niemand op
het dwaze idéé om hem van de daad te ver
denken. In alle haast bracht Lorenz zijn
kleeding in orde en daarna snelde hij de
trap af. zij het niet. alvorens de deur van
het vertrek zorgvuldig achter zich te heb
ben gesloten.
Toen hij eenige minuten later den con
cierge kort en duidelijk van het gebeurde
op de hoogte bracht, staarde deze hem aan,
alsof hij met een krankzinnige te doen had.
„Op kamer 27? Een doode? Dat is toch
niet waar, dat kan immers niet!"
„Weest u zoo goed mee naar boven te
gaan. Maar eerst moet u de politie opbellen.
Elke minuut tijdverlies beteekent een toe
nemende kans op ontsnapping voor den
dader".
„Ontzettend, ontzettend!" jammerde de
concierge. Hij wist van opwinding niet, wat
hij moest beginnen. Tenslotte kwam de te
lefoonverbinding echter toch tot stand en
daar de politie toezegde onmiddellijk te
zullen komen, wachtten zij beiden zoolang
beneden.
„Hoeveel menschen waren er eigenlijk op
de kamer?"
„Met u mee,drie. Een van hen, een zekere
Prohaska, woonde hier al eenigen tijd; de
ander is pas een paar dagen geleden geko
men. Hij is een Hamburger, dr. Witte, kunst
historicus, die voor studiedoeleinden tijde
lijk in Praag vertoeft".
„Ik vermoed, dat doctor Witte het slacht
offer is. Heeft die Prohaska misschien van
nacht het gebouw verlaten?"
„Dat zou ik mijn college moeten vragen.
Ik ben vanmorgen pas in dienst gekomen."
,Toen ik gisteravond de kamer binnen
kwam, zat er iemand aan tafel de krant te
lezen. De man beantwoordde mijn groet
nauwelijks. Een bleek, smal en ietwat on
aangenaam gezicht!"
„Dat moet Prohaska geweest zijn. Die zit
altijd thuis. Dr. Witte komt gewoonlijk pas
's avonds en gaat dan 's morgens vroeg weer
weg".
„Donkerblond, niet waar? Een prettig,
open gelaat?"
„Ja, dat klopt!"
„Dan is het dr. Witte, die daar boven ligt.
Was hij gefortuneerd? Het kan den moor
denaar ten slotte alleen maar om geld te
doen zijn geweest."
„Ik geloof, dat hij zeer behoorlijk kon rond
komen Afgaande op zijn levenswijze ten
minste
„En d'e ander?'
„Lieve help. Prohaska en geld! De man
had al in weken zijn pensiongeld niet be
taald".
„Nou, dan is het, dunkt me, nogal duide
lijk! Een doodgewone, gemeene roofmoord.
Is Prohaska ook een Duitscher?"
Nee! De man is Tsjech, geboren ln Praag.
Maar hij spreekt voortreffelijk Duitsch. Hij
heeft me eens verteld, dat hij een paar jaar
in Duitschland heeft gestudeerd en nu aan
de Duitsche universiteit in Praag zijn doc
toraal wilde doen. Dat was trouwens ook
de reden, waarom we hem hier onderdak
hebben verleend."
Twee rechercheurs traden binnen. Zij lie
ten zich in het kort over het gebeurde in
lichten en begaven zich daarop met Lorenz
en den concierge naar boven. Laatstgenoem
de kreeg daarbij gelegenheid vast te stellen,
dat het slachtoffer inderdaad dr. Witte was.
Diens eigendommen werden aan een nauw
keurig onderzoek onderworpen. In de bin
nenzak van zijn jas zat een portefeuille,
maar deze was leeg.
„Dr. Witte had steeds vrij groote bedragen
bij zich", vertelde de concierge. „Laatst
moest ik nog vijfhonderd mark in
Tsjechisch geld voor hem wisselen."
.Maar waarom heeft de dader direct zijn
toevlucht genomen tot een moord?" liet een
der rechercheurs zich hooren. „Als het hem
alleen maar om geld te doen was, had hij
immers met diefstal kunnen volstaan!"
.Vriend Prohaska schijnt in ieder geval
verdwenen te zijn". De tweede rechercheur,
die evenals zijn collega, Duitsch sprak, stak
rustig een sigaret op. „Wij zullen er dus
eerst eens achter zien te komen wanneer en
onder welke omstandigheden hij het gebouw
heeft verlaten. Wilt u dus uw collega van
den nachtdienst maar eens hier laten
komen?"
Toen deze na korten tijd met een slaperig
gezicht verscheen, herkende Lorenz in hem
onmiddellijk den sproetigen jongeman, die
hem den vorigen avond zijn kamer had ge
wezen.
De beide politiemannen vielen direct op
hem aan. „U had den afgeloopen nacht
dienst, nietwaar?"
„Ja, ja zeker!" stotterde het jongmensch,
terwijl hij dan terzijde een schuwen, ont
stelden blik op het lijk wierp.
„Hoe laat kwam dr. Witte naar huis?"
„Ongeveer tegen elf uur
,En Prohaska? Hebt u dien in den loop
van den nacht ook zien vertrekken?"
„Ja, die ls een paar minuten voor vijf
weggegaan vanmorgenIk vroeg hem,
wat hij zoo vroeg moest gaan doen en daar
op gaf hij mij ten antwoord, dat hij het op
de kamer niet meer uithield. Er was een
man bijgekomen, die snurkte als een wal
rus."
Nu werd Lorenz Burmester verzocht ver
slag uit te brengen van zijn bevindingen. Hij
vertelde, hoe hij 's nachts plotseling wakker
was geschrokken en hoe hij toen een merk
waardig gekreun had gehoord, waaraan hij
echter niet verder aandacht had geschon
ken. Daar hij zeer vermoeid was van een
lange voetreis, was hij direct weer ingesla
pen.
„En hoe laat was dat?"
Lorenz haalde zijn schouders op. „Dat kan
ik u met den besten wil niet zeggen. In ieder
geval was het nog volslagen donker; het
moet dus voor drie uur zijn geweest."
De beide rechercheurs keken elkaar aan.
„U erkent zelf. dat u. als medicus, den ge
wonde het leven had kunnen redden, wan
neer u onmiddellijk maatregelen had ge
nomen?"
„Zeer waarschijnlijk wel, Ja! En u kunt
dan ook gerust van mij aannemen, dat dit
verzuim mijn geweten zeer zwaar belast.
Tenslotte is mijn oververmoeidheid het
eenige excuus
„Hoe verklaart u die vermoeidheid? Hebt
u gisteren zoo hard gewerkt?"
„Ik had een marsch van twaalf uren ach
ter den rug en de dagen daarvoor had ik al
even groote afstanden afgelegd."
„Nogal zonderling!" meende een der beide
politiemannen te moeten opmerken. „Te
genwoordig pleegt men over het algemeen
per spoor te reizen en de wegen aan land-
loopers en dergelijke vagebonden over te
laten."
„Waarmee u toch waarschijnlijk niet wilt
beweren, dat iemand, die een voettocht
boven een treinreis prefereert direct maar
een vagebond moet zijn?"
„Dat beweer ik niet, meneer. Het doel
van uw wandeling was dus Praag?"
„Neen, ik moet nog verder.Naar Ber
lijn."
„Wat..? Dat meent u toch niet?"
„Waarom niet? Er is geen betere manier
om het lichaam te stalen en de land
streken, zoowel als de menschen, die er in
leven, te leeren kennen."
„Een kwestie van smaak! Wat denk
jij ervan, Flessen?"
De tweede rechercheur had tot dusver
niet aan het gesprek deelgenomen. Nu
keek hij wat wantrouwig op en richtte zijn
blik op Lorenz. „Dat moet ieder maar
voor zichzelf uitmaken. Voorloopig echter
zal meneer van zijn wandelgenoegens
moeten afzien."
Burmester schrok hevig. „Wat..? Wat
bedoelt u daarmee?"
(Nadruk verboden).
(Wordt vervolgd).
DE WEDSTRIJDEN in het kamp Waalsdorp, ter gelegenheid van hel „SPREKEND ZIJN MOEDER".
110-jarig bestaan van de Grenadiers en Jagers. De wedstrijd met hinder- DE ROTTERDAMSCHE DIERGAARDE WERD VERBLIJD MET
nissen voor rijwielen. DE GEBOORTE VAN EEN ZEBRA.
GISTERMID
DAG is in
de nabijheid
van Hengelo
een Duitsch
vliegtuig neer
gestort De be
stuurder bleef
ongedeerd,
doch het toe
stel werd voor
het grootste
gedeelte
vernield.
DE FIETS VOOR 1 PERSONEN een uitvinding van
Charles Steinlauf in Chicago. Bovenop zit pa Steinlauf
achterop de zoon, In het midden mrs. Steinlauf, aan haar
trapnaaimachine en de kleine Ruth rijdt voorop.
EEN DIEPE BUIGING VOOR HARE
MAJESTEIT.
Een aardig tafreeltje op een liefdadigheids
tuinfeest in St. James-paleis, waar Koningin
Mary van kinderen giften voor liefdadige
doeleinden in ontvangst nam.
ONDER SLIEDRECHT REED EEN PERSONENAUTO, NA EEN
BOTSING MET EEN VRACHTWAGEN, IN DE MERWEDE. De
beide inzittenden konden nog juist worden gered.
De verongelukte wagen.
JHR. MR. F. BEELAERTS VAN BLOKLAND, VICE-PRfcSIDENT VAN DEN RAAD
VAN STATE verlaat zijn woning om zich naar H.M. de Koningin op „De Ruygen-
hoek" te bege\en in verband met de kabinetscrisis.
DE DUITSCHE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, DR. WALTHER FUNK,
bracht een bezoek aan de Zuiderzeewerken. Op den afsluitdijk bij het monument.
Rechts vooraan minister Funk, achter hem (in zwart costuum) de minister van Water
staat, Z.Exc. mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren.
■r-to