hCfHewpdcgurtJoia
33 Millioen meer voor
Defensie
Rede van minister Goseling:
80ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 28 Juni 1939
Derde Blad No. 24311
Qebf»* SUNLIGHT ZEEP
Vroeg of laat zal ik
gelijk krijgen
Vandaag de beslissing
RECHTZAKEN
is dubbel hardnekkig*
Aanschaffing van verschillende soorten
geschut is noodig
(Van een parlementairen medewerker).
„Tk ben in meer dan een opzicht over
het Rapport der Kamer-Commissie
voldaan. Ik gevoel mij niet vernietigd".
Aldus Minister Goseling.
Die voldaanheid bleek dan in hoofdzaak
betrekking te hebben op de erkenning der
Commissie, dat de Minister ingrijpen vol
strekt noodzakelijk achtte en dat hij te
Boeder trouw heeft gehandeld. Hieraan
hechtte de Minister zeer groote waarde. En
hij zeide:
„Ik zal eerlijk mijn overtuiging zeggen,
nu ik alles nog eens rustig heb overwo
gen."
Intusschen stelde hü de vraag, of er
geen weg te vinden is om hun, die wan
trouwen willen uitdrukken in zijn bedoe
lingen en onkreukbaarheid, daartoe de ge
legenheid te geven.
De Minister stelde de vraag, of het niet
verklaarbaar is dat zijn politieke vrienden,
die hem het best kennen, het voor hem
hebben opgenomen. Is dit niet mensche-
Hjk is dit geen trouw? vroeg hij, en hij
verklaarde er zich dankbaar voor
Uitdrukkelijk vestigde de Minister er de
aandacht op, dat hij zelf geen enkele zaak
uit het complex-Oss heeft doen beëindigen.
Alle zaken waren reeds beëindigd, toen hij
op 1 April 1938 zijn maatregel inzake de
overplaatsing nam. Evenzeer stelde de Mi
nister in het licht, dat hij de gevraagde
dossiers ter wille van de rechtszekerheid
niet aan de Commissie mocht overleggen,
want er zou voor de betrokkenen zeide
hij niets erger zijn dan dat de stukken
van een niet-vervolgde zaak aan een nlet-
rechterlijke instantie zouden worden voor
gelegd. De minister had een voorbeeld uit
1907 opgediept, waarin Minister van Raalte
iets dergelijks heeft geweigerd; ook die be
windsman had principleele bezwaren tegen
het afstaan van dergelijke dossiers. Spreker
verklaarde dat hij ditmaal geen uitzonde
ring mocht maken, ook al zou dit persoon
lijk voor hem aangenamer zijn geweest. En
hetzelfde geldt voor het hooren van amb
tenaren als getuigen door de Kamer-Com
missie.
Het gaat niet aan riep hij ambte
naren, buiten een enquête om, te hooren
Inplaats van den Minister. En de geheele
Ministerraad stelde zich op dit standpunt.
Wat de zaak-Oss zelf betreft haar
eigenlijke inhoud zei de Minister:
„Ik zal geen nieuwe feiten en om
standigheden aanvoeren!"
Dit Is verklaarbaar. Indien de Minister
thans nog met nieuwe feiten ware geko
men, zou dit beteekend hebben dat hij ze
tot dusverre ook in zijn Nota van 96 blad
zijden, had verzwegen. Hij kon dus inder
daad niets anders doen dan de reeds over
bekende feiten naar zijn zienswijze nog
eens toelichten en beoordeelen. Daartoe
heeft de Minister nog eens een overzicht
gegeven van het complex in zijn geheel,
van verscheidene arrestaties in een kort
tijdsbestek, en hij vroeg enkele malen hoe
men dit alles zou beoordeelen, indien het
zich eens buiten Oss zou hebben voorge
daan. Scherp stelde hij zich op het stand
punt, dat men niet de zaken afzonderlijk
moet uiteenrafelen, maar het complex in
zijn geheel moet beschouwen, om het op
treden der brigade te beoordeelen.
Niettemin heeft de Minister begrijpe
lijk toch de zaken ook nog eens afzon
derlijk besproken en volgehouden, dat de
tekortkomingen der marechaussee van zeer
ernstigen aard waren.
Enkele van die zaken behandelde hij vrij
uitvoerig, zooals de affaire-v. d. H„ waarbij
hij een brief voorlas van den President van
het Gerechtshof in Den Bosch, die mee
deelde dat de Procureur-Generaal hem niet
heeft beïnvloed om v. d. H. In vrijheid te
stellen.
Toen de Minister echter uit dien brief
de zinsnede voorlas, waarin de G.-G.
meedeelde dat hij gevangenhouding
van v. d. H. niet noodzakelijk achtte,
ontstond er in de Kamer eenige dei
ning: men zag hier blijkbaar een tee-
ken in, dat de P.-G. de beslissing wel
heeft beïnvloed.
In het algemeen echter hield de Minis
ter ook met betrekking tot de andere
zaken van het complex staande, dat de
normale rechtsgang is gevolgd, en hiervan
niet is afgeweken, en dat het niet op den
weg der Kamer ligt, procedures voort te
zetten, die de rechterlijke organen hebben
behandeld en afgesloten.
Wat de zaak van de geestelijken betreft,
heeft de Minister nog eens verklaard dat,
als katholieke priesters iets strafbaars doen
zij aan hetzelfde recht onderworpen moe
ten worden als elk ander Nederlander.
Tot den heer Rost van Tonningen zeide
hij: als gij meent, dat priesters iets straf
baars hebben gedaan, waarom brengt gij
dat dan niet aan bij de rechterlijke macht,
want daartoe zijt gij zelfs verplicht, en
waarom ageert gij er hier dan wel mee?
Met verheffing van stem protesteerde de
Minister tegen allerlei beschuldigingen, ten
aanzien van deze zaak (voor velen de eigen
lljke zaak-Oss) geuit, en hij betoogde dat
wat men wil feitelijk neerkomt op rechts
ongelijkheid voor de twee geestelijken. De
Minister verklaarde over deze zaak geen
enkel contact met kerkelijke instanties te
hebben gehad. Hij wees er uitdrukkelijk op.
dat het gaat om strafbare feiten, en dat
daarvan niet is gebleken, zoodat de brigade
uit eigen initiatief het onderzoek heeft ge
sloten. De Minister hield staande, dat de
opsporende marechaussee ernstige fouten
hebben begaan. Hij hechtte er bijzonder
veel waarde aan, dat twee getuigen tegen
een der pastoors tien jaar en langer gele
den de nu door hen medegedeelde feiten
hadden ontkend. En alleen op grond van
het feit, dat ze nu anders verklaarden,
gingen de marechaussee alle misdienaars
der pastoors ondervragen, knapen van 8 tot
15 jaar.
Zooiets riep de Minister bewogen uit
kan men niet dulden in Oss en kan men
nergens dulden.
Aan de band van verschillende bijzon
derheden (die reeds bekend zijn, maar die
hij nog eens behandelde) trachtte de Mi
nister duidelijk te maken, dat er in de be
handeling van deze zaken ernstige fouten
door de brigade zijn begaan, ook deze, dat
de onderzoekende wachtmeester tegenover
een vrouw in Den Haag, die hij verhoorde,
deed voorkomen, alsof de betrokken pas
toor een zeden-misdrijf had bekend.
Heeft de Minister van Justitie den
Procureur-Generaal losgelaten?
Neen.
„Het zou misschien voldoening geven,
als ik thans zijn hoofd kwam aanbie
den" zei de Minister maar ik doe
het niet."
De Minister meende dat de P.-G. niet in
ernstige mate heeft gefaald." Zijn Excel
lentie prees hem als zeer bekwaam, on
kreukbaar en werkzaam. Wellicht hadden
zijn uitdrukkingen hier en daar een an
dere „modulatie" kunnen dragen en had
hij het contact met de brigade, na het op
treden van den nieuwen chef, kunnen her
stellen. ook had het 7'/i-uur-verhoor van
De Gier beter in twee etappes kunnen
plaats hebben, maar overigens hield de Mi
nister hem de hand boven het hoofd.
En wat de maatregel der overplaatsing
betreft: de Minister meende in April van
het vorige jaar, dat een direct ingrijpen
noodzakelijk was, en dat dit ingrijpen niet
anders kon zijn dan: overplaatsing. Dit
middel was „aangewezen" en „lag voor de
hand", want de marechaussee had gevaar
lijk werk gedaan, en dit werk moest wor
den stopgezet. De Minister erkende dat
het middel der overplaatsing nieuw was ln
ons land, en daarom verwekte het bewe
ging. maar het was geen straf (aldus de
Minister).
Ik heb mij zei hij vergist in den
weerslag, die zou kunnen worden wak
ker geroepen in ons volk.
Ik betreur dat hierdoor tegenstellingen en
verwijderingen zijn ontslaan. Maar dit mag
men meent hij hem niet verwijten en
in Oss heeft de maatregel goed qp de situa
tie gewerkt. De Minister betuigde zijn ver
trouwen ln het korps, en beloofde even
tueel het noodige te zullen doen, om het
contact er mee te verbeteren.
Aan het slot van zijn rede verklaarde de
Minister, dat verschil van waardeering in
zake zijn beleid hem niet zal verontrusten.
Ook niet, omdat hij door alles heen de
rust van zijn geweten heeft behouden; hij
verklaarde zelfs, dat men hem vroeg of
laat zal gelijk geven.
Op het eind van den middag is de heer
Schouten, de voorzitter der Commissie-Oss,
met zijn rede begonnen.
Tweeëerlei had hij zich in dit eerste deel
ten doel gesteld. Ten eerste aan te toonen
welke rol de heer Rost van Tonningen te
genover de Commissie heeft gespeeld, en
ten tweede, het standpunt van den Minis
ter te bestrijden ten aanzien van het niet-
overleggen van bepaalde stukken en het
nlet-hooren van bepaalde getuigen. De ar
gumenten over en weer zijn nu wel vol
doende bekend. Doch wat het overleggen
■Q-uYJkyfLt Ztejb uiiJk een. xxuJUül
UHAJuwl, oyj küt et
ivy CjQjoX vvitt,.
J
EN NOOIT ZEEP VAIN ONBEKENDE HERKOMST
2488
(Ingez. Med.)
van stukken betreft had de heer Schouten
ongetwijfeld een sterk argument:
Twee jaar geleden heeft de toenmalige
(ook roomsch-katholieke) Minister van
Justitie, de tegenwoordige voorzitter der
Kamer, in de zaak-Ries uit geheime stuk
ken geciteerd, om zijn standpunt te verde
digen en te rechtvaardigen. Hij maakte
toen een uitzondering, om de waarheid te
dienen. Welnu vroeg de heer Schouten
had ook thans niet ter wille van de
waarheid een uitzondering gemaakt kun
nen worden? Hij achtte de houding des
Ministers tegenover de Commissie niet
juist.
Vermoedelijk zal het debat vandaag
wel worden beëindigd.
PAARTJE IN DEN ECHT VERBONDEN.
rmg van het huwelijk voor de ouders en de
twee kinderen, die ondertusschen uit het
huwelijk geboren zijn.
Zonder bevoegdheid daartoe te bezitten.
Tegen den 28-jarigen ambtenaar ter
secretarie K. van G. uit Heenvliet heeft de
officier van justitie, mr. Hoeffelman. gis
teren op de zitting van de Rotterdamsche
rechtbank een geldboete geëischt van f60
subs. 15 dagen hechtenis K. van G. heelt
op 7 Mei 1936 het paartje Stolk-Maartje
Rledijk in den echt vereenigd. zonder daar
toe de bevoegdheid te bezitten. Dien dag
was de gemeentesecretaris afwezig, omdat
diens zuster trouwde. In zijn plaats zou de
45-jarige gemeenteveldwachter en ambte
naar van den burgerlijken stand B H de
huwelijksplechtigheid op het Heenvlietsche
raadhuis voltrekken. Juist evenwel voordat
het trouwlustig paar arriveerde werd B. H
gewaarschuwd, dat er buiten het dorp een
ongeluk gebeurd was en hij toog direct, nu
weer in de functie van veldwachter, naar
de plaats des onheils. De ambtenaar ter
secretarie heeft toen de huwelijksceremo
niën op de gebruikelijke wijze verricht Bij
de terugkomst van B H vertelde van G. de
kwestie en toen heeft B. H. de huwelijks-
acte onderteekend Mr. Hoeffelman wees
erop, dat de acte daardoor valsch is gewor
den. Tegen B. H. vorderde hij terzake van
valschheid in geschrifte een geldboete van
f 150 subs. 25 dagen hechtenis.
De officier wees in zijn requisitoir op de
gevolgen van een eventueele nietigverkla- I
HAAGSCHE POLITIERECHTER.
De waarschuwing.
Een bakker te Leiden kocht van iemand
ee- baal bloem, waarvoor hij f. 9 betaalde.
Hij stond nu terecht wegens schuldheling.
Verdachte vertelde dat de waarde van
de bloem f. 10 bedroeg, zoodat hij het ver
schil niet groot achtte. Daarom vertrouwde
hij de zaak wel.
De officier vond dat verdachte toch beter
had moeten uitkijken en vorderde f 25
boete subs 25 dagen hechtenis. De politie
rechter deelde de meening van den officier
niet en was van oordeel dat geen grove
schuld aanwezig kon worden geacht. Daar
om werd verdachte vrijgesproken, maar hij
kreeg nog een goede waarschuwing mee in
het vervolg voorzichtiger te zijn.
Verkeerde hulp.
Een werkgever uit Leiden had zijn hulp
verleend aan een arbeider om steunfraude
te plegen
Hij had gezegd dat die arbeider in een
bepaalde week niet bij hem had gewerkt,
doch dat was onwaar.
Want uit het onderzoek was gebleken dat
de arbeider er wel had gewerkt. De officier
vorderde tegen verdachte, die het feit be
kende, een maand gevangenisstraf voor
waardelijk met een proeftijd van drie jaar.
De politierechter veroordeelde tot twee
Bij apotheken an
drogisten,
koker 12 tl. 50 cf.
doosje i tt. 30 cl
maar HARTJES van MIJNHARDT brengen dadelijk beterschap!
Door de typische hartvorm gemakkelijk In te nemen.
2489
(Ingez. Med.)
Ingediend is een ontwerp van wet tot
wijziging en verhooging van het achtste
hoofdstuk (defensie) der rijksbegrooting
voor 1939.
Aan de memorie van toelichting is het
volgende ontleend:
De aanschaffingen en voorzieningen,
waarvoor in de onderwerpelijke suppletaire
bcgrooting gelden worden aangevraagd,
kunnen behoudens enkele uitzonderingen
in iwee groepen worden verdeeld.
In de eerste plaats worden bedragen op
gebracht voor datgene ten aanzien waar
van in de memorie van toelichting op het
VlIIe hoofdstuk der rijksbegrooting voor
1939 werd uiteengezet, dat een verhooging
van de aanvankelijk noodig geachte kapi
taalsuitgaven was te verwachten. Het be
treft hier de uitgaven voor de maritieme
walinrichtingen. voor magazijnen van de
landmacht en voor kazerneering.
In de tweede plaats is het ln verband
met de tijdsomstandigheden geboden om
verschillende voorzieningen, die volgens den
aanvankelijken opzet der plannen eerst in
den loop van een aantal jaren zouden wor
den ingevoerd, met spoed ter hand te ne
men. In hoofdzaak betreft dit aanschaffin
gen van geschut en munitie voor zee- en
landmacht, alsmede van voorraden inten-
daince-goederen. Het gaat hier In feite om
hiaten en tekorten, die niet langer besten
digd mogen blijven.
Voor de marine-vliegkampen Is in totaal
noodig:
Voor „de Kooy" f, 467.000
Voor „de Mok" f. 294.000
Voor Schellingwoude f. 262.100
Voor Veere f. 216.000
Daarenboven voor terreinultbreiding van
„de Kooy" nog een bedrag van f. 50.000.
Voor aanbouw, aankoop, bewapening en
ui'.rusting van schepen, vaartuigen en
vliegtuigen is een hooger bedrag van plm.
f. 1 354 000 aangevraagd. Hiervan is noodig
f. 354.000 voor verdubbeling van de lucht-
afweerbewapening van Hr. Ms. „Tromp" en
de daarmede verband houdende aanschaf
fing van munitie.
Ter toelichting moge dienen, dat sedert
de plannen voor dit schip geruimen tijd
geleden werden ontworpen, de afweer tegen
luchtaanvallen op schepen aanzienlijk Is
uitgebreid speciaal wat de automatische
wapens betreft.
In verband hiermede werd de tweede
flottieljeleider dan ook ontworpen met een
luchtafweerbewapening van de dubbele
sterkte van dit van Hr. Ms. „Tromp". De
gevraagde gelden dienen om ook van laatst
genoemd schip het afwerend vermogen tot
dat peil op te voeren
Tenslotte is in dit bedrag begrepen plm.
f. 600.000 voor de defensieve uitrusting van
koopvaardijschepen.
Voor materieel der artillerie met toebe-
hooren, geniematerieel en uitgaven voor de
militaire luchtvaart is een hooger bedrag
van f. 18.890.000 aangevraagd. Hiervan zijn
bestemd voor: aanschaffing van houwitsers
met bijbehoorende munitie f. 12 850.000
Uitbreiding van den munitievoorraad
voor luchtdoel-geschut fa. 5.000.000.
Aanschaffing van 100 vuurmonden van
4.7 c.M (pantserafweergeschut) f. 1.000.000.
Aanschaffing van transportrijwielen voor
het vervoer van radiotoestellen, ingedeeld
bij de bereden artillerie f. 40.000.
Aangezien het een dringende eisch
is het artilleristische vermogen van
onze weermacht te verhoogen, zal zoo
spoedig mogelijk over houwitsers van
10.5 c.M. moeten worden beschikt.
Zeer spoedige beschikbaarstelling daar
van is vereischt, mede met het oog op
het voornemen de opleiding van het
voor de bediening van deze houwitsers
te bestemmen personeel reeds 1 Octo
ber a.s. te doen aanvangen.
Voor wat betreft de aanschaffing van 100
vuurmonden van 4.7 c.M. worde opgemerkt,
dat in het urgentieprogramma, dat heeft
gediend voor den opzet van de kapitaals
uitgaven, reeds was voorzien in de aan
schaffing van pantserafweerkanonnen tot
eeiï aantal waarin de hier bedoelde 100
vuurmonden waren begrepen. Een gedeelte
van dit totale aantal zal in het binnen
land worden vervaardigd. Daar de huidige
tijdsomstandigheden het noodzakelijk ma
ken. dat eerder over het onderwerpelijke
geschut wordt beschikt, zijn 100 stukken
alsnog bij den buitenlandschen leverancier
in bestelling gegeven, waardoor deze be
langrijk eerder beschikbaar komen, dan bij
aanmaak hier te lande het geval zou zijn
geweest.
Voor nieuwe gebouwen en werken is een
verhooging gevraagd van f. 3.125.000, waar
van bestemd Is f. 2.200.000 voor magazijnen
voor berging van materieel en munitie. Dit
laatste bedrag is noodig om te kunnen
voorzien in de vereischte bergruimte voor
materieel en munitie, dat in een belangrijk
sneller tempo zal worden opgeleverd dan
oorspronkelijk was te verwachten.
Voor uitbreiding van het centraal maga
zijn van militaire kleeding en uitrusting te
Woerden is f. 205.000 in de gevraagde ver
hooging van f. 3.125.000 begrepen.
Voor kleeding, uitrusting, ledergoed, ver-
plegingsvoertuigen en verdere intendance-
goederen wordt een verhooging gevraagd
van f. 7.247.000, waarvan bestemd is voor
aanschaffing van intendancegoederen plm.
f. 6.932.000.
Dit ontwerp van wet heeft tengevolge
een verhooging van den geheelen dienst
met f. 33.141.655, waarvan een verhooging
met f. 32.226.000 op den kapitaaldlenst.
Van de gelegenheid van de indiening der
suppletoire defensie-begrooting wordt te
vens gebruik gemaakt om aan art. 4 der
wet van 24 Februari 1939 een nieuw lid toe
te voegen, waaromtrent het volgende wordt
medegedeeld:
Aangezien de In September 1938 buiten
gewoon onder de wapenen geroepen dienst
plichtigen reeds na korten tijd weder met
groot verlof gezonden konden worden, als
gevolg van de toen ingetreden ontspanning
in den Internationalen toestand, was het
mogelijk de uitgave beperkt te houden tot
een bedrag van ongeveer f.3 millioen. Nu
de internationale omstandigheden het in
April jj. wederom noodzakelijk maakten
over te gaan tot de buitengewone oproe
ping, werd het niet noodig geacht om hier
voor een buitengewoon crediet aan te vra
gen.
Van het bij de wet van 30 September 1938
toegestane bedrag kon namelijk met toe
passing van art. 24 der Comptabiliteitswet
1927 f97 millioen worden toegevoegd aan
de defensiebegrooting voor het dienstjaar
1939.
Artikel 4 der wet van 24 Februari 1939
tot vaststelling van de defensiebegrooting
1939, dient dan echter te worden aange
vuld met een bepaling, als voorkomende in
art, 3 van bovengenoemde wet van 30 Sep
tember 1938 betreffende het buitengewoon
crediet van f. 100 millioen.
maanden gevangenisstraf voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaar.
De schop tegen den klomp.
De 12-jarige M. M. uit Alphen was on
deugend geweest; hij gaf een schop tegen
den klomp van een inwoner van genoemde
gemeente.
Die werd zoo kwaad, dat hij den knaap
mishandelde. Voor dat feit moest hij nu
terecht staan, doch hü liet verstek gaan.
Wel was er de knaap die zün wedervaren
vertelde.
De officier, vorderde daarna f. 10 boete
subs. 10 dagen hechtenis. De vader van den
jongen wilde nog iets lver de voorgeschie
denis vertellen, doch daarvoor had de
politierechter geen interesse.
Het vonnis werd conform den eisch van
den officier.
Ruzie.
Doordat de vrouwen ruzie hadden, kregen
ook de mannen het met elkaar aan den
stok.
Nu stonden de beide huurlieden, afkom
stig uit Sassenhelm voor den Politierechter;
de één als verdachte, de ander als getuige.
Want de getuige had er met een mestvork
van langs gehad, hetgeen mishandeling
was.
Intusschen scheen de ruzie tusschen dit
tweetal weeT aardig bijgelegd, alleen met
de vrouwen ging het niet zoo vlot. maar de
j politierechter adviseerde ook daar vrede te
stichten.
De aanleiding tot de mishandeling was
dat een hond van verdachte twee konünen
van getuige had doodgebeten en waarvoor
schadevergoeding werd gevraagd.
De politierechter hield rekening met de
omstandigheden en legde 1.10 boete voor-
waardelyk op.
Diefstal.
Een los-werkman uit Leiden had in het
tüdvak van 1 Januari tot April van dit jaar
eenige balen suiker en bloem weggenomen,
toen hij in dienst was van G.
Verdachte bekende dit. doch betoogde
dat bü het vervoer van de goederen, een
hoeveelheid was overgebleven. Waar er nie
mand om kwam, had hij de suiker en bloem
meegenomen en verkocht.
Hij had nu spijt van het gebeurde. De
officier wilde verdachte nog een kans geven
en vorderde tegen hem drie maanden ge
vangenisstraf voorwaardelük met een
proeftijd van drie jaar.
De politierechter veroordeelde conform
dezen eisch
De buurvrouw.
Een oude dame uit Voorschoten had haar
buren beleedigd.
Daarvoor had mevr. G. N. een aanklacht
ingediend, want de oude dame had over het
zedelijk gedrag van de getuige minder be
hoorlijke dingen gezegd
Dat weid door verdachte ontkend; ze
had wel „iets" gezegd, maar niet hetgeen
in de dagvaarding stond.
Maar er waren twee getuigen die de
beleedigingen hadden gehoord.
De verdachte had zich erg te beklagen
over het feit dat men haar links liet liggen,
maar de getuige zei dat met de buurdame
niet te praten viel.
De officier hield rekening met de
67 jaren van verdachte en eischte vüftig
cent boete.
Het vonnis werd conform dezen eisch.
„Vader, ze nemen me mee!"
De agent van politie G. Wassenaar u.t
Katwiik a. Zee wilde des avonds een fietser
aanhouden, die zonder licht reed. Hü riep
den jongeman aan. die echter door reed.
De agent zette een achtervolging in en toen
hu den vluchteling wilde grijpen. draaide
deze zich om en ging den agent te lijf. Er
ontstond een vechtpartij waarbü de jonge
man nep „Vader, vader, ze willen me mee
nemen!"
Op die alarmeering. kwamen familieleden
toeschieten Maar natuurlijk trok de wiel
rijder aan het kortste eind en moest hü nu
terecht staan.
Verdachte had op de uiteenzetting van
den agent wel een en ander aan te mer
ken. want hü zou niet gevlucht zün. etc. De
agent zou ook nog zün revolver hebben ge
trokken
De officier vond de handelwüze niet juist
en vorderde een maand gevangenisstraf
voorwaardelük met een proeftüd van drie
jaar. benevens onvoorwaardelük f. 15 boete
subs. 15 dagen hechtenis.
Het vonnis werd conform dezen eisch.
De tref.
Volgens verdachte was het „een tref" dat
hij een mes in zün zak had. maar de ge
tuige S. zal met dien ..tref" niet etg inge
nomen zün geweest.
De verdachte, afkomstig uit Leiden, had
met het mes aan S. een steek toegebracht.
De verwonding was niet van ernstigen
aard Nu de messentrekker zich te verant
woorden had. zei hü zich niets van het
geval te herinneren, want hij was dronken.
En. het slachtoffer was als getuige op
geroepen maar niet verschenen De officier
vorderde, omdat het bewü's ontbrak, viü-
spraak. De politierechter be'loot h'ertoe
Benzine diefstal.
Een arbeider uit Roelofarendsveen was
met een motor gaan rijden die aan een
reiziger uit Haarlem toebehoorde.
Als gevolg hiervan had hü zich wegens
diefstal van benzine te verantwoorden. Na
dat de getuige van Berkel had medegedeeld
dat aan zün motor ook noe s-hrd- was
toegebracht vorderde "ff'r'g- een naind
gevangenisstraf omdat hü de har.d-'wüze
van verdachte heel onbehoorlük vond De
politierechter veroordeelde tot f. 20 boete
subs. 20 dagen hechtenis terwül de aange
richte schade moet worden vergoed.