hCfHewpdcgurtJoia 33 Millioen meer voor Defensie Rede van minister Goseling: 80ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 28 Juni 1939 Derde Blad No. 24311 Qebf»* SUNLIGHT ZEEP Vroeg of laat zal ik gelijk krijgen Vandaag de beslissing RECHTZAKEN is dubbel hardnekkig* Aanschaffing van verschillende soorten geschut is noodig (Van een parlementairen medewerker). „Tk ben in meer dan een opzicht over het Rapport der Kamer-Commissie voldaan. Ik gevoel mij niet vernietigd". Aldus Minister Goseling. Die voldaanheid bleek dan in hoofdzaak betrekking te hebben op de erkenning der Commissie, dat de Minister ingrijpen vol strekt noodzakelijk achtte en dat hij te Boeder trouw heeft gehandeld. Hieraan hechtte de Minister zeer groote waarde. En hij zeide: „Ik zal eerlijk mijn overtuiging zeggen, nu ik alles nog eens rustig heb overwo gen." Intusschen stelde hü de vraag, of er geen weg te vinden is om hun, die wan trouwen willen uitdrukken in zijn bedoe lingen en onkreukbaarheid, daartoe de ge legenheid te geven. De Minister stelde de vraag, of het niet verklaarbaar is dat zijn politieke vrienden, die hem het best kennen, het voor hem hebben opgenomen. Is dit niet mensche- Hjk is dit geen trouw? vroeg hij, en hij verklaarde er zich dankbaar voor Uitdrukkelijk vestigde de Minister er de aandacht op, dat hij zelf geen enkele zaak uit het complex-Oss heeft doen beëindigen. Alle zaken waren reeds beëindigd, toen hij op 1 April 1938 zijn maatregel inzake de overplaatsing nam. Evenzeer stelde de Mi nister in het licht, dat hij de gevraagde dossiers ter wille van de rechtszekerheid niet aan de Commissie mocht overleggen, want er zou voor de betrokkenen zeide hij niets erger zijn dan dat de stukken van een niet-vervolgde zaak aan een nlet- rechterlijke instantie zouden worden voor gelegd. De minister had een voorbeeld uit 1907 opgediept, waarin Minister van Raalte iets dergelijks heeft geweigerd; ook die be windsman had principleele bezwaren tegen het afstaan van dergelijke dossiers. Spreker verklaarde dat hij ditmaal geen uitzonde ring mocht maken, ook al zou dit persoon lijk voor hem aangenamer zijn geweest. En hetzelfde geldt voor het hooren van amb tenaren als getuigen door de Kamer-Com missie. Het gaat niet aan riep hij ambte naren, buiten een enquête om, te hooren Inplaats van den Minister. En de geheele Ministerraad stelde zich op dit standpunt. Wat de zaak-Oss zelf betreft haar eigenlijke inhoud zei de Minister: „Ik zal geen nieuwe feiten en om standigheden aanvoeren!" Dit Is verklaarbaar. Indien de Minister thans nog met nieuwe feiten ware geko men, zou dit beteekend hebben dat hij ze tot dusverre ook in zijn Nota van 96 blad zijden, had verzwegen. Hij kon dus inder daad niets anders doen dan de reeds over bekende feiten naar zijn zienswijze nog eens toelichten en beoordeelen. Daartoe heeft de Minister nog eens een overzicht gegeven van het complex in zijn geheel, van verscheidene arrestaties in een kort tijdsbestek, en hij vroeg enkele malen hoe men dit alles zou beoordeelen, indien het zich eens buiten Oss zou hebben voorge daan. Scherp stelde hij zich op het stand punt, dat men niet de zaken afzonderlijk moet uiteenrafelen, maar het complex in zijn geheel moet beschouwen, om het op treden der brigade te beoordeelen. Niettemin heeft de Minister begrijpe lijk toch de zaken ook nog eens afzon derlijk besproken en volgehouden, dat de tekortkomingen der marechaussee van zeer ernstigen aard waren. Enkele van die zaken behandelde hij vrij uitvoerig, zooals de affaire-v. d. H„ waarbij hij een brief voorlas van den President van het Gerechtshof in Den Bosch, die mee deelde dat de Procureur-Generaal hem niet heeft beïnvloed om v. d. H. In vrijheid te stellen. Toen de Minister echter uit dien brief de zinsnede voorlas, waarin de G.-G. meedeelde dat hij gevangenhouding van v. d. H. niet noodzakelijk achtte, ontstond er in de Kamer eenige dei ning: men zag hier blijkbaar een tee- ken in, dat de P.-G. de beslissing wel heeft beïnvloed. In het algemeen echter hield de Minis ter ook met betrekking tot de andere zaken van het complex staande, dat de normale rechtsgang is gevolgd, en hiervan niet is afgeweken, en dat het niet op den weg der Kamer ligt, procedures voort te zetten, die de rechterlijke organen hebben behandeld en afgesloten. Wat de zaak van de geestelijken betreft, heeft de Minister nog eens verklaard dat, als katholieke priesters iets strafbaars doen zij aan hetzelfde recht onderworpen moe ten worden als elk ander Nederlander. Tot den heer Rost van Tonningen zeide hij: als gij meent, dat priesters iets straf baars hebben gedaan, waarom brengt gij dat dan niet aan bij de rechterlijke macht, want daartoe zijt gij zelfs verplicht, en waarom ageert gij er hier dan wel mee? Met verheffing van stem protesteerde de Minister tegen allerlei beschuldigingen, ten aanzien van deze zaak (voor velen de eigen lljke zaak-Oss) geuit, en hij betoogde dat wat men wil feitelijk neerkomt op rechts ongelijkheid voor de twee geestelijken. De Minister verklaarde over deze zaak geen enkel contact met kerkelijke instanties te hebben gehad. Hij wees er uitdrukkelijk op. dat het gaat om strafbare feiten, en dat daarvan niet is gebleken, zoodat de brigade uit eigen initiatief het onderzoek heeft ge sloten. De Minister hield staande, dat de opsporende marechaussee ernstige fouten hebben begaan. Hij hechtte er bijzonder veel waarde aan, dat twee getuigen tegen een der pastoors tien jaar en langer gele den de nu door hen medegedeelde feiten hadden ontkend. En alleen op grond van het feit, dat ze nu anders verklaarden, gingen de marechaussee alle misdienaars der pastoors ondervragen, knapen van 8 tot 15 jaar. Zooiets riep de Minister bewogen uit kan men niet dulden in Oss en kan men nergens dulden. Aan de band van verschillende bijzon derheden (die reeds bekend zijn, maar die hij nog eens behandelde) trachtte de Mi nister duidelijk te maken, dat er in de be handeling van deze zaken ernstige fouten door de brigade zijn begaan, ook deze, dat de onderzoekende wachtmeester tegenover een vrouw in Den Haag, die hij verhoorde, deed voorkomen, alsof de betrokken pas toor een zeden-misdrijf had bekend. Heeft de Minister van Justitie den Procureur-Generaal losgelaten? Neen. „Het zou misschien voldoening geven, als ik thans zijn hoofd kwam aanbie den" zei de Minister maar ik doe het niet." De Minister meende dat de P.-G. niet in ernstige mate heeft gefaald." Zijn Excel lentie prees hem als zeer bekwaam, on kreukbaar en werkzaam. Wellicht hadden zijn uitdrukkingen hier en daar een an dere „modulatie" kunnen dragen en had hij het contact met de brigade, na het op treden van den nieuwen chef, kunnen her stellen. ook had het 7'/i-uur-verhoor van De Gier beter in twee etappes kunnen plaats hebben, maar overigens hield de Mi nister hem de hand boven het hoofd. En wat de maatregel der overplaatsing betreft: de Minister meende in April van het vorige jaar, dat een direct ingrijpen noodzakelijk was, en dat dit ingrijpen niet anders kon zijn dan: overplaatsing. Dit middel was „aangewezen" en „lag voor de hand", want de marechaussee had gevaar lijk werk gedaan, en dit werk moest wor den stopgezet. De Minister erkende dat het middel der overplaatsing nieuw was ln ons land, en daarom verwekte het bewe ging. maar het was geen straf (aldus de Minister). Ik heb mij zei hij vergist in den weerslag, die zou kunnen worden wak ker geroepen in ons volk. Ik betreur dat hierdoor tegenstellingen en verwijderingen zijn ontslaan. Maar dit mag men meent hij hem niet verwijten en in Oss heeft de maatregel goed qp de situa tie gewerkt. De Minister betuigde zijn ver trouwen ln het korps, en beloofde even tueel het noodige te zullen doen, om het contact er mee te verbeteren. Aan het slot van zijn rede verklaarde de Minister, dat verschil van waardeering in zake zijn beleid hem niet zal verontrusten. Ook niet, omdat hij door alles heen de rust van zijn geweten heeft behouden; hij verklaarde zelfs, dat men hem vroeg of laat zal gelijk geven. Op het eind van den middag is de heer Schouten, de voorzitter der Commissie-Oss, met zijn rede begonnen. Tweeëerlei had hij zich in dit eerste deel ten doel gesteld. Ten eerste aan te toonen welke rol de heer Rost van Tonningen te genover de Commissie heeft gespeeld, en ten tweede, het standpunt van den Minis ter te bestrijden ten aanzien van het niet- overleggen van bepaalde stukken en het nlet-hooren van bepaalde getuigen. De ar gumenten over en weer zijn nu wel vol doende bekend. Doch wat het overleggen ■Q-uYJkyfLt Ztejb uiiJk een. xxuJUül UHAJuwl, oyj küt et ivy CjQjoX vvitt,. J EN NOOIT ZEEP VAIN ONBEKENDE HERKOMST 2488 (Ingez. Med.) van stukken betreft had de heer Schouten ongetwijfeld een sterk argument: Twee jaar geleden heeft de toenmalige (ook roomsch-katholieke) Minister van Justitie, de tegenwoordige voorzitter der Kamer, in de zaak-Ries uit geheime stuk ken geciteerd, om zijn standpunt te verde digen en te rechtvaardigen. Hij maakte toen een uitzondering, om de waarheid te dienen. Welnu vroeg de heer Schouten had ook thans niet ter wille van de waarheid een uitzondering gemaakt kun nen worden? Hij achtte de houding des Ministers tegenover de Commissie niet juist. Vermoedelijk zal het debat vandaag wel worden beëindigd. PAARTJE IN DEN ECHT VERBONDEN. rmg van het huwelijk voor de ouders en de twee kinderen, die ondertusschen uit het huwelijk geboren zijn. Zonder bevoegdheid daartoe te bezitten. Tegen den 28-jarigen ambtenaar ter secretarie K. van G. uit Heenvliet heeft de officier van justitie, mr. Hoeffelman. gis teren op de zitting van de Rotterdamsche rechtbank een geldboete geëischt van f60 subs. 15 dagen hechtenis K. van G. heelt op 7 Mei 1936 het paartje Stolk-Maartje Rledijk in den echt vereenigd. zonder daar toe de bevoegdheid te bezitten. Dien dag was de gemeentesecretaris afwezig, omdat diens zuster trouwde. In zijn plaats zou de 45-jarige gemeenteveldwachter en ambte naar van den burgerlijken stand B H de huwelijksplechtigheid op het Heenvlietsche raadhuis voltrekken. Juist evenwel voordat het trouwlustig paar arriveerde werd B. H gewaarschuwd, dat er buiten het dorp een ongeluk gebeurd was en hij toog direct, nu weer in de functie van veldwachter, naar de plaats des onheils. De ambtenaar ter secretarie heeft toen de huwelijksceremo niën op de gebruikelijke wijze verricht Bij de terugkomst van B H vertelde van G. de kwestie en toen heeft B. H. de huwelijks- acte onderteekend Mr. Hoeffelman wees erop, dat de acte daardoor valsch is gewor den. Tegen B. H. vorderde hij terzake van valschheid in geschrifte een geldboete van f 150 subs. 25 dagen hechtenis. De officier wees in zijn requisitoir op de gevolgen van een eventueele nietigverkla- I HAAGSCHE POLITIERECHTER. De waarschuwing. Een bakker te Leiden kocht van iemand ee- baal bloem, waarvoor hij f. 9 betaalde. Hij stond nu terecht wegens schuldheling. Verdachte vertelde dat de waarde van de bloem f. 10 bedroeg, zoodat hij het ver schil niet groot achtte. Daarom vertrouwde hij de zaak wel. De officier vond dat verdachte toch beter had moeten uitkijken en vorderde f 25 boete subs 25 dagen hechtenis. De politie rechter deelde de meening van den officier niet en was van oordeel dat geen grove schuld aanwezig kon worden geacht. Daar om werd verdachte vrijgesproken, maar hij kreeg nog een goede waarschuwing mee in het vervolg voorzichtiger te zijn. Verkeerde hulp. Een werkgever uit Leiden had zijn hulp verleend aan een arbeider om steunfraude te plegen Hij had gezegd dat die arbeider in een bepaalde week niet bij hem had gewerkt, doch dat was onwaar. Want uit het onderzoek was gebleken dat de arbeider er wel had gewerkt. De officier vorderde tegen verdachte, die het feit be kende, een maand gevangenisstraf voor waardelijk met een proeftijd van drie jaar. De politierechter veroordeelde tot twee Bij apotheken an drogisten, koker 12 tl. 50 cf. doosje i tt. 30 cl maar HARTJES van MIJNHARDT brengen dadelijk beterschap! Door de typische hartvorm gemakkelijk In te nemen. 2489 (Ingez. Med.) Ingediend is een ontwerp van wet tot wijziging en verhooging van het achtste hoofdstuk (defensie) der rijksbegrooting voor 1939. Aan de memorie van toelichting is het volgende ontleend: De aanschaffingen en voorzieningen, waarvoor in de onderwerpelijke suppletaire bcgrooting gelden worden aangevraagd, kunnen behoudens enkele uitzonderingen in iwee groepen worden verdeeld. In de eerste plaats worden bedragen op gebracht voor datgene ten aanzien waar van in de memorie van toelichting op het VlIIe hoofdstuk der rijksbegrooting voor 1939 werd uiteengezet, dat een verhooging van de aanvankelijk noodig geachte kapi taalsuitgaven was te verwachten. Het be treft hier de uitgaven voor de maritieme walinrichtingen. voor magazijnen van de landmacht en voor kazerneering. In de tweede plaats is het ln verband met de tijdsomstandigheden geboden om verschillende voorzieningen, die volgens den aanvankelijken opzet der plannen eerst in den loop van een aantal jaren zouden wor den ingevoerd, met spoed ter hand te ne men. In hoofdzaak betreft dit aanschaffin gen van geschut en munitie voor zee- en landmacht, alsmede van voorraden inten- daince-goederen. Het gaat hier In feite om hiaten en tekorten, die niet langer besten digd mogen blijven. Voor de marine-vliegkampen Is in totaal noodig: Voor „de Kooy" f, 467.000 Voor „de Mok" f. 294.000 Voor Schellingwoude f. 262.100 Voor Veere f. 216.000 Daarenboven voor terreinultbreiding van „de Kooy" nog een bedrag van f. 50.000. Voor aanbouw, aankoop, bewapening en ui'.rusting van schepen, vaartuigen en vliegtuigen is een hooger bedrag van plm. f. 1 354 000 aangevraagd. Hiervan is noodig f. 354.000 voor verdubbeling van de lucht- afweerbewapening van Hr. Ms. „Tromp" en de daarmede verband houdende aanschaf fing van munitie. Ter toelichting moge dienen, dat sedert de plannen voor dit schip geruimen tijd geleden werden ontworpen, de afweer tegen luchtaanvallen op schepen aanzienlijk Is uitgebreid speciaal wat de automatische wapens betreft. In verband hiermede werd de tweede flottieljeleider dan ook ontworpen met een luchtafweerbewapening van de dubbele sterkte van dit van Hr. Ms. „Tromp". De gevraagde gelden dienen om ook van laatst genoemd schip het afwerend vermogen tot dat peil op te voeren Tenslotte is in dit bedrag begrepen plm. f. 600.000 voor de defensieve uitrusting van koopvaardijschepen. Voor materieel der artillerie met toebe- hooren, geniematerieel en uitgaven voor de militaire luchtvaart is een hooger bedrag van f. 18.890.000 aangevraagd. Hiervan zijn bestemd voor: aanschaffing van houwitsers met bijbehoorende munitie f. 12 850.000 Uitbreiding van den munitievoorraad voor luchtdoel-geschut fa. 5.000.000. Aanschaffing van 100 vuurmonden van 4.7 c.M (pantserafweergeschut) f. 1.000.000. Aanschaffing van transportrijwielen voor het vervoer van radiotoestellen, ingedeeld bij de bereden artillerie f. 40.000. Aangezien het een dringende eisch is het artilleristische vermogen van onze weermacht te verhoogen, zal zoo spoedig mogelijk over houwitsers van 10.5 c.M. moeten worden beschikt. Zeer spoedige beschikbaarstelling daar van is vereischt, mede met het oog op het voornemen de opleiding van het voor de bediening van deze houwitsers te bestemmen personeel reeds 1 Octo ber a.s. te doen aanvangen. Voor wat betreft de aanschaffing van 100 vuurmonden van 4.7 c.M. worde opgemerkt, dat in het urgentieprogramma, dat heeft gediend voor den opzet van de kapitaals uitgaven, reeds was voorzien in de aan schaffing van pantserafweerkanonnen tot eeiï aantal waarin de hier bedoelde 100 vuurmonden waren begrepen. Een gedeelte van dit totale aantal zal in het binnen land worden vervaardigd. Daar de huidige tijdsomstandigheden het noodzakelijk ma ken. dat eerder over het onderwerpelijke geschut wordt beschikt, zijn 100 stukken alsnog bij den buitenlandschen leverancier in bestelling gegeven, waardoor deze be langrijk eerder beschikbaar komen, dan bij aanmaak hier te lande het geval zou zijn geweest. Voor nieuwe gebouwen en werken is een verhooging gevraagd van f. 3.125.000, waar van bestemd Is f. 2.200.000 voor magazijnen voor berging van materieel en munitie. Dit laatste bedrag is noodig om te kunnen voorzien in de vereischte bergruimte voor materieel en munitie, dat in een belangrijk sneller tempo zal worden opgeleverd dan oorspronkelijk was te verwachten. Voor uitbreiding van het centraal maga zijn van militaire kleeding en uitrusting te Woerden is f. 205.000 in de gevraagde ver hooging van f. 3.125.000 begrepen. Voor kleeding, uitrusting, ledergoed, ver- plegingsvoertuigen en verdere intendance- goederen wordt een verhooging gevraagd van f. 7.247.000, waarvan bestemd is voor aanschaffing van intendancegoederen plm. f. 6.932.000. Dit ontwerp van wet heeft tengevolge een verhooging van den geheelen dienst met f. 33.141.655, waarvan een verhooging met f. 32.226.000 op den kapitaaldlenst. Van de gelegenheid van de indiening der suppletoire defensie-begrooting wordt te vens gebruik gemaakt om aan art. 4 der wet van 24 Februari 1939 een nieuw lid toe te voegen, waaromtrent het volgende wordt medegedeeld: Aangezien de In September 1938 buiten gewoon onder de wapenen geroepen dienst plichtigen reeds na korten tijd weder met groot verlof gezonden konden worden, als gevolg van de toen ingetreden ontspanning in den Internationalen toestand, was het mogelijk de uitgave beperkt te houden tot een bedrag van ongeveer f.3 millioen. Nu de internationale omstandigheden het in April jj. wederom noodzakelijk maakten over te gaan tot de buitengewone oproe ping, werd het niet noodig geacht om hier voor een buitengewoon crediet aan te vra gen. Van het bij de wet van 30 September 1938 toegestane bedrag kon namelijk met toe passing van art. 24 der Comptabiliteitswet 1927 f97 millioen worden toegevoegd aan de defensiebegrooting voor het dienstjaar 1939. Artikel 4 der wet van 24 Februari 1939 tot vaststelling van de defensiebegrooting 1939, dient dan echter te worden aange vuld met een bepaling, als voorkomende in art, 3 van bovengenoemde wet van 30 Sep tember 1938 betreffende het buitengewoon crediet van f. 100 millioen. maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De schop tegen den klomp. De 12-jarige M. M. uit Alphen was on deugend geweest; hij gaf een schop tegen den klomp van een inwoner van genoemde gemeente. Die werd zoo kwaad, dat hij den knaap mishandelde. Voor dat feit moest hij nu terecht staan, doch hü liet verstek gaan. Wel was er de knaap die zün wedervaren vertelde. De officier, vorderde daarna f. 10 boete subs. 10 dagen hechtenis. De vader van den jongen wilde nog iets lver de voorgeschie denis vertellen, doch daarvoor had de politierechter geen interesse. Het vonnis werd conform den eisch van den officier. Ruzie. Doordat de vrouwen ruzie hadden, kregen ook de mannen het met elkaar aan den stok. Nu stonden de beide huurlieden, afkom stig uit Sassenhelm voor den Politierechter; de één als verdachte, de ander als getuige. Want de getuige had er met een mestvork van langs gehad, hetgeen mishandeling was. Intusschen scheen de ruzie tusschen dit tweetal weeT aardig bijgelegd, alleen met de vrouwen ging het niet zoo vlot. maar de j politierechter adviseerde ook daar vrede te stichten. De aanleiding tot de mishandeling was dat een hond van verdachte twee konünen van getuige had doodgebeten en waarvoor schadevergoeding werd gevraagd. De politierechter hield rekening met de omstandigheden en legde 1.10 boete voor- waardelyk op. Diefstal. Een los-werkman uit Leiden had in het tüdvak van 1 Januari tot April van dit jaar eenige balen suiker en bloem weggenomen, toen hij in dienst was van G. Verdachte bekende dit. doch betoogde dat bü het vervoer van de goederen, een hoeveelheid was overgebleven. Waar er nie mand om kwam, had hij de suiker en bloem meegenomen en verkocht. Hij had nu spijt van het gebeurde. De officier wilde verdachte nog een kans geven en vorderde tegen hem drie maanden ge vangenisstraf voorwaardelük met een proeftijd van drie jaar. De politierechter veroordeelde conform dezen eisch De buurvrouw. Een oude dame uit Voorschoten had haar buren beleedigd. Daarvoor had mevr. G. N. een aanklacht ingediend, want de oude dame had over het zedelijk gedrag van de getuige minder be hoorlijke dingen gezegd Dat weid door verdachte ontkend; ze had wel „iets" gezegd, maar niet hetgeen in de dagvaarding stond. Maar er waren twee getuigen die de beleedigingen hadden gehoord. De verdachte had zich erg te beklagen over het feit dat men haar links liet liggen, maar de getuige zei dat met de buurdame niet te praten viel. De officier hield rekening met de 67 jaren van verdachte en eischte vüftig cent boete. Het vonnis werd conform dezen eisch. „Vader, ze nemen me mee!" De agent van politie G. Wassenaar u.t Katwiik a. Zee wilde des avonds een fietser aanhouden, die zonder licht reed. Hü riep den jongeman aan. die echter door reed. De agent zette een achtervolging in en toen hu den vluchteling wilde grijpen. draaide deze zich om en ging den agent te lijf. Er ontstond een vechtpartij waarbü de jonge man nep „Vader, vader, ze willen me mee nemen!" Op die alarmeering. kwamen familieleden toeschieten Maar natuurlijk trok de wiel rijder aan het kortste eind en moest hü nu terecht staan. Verdachte had op de uiteenzetting van den agent wel een en ander aan te mer ken. want hü zou niet gevlucht zün. etc. De agent zou ook nog zün revolver hebben ge trokken De officier vond de handelwüze niet juist en vorderde een maand gevangenisstraf voorwaardelük met een proeftüd van drie jaar. benevens onvoorwaardelük f. 15 boete subs. 15 dagen hechtenis. Het vonnis werd conform dezen eisch. De tref. Volgens verdachte was het „een tref" dat hij een mes in zün zak had. maar de ge tuige S. zal met dien ..tref" niet etg inge nomen zün geweest. De verdachte, afkomstig uit Leiden, had met het mes aan S. een steek toegebracht. De verwonding was niet van ernstigen aard Nu de messentrekker zich te verant woorden had. zei hü zich niets van het geval te herinneren, want hij was dronken. En. het slachtoffer was als getuige op geroepen maar niet verschenen De officier vorderde, omdat het bewü's ontbrak, viü- spraak. De politierechter be'loot h'ertoe Benzine diefstal. Een arbeider uit Roelofarendsveen was met een motor gaan rijden die aan een reiziger uit Haarlem toebehoorde. Als gevolg hiervan had hü zich wegens diefstal van benzine te verantwoorden. Na dat de getuige van Berkel had medegedeeld dat aan zün motor ook noe s-hrd- was toegebracht vorderde "ff'r'g- een naind gevangenisstraf omdat hü de har.d-'wüze van verdachte heel onbehoorlük vond De politierechter veroordeelde tot f. 20 boete subs. 20 dagen hechtenis terwül de aange richte schade moet worden vergoed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9