Aardappelen-veiling te Broek op Langendijk - Tentoonstelling in Zürich 80iie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Timotheus Klein op het oorlogspad FEUILLETON DE OUDSTE KERKTOREN VAN NEDERLAND de Sint Lamber- tustoren te Hedikhuizen is ge restaureerd. De commissaris der Konin gin in Noord-Brabant, jhr. m r. dr. v. Rijckevorsel en de burgemees ter van Heusden, in bewonde ring voor den toren. DE SPOORWEGWERKEN OOST IN AMSTERDAM zullen in October gereed zijn. De la atste schakels worden aangebracht. Over de oude spoorbaan b ij Diemen wordt een brug gebouwd voor de nieuwe. DRUKTE OP DE VEILING TE BROEK OP LANGENDIJK. De aanvoer van nieuwe aardappelen is momenteel in vollen gang en gelukkig heeft dit tuinbouw- centrujn nog niet te lijden van den gevreesder^GOloradokever. TE SPAKENBURG TRAD WIL HELMINA AARTJE VEDDER een p etekind van H M. de Koningin, in het huwelijk. Zij werd tijdens den watersnood in 1916 te Spakenburg geboren en H.M. de Koningin, die zich het lot van moeder en dochter zeer aantrok, nam het meisje als petekind aan. De huwelijksvoltrekking op het stadhuis. PER SCHIP DOOR EEN TENTOONSTELLING. De Indu strie-hal op de natio nale tentoonstelling te Zürich. Een smal kanaal loopt door de tentoonstelling. De bezoekers kunne n per boot een rondgang maken. DE SULTAN VAN MAROKKO IN FRANKRIJK. De sultan bij aankomst aan het kasteel van Champs, waar hij tijdens zijn verblijf in Frankrijk zal vertoeven. door KEES ANDRIESSE. 37) Na een kwartier vonden ze elkaar adem loos en stoffig weer in de gang terug. .,En?" vroeg Timotheus. „Wel?" luidde Koerbers repliek. „Niets." „Ik ook niet." Ze zwegen beiden terneergeslagen. De inspecteur was de eerste, die weer sprak, taar zijn stem was noch hoopvol, noch overtuigend. „We zouden het natuurlijk van •ion kant van de Rhóne kunnen probee- ren," stelde hij voor. „Als het meisje in een "n de kelders aan den waterkant opge goten zit, zouden we haar misschien door ket venstér kunnen bevrijden...." .Hoor een tralievenster, waar zich nog {oen kind doorheen kan wringen?" Koerber zuchtte. „Iets anders weet ik ook niet. Kom. we zullen maar weer gaan. Misschien kunnen we toch nog in de mor genuren met de acyteleenbrander terug komen." Langzaam ging Timotheus voor naar de deur. Met de hand op den knop bleef hij plotseling staan. „Ik weet nietzei hij aarzelend. „Wat is het?" drong de inspecteur gre tig aan. „Zeg op, misschien helpt het ons". Timotheus wees op den sleutel van de voordeur. „Dit is een erg ingewikkeld slot en het lijkt me onwaarschijnlijk, dat er nog een tweede zoo in huis is. Maar we hebben al die loopers al voor niets gepro beerd, waarom zouden we het dan ook niet eens hiermede doen?" De inspecteur keek teleurgesteld, hij had iets anders verwacht. Niettemin zag hij geen enkele reden waarom ze het niet eens probeeren zouden. De kans was wel gelijk nul, maar hij kon zich best voor stellen, dat Timotheus geen middel onbe proefd zou laten. „Ga je gang," antwoord de hij zonder geestdrift. Timotheus haalde den Sleutel uit het slot en ging ermee naar de kelderdeur. Koer ber bleef bij den uitgang wachten, bij voor baat van de mislukking overtuigd. Hij hoorde zijn metgezel aan het slot morre len. Daarop klonk plotseling een korte, droge tik en een zacht zoemen. Verbaasd wendde hij zich om en zag hoe Timotheus met open mond naar de kelderdeur staar de, die als door een onzichtbare hand cen timeter voor centimeter opzij schoof, een donkere ruimte aan hun blikken onthul lend. „Wel heb ik ooithijgde de inspec teur verbaasd en. alle voorzichtigheid uit het oog verliezend, kwam hij met haastige passen op de geopende deur af. Timotheus tastte met zijn voet vooruit en, vasten grond voelend, ging hij naar binnen, ge volgd door den inspecteur, die inmiddels zijn zaklantaarn aangeknipt had. Maar dat licht hadden ze ook kunnen missen, want er was niets te zien. Achter de deur bevond zich slechts een smalle kast van twee meter hoog en nog geen meter in het vierkant. „Hebben we daarom ai die moeite ge daan?" mopperde Timotheus ontstemd en draaide zich toen bliksemsnel om. Want achter hun rug had weer dezelfde korte tik van zoojuist geklonken. De deur gleed weer even geheimzinnig dicht als ze was open gegaan! „Hou tegen!" riep Koerber en deed een snellen stap naar de steeds kleiner wor dende opening. Maar daarbij kwam hij in botsing met zijn metgezel, die eveneens naar de deur wilde grijpen. Er zij weer overeind waren, was de deur in het slot gevallen en waren ze opgesloten, „De sleutelvroeg de inspecteur, hoewel hij het antwoord reeds wist. „Zit nog aan den buitenkant!" bevestig de Timotheus zijn booze vermoedens. „Houd mijn lantaarn eens vast," beval Koerber kortaf. .Wat wil je dan?" „Probeeren de deur open te breken, na tuurlijk. Of vind jij het soms leuk hier te blijven zitten tot een van de heeren bende leden toevallig hier moet wezen?" Zwijgend lichte Timotheus hem bij, ter wijl hij de instrumenten uit zijn jaszak ken voor zich op den grond uitspreidde. Hij koos een vijl en een klein, doch stevig breekijzer uit, en borg de overgeblevenen weer op. „Laat nu het licht op de deur schijnen, zoodat ik zien kanOp de deur, zei ik," barstte hij geïrriteerd uit, toen het lichtschijnsel over den zwarten, naakten wand speelde. „Maar daar heeft de deur gezeten!" zei Timotheus verstomd. Zonder iets te zeg gen nam Koerber de lantaarn van hem over en belichtte een voor een de vier wan den. Alle waren even glad en kaal. „Maar zoo net was het sleutelgat nog te zien", zei hij verbijsterd. „Dat lijkt wel toovenarij „Stil, luister eens!" onderbrak Timotheus hem opgewonden. Een oogenblik zwegen beiden en thans vernam ook de inspecteur het geluid, dat Timotheus had doen op- hooren. Een zacht, regelmatig zoemen, als of ergens ver weg een krachtigen motor in werking was. Koerber liet het licht van de zaklantaarn nogmaals langs de wanden gaan, maar nergens kon hij ook maar het geringste spleetje ontdekken, nog minder iets, dat het gezoem zou kunnen verklaren. Toen slaakte hij eensklaps een kreet van opperste verbazing. Hij had zijn zaklan taarn omhoog laten schijnen om te zien of er boven in de zoldering een, zij het nog zoo kleine opening te vinden was. Het pla fond. dat eerst slechts op twee meter hoog te was geweest, was nu veel verder van hun hoofden verwijderd. En terwijl hij er verbijsterd naar staarde zag hij, hoe de afstand met elke minuut nog meer toe nam. „We dalen!" riep hij tegen Timotheus. „We zitten in een lift!" Het zoemen had nog steeds niet opge houden, maar nu zij de verklaring ervan wisten was dat allesbehalve geruststellend. Hoe lang zou de vloer nog voortdalen? En waar zouden zij tenslotte terecht komen? Centimeter voor centimeter werd de af stand tusschen den vloer en de zoldering grooter, tergend langzaam zonk de bodem, waarop zij stonden, steeds dieper weg. En nog steeds waren de wanden glad, hard en zonder naden. Zoowel Timotheus als Koerber voelden een verschrikkelijke angst in zich omhoogslaan, de moordende vrees voor het geheimzinnige, het onbekende, dat men niet met wapens in de hand be vechten kan. Wat konden zij uitrichten tegen deze verborgen machine? Niets! Ze konden slechts afwachten wat er met hen geschieden zou, meer niet. Maar plotseling hield het zoemen op en bleef de afstand tusschen vloer en zolde ring constant. Daar zaten ze nu. opgeslo ten in een nauwe, donkere schacht, terwijl de onderkant van de hermetisch gesloten deur. zich ongeveer drie meter boven hun hoofden bevond. Haast tegelijkertijd wier pen de inspecteur en Timotheus zich tegen de gladde, stalen wanden en beukten ze met hun vuisten. Doch het was nutteloos. De geheele schacht scheen door dikke mu ren omringd te zijn, nergens klonk het ge luid van hun vuistslagen hol. alsof er zich een opening achter het staal bevond. Ti motheus slikte zenuwachtig. „Wat nu?" vroeg hij wanhopig. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5