[[IDSCH DAGBLAD - Tweede Blad Zaterdag 10 Juni 1939 J zeer uitvoerig gaat de commissie dan ln verschillende zaken, die te zamen „de lyl-Oss" uitmaken. De conclusies van I:',K bespreking zijn in hoofdzaak op pa- l^j 1 van ons le Blad reeds samengevat Ijlt het gedeelte van het verslag, dat aan afzonderlijke zaken ls gewijd en dat 23 ■pinna's beslaat, stippen wij nog aan- |pe fraude bij de werkverschaffing De zaak-Van den H. De geestelijken Critiek op den procureur-generaal Waarom die haast? Een afwijkende meening Goede trouw van den minister niet in twijfel De Corporale studenten-wedstrijden te Noordwijk De fouten der marechaussee Olympische Spelen 1944 in Londen De Ronde van Duitschland 0 lid der commissie kan zich met deze Kjhouwins ov€r het overleggen van stuk- sa en in het bijzonder processen-verbaal, IMjrckkinff hebbende op strafzaken, waarin Ln vervolging Is ingesteld, niet vereenl- J ifitde zaak der z.g. fraude bij de jeugd- IvrSverschaffing betreft, meent de com- Ijliiie dat de marechaussee Inderdaad re- Ijatn kan hebben gehad om verduistering Ij vermoeden. De meerderheid der commls- I meent, dat deze geheele aangelegenheid Isjeraocht behoorde te worden. Moest lühter op 22 October 1937 tot arrestatie Irfden overgegaan? Deze vraag meent de Ifflunlssie, zij het na eenlge aarzeling, ont- Ifjnend te moeten beantwoorden. Zij wil llisrvan echter noch de marechaussee, noch Ld vooral verantwoordelijken substituut- Iffller van Justitie ernstig verwijt maken. commissie acht ook het verwijt, dat de ijrechaussee zich niet dadelijk met den Ejemeester in veTbindlng heeft gesteld, Ijrond. Het verwijt, dat de brigade te veel fjhtbaarheld aan het geval heeft gegeven mededeellngen aan de pers heeft ver- ïekt, acht de meerderheid der commissie fit volledig aangetoond. Wel wil zij de gierklng' maken, dat in het algemeen Int zelden van een te nauw contact tus sen politie en persorganen bij allerlei fcporingsonderzoeken blijkt. De commissie (•at bet perscommuniqué, op 12 November i door den procureur-generaal uitgege- niet gelukkig. Zij meent vervolgens. 1 de substituut-officier de order, dat de i zich van opsporing in zaken, waar- r de gemeente Oss betrokken was. had te falhouden niet in zeer strengen vorm leeft doorgegeven. In ieder geval kan de arechaussee geen verwijt worden gemaakt kj bet niet doorzenden van een bepaalde |Sai?e naar de gemeentepolitie. In dit ver- ad keurt de commissie de uitlating van i burgemeester tegen den onder-opzich- tVan B. „mondje dicht" af, daar de bur- meester had moeten rekenen met de (;>elljkheid, dat Van B. haar zou opvatten i ook tegenover onderzoekende ambte- EJen. welke dan ook, te zwijgen. (Wat de zaak van den verzekeringsagent ï-den H. betreft, meent de commissie, lil de marechaussee met recht kon mee- i eenigszins omvangrijke knoeierijen op 1 spoor te zijn. Dit neemt met weg. aat iiwachtmeester, die in deze zaak optrad, pijn onderzoek fouten heeft gemaakt. Of onderzoek zich ook behoorde uit te Ir&ken tot de administratie van het wa- schap 's Lands van Megen, kan de com- isie niet beoordeelen. De commissie is i oordeel, dat zoowel de arrestatie als inbeslagneming in elk geval hadden men zijn uitgesteld. Intusschen draagt sin dit geval de substituut-officier daar- J:or in de eerste plaats de verantwoord e- ■Lheid, Deze had reeds tweemaal tot ar- wUtie willen overgaan, doch beide malen bit de marechaussee verzocht de arresta- e mogen uitstellen. Dat de rechtbank termen aanwezig achtte om zelfs lar huiszoeking te gelasten, moet be- pouwd worden in het licht van het feit, de rechtbank van den procureur-ge- ?3al mededeellngen had ontvangen, Jttniit zij moest afleiden, dat van verdere ftolging zou worden afgezien. Iffat de ruchtbaarheid betreft, welke door f pers aan deze zaak werd gegeven, meent f oommissie, dat de dagbladcorresponden- \tot op zekere hoogte gebruik moeten 'L'oen gemaakt van gegevens, welke van politie afkomstig waren. Hetzelfde ogt echter in tal van strafzaken te ge- fjden zonder dat daarop aanmerkingen rit gemaakt. De commissie kan niet uitmaken ln Iboeverre de overdrijving In deze be lachten aan de marechaussee, dan wel |ttn de correspondenten moet worden l'Wweten. Zij acht het waarschijnlijk, |kt de marechaussee in dezen eenige «huid treft. Echter betreurt zij eveneens, dat de I kak Van den H. niet verder is onder- Ifccht, De aanwijzingen daartoe waren *mstig genoeg om zulk een onderzoek, l^k al behoefde dat niet gepaard te |Wn met gevangenhouding en inbe- I Afneming te rechtvaaardigen. r zoover de commissie weet heeft het -onderzoek niet geloopen over alle lei- waaromtrent aangiften of aan wijzin - de marechaussee waren binnenge- pen. l?t de zaak der beide geestelijken be- l'-'t splitst de commissie haar verslag zaak van pastoor V. en die van :°r B. In de zaak van pastoor V. aanwijzing, welke aanleiding tot j onderzoek kon zijn, naar het oordeel ^commissie wel degelijk aanwezig. De ^ssie deelt niet de verwijten van den j^ter over het weder aanhangig maken 4 5e zaa^ en over de wijze van getul- perhoor. De confrontatie van den jon- ^rian, die hoofdgetuige was en den on- bekend staanden K. acht de jMssie niet sensationeel, daar niet de |f4man' doch K hierbij een verhoor ISng' Dat wachtmeester De Gier den ly-offidor niet zou hebben mede- dat het opsporingsonderzoek wel |>>lgesePoneerd was, staat niet vast De WfyÏÏn&en der marechaussee staan ln l"BijrnreC^^ tegenover die van mr. Van e commissie acht het nuttig te vcr- I, rent dat naar haar oordcel het on- 1 J^oek in de zaak van pastoor V. af- I °°Pen was en dat zij op hervatting daarvan niet wil aandringen. Voor zoo ver zij kan nagaan, zijn alle personen, die verhoord moesten worden, inder daad gehoord en heeft hun verhoor niet zooveel opgeleverd, dat een straf vervolging zou kunnen slagen. Er is slechts een verklaring met betrekking tot een niet-verjaard feit verkregen. Heel wat onduidelijker dan de zaak tegen pastoor V. acht de commissie die tegen pastoor B. Anders dan bij de vorige zaak heeft de commissie niet tot de conclusie kunnen komen, dat de staking van het onderzoek hier in alle opzichten gewettigd was. Wellicht zou dit wèl kunnen, wanneer haar alle op deze zaak betrekking hebbende stuk ken bekend waren. Ook kan zij, nu zij niet over alle haars inziens noodzake lijke inlichtingen beschikt, over het op treden van de marechaussee in deze zaak geen definitief oordeel vellen. Ook in deze zaak is het hoofdverwijt tegen de marechaussee, dat zij een uitvoe rig onderzoek instelden, niettegenstaande er van eenige aanwijzing van een niet ver jaard strafbaar feit geen sprake was. De commissie moet zich hier beperken tot de mededeeling, dat zij niet heeft kunnen vaststellen, of er inderdaad geenerlei aan wijzing van dezen aard bestond. De ruchtbaarheid in deze zaak schrijft de commissie aan de getuigen, die zich uit eigen beweging zijn komen aanmelden, toe. Een voornaam punt in deze geheele zaak betreft de waag. in hoeverre de substi tuut-of fipier van justitie de bijzonderheden gekend heeft en de wijze van onderzoekt heeft goedgekeurd. Hierbij moet tevens worden besproken of er inderdaad bij de marechaussee bedenkelijke opvattingen be stonden omtrent het onderzoeken van niet- strafbare feiten, gepleegd door geestelijken.. De verklaringen van mr. Van der Burg en van wachtmeester De Gier staan scherp tegenover elkaar. De commissie kan hierin geen partij kiezen. Wèl acht zij het aan- neemlijk, dat mr. Van der Burg zich heeft uitgelaten in dezen zin, dat hij, indien het onderzoek niet mocht leiden tot het ont dekken van feiten, waarvan het wettige bewijs te leveren was, de kerkelijke over heid van de resultaten op de hoogte zou stellen. Alleen wanneer men aanneemt, dat De Gier aan deze uitlating van mr. Van den Burg gedacht heeft, is het te verklaren, dat hij aan het slot van zijn rapport en proces-verbaal heeft vermeld, dat het on derzoek op gronden, en het algemeen be lang ontleend, werd gestaakt. De commis sie acht het aanneemlljk, dat De Gier ge meend heeft, dat de officier, nu het onder zoek onvoldoende gronden voor een straf vervolging had opgeleverd, van hetgeen wel gebleken was mededeeling wilde gaan doen aan de kerkelijke overheid. Het ware echter goed geweest, aldus de commissie, indien hij, alvorens zijn inderdaad op het eerste gezicht vreemd aandoende verklaring neer te schrijven, zich daarvan beter had ver- gewischt. De commissie verwerpt de beschuldiging van onwaarheid, tegen De Gier geuit, om dat hij ten onrechte zou hebben verklaard te hebben gehandeld in overleg met den officier van justitie. Een zeker overleg heeft plaats gehad. Het betoog van den minister dat Dc Gier op eigen gezag, op gronden aan het algemeen belang ontleend, het on derzoek heeft gestaakt, verliest dan ook veel van zijn kracht. Het hooren van getuige X. te Den Haag acht de commissie geen ernstige fout. Wel zou zij het als een ernstige fout beschou wen, indien de wachtmeester tegen deze getuige heeft gezegd, dat de pastoor reeds bekend had. Volstrekte zekerheid daarom trent bestaat niet. De commissie is er niet geheel zeker van of de opvatting, dat niet strafbare onbe tamelijke gedragingen van geestelijken het onderwerp van politiaire onderzoekingen behooren uit te maken, inderdaad bij den wachtmeester aanwezig was, al schijnt het haar aannemelijk, dat hij het onderscheid tusschen strafbare en enkel immoreele handelingen niet bij voortduring voldoen de in het oog heeft gehouden, hetgeen in een opsporingsambtenaar een fout is. Wel staat volkomen vast. dat een bedenkelijke opvatting omtrent de taak der politie met betrekking tot geeselijken aanvankelijk heerschte bij den inspecteur der Konink lijke marechaussee. De commissie acht het juist, dat de procureur-generaal over het onderzoek tegen de pastoors inlichtingen van de zijde der marechaussee verlangde. Zij spreekt echter haar afkeuring uit over de wijze waarop dit is geschied. Het is niet behoorlijk dat een meerdere een mindere gedurende Vh uur een verhoor afneemt. Het beroep van den minister, dat De Gier in die omstandigheden het proces-verbaal heeft onderteekend, zon der voorlezing daarvan te wenschen, acht de commissie weinig gelukkig. Dat de zaak tegen winkelier B. van den aanvang af als civiel-rechtelljk was te on derkennen, acht de meerderheid der com missie op zijn minst genomen twijfelach tig. Niettemin meent de geheele commissie, dat de arrestatie van B. achterwege had behooren te blijven. Wat betreft de zaak tegen den arbeider W., deelt de commissie de meening dat deze zaak onjuist is behandeld. Het ophou den in den nacht was ongemotiveerd. Er zijn sterke aanwijzingen, dat van een mis handeling van deze verdachte geen spra ke is. De commissie besteedt daarna aandacht aan het contact tusschen den procureur- generaal en de officieren der Koninklijke marechaussee. Zij is de overtuiging toege daan, dat dit contact veel te wenschen heeft overgelaten, niet alleen in de zaak- O.ss, maar ook in het algemeen. Dat het contact in het algemeen onvoldoende was, kan tot op zekere hoogte verklaren, hoewel niet rechtvaardigen, dat ook it) de zaak- Oss niet tijdig aanraking is gezocht met het korpscommando. Het staat wel vast, dat de verhouding tusschen den vorigen divisiecommandant en den procureur-ge neraal slecht was, doch dit mocht geen aanleiding zijn om ook met zijn opvolger niet over dienstzaken te willen spreken. Wat het contact in de zaak-Oss zelve be treft, betreurt de commissie het, dat aan de korpscommandanten geen mededeeling is gedaan van de opeenvolgende critiek op 4e brigade en dat eerst op 1 April daarvan mededeeling werd gedaan. De commissie spreekt er haar leedwezen over uit, dat de procureur-generaal de officieren der Ko- niriklijke marechaussee niet heeft ingelicht toen hij zijn grieven aan den minister ter kennis bracht. Op 1 April 1938 heeft de minister van justitie tot zijn ingrijpen besloten. Zijn. maatregel lag inderdaad op het terrein, waarop hij zelfstandig bevoegd was. Wel zou de tijdelijke ontneming van de opspo ringsbevoegdheid tot een onhoudbaren •toestand hebben geleid, indien de minister van defensie zijn toestemming niet had ge ven tot overplaatsing van het personeel, doch deze toestemming niet had gegeven doch deze toestemming was - blijkbaar mon deling verkregen. Echter heeft de mi nister van justitie het wenschelijk geacht liog den inspecteur der Koninklijke mare chaussee en den divisie-commandant in de gelegenheid te stellen eventueele bezwa ren tegen zijn maatregel kenbaar te ma ken. Daartoe diende de conferentie van 1 April. Naar het oordeel van de commissie had zulk een bespreking reeds in een eer der stadium behooren plaats te vinden. Dit laatste is ook daarom van belang, omdat de beide officieren blijkbaar nog niet één dag tijd hebben gehad om zich een oordeel over de zaak te vormen. Het heeft op de commissie een on- aangenamen indruk gemaakt, dat de minister zijn besluit reeds had genomen voordat de beide officieren geraad pleegd waren. Wel had de minister met den procureur-generaal afgesproken, dat deze zijn nadere beslissing zou vragen, wanneer in de gedachtenwisse- ling met hen punten naar voren zouden komen, die aanleiding zouden kunnen geven tot herziening van 's ministers aanvankelijke standpunt, doch het ware juister geweest, indien de minis ter de beslissing tot na afloop van de bewuste conferentie had uitgesteld ten einde van het daar besprokene rustig kennis te nemen. De meerderheid der commissie kan in ieder geval niet in zien, dat het ontnemen van de opspo ringsbevoegdheid. inkten dit a* noodig was, met zoodanigen spoed moest ge schieden, dat het geen dag en geen naeht kon wórden uitgesteld. Overigens merkt de tommissie op. dat de beide officieren, die aanvankelijk olijkbaar de zienswijze van den minister en den procureur-generaal deelden, binnen zeer korten tijd tot andere gedachten Zijn ge komen. De commissie meent, dat de leden der brigade-Oss zelf in de geiégenneid hadden moeten worden gesteld, om zich te verant woorden, vooraat de minister een maatregel nam, dien zij als een straf moesten aan voelen en dien zij dan ook als zoodanig hebben opgevat. De minister heeft gezegd zijn oordeel voor het overgroote deel te hebben gebaseerd op .stukken, afkomstig van de brigade zelf. De commissie verschilt hierin met den minister van meening. Me dedeellngen van de marechaussee hadden bii een verhoor al dadelijk een apder licht op verschillende punten kunnen werpen. Wat de verhouding tusschen rijks- en gemeentepolitie te Oss betreft, heeft de commissie de beide lezingen van opper wachtmeester Gurfs en den burgemeester over hun wederzijdsche grieven vergeleken. Beide lezingen verschillen op belangrijke punten zeer sterk. Die van den burgemees ter lijkt de commissie op sommige punten aannemelijker. Al deze punten zijn echter van ondergeschikte beteekenis. De commis sie acht het niet noodig ze bespreken. oef end zoowel door den d'strictscomman- dant. die echter in de geheele zaak niet is gekend, als door den substituut-officier van justitie. Zou na eenigen tijd gebleken zijn, dat hiermee niet kon worden volstaan, dan hadden enkele leden der brigade alsnog kunnen worden overgeplaatst. Voor over plaatsing van de geheele brigade bestond onvoldoende aanleiding. Dat er bii de ge heele brigade een verderfelijke mentaliteit zou hebben bestaan acht de meerderheid in elk geval niet bewezen Onjuist acht zij dan ook de beschouwing van den procu reur-generaal, die (blijkens de contra memorie in eersten aanleg) na een scherpe critiek op de voornaamste leden der bri gade schreef: ..Over de vijf andere leden dezer brigade heb ik geen gegevens, zij zijn echter -gevormd in deze school en zoo zij nog niet zijn bedorven, op weg om zulks te worden". Eén Ud der commissie, dat reeds meer malen van een afwijkende meening heeft blijk gegeven, zonder het noodig te achten die meening overal te motiveeren, is van oordeel, dat de tekortkomingen van leden der brigade ernstig genoeg waren om den genomen maatregel ten volle te rechtvaar digen. Naar zijn meening had met een min der ingrijpenden maatregel ook niet kun nen worden volstaan. De tijdelijke ontne ming van de opsporingsbevoegdheid moge door de daarbij betrokkenen als 'n straf ge voeld zijn, zij was niet als zoodanig be doeld. Bovendien heeft de brigade zelf de uitwerking van 's Ministers maatregel ver ergerd door min of meer demonstratief binnen de kazerne te blijven en zelfs geen surveillance-diensten meer te verrichten, hetgeen wellicht begrijpelijk, doch in strijd met de bedoeling van den minister was. Bij de 'beoordeeling van den maatregel moet men voorts rekening houden met de om standigheid, dat er in de gemeente Oss ten gevolge van het optreden van de mare chaussee een eenigszins zenuwachtige stem ming heerscht. Dit kwam oa. hierin tot uiting, dat de vader van één der jongens, die de marechaussee wilde hooren, zich des wege tot den burgemeester wendende, de brigade aanduidde als de „Gestapo", en dat het hoofd van één der meisjesscholen den burgemeester om bescherming vroeg voor het geval de marechaussee zich aan haar sohool mocht vervoegen om leerlingen een verhoor af te nemen. Zelifs was er sprake van een protestvergadering tegen de han delwijze der marechaussee. De genomen maatregel was 'bij uitstek geschikt om de rust te doen wederkeeren. Loopen op dit punt de meeningen dus uiteen, de geheele commissie twijfelt er niet aan, dat de minister, toen hij zijn maatregelen nam, van de noodzakelijkheid daarvan overtuigd was. Uit niets ls haar gebleken, dat hij bij het nemen van zijn maatregelen andere bedoelingen zou heb ben gehad dan het bevorderen van wat hij beschouwde als een juiste uitoefening van de opsporingstaak der politie. Aan de goede trouw van den minister twijfelt zij dan ook niet. Wel meent zij op grond van de haar ten dienste staande gegevens, dat in de zaak Van den H. het onderzoen had behoo ren te zijn voortgezet, doch deze meening behoeft geenszins tot de conclusie te Lei den, dat de minister zijn maatregel geno men zou hebben teneinde hervatting van dit onderzoek onmogelijk te maken. De commissie is integendeel overtuigd, dat de minister voor zulk een hervatting geen aan leiding zag, al denkt zij zelve hierover aan vankelijk anders. Een overeenkomstige overweging geldt voor de zaak tegen pastoor B„ waarin de gegevens, welke de commissie te harer be schikking heeft, overigens zoo onvolledig zijn dat zij over de al of niet wenschelijk- heid van verder onderzoek geen oordeel kan vormen. Dat eenig opzet om een hervat ting van het onderzoek in deze zaak te voorkomen bij den minister heeft voorge zeten schijnt haar echter evenzeer onaan nemelijk. De commissie staat nog een oogenblik stil bij het feit, waarvan zij kennis kreeg door een mededeeling van een der Kamer leden, dat n.l. de gemachtigde van den minister, mr, Meijjes zich enkele dagen voor de behandeling van de zaken der marechaussee door den centralen raad van beroep naar 's-Hertogenbosch heeft bege ven om mr. Van der Burg te hooren. Mr. van der Burg had aanvankelijk bezwaren zich voor de behandeling tegen een der partijen uit te laten, doch heeft later de vragen van mr, Meijjes, welke eenige be twiste punten betroffen, tot diens bevredi ging beantwoord. De commissie wil zich beperken tot de op merking, dat zij het juister geaoht zou hebben, indien het stellen van vragen aan dezen door de wederpartij opgeroepen -ge tuige achterwege ware gebleven, al ware het slechts omdat dan de sohijn zou zijn vermeden, dat van de zijde van den minis ter werd getracht een getuige, die in eersten aanleg weinig stellig in zijn verkla ringen was gebleken, een of andere in structie te geven voor zijn verhoor ln hoo- ger beroep. SCHERMEN. Gelijk uit het voorgaande is gebleken, zoo vervolgt de commissie, is de commissie van oordeel, dat leden van het personeel der brigade Oss bij hun opsporingsonder zoek in verschillende zaken fouten hebben gemaakt. De meerderheid der commissie acht deze fouten evenwel van niet zeer ernstigen aard. Zeker kan niet gezegd worden, dat de brigade op hol geslagen is. Naar het oordeel van de meerder heid der commissie was het niet noodig geweest aan de brigade-Oss tijdelijk haar bevoegdheid tot opsporingsonder zoek te ontnemen. Deze maatregel stond niet in een juiste verhouding tot de begane fouten. Hoewel niet als een straf bedoeld, maakte hij den indruk van een ernstige disqualificatie van de geheele brigade, waaronder ale leden dier brigade, ook zij op wie de minister geenerlei aanmerking had. moesten lijden. Naar de meening der meerderheid had de minister kunnen volstaan met een waar schuwing aan die leden der brigade, tegen wier optreden hij bezwaren had, gepaard gaande met het bevorderen van een meer doeltreffende leiding en een beter toezicht. Zij betreurt het dat geen ernstige poging ls gedaan om langs dezen weg de zaak tot oplossing te brengen Het verhoor van De Gier beschouwt zii in ieder geval niet als een ernstige poging in deze richting, al ware het slechts omdat De Gier geen brigade-commandant was. Leiding en toe zicht zouden hebben kunnen worden uitge- VAN WALSEM (LEIDEN) KAMPIOEN OP FLORET. Gistermiddag zijn in Huis ter Duin te Noord- wijk aan Zee, georganiseerd door de Leidsche Studenten-Schermvereeniging „Arena Studlo- sorum". verschermd een personeele floret- en een personeele sabelwedstrijd, waaraan verbon den waren de titels van Academisch kampioen van Nederland. Hoewel niet ontkend mag worden dat de deelneming grooter had kun nen zijn, waren t-och de sterkste schermers der erkende corpora aanwezig, waardoor deze wed strijden tot het einde een spannend karakter bleven dragen. Begonnen werd met de match op floret, waarvoor vyf deelnemers hadden inge schreven. De kleine, doch uiterst snelle Leidsche stu dent v. Walsem wist hier onbedreigd te zege vieren met een gering aantal ontv. touché's. De uitslag was als volgt: 1. Van Walsem (Leiden), kampioen met vier gew. part.. 9 ontv. 20 geg. tr.2. Van Boet- selaer (Utrecht) 3 gew. part.. 14 ontv. 17 geg. tr.; 3, Hubert- v. Blyenburg (K.M.A.) 2 gew., part.. 16 ontv, en 14 geg. tr.; 4. Castendijk (K.M.I.) 1 gew. part., 16 ontv. en 14 geg. tr.: 5. Zéydn'er (Amsterdam) 0 gew. part. 20 ontv. en 10 geg. tr. Hoofdsecondant was generaal b. d. Scheffer. Voor de nu volgende sabelwedstrijd traden zes deelnemers in het strijdperk onder leiding van hoofdsecondant dr. C. H. Rering. Hier waren hoofdzakelijk krachten van ongeveer ge lijke sterkste, die elkaar geen kamp gaven en mooie snelle partijen te zien gaven. N. West- palm v. Hoorn (Leiden), een schermer met on- mlskenbaren aanleg en goede techniek, stelde ons eenigszins teleur Dat van een bepaald overwicht van één der sabreurs niet gesproken mag worden, blijkt wel uit het feit dat om de eerste plaats gebarreerd moest worden en wel tusschen Beem iK.M.I.) en De Jonge Mulock Houwer (Delft) die elk vier winstpartijen op hun naam hadden. Laatstgenoemde won deze barrage met 53. waardoor hij beslag legde op den titel van sabel-kampioen van Nederland. De einduitslag luidde: 1. De Jonge Mulock Houwer (Delft) kam pioen met 4 gew. part.. 15 ontv. en 23 geg. tr.; 2. Beem (K.M.I.) 4 gew. part,, 16 ontv. en 23 geg. tr.; N. Westpalm van Hoorn (Leiden) 3 gew. part., 14 ontv. en 20 geg. tr.; Hyronimus (K.M.A.) 3 gew. part., 20 ontv. en 18 geg. tr.; Pufkus (Utrecht) 1 gew. part-., 22 ontv. en 18 geg. tr.; Van Slooten (Amsterdam) 0 gew. part. 25 ontv. en 10 geg. tr. Praeses K. v. Maanen reikte met een toe passelijk woord de voor beide kampioenschap pen door het bestuur van „Arena Studiosorum" uitgeloofde fraaie bekers aan de winnaars en de herinneringsmedailles aan alle deelnemers uit en dankte tevens allen, die tot het wel slagen van dit studenten-schermfestijn mee werkten. Speciaal richtte hij het woord tot den Leidschen schermleeraar D. Gijsberti Hoden- pijl die thans tien jaren met zoo veel succes de geheimen van de edele schermsport aan de studenten ontsluiert. Ook de praeses-collegii, jhr. R. Beelaerts v. Blokland, feliciteerde de winnaars met hun succes. Na afloop vond een receptie plaats waar het collegium O. en V. van de Sociëteit Minerva en alle vertegenwoordigers der sub-vereenigingen hun opwachting maakten. De algemeene leiding van bovengenoemde wedstrijden berustte bij den heer D. Gijsberti Hodenpijl. TENNIS. VAN SWOL GESLAGEN. Onze landgenoot Van Swol verloor in de :erste ronde van de internationale kampioen schappen van Frankrijk van den Franschman Abdessalam na feilen strijd in vjjfij sets. Abdes- salam. die twee jaar geleden te Noordwijk van Timmer won. triomfeerde met 4—6. 6—3. 3—6, 6—4, 6—3. WINTERSPELEN 1940 IN GARMISCH PARTENKIRCHEN. Het Internationaal Olympisch Comité lieeft gisteravond besloten de zomer spelen van de 13e Olympiade in 1944 te Londen te doen plaats vinden. De win terspelen van dat jaar zullen in de Italiaansche wintersportplaats, Cortina d'Ampezzo, in de Dolomieten gelegen, worden georganiseerd. St. Moritz heeft de organisatie van de winterspelen van 1940 aan het Inter nationaal Olympisch Comité terugge geven. Dit lichaam heeft thans beslo ten deze spelen aan Garmisch Parten- kirchen, waar in 1936 eveneens de win terspelen werden gehouden, te geven. Op de voorlaatste zitting van het Inter nationaal Olympisch Comité werd besloten aan de Dultsche cineaste Leni Riefenstahl het Olympisch diploma uit te reiken. In 1940 zal zij te Hensinki het diploma in ont vangst kunnen nemen. Griekenland deelde mede. dat te Olympia een Olympische aca demie Zal worden gesticht, welke onder be scherming van het I.O.C. zal staan. De Olympische beker werd toegekend aan het algemeen Zweedsch sportverbond Het I.O.C. heeft nog een communiqué verspreid, waarin staat, dat het Zwitsersch Olympisch Comité het I.O.C. had medege deeld, onmogelijk de vijfde Olympische winterspelen te kunnen organiseeren vol gens het programma, hetwelk vroeger was aangenomen. De vertegenwoordigers van het Finsche organisatie comité deelden nog mede, dat in 1940 een fakkelestafetteloop zal worden georganiseerd van Olympia via Berlijn naar Helsinki. WIELRENNEN. LANGHOFF WINNAAR DER ACHTSTE ETAPPE. De achtste etappe van de ronde van Duitsch land leidde van Passau naar Weenen over 330 K.M. De renners ondervonden veel hinder van onweer en regen. Langhoff won in de sprint te Weenen in den tijd van 8 u. 59 m. 20 s. De uitslag luidt: 1. Langhoff (Duitschland) 8 u. 59 m. 20 s.; 2. Spiessens (België); 3. Chocque (Frankrijk); 4. Schild (Duitschland); 5. Scheller (Duitsch land); 6. Wengler (Duitschland); 7. Bautz (Duitschland); 8. Lachat (Frankrijk); 9. Ja- kobsen (Denemarken) allen zelfden tyd. Algemeene rangschikking: 1. Umbenhauer (Did.) 57 u. 16 m. 23 s.; 2. Scheller (Did.) 57 u. 20 m. 45 s.; 3. Zimmerman (Zwitserland) 57 u. 20 m. 51 s.; 4. Bautz (Did.) 57 u. 24 m. 38 s.; 5. Oubron (Frankrijk) 57 u. 25 m. 44 s.; 6. Thlerbach (Did.) 57 u. 27 m. 35 s.; 7. Wie- rinckx (België) 57 u. 34 m. 2 s. 1. Duitschland (diamant) 162 u. 37 m. 3 s.; 2. Zwitserland 162 u. 53 m. 12 s.; 3. België 162 u. 53 m. 47 s.; 4. Frankrijk 163 u. 9 m. 44 s.; 5. Gemengde ploeg 164 u. 2 m. VAN NEK VERLIEST DE LEIDING. Van Nek is gisteren zeventiende geworden in Je ronde van het Zuid-Westen. In het algemeen klassement- is hij nu tweede achter den Franscfc- man Dubois. 3—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 7