De mislukte huldiging
Schriftelijk indier
ANEKDOTEN
Maar daar hoorden ze opeens weer het
geluid van stemmen. „O foei, de camera
man!" riepen de kinderen, „dat die ons ook
nooit met rust kan laten, zeg!"
„Is Liesje Lovers hier?" vroeg een man-
n es tem.
Ja, Liesje was er. Ze was erg geschrokken
en had zelfs een paar druppels limonade
op haar beeldig jurkje gemorst. En nu zat
ze met een vuurrood gezicht op de grond
aan haar schoentjes te prutsen. Met geen
mogelijkheid kon ze er meer inkomen! Ze
huilde op het laatst van woede! En de ca
meraman werd boos en riep, dat hij n u
wel weg kon gaan. want dat zo'n behuild
gezicht toch nergens voor deugde!
En juist toen Liesje met behulp van haar
kamernier de schoentjes weer aan had, was
de cameraman boos weggelopen.
Liesje had spijt van haar domheid. Ze
begreep, dat ze de hele film in de war ge
stuurd had met haar kinderachtig gedoe.
Hoe kón ze het weer goed maken?
..Door maar flink gymnastiek te doen.
Liesje", hoorde ze een stem achter zich zeg
gen. Ze keek en zag.... haar gymnastiek
leraar met de halters aankomen.
Eerst moest Liesje toen naar huis om
zich te verkleden en daarna deed ze wel
een uur lang gymnastiek: beenrollen hand
stand, het vogelnestje enz. „Een filmster
moet vooról op haar houding letten, zie je",
zei de leraar.
..Ja, ja", zuchtte Liesje.
..En probeer nu nog eens of je de blauwe
schoentjes aan kunt", beval hij.
Gehoorzaam ging Liesje ze halen, maar
het leek nu wel of de schattige schoentjes
nog kleiner waren geworden; ze kon er nu
helemal niet meer in.
„Jammer", zei de leraar, „èrg jammer.
Liesje. Je begrijpt, dat we voor de nieuwe
film géén meisje met grote voeten kun
nen gebruiken!"
„Maar.ik kanoet toch niet helpen!"
riep Liesje.
„Ik ook niet", zei de leraar en ze zwegen
allebei. En toen bedacht Liesje iets:
„Ik heb thuis nog een paar nieuwe, brui
ne schoenen", zei ze. „die kan ik beslist
aan. Ze zitten héérlijk!"
Liesje zocht en zocht. Waar had ze haar
schoenen nu neergegooid? O ja. achter het
bed. Kijk, daar waren ze. Hoe keurig en
degelijk zagen ze eruit! Schoenen om mee
te hollen, te springen, om nooit last van
te hebben!
Hè, nu was de tuin weg en ook de gym
leraar! Alleen de schoenen waren er nog.
Haar nieuwe, bruine schoenen, die voor de
stoel naast haar bed stonden.
Liesje strekte de hand uit en greep er
naar. Dan schoof ze de dekens van zich af.
wipte haar benen over de bedrand en paste
de schoenen aanNu keek Liesje bijna
blij.
..Moeder, ik ben tóch blij met m'n nieuwe
schoenen", zei Liesje aan het ontbijt. En...
ik ben zo vreselijk blij, dat ik géén filmster
ben!"
„Ik ook. kind", zei moeder uit de grond
van haar hart.
Een bloemkrans of een strop?
Onder de goudzoekers in Zuid-Afrika speel
de zich eens de volgende wonderlijke ge
schiedenis af:
De Engelse hm an Lawes. een ruw en bars
heerschap, had de neger John tot opzichter
over zijn gouddelvers aangesteld. En deze
neger wist op slimme manier steeds de gunst
van zijn barsen meester te behouden. Aan
den anderen kant wist John ook het ver
trouwen van de onder hem werkende arbei
ders te winnen, waarbij hij er steeds op uit
was. hun genegenheid tot zijn eigen voordeel
uit te buiten. Zoo at John dus, zooals het
weieens genoemd wordt, van twee walletjes.
De negers echter hielden van hem en be
schouwden hem als de eerlijkste man ter
wereld.
Eens op een avond trok een arbeider John
aan zijn mouw en vroeg hem, even mee te
gaan naar zijn hut.
„Wat wil je", vroeg de opzichter verwon
derd. maar de ander trok een geheimzinnig
gezicht en zei verder geen woord, vóór hij
de deur achter hen beiden had gegrendeld.
Dan nam hij een schopje en groef uit den
lemen bodem van de hut een kostbaren
steen uit, dien hij daar verborgen had.
„Dezen steen heb ik een paar dagen ge
leden gevonden", zei de arbeider, „ik laat
hem echter niet aan mijnheer Lawes zien,
want hij zou hem direct in beslag nemen.
Maar jij bent een eerlijke kerel John. Neem
jij hem mee en tracht hem in de stad te ver-
koopen. Ik vertrouw volkomen, dat je me
niet bedotten zult".
John had moeite zijn vreugde en begeer-
righeid te verbergen. Hij trok echter een
somber gezicht, liet den steen over zijn hand
heen en weer rollen en zei minachtend: „Ik
zie wel, dat deze steeh vele fouten heeft en
erg weinig waard is, maar om je een plezier
te doen, wil ik proberen, hem voor je te ver-
koopen. Maar het zal niet gemakkelijk zijn."
„Deze steen heb ik een paar dagen geleden
gevonden", zei de arbeider.
En met deze woorden verliet John, met
den steen in een linnen zakje om den hals,
de hut. Er gingen weken voorbij, voordat
John den arbeider op een middag weer bij
zich riep. Hij hield een paar vuile bankbil
jetten in de hand en overhandigde hem die.
terwijl hij vriendelijk zei: „Kijk eens, wat ik
voor je heb. De steen is verkocht en het
geld is voor jou".
De eenvoudige neger, die heelemaal geen
verstand had van edelstenen en hun waar
de, was dolblij en dankbaar en hij wilde
John dwingen de helft van het geld weer te
rug te nemen voor zijn moeite. Maar toen
speelde John de edelmoedige; hij had het
graag voor zijn kameraad gedaan en wilde
geen cent van hem hebben.
De arbeider was stom van verbazing en
ontzag over zulk een edelmoedig karakter.
Hij boog als een knipmes en holde de deur
uit, waarna hij onmiddellijk alle arbeiders
bij elkaar trommelde, om hen de geschiede
nis van den steen en van John's edelmoedig
heid te vertellen. Dat sloeg in! De negers
stonden er een tijdlang in groepen over te
praten en besloten toen, John hun dank
baarheid te toonen door een echte huldi
ging. Maar het moest een verrassing blijven.
Toen John dien avond al vroeg zijn bed
had opgezocht, begon een heen en weer ge
loop en druk gefluister op het pleintje voor
zijn hut. De deur werd kwistig met bloemen
versierd en in het midden boven den ingang
werd een prachtige, zware krans van mais-
bloesem opgehangen. Een der negers, die
schrijven geleerd had, tekende met inkt
op een stuk papier het betekenisvolle op
schrift: „Hij heeft het verdiend".
Dit sloeg natuurlijk op den krans. Maar
wat gebeurde? In den nacht daarop begon
het hevig te stormen en te regenen, waar
door de prachtige bloemenhulde totaal werd
vernield.
Zoo kwam het. dat John, toen hij 's mor
gens was opgestaan en uit het raam naar
buiten keek. een vreselijken schrik kreeg!
Enreeds een half uur later zagen de
negers hem op het snelste rijpaard van de
plantage wegvluchten, of de duivel hen; op
de hielen zat! De negers waren diep teleur
gesteld toen ze merkten, dat John hun goed
bedoelde huldiging blijkbaar helemaal niet
aardig vond. Ze gingen zijn hut binnen om
eens te kijken, of John geen verklaring ach
tergelaten had. Maar ze vonden alleen maar
een hele stapel bankbiljetten, die ze maar
kalmpjes onder elkaar verdeelden.
De oplossing van het raadsel vonden ze
echter eerst, toen ze een blik wierpen op den
ingang. De storm van den afgelopen nacht
had n.l. alle bloemslingers en zelfs den zwa-
ren krans van maisbloemen weggerukt. Al
leen het touw. waaraan de krans had ge
hangen en het opschrift „Hij heeft het ver
diend" waren nog van de versiering over.
Een dreigend opschrift, nu het klaarblijke
lijk betrekking had op den strop boven de
deur! De negers begrepen nu onmiddellijk
dat hun geliefde John een aartsbedrieger
was en ze betreurden hem nietl
In de goede oude tijd ging het op h
huis erg gemoedelijk toe. Zo ook
kleine dorpje B. waar de burgemees
gezellige, dikke baas, door al zijn au
ren op de handen werd gedragen. Eei
uur hield hij er eigenlijk niet op na,
dag zat hij tenminste als er geen
vergadering was! achter zijn le 1
een pijp te roken en de boeren, vroi
knechten liepen maar zo binnen o
alles te vertellen, wat ze op hun ha
den. En.meestal wist „onze bur
ter" voor al de dorpse moeilijkheden
tig raad te schaffen.
Dit duurde zo jaren en jaren, tot
eens op een dag een kink in de kat*
De minister maakte een inspectie
kwam ook in het dorpje B„ bij wel] 1
genheid hij uitermate vriendelijk
gen werd en zelfs enkele dagen I
burgemeester logeerde. In deze tijd i
ook ruimschoots de gelegenheid, de
ge meester in zijn doen en laten j
slaan en, hoewel hij den goeden mai
mocht lijden, maakte hij hem er ti
merkzaam op, dat dat heus niet g
Zo'n vrijgevochten bende.... n
burgemeester moest voortaan m;
vast spreekuur houden en alle vei t
moesten schriftelijk worden ingediei i
De burgemeester verklaarde nat c
nadrukkelijk, dat hij alles prêcies
doen, als de minister wenste, m t
kon niet helpen, dat hij een paar j
brommerig en uit zijn humeur was. t
Men kon merken, dat hij brot
plannen om wraak te nemen. Spoei
hij hiertoe in de gelegenheid zijn, n
een zoon van den minister bij hem
secretarie kwam.
Deze werkte zeer ijverig, maar na
tijd werd hij voor een dringende za
zijn vader in Den Haag ontboden.
gemeester. ik mag zeker wel drie i
verlof?" vroeg de jongeman.
De burgemeester keek minachten e
z'n brilleglazen en zei: „Maar o
weet u dan niet, dat zulk een v
schriftelijk moet worden ingediend?
„O, ik dacht, omdat u hier tool
bij zit
„Niets ervan. Uw vader heeft me
nog uitdrukkelijk verzekerd, dat all
schriftelij-k moet worden afgedaan
„Onzin!" dacht de jonge beamb
hardop zei hij: „Nu, dan zal ik hot,
lelijk verzoek zo spoedig mogelijk
nen."
.Mooi zo. En vergeet vooral niet de
voor bestemde formulieren te gebru
riep de burgemeester hem na. Na eer
uurtje verscheen de jongeman weer
kamer van den burgemeester met d<
dedeeling. dat de formulieren op war
„O, dan moet u even een schriftelij
zoek richten tot het magazijn, kam
om nieuwe formulieren."
„Kamer 14? O, dan ga ik zelf wel e
riep de beambte.
„Nee. nee, dat mag volstrekt niet. C
vel van uw vader moeten aanvrage
materiaal steeds schriftelijk worden
daan."
De jongeman mopperde en zuchtte,
het hielp niets! Hij moest een brie
stellen en de formulieren aanvragen,
dit klaar was, deed hij de brief op di
en ontving na een paar dagen een
gestempeld schrijven terug, waarin
werd medegedeeld, dat de formuliere
laas op waren, doch in Den Haag i
aangevraagd.
Eerst drie weken later kon het set
lijk verzoek om verlof worden ingedie
toenwees de burgemeester bet ve
keurig netjes af. omdat er op het mo
tè veel werk was!
„Ziezo, die zal. als hij ooit minister
wel niet voor ieder wissewasje een s<
telijke verklaring eisen!" bromde de
gemeester. En hij had als bij toverslaj
goed humeur teruggekregen!
Ingezonden door Marietje Lieshou
Wat het oog niet ziet.
Jongedame: ..Wat is er, kapitein?
om trekt u zo'n bezorgid gezicht? Dat
we niet van u gewend".
Kapite'n: „Het roer is gebroken
Jongedame: „O. daar moet u maar
over tobben. Het zit immers in zee, du
ziet er niets van".
Ingezonden door Elly Sloos.
Moeder tegen bezoekster: „Het is
maar Annie huilt letterlijk elke dag"
Broer: „O. moeder zou ze een watert
hebben?"'