Leonardo da Vinei en zijn
machines
jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 Mei 1939
Vijfde Blad No. 24285
pe grootste uitvinder van alle eeuwen en tevens
de eerste moderne ingenieur
'tN/T EN. LETTEREN
„De Kunst om de Kunst'
voorlooper van onzen mitrailleur vond Leonardo da Vinei een affuit uit, waarop
een om zijn as draaibare prisma rust, dat aan elk zijner zijvlakken een groot aantal
venwijdig geplaatste kanonloopjes draagt. Na het afvuren van zoo'n reeks loopjes,
erd het prisma 120 graden om zijn as gewenteld, waarna de volgende rij vuurmon
den, welke nu boven was gekomen, afgevuurd kon worden.
Wanneer er sprake is van Leonardo da
mei, dan pleegt men gewoonlijk onmid-
llijk te denken aan een wonderlijk veel-
digen kunstenaar, die tegelijkertijd een
eesterüjk schilder, beeldhouwer, archi-
ci en musicus was, maar die bij het
heppen zijner kunstwerken aan een on-
rkiaarbare, bijna ziekelijke besluiteloos-
:d leed.
Schilderde hij niet jaren en jaren aan het
,de Mona Lisa" bekende vrouwenpor-
ft en werkte hij niet zestien jaar lang
Dwel aan het Laatste Avondmaal in het
(oester Santa Maria delle Grazie, als aan
i kolossale ruiterstandbeeld van Fran-
isco Sforza?
Gewoonlijk vergeet men echter zich re-
nschap te geven van de oorzaak, dat de
het jaar 1452 als zoon van een gezeten
taris in het Italiaansche plaatsje Vinei
fboren Leonardo de meeste zijner kunsr-
rken slechts langzaam en aarzelend tot
nd bracht.
Leonardo dan, die met een uitzonderlij-
kunstenaarsaanleg geboren werd,
de in den aanvang van het als „Re-
issance" bekend staande tijdperk, toen
kunst als het ware een algeheele ver-
gingskuur onderging en men zich tege-
ertijd met een bijna hartstochtelijken
st naar kennis op de wetenschappen
>erp.
De kunstenaar volstond niet meer met
uitbeelden van menschen- en dieren-
en alleen afgaande op het uiterlijk
wilde hij de weergave der levende
epselen ook geheel in overeenstemming
ngen met den anatomischen opbouw van
lichaam. Vandaar dat Leonardo tal-
■2e lijken van menschen en dieren ont-
de, waardoor zijn kennis der anatomie
-ooter werd dan van wie zijner tijdge-
ten ook.
Tevens begon de kunst nauwkeurig re-
ing te houden met de perspectief, en
t was wederom Leonardo, die het ver-
nsel der in het verschiet schijnbaar
r elkaar toeloopende lijnen grondig be-
deerde en zich een degelijke bekendheid
et de regelen der perspectief verwierf.
74jn dorst naar kennis werd als het ware
tds grooter: op allerlei gebied deed hij
rzoekingen, observeerde hij markante
rschijnselen en trachtte hij de raadselen
Schepping te ontsluieren, waarbij hij
waarnemingen, overpeinzingen, inval-
en ideeën vastlegde en met teekenin-
fn illustreerde.
Geen wonder, dat een kunstenaar, die
b voortdurend bezig houdt met anatomi
se en botanische, scheikundige en geolo
ge. wiskundige, astronomische en nog
ele andere studies en proefnemingen, zijn
""twerken menigmaal slechts met de
terste moeite en eerst lang na den aan-
hag voltooien kan. In Leonardo zien wij
d uiterst merkwaardige verschijnsel van
«a geboren kunstenaar, die zich in den
der jaren steeds meer tot een man
fta de wetenschap ontwikkelt.
En als ware dit nog niet genoeg, zoo
«fit de Natuur het gewild, dat deze uit-
jjaderlijke man bovendien nog de groot-
Je en vruchtbaarste uitvinder en de" eer
we moderne ingenieur zou zijnruim
net honderd jaren voor ons huidige tijd-
P?rs der techniek!
Geen enkel boekwerk heeft Leonardo ons
jtonen nalaten, omdat de dood hem op
••'Jarigen leeftijd verraste, toen hij juist
Jn aanvang wilde maken met het syste
matisch uitwerken zijner in 120 handschrif-
n yergaarde notities en teekeningen op
ten
%lei gebied. Maar het zijn deze door
«min spiegelschrift geschreven notities
®el haar tallooze verduidelijkende teeke-
J®8en, die een groot deel van den verba-
yswekkenden arbeid welken het groote
rjle verricht heeft, voor het nageslacht
bewaren.
Uonardo, de uitvinder, die de natuur-
JJ'wn, welke hij niet kende, zelf proefon-
gj'ndelijk ontdekte, was ook op het ge-
JJjjvan uitvindingen van een ongelooflijke
'Alzijdigheid Zijn hijschwerktuigen voor
neffen van zware lasten door middel
^gecompliceerde takels waren even
"?ele geniale vondsten.
Oorlogswerktuigen vond hij in menigte
tanks, een torpedo, ja, zelfs een voor-
J7er Ier huidige mitrailleurs, bestaand^
af'uit, waarop drie rijen van ka
Jmenloopen van klein kaliber rustte]
Us snel achter elkaar een groot aanta
wen afvuren konden
oewel de verbrandingsmotor hem uit
Tot eind September wordt ln
Milaan een tentoonstelling ge
houden waar de beteeken Is van
Leonardo da Vinei niet alleen als
schilder maar ook als bouw
kundige en uitvinder naar voren
komt. Behalve kunstwerken vindt
men daar ook een honderdtal
nauwkeurige reconstructies van
Leonardo's uitvindingen, waarbg
telkens de door den uitvinder ln
z(jn vermaarde handschriften ge
maakte omschrijvingen en teeke
ningen ter vergelijking z(Jn ge
voegd.
Opgebouwd uit de materiaal
soorten. welke den uitvinder ten
dienste stonden. Is het merkwaar
dige, dat machines en toestellen
zeer goed functlonneeren, aldus
hun geestelijken vader, die 420
Jaar geleden stierf, alle eer aan
doende
Tan alles vond hij uit, deze wondermensch
der 15de eeuw, vijl- en kapmachines, dui
kerhelmen, door waterkracht aangedreven
luchtcompressors en zaagmachines met
automatischen houttoevoer, raderboten,
cylinderboormachines, platenwalsen, druk
persen, liften, rollagers, den z.g.n. Carda-
nischen ringte veel om op te noemen.
Zoo is dan Leonardo da Vinei ongetwij-
feld'de grootste uitvinder geweest, die ooit
geleefd heeft. Doch daarenboven was deze
zoon der 15de eeuw wij schreven het
reeds de eerste moderne ingenieur en
als zoodanig de voorlooper der hedendaag-
sche techniek.
De techniek is de leer van het aanbren
gen van wijzigingen in de Natuur, welke
den mensch van nut zijn. Zoo wijzigen wij
b.v. den natuurlijken vorm van steenen.
om ze geschikt te maken voor onze bouw
werken.
Weliswaar wijzigt ook de Natuur zelf door
middel van stroomend water, windkracht,
enz. de vormen van planten, steenen, etc.
doch wij noemen die vormveranderingen
niet technisch", daar zij geen bepaald
doel hebben voor den mensch, gelijk b.v.
wel het geval is bij het tot een balk ver
zagen van een boomstam, het droogleggen
van een moeras of het omzetten van een
stuk staal in een mes of in welk werktuig
ook.
Op overeenkomstige wijze dienen wij ook
een scherp onderscheid te maken tusschen
„techniek" en .uitvinding".
Over het algemeen ontbreekt der tech
niek het scheppende element: hetgeen spe
ciaal uitkomt bij machines, welke het ar
beidsvermogen van den mensch aanvullen
moeten, zooals bijvoorbeeld bij den hef
boom, die ons in staat stelt lasten te heffen,
welke we met bloote handen niet tillen
kunnen.
De techniek heeft het scheppende ele
ment niet noodig: wij zijn ook dan „tech
nici", wanneer wij een huis of een machine
bouwen naar het voorbeeld van een reeds
bestaand huis of machine. De techniek ver
volmaakt zichzelf langzaam en gestadig
door nabootsing, maar zonder de verras
sing van „het nieuwe". Weliswaar kan de
ingenieur zelf ook uitvindingen doen, maar
men kan een groot ingenieur, een groot
technicus zijn, zonder ooit iets te hebben
uitgevonden.
Leonardo da Vinei nu was het oertype
van den modernen ingenieur, wien6 be
roep zich dank zij de hulp en de mede
werking der wetenschap uit een nederig
ambacht tot zijn huldigen vorm ontwikkeld
heeft.
Ten tijde van Leonardo placht men in
Italië in één adem van „bouwkundigen,
timmerlieden en ingenieurs" ingegneri
te spreken. Dit woord „ingegnere" stam
de af van het Italiaansche woord „ingegno"
in de beteekenis van „samenstelsel" of
„werktuig" en niet in zijn andere betee
kenis van „vernuft".
De „ingegnere" de ingenieur is dus
geen „vernufteling" zooals de uitvinder
wél is doch iemand, die iets samenstelt,
die een werktuig maakt. Tegenwoordig is
hij een wetenschappelijk onderlegd man,
die zich op de studie der practische vraag
stukken op technisch gebied toelegt, en
die dus aan zijn technische kennis tevens
een zeker begrip van economie dient te pa
ren. Want het is heden t$n dage niet meer
voldoende een bouwwerk te kunnen maken,
Zeer modern doet deze houtzaagmachine aan, welke door middel van het schoepen
rad door waterkracht aangedreven wordt en automatisch het te zagen houtblok naar
het zaagblad toevoert. Deze uitvinding van Leonardo da Vinci is de 15de eeuwsche
voorlooper van onze hedendaagsche raamzaagmachines.
tin
biel, welke door veeren aangedreven werd
en die een als differentieel uitgevoerde
tandwieloverbrenging bezat!
Het vraagstuk van den vliegenden
mensch hield hem veelvuldig bezig, nadat
hij de vogelvlucht en de anatomie van vo
gels en vleermuizen grondig bestudeerd
had. Zoo schiep hij een vliegmachine met
op- en neerklappende vleugels, een con
structie. die het echter niet tot vliegen kon
brengen, aangezien de menschelijke spier
kracht ontoereikend was, om het gewicht
van vliegtuig en mensch in de lucht te hef
fen. Hierna bestudeerde hij het zweefvlie
gen en bedacht hij zelfs een soort hélicop-
tère, een vliegtuig, dat zich door middel
van luchtschroeven, welke in een horizon
taal vlak draaien, verheffen moest.
Als bouwkundige ontwierp hij een stads
plan, waarbij de wegen voor het rijverkeer
en voor de lastdieren zich op den beganen
grond bevonden, terwijl de voetgangers vei
lig gebruik konden maken van daarboven
gelegen wegen, die als viaducten gedacht
waren. Door een vernuftig hydraulisch
systeem zou men daarbij tevens de rijwe
gen in een oogwenk door middel van rivier
of zeewater kunnen schoonspoelen. Spe
ciaal op het gebied van droogleggings- en
waterwerken was Leonardo's vindingrijk
heid groot, waarbij hij op bewonderings-
waardige wijze gebruik maakte van sy
phons en sluiswerken.
Ruim een eeuw voor den Nederlander
Lippershey en Leonardo's landgenoot Gali
'oopen van klein kaliber rustten en leo heeft hij reeds den verrekijker bedach'
en machines uitgevonden voor het slijpen
van holle en bolle lenzen met grooten
brandpuntsafstand.
Het is alsof het genie door een koorts-
achtigen scheppingsdrang gedreven werd:
der zaak nog niet bekend was.
a-Uueerde hij toch al een soort automo-
dat overeind blijft staan, doch het is boven
dien zaak in staat te zijn de bouw- of de
fabricagekosten zoo laag mogelijk te doen
zijn.
Leonardo da Vinci was in dit opzicht een
waar ingenieur afgezien van het feit.
dat hij tevens uitvinder was de eerste
moderne ingenieur, al leefde hij dan ook
ruim vierhonderd jaar geleden. Want meer
dan een eeuw voor Galileo maakte hij stu
dies op het gebied van de vastheidsleer en
tevens op dat der materiaalkennis, ten
einde door middel van een rationeele vorm
geving en een juiste aanwending der ma
teriaalsoorten zoo economisch mogelijk
bouwwerken, machines en gereedschappen
tot stand te kunnen brengen.
Op de tentoonstelling van het complete
levenswerk van Leonardo da Vinei, welke
thans tot eind September te Milaan gehou
den wordt, heeft men behalve zijn kunst
werken tevens ruim honderd nauwkeurige
reconstructies van Leonardo's uitvindingen
tentoongesteld, waarbij telkens de door den
ultvir.Cttr in zijn vermaarde handschriften
gemaakte omschrijvingen en teekeningen
gevoegd zijn ter vergelijking.
Het merkwaardige dezer grootendeels
onder leiding van Ir. Arturo Uccelli uit de
materiaalsoorten, welke Leonardo ten dien
ste gestaan hebben, opgebouwde machines
en toestellen is, dat zij zeer goed function-
neeren en aldus hun reeds voor 420 jaren
gestorven geestelijken vader alle eer aan
doen, de eer, verschuldigd aan het genie
van den grootsten uitvinder aller tijden,
van Leonardo da Vinci, die ook de eerste
moderne ingenieur was.
H. H.
(Nadruk verboden).
PIETERSKERKGRACHT 9.
Het is werkelijk steeds weer een prettige
bezigheid, zoo tegen Pinksteren de tentoonstel
ling van „De Kunst om de Kunst" te bestudee-
ren. Prettig, omdat het sinds eenige jaren regel
is, dat elke tentoonstelling naar het algemeen
gehalte een stijging vertoont. Dat moge dan
niet zoozeer gelden voor een paar veteranen,
wier werk steeds op hetzelfde hooge peil staat,
doch het geldt in het bizonder voor de andere
leden, de amateurs, waaronder heel wat jonge
ren z(jn. wier werk het over het algemeen wel
aardig uithoudt tegenover dat der prominenten.
Telkens na een jaar van ijverige studie blijken
de Jongeren steeds meer het eigenlijke vakman
schap. de materie, lijn en kleur te beheerschen.
En met de winst aan technische middelen boe
ken zij eveneens het succes, dat zij wat hen
innerlijk beweegt, steeds beter tot uitdrukking
weten te brengen. Want het gaat nu eenmaal
niet om de neutrale photografische weergave
der werkelijkheid, het gaat om de werkelijkheid
getransponeerd door het medium van het schil
dersoog. beter nog door het medium van zijn
ziel. Het is aardige geschilderde werkelijkheid
waaraan de kunstenaar al werkend zijn schoon
ste innerlijkheden beleeft en uit.
W(j mogen dankbaar zijn. dat wb te Leiden
zooveel knappe schilders en tevens zooveel kunst
beoefenende z.g. amateurs bezitten. De grens
tusschen belde is eigenlijk zeer willekeurig, want
lang niet altijd zijn het werk van den begaaf
den amateur en dat van den beroepsschilder
naar aesthetische kwaliteiten van elkaar te
scheiden. In leder geval oefenen de „beroeps-
menschen" in dezen kring een uiterst gunsti-
gen invloed uit en geven zij. door hun mee
doen aan deze kunstclub aan de amateurs prac
tische schilderliJke idealen.
Volgens gewoonte zullen we ook ditmaal de
alphabetische lijst der inzendingen volgen en
een en ander kort bespreken, al zou er aanlei
ding zijn over sommige werken breedvoerig uit
te weiden om hun schoonheid toe te lichten.
De heer A. de Bats komt ditmaal voor het
eerst. Hij heeft een teekening van een Indisch
masker, dat getuigt van goede observatie, en
verder een vlotte studie in olieverf van een
„Model", het portret van een oudere vrouw,
dat niet zonder verdienste is. Afgestemd op het
rood van het kleed is het werk goed in toon
gehouden.
Tot de allerjongsten behoort ook W. F. Bonte,
van wien wi) een vlotte aquarel noteeren met
een schelp en een groote buikflesch. Het geheel
is mooi en frisch van kleur en behoorlijk in
toon gehouden met een zeer geslaagd streven
naar stofuitdrukking, zie b.v. de flesch. Dat hij
het zich niet gemakkelijk maakt en lust heeft
met een opgaaf te worstelen bewijst zijn ge
schilderd stilleven, een compositie van aller
lei onpoëtische dingen als een oude kruik, een
baksteen, een stuk ketting, een paar pijpen
koppen op -een antiek komfoor, het geheel op
oude aangevreten stukken plank. Het is niet
gemakkelijk van zulken waardeloozen rommel 'n
goede compositie en een stemmingsbeeld te
maken. Doch hij heeft het oJ. verdienstelijk
opgelost.
Mej. Hil Bottema doet den naam van haar
vader en van haar oom eer aan in de eerste
plaats door een vlotte schetsteekening van een
hoekje te Hoogmade, een doordachte composi
tie van een oude boerderij met een paar hoo
rnen er voor aan een sloot. In de tweede plaats
door een paar fijne penteekeningen. reisschet
sen genomen te Carcassoune. Heel goed is dat
rhythme van torens en bastions van een mlddel-
eeuwsch vestingstelsel op een heuvelkling. En
welk een ruimte zit er in het doorkijkje tus
schen twee vestingtorens, waar een eindelooze
verte zich schijnt te strekken achter de heuve
len. Toch is het gedaan met sobere middelen.
In A. Cornelisse begroeten we weer een nieu
weling, doch een die heel wat belooft, vooral
door de forsche durf en de breede streek waar
mee hij de dingen aanpakt. Ik denk in de aller
eerste plaats aan een meisjesportret, waarvan
het blauw van het kleed verrassend mooi is. het
kopje goed doorgevoerd, terwijl de achtergrond
zeer breed is gehouden. Men moet het zien op
eenigen afstand. Ook zijn Katwijksche jongen
vertoont dezelfde durf. Zie maar eens hoe de
zongebrande snoet van het joch onder de klep
van de pet uitkomt en hoe het licht over een
deel van het gelaat valt. Eveneens vlot en goed
van compositie, kleurdifferentie en kleurenge-
heel is zijn gezicht op een oud buurtje bij de
oude kerk te Katwijk. De perspectief van den
torenomgang lijkt ons iets te sterk genomen,
doch per slot doet dit weinig af aan de schil-
derlijke kwaliteit.
In zekeren zin een tegenstelling met hem
vormt de bedachtzame heer A. J. van Doorn,
die zijn gedegen techniek met de uiterste nauw
gezetheid gebruikt en zich minutieus reken
schap geeft van zijn observatie. Zijn zeer mooie
portret van Mevr. L. is getuigenis van die fijne
observatie en trouwhartige uitbeelding, waarbij
een dieper doordringen in het wezen niet valt
te mierennen. Naast dit voornaam in toon ge
houden noem ik het fleurige portret van een
jong meisje „Zabeth", dat door zijn frischheid
en bekoorlijke harmonie niet minder de aan
dacht trekt. Eindelijk is er van hem nog een
stilleven, dat door zijn uiterst doordachte en
to^h ongedwongen driehoekscompositie opvalt.
Eenige haringen, andUviestruiken. een roode
kool, een paar roode en gele vruchten met een
Keulsche pot vallen op door de kleur zuiver
heid en de binding in een warmen frisschen
toon. Het is goed en gedegen werk. waarnaar
men met genoegen kijkt.
413
(Ingez. Med.)
We komen thans tot A. J. van Driesten. wiens
werk eigenlijk veel te mooi en te rijk is, om in
een paar zinnen af te handelen. Toch moeten
we ons in verband met de elschen aan een over
zicht te stellen, beperken.
We noteeren dan in de eerste plaats „Buiig
Weer", een groot en breed gecomponeerd werk,
een voorstelling van den ouden toestand, zooals
die ruim 30 jaren geleden nog was bij de Lam-
meschans. We zien hier rechts een oude boer
derij met een tjonkere boomgroep op den ach
tergrond en eenige naakte knoestige boomen er
voor. Het water van de Vliet is nog niet netjes
ingesloten door bazaltglooiingen of walbe-
schoeiingen. doch vertoont uitgetrapte oevers
met een rijke vegetatie, hier evenwel verdord.
Het is najaar. Doch er is een fijne glimming
over de doode rietpluimen. Op den achtergrond
fijntjes de oude klapbrug. Het is alles heel
mooi. doch het zou zóó mooi niet zijn, was er
niet die prachtige wolkenlucht met overtrek
kende buien, waartusschendoor de zon kans
ziet nog even licht te concentreeren over den
weg en een deel van het huis. Ook in de verte
gaat er een lichtglimp over de wijde aarde. Een
wondermooi staal van Hollandsche landschaps
kunst. Van Driesten op zijn allerbest! Doch dat
Is hij eveneens in zijn „Avond". Ook hierin weer
die wijdheid en ruimte, terwijl men den klank
van het late avondlicht in den horizon en
tegen de wolken sonoor zou willen noemen, ware
het niet dat zeer fijne transparante avond
vochtigheid er een timbre van weemoed aan gaf.
Onder de vele avondstemmingen, die ik ken,
zou ik dit werk een eereplaats willen geven.
Over de details van dit zoowel als van het
eerstgenoemde werk, die zeer rijk zijn. zwijgen
we verder. Tenslotte moet ik U wijzen op de
indrukwekkende groote aquarel met de oude
wilgen, die een oud huis verbergen. Wat is dat
zeldzaam doorleefd, die prachtige statuur der
oude stammen, het fijne grijs van het loover,
het diepe blauw der lucht, dat er hier en daar
doorheen komt en een eindeloozen achtergrond
geeft. Grootsch is dit en frisch, een nobel werk.
En tenslotte eindig ik het eerste deel van mijn
overzicht met de plastieken van Mevr. Lotte
HelfeldKastner. In houtplastiek zond zij in
een „Moeder met kind". In de eerste plaats
valt de aandacht op de zeer knappe ambachte
lijke techniek, waarmee het beeld is gesneden.
Deze is dienstbaar gemaakt aan het scheppen
van lijn en vorm, waarop het oog met welbeha
gen blijft rusten. Ook de altijd treffende idee
van Moederschap komt in de houding, in de
zorg, waarmee de moeder haar kind vasthoudt
mooi tot uiting. Het beeld is gevoelig zonder
een spoor van het teveel. Daardoor is het juist
zoo sterk.
In de tweede plaats gaf zij in brons een ge
voelig gemodelleerd kinderkopje.
Deze beeldhouweres dunkt ons volkomen
vertrouwd met de eigenschappen en de eischen
van haar materiaal, wat bij deze kunst zoo
noodzakelijk is om iets goeds te maken en
eigen visie tot uiting te brengen.
De tijd ontbrak ons om de studie van deze
tentoonstelling onmiddellijk voort te zetten. Na
de Pinksterdagen de rest.
NIEUWE UITGAVEN.
Het eerst nu verschenen Maartnummer van
het tijdschrift „Historia" bevat ojn. artikelen
over het eeuwfeest van Luxemburgs onafhan
kelijkheid; een proces over het verkoopen van
Oranjelint in 1795: een bijdrage tot de Duitsch
OostenriJksche kwestie: Erasmus van Rot
terdam en het Hongaarsche geestelijke leven
van zijn tijd; predikanten en ziekentroosters op
de vloot.
Verschenen bij:
J. Philip Kruseman, Den Haag:
„Schemering over Sjanghai", roman door
Mao Tun. Uit het Chineesch bewerkt door dr.
F. Kuhn en J. L. J. F. Ezerman.
„Waterloo", roman door Georgette Heyer. Ge
autoriseerd vertaling van Constant van Wessem.
Uitgevers-Mij. ,De Kern". Den Haag:
„Het Nieuwe Land", door Kristmann Gud-
mundsson. Naar het Noorsch geautoriseerde
Ned, bewerking van W. J. A. Roldanus Jr.
Uitgevers-Mij. Holland. Amsterdam:
„Een jaar in het Derde Rijk", door Denis
de Rougemont. Geautoriseerde vertaling uit het
Fransch door mej. Tj. Kuipers, met woord
vooraf van prof. dr. G. v. d. Leeuw, hoog
leeraar te Groningen.
„De Arbeiderspers", Amsterdam:
„De Longen, de normale functie en de meest
voorkomende stoornissen, door dr. G. F. Ge-
zelle Meerburg, specialist te Amsterdam.
W. J. Thieme Cie., Zutphen:
„Wat bloeit op Tafel en voor het Raam?",
handleiding voor de verzorging en het kweeken
van meer dan tweehonderd kamerplanten, van
Bruno Schönfelder. Vrij naar het Duitsch door
Maria C. H. Ruys.
tV jj js
bi*
tx:
-
r
.1
Doorsnede van den duikerhelm, welke Leonardo da Vinei ruim vier en een halve eeuw
geleden uitvond. Daaronder ziet men de oplossing van den uitvinder van de buig
zame buis voor den luchttoevoer naar den duiker. Op den achtergrond vergrootingen
van het handschrift van Leonardo dat Vinei, dat op deze vinding betrekking heeft.