Leonardo da Vinei en zijn machines jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 Mei 1939 Vijfde Blad No. 24285 pe grootste uitvinder van alle eeuwen en tevens de eerste moderne ingenieur 'tN/T EN. LETTEREN „De Kunst om de Kunst' voorlooper van onzen mitrailleur vond Leonardo da Vinei een affuit uit, waarop een om zijn as draaibare prisma rust, dat aan elk zijner zijvlakken een groot aantal venwijdig geplaatste kanonloopjes draagt. Na het afvuren van zoo'n reeks loopjes, erd het prisma 120 graden om zijn as gewenteld, waarna de volgende rij vuurmon den, welke nu boven was gekomen, afgevuurd kon worden. Wanneer er sprake is van Leonardo da mei, dan pleegt men gewoonlijk onmid- llijk te denken aan een wonderlijk veel- digen kunstenaar, die tegelijkertijd een eesterüjk schilder, beeldhouwer, archi- ci en musicus was, maar die bij het heppen zijner kunstwerken aan een on- rkiaarbare, bijna ziekelijke besluiteloos- :d leed. Schilderde hij niet jaren en jaren aan het ,de Mona Lisa" bekende vrouwenpor- ft en werkte hij niet zestien jaar lang Dwel aan het Laatste Avondmaal in het (oester Santa Maria delle Grazie, als aan i kolossale ruiterstandbeeld van Fran- isco Sforza? Gewoonlijk vergeet men echter zich re- nschap te geven van de oorzaak, dat de het jaar 1452 als zoon van een gezeten taris in het Italiaansche plaatsje Vinei fboren Leonardo de meeste zijner kunsr- rken slechts langzaam en aarzelend tot nd bracht. Leonardo dan, die met een uitzonderlij- kunstenaarsaanleg geboren werd, de in den aanvang van het als „Re- issance" bekend staande tijdperk, toen kunst als het ware een algeheele ver- gingskuur onderging en men zich tege- ertijd met een bijna hartstochtelijken st naar kennis op de wetenschappen >erp. De kunstenaar volstond niet meer met uitbeelden van menschen- en dieren- en alleen afgaande op het uiterlijk wilde hij de weergave der levende epselen ook geheel in overeenstemming ngen met den anatomischen opbouw van lichaam. Vandaar dat Leonardo tal- ■2e lijken van menschen en dieren ont- de, waardoor zijn kennis der anatomie -ooter werd dan van wie zijner tijdge- ten ook. Tevens begon de kunst nauwkeurig re- ing te houden met de perspectief, en t was wederom Leonardo, die het ver- nsel der in het verschiet schijnbaar r elkaar toeloopende lijnen grondig be- deerde en zich een degelijke bekendheid et de regelen der perspectief verwierf. 74jn dorst naar kennis werd als het ware tds grooter: op allerlei gebied deed hij rzoekingen, observeerde hij markante rschijnselen en trachtte hij de raadselen Schepping te ontsluieren, waarbij hij waarnemingen, overpeinzingen, inval- en ideeën vastlegde en met teekenin- fn illustreerde. Geen wonder, dat een kunstenaar, die b voortdurend bezig houdt met anatomi se en botanische, scheikundige en geolo ge. wiskundige, astronomische en nog ele andere studies en proefnemingen, zijn ""twerken menigmaal slechts met de terste moeite en eerst lang na den aan- hag voltooien kan. In Leonardo zien wij d uiterst merkwaardige verschijnsel van «a geboren kunstenaar, die zich in den der jaren steeds meer tot een man fta de wetenschap ontwikkelt. En als ware dit nog niet genoeg, zoo «fit de Natuur het gewild, dat deze uit- jjaderlijke man bovendien nog de groot- Je en vruchtbaarste uitvinder en de" eer we moderne ingenieur zou zijnruim net honderd jaren voor ons huidige tijd- P?rs der techniek! Geen enkel boekwerk heeft Leonardo ons jtonen nalaten, omdat de dood hem op ••'Jarigen leeftijd verraste, toen hij juist Jn aanvang wilde maken met het syste matisch uitwerken zijner in 120 handschrif- n yergaarde notities en teekeningen op ten %lei gebied. Maar het zijn deze door «min spiegelschrift geschreven notities ®el haar tallooze verduidelijkende teeke- J®8en, die een groot deel van den verba- yswekkenden arbeid welken het groote rjle verricht heeft, voor het nageslacht bewaren. Uonardo, de uitvinder, die de natuur- JJ'wn, welke hij niet kende, zelf proefon- gj'ndelijk ontdekte, was ook op het ge- JJjjvan uitvindingen van een ongelooflijke 'Alzijdigheid Zijn hijschwerktuigen voor neffen van zware lasten door middel ^gecompliceerde takels waren even "?ele geniale vondsten. Oorlogswerktuigen vond hij in menigte tanks, een torpedo, ja, zelfs een voor- J7er Ier huidige mitrailleurs, bestaand^ af'uit, waarop drie rijen van ka Jmenloopen van klein kaliber rustte] Us snel achter elkaar een groot aanta wen afvuren konden oewel de verbrandingsmotor hem uit Tot eind September wordt ln Milaan een tentoonstelling ge houden waar de beteeken Is van Leonardo da Vinei niet alleen als schilder maar ook als bouw kundige en uitvinder naar voren komt. Behalve kunstwerken vindt men daar ook een honderdtal nauwkeurige reconstructies van Leonardo's uitvindingen, waarbg telkens de door den uitvinder ln z(jn vermaarde handschriften ge maakte omschrijvingen en teeke ningen ter vergelijking z(Jn ge voegd. Opgebouwd uit de materiaal soorten. welke den uitvinder ten dienste stonden. Is het merkwaar dige, dat machines en toestellen zeer goed functlonneeren, aldus hun geestelijken vader, die 420 Jaar geleden stierf, alle eer aan doende Tan alles vond hij uit, deze wondermensch der 15de eeuw, vijl- en kapmachines, dui kerhelmen, door waterkracht aangedreven luchtcompressors en zaagmachines met automatischen houttoevoer, raderboten, cylinderboormachines, platenwalsen, druk persen, liften, rollagers, den z.g.n. Carda- nischen ringte veel om op te noemen. Zoo is dan Leonardo da Vinei ongetwij- feld'de grootste uitvinder geweest, die ooit geleefd heeft. Doch daarenboven was deze zoon der 15de eeuw wij schreven het reeds de eerste moderne ingenieur en als zoodanig de voorlooper der hedendaag- sche techniek. De techniek is de leer van het aanbren gen van wijzigingen in de Natuur, welke den mensch van nut zijn. Zoo wijzigen wij b.v. den natuurlijken vorm van steenen. om ze geschikt te maken voor onze bouw werken. Weliswaar wijzigt ook de Natuur zelf door middel van stroomend water, windkracht, enz. de vormen van planten, steenen, etc. doch wij noemen die vormveranderingen niet technisch", daar zij geen bepaald doel hebben voor den mensch, gelijk b.v. wel het geval is bij het tot een balk ver zagen van een boomstam, het droogleggen van een moeras of het omzetten van een stuk staal in een mes of in welk werktuig ook. Op overeenkomstige wijze dienen wij ook een scherp onderscheid te maken tusschen „techniek" en .uitvinding". Over het algemeen ontbreekt der tech niek het scheppende element: hetgeen spe ciaal uitkomt bij machines, welke het ar beidsvermogen van den mensch aanvullen moeten, zooals bijvoorbeeld bij den hef boom, die ons in staat stelt lasten te heffen, welke we met bloote handen niet tillen kunnen. De techniek heeft het scheppende ele ment niet noodig: wij zijn ook dan „tech nici", wanneer wij een huis of een machine bouwen naar het voorbeeld van een reeds bestaand huis of machine. De techniek ver volmaakt zichzelf langzaam en gestadig door nabootsing, maar zonder de verras sing van „het nieuwe". Weliswaar kan de ingenieur zelf ook uitvindingen doen, maar men kan een groot ingenieur, een groot technicus zijn, zonder ooit iets te hebben uitgevonden. Leonardo da Vinei nu was het oertype van den modernen ingenieur, wien6 be roep zich dank zij de hulp en de mede werking der wetenschap uit een nederig ambacht tot zijn huldigen vorm ontwikkeld heeft. Ten tijde van Leonardo placht men in Italië in één adem van „bouwkundigen, timmerlieden en ingenieurs" ingegneri te spreken. Dit woord „ingegnere" stam de af van het Italiaansche woord „ingegno" in de beteekenis van „samenstelsel" of „werktuig" en niet in zijn andere betee kenis van „vernuft". De „ingegnere" de ingenieur is dus geen „vernufteling" zooals de uitvinder wél is doch iemand, die iets samenstelt, die een werktuig maakt. Tegenwoordig is hij een wetenschappelijk onderlegd man, die zich op de studie der practische vraag stukken op technisch gebied toelegt, en die dus aan zijn technische kennis tevens een zeker begrip van economie dient te pa ren. Want het is heden t$n dage niet meer voldoende een bouwwerk te kunnen maken, Zeer modern doet deze houtzaagmachine aan, welke door middel van het schoepen rad door waterkracht aangedreven wordt en automatisch het te zagen houtblok naar het zaagblad toevoert. Deze uitvinding van Leonardo da Vinci is de 15de eeuwsche voorlooper van onze hedendaagsche raamzaagmachines. tin biel, welke door veeren aangedreven werd en die een als differentieel uitgevoerde tandwieloverbrenging bezat! Het vraagstuk van den vliegenden mensch hield hem veelvuldig bezig, nadat hij de vogelvlucht en de anatomie van vo gels en vleermuizen grondig bestudeerd had. Zoo schiep hij een vliegmachine met op- en neerklappende vleugels, een con structie. die het echter niet tot vliegen kon brengen, aangezien de menschelijke spier kracht ontoereikend was, om het gewicht van vliegtuig en mensch in de lucht te hef fen. Hierna bestudeerde hij het zweefvlie gen en bedacht hij zelfs een soort hélicop- tère, een vliegtuig, dat zich door middel van luchtschroeven, welke in een horizon taal vlak draaien, verheffen moest. Als bouwkundige ontwierp hij een stads plan, waarbij de wegen voor het rijverkeer en voor de lastdieren zich op den beganen grond bevonden, terwijl de voetgangers vei lig gebruik konden maken van daarboven gelegen wegen, die als viaducten gedacht waren. Door een vernuftig hydraulisch systeem zou men daarbij tevens de rijwe gen in een oogwenk door middel van rivier of zeewater kunnen schoonspoelen. Spe ciaal op het gebied van droogleggings- en waterwerken was Leonardo's vindingrijk heid groot, waarbij hij op bewonderings- waardige wijze gebruik maakte van sy phons en sluiswerken. Ruim een eeuw voor den Nederlander Lippershey en Leonardo's landgenoot Gali 'oopen van klein kaliber rustten en leo heeft hij reeds den verrekijker bedach' en machines uitgevonden voor het slijpen van holle en bolle lenzen met grooten brandpuntsafstand. Het is alsof het genie door een koorts- achtigen scheppingsdrang gedreven werd: der zaak nog niet bekend was. a-Uueerde hij toch al een soort automo- dat overeind blijft staan, doch het is boven dien zaak in staat te zijn de bouw- of de fabricagekosten zoo laag mogelijk te doen zijn. Leonardo da Vinci was in dit opzicht een waar ingenieur afgezien van het feit. dat hij tevens uitvinder was de eerste moderne ingenieur, al leefde hij dan ook ruim vierhonderd jaar geleden. Want meer dan een eeuw voor Galileo maakte hij stu dies op het gebied van de vastheidsleer en tevens op dat der materiaalkennis, ten einde door middel van een rationeele vorm geving en een juiste aanwending der ma teriaalsoorten zoo economisch mogelijk bouwwerken, machines en gereedschappen tot stand te kunnen brengen. Op de tentoonstelling van het complete levenswerk van Leonardo da Vinei, welke thans tot eind September te Milaan gehou den wordt, heeft men behalve zijn kunst werken tevens ruim honderd nauwkeurige reconstructies van Leonardo's uitvindingen tentoongesteld, waarbij telkens de door den ultvir.Cttr in zijn vermaarde handschriften gemaakte omschrijvingen en teekeningen gevoegd zijn ter vergelijking. Het merkwaardige dezer grootendeels onder leiding van Ir. Arturo Uccelli uit de materiaalsoorten, welke Leonardo ten dien ste gestaan hebben, opgebouwde machines en toestellen is, dat zij zeer goed function- neeren en aldus hun reeds voor 420 jaren gestorven geestelijken vader alle eer aan doen, de eer, verschuldigd aan het genie van den grootsten uitvinder aller tijden, van Leonardo da Vinci, die ook de eerste moderne ingenieur was. H. H. (Nadruk verboden). PIETERSKERKGRACHT 9. Het is werkelijk steeds weer een prettige bezigheid, zoo tegen Pinksteren de tentoonstel ling van „De Kunst om de Kunst" te bestudee- ren. Prettig, omdat het sinds eenige jaren regel is, dat elke tentoonstelling naar het algemeen gehalte een stijging vertoont. Dat moge dan niet zoozeer gelden voor een paar veteranen, wier werk steeds op hetzelfde hooge peil staat, doch het geldt in het bizonder voor de andere leden, de amateurs, waaronder heel wat jonge ren z(jn. wier werk het over het algemeen wel aardig uithoudt tegenover dat der prominenten. Telkens na een jaar van ijverige studie blijken de Jongeren steeds meer het eigenlijke vakman schap. de materie, lijn en kleur te beheerschen. En met de winst aan technische middelen boe ken zij eveneens het succes, dat zij wat hen innerlijk beweegt, steeds beter tot uitdrukking weten te brengen. Want het gaat nu eenmaal niet om de neutrale photografische weergave der werkelijkheid, het gaat om de werkelijkheid getransponeerd door het medium van het schil dersoog. beter nog door het medium van zijn ziel. Het is aardige geschilderde werkelijkheid waaraan de kunstenaar al werkend zijn schoon ste innerlijkheden beleeft en uit. W(j mogen dankbaar zijn. dat wb te Leiden zooveel knappe schilders en tevens zooveel kunst beoefenende z.g. amateurs bezitten. De grens tusschen belde is eigenlijk zeer willekeurig, want lang niet altijd zijn het werk van den begaaf den amateur en dat van den beroepsschilder naar aesthetische kwaliteiten van elkaar te scheiden. In leder geval oefenen de „beroeps- menschen" in dezen kring een uiterst gunsti- gen invloed uit en geven zij. door hun mee doen aan deze kunstclub aan de amateurs prac tische schilderliJke idealen. Volgens gewoonte zullen we ook ditmaal de alphabetische lijst der inzendingen volgen en een en ander kort bespreken, al zou er aanlei ding zijn over sommige werken breedvoerig uit te weiden om hun schoonheid toe te lichten. De heer A. de Bats komt ditmaal voor het eerst. Hij heeft een teekening van een Indisch masker, dat getuigt van goede observatie, en verder een vlotte studie in olieverf van een „Model", het portret van een oudere vrouw, dat niet zonder verdienste is. Afgestemd op het rood van het kleed is het werk goed in toon gehouden. Tot de allerjongsten behoort ook W. F. Bonte, van wien wi) een vlotte aquarel noteeren met een schelp en een groote buikflesch. Het geheel is mooi en frisch van kleur en behoorlijk in toon gehouden met een zeer geslaagd streven naar stofuitdrukking, zie b.v. de flesch. Dat hij het zich niet gemakkelijk maakt en lust heeft met een opgaaf te worstelen bewijst zijn ge schilderd stilleven, een compositie van aller lei onpoëtische dingen als een oude kruik, een baksteen, een stuk ketting, een paar pijpen koppen op -een antiek komfoor, het geheel op oude aangevreten stukken plank. Het is niet gemakkelijk van zulken waardeloozen rommel 'n goede compositie en een stemmingsbeeld te maken. Doch hij heeft het oJ. verdienstelijk opgelost. Mej. Hil Bottema doet den naam van haar vader en van haar oom eer aan in de eerste plaats door een vlotte schetsteekening van een hoekje te Hoogmade, een doordachte composi tie van een oude boerderij met een paar hoo rnen er voor aan een sloot. In de tweede plaats door een paar fijne penteekeningen. reisschet sen genomen te Carcassoune. Heel goed is dat rhythme van torens en bastions van een mlddel- eeuwsch vestingstelsel op een heuvelkling. En welk een ruimte zit er in het doorkijkje tus schen twee vestingtorens, waar een eindelooze verte zich schijnt te strekken achter de heuve len. Toch is het gedaan met sobere middelen. In A. Cornelisse begroeten we weer een nieu weling, doch een die heel wat belooft, vooral door de forsche durf en de breede streek waar mee hij de dingen aanpakt. Ik denk in de aller eerste plaats aan een meisjesportret, waarvan het blauw van het kleed verrassend mooi is. het kopje goed doorgevoerd, terwijl de achtergrond zeer breed is gehouden. Men moet het zien op eenigen afstand. Ook zijn Katwijksche jongen vertoont dezelfde durf. Zie maar eens hoe de zongebrande snoet van het joch onder de klep van de pet uitkomt en hoe het licht over een deel van het gelaat valt. Eveneens vlot en goed van compositie, kleurdifferentie en kleurenge- heel is zijn gezicht op een oud buurtje bij de oude kerk te Katwijk. De perspectief van den torenomgang lijkt ons iets te sterk genomen, doch per slot doet dit weinig af aan de schil- derlijke kwaliteit. In zekeren zin een tegenstelling met hem vormt de bedachtzame heer A. J. van Doorn, die zijn gedegen techniek met de uiterste nauw gezetheid gebruikt en zich minutieus reken schap geeft van zijn observatie. Zijn zeer mooie portret van Mevr. L. is getuigenis van die fijne observatie en trouwhartige uitbeelding, waarbij een dieper doordringen in het wezen niet valt te mierennen. Naast dit voornaam in toon ge houden noem ik het fleurige portret van een jong meisje „Zabeth", dat door zijn frischheid en bekoorlijke harmonie niet minder de aan dacht trekt. Eindelijk is er van hem nog een stilleven, dat door zijn uiterst doordachte en to^h ongedwongen driehoekscompositie opvalt. Eenige haringen, andUviestruiken. een roode kool, een paar roode en gele vruchten met een Keulsche pot vallen op door de kleur zuiver heid en de binding in een warmen frisschen toon. Het is goed en gedegen werk. waarnaar men met genoegen kijkt. 413 (Ingez. Med.) We komen thans tot A. J. van Driesten. wiens werk eigenlijk veel te mooi en te rijk is, om in een paar zinnen af te handelen. Toch moeten we ons in verband met de elschen aan een over zicht te stellen, beperken. We noteeren dan in de eerste plaats „Buiig Weer", een groot en breed gecomponeerd werk, een voorstelling van den ouden toestand, zooals die ruim 30 jaren geleden nog was bij de Lam- meschans. We zien hier rechts een oude boer derij met een tjonkere boomgroep op den ach tergrond en eenige naakte knoestige boomen er voor. Het water van de Vliet is nog niet netjes ingesloten door bazaltglooiingen of walbe- schoeiingen. doch vertoont uitgetrapte oevers met een rijke vegetatie, hier evenwel verdord. Het is najaar. Doch er is een fijne glimming over de doode rietpluimen. Op den achtergrond fijntjes de oude klapbrug. Het is alles heel mooi. doch het zou zóó mooi niet zijn, was er niet die prachtige wolkenlucht met overtrek kende buien, waartusschendoor de zon kans ziet nog even licht te concentreeren over den weg en een deel van het huis. Ook in de verte gaat er een lichtglimp over de wijde aarde. Een wondermooi staal van Hollandsche landschaps kunst. Van Driesten op zijn allerbest! Doch dat Is hij eveneens in zijn „Avond". Ook hierin weer die wijdheid en ruimte, terwijl men den klank van het late avondlicht in den horizon en tegen de wolken sonoor zou willen noemen, ware het niet dat zeer fijne transparante avond vochtigheid er een timbre van weemoed aan gaf. Onder de vele avondstemmingen, die ik ken, zou ik dit werk een eereplaats willen geven. Over de details van dit zoowel als van het eerstgenoemde werk, die zeer rijk zijn. zwijgen we verder. Tenslotte moet ik U wijzen op de indrukwekkende groote aquarel met de oude wilgen, die een oud huis verbergen. Wat is dat zeldzaam doorleefd, die prachtige statuur der oude stammen, het fijne grijs van het loover, het diepe blauw der lucht, dat er hier en daar doorheen komt en een eindeloozen achtergrond geeft. Grootsch is dit en frisch, een nobel werk. En tenslotte eindig ik het eerste deel van mijn overzicht met de plastieken van Mevr. Lotte HelfeldKastner. In houtplastiek zond zij in een „Moeder met kind". In de eerste plaats valt de aandacht op de zeer knappe ambachte lijke techniek, waarmee het beeld is gesneden. Deze is dienstbaar gemaakt aan het scheppen van lijn en vorm, waarop het oog met welbeha gen blijft rusten. Ook de altijd treffende idee van Moederschap komt in de houding, in de zorg, waarmee de moeder haar kind vasthoudt mooi tot uiting. Het beeld is gevoelig zonder een spoor van het teveel. Daardoor is het juist zoo sterk. In de tweede plaats gaf zij in brons een ge voelig gemodelleerd kinderkopje. Deze beeldhouweres dunkt ons volkomen vertrouwd met de eigenschappen en de eischen van haar materiaal, wat bij deze kunst zoo noodzakelijk is om iets goeds te maken en eigen visie tot uiting te brengen. De tijd ontbrak ons om de studie van deze tentoonstelling onmiddellijk voort te zetten. Na de Pinksterdagen de rest. NIEUWE UITGAVEN. Het eerst nu verschenen Maartnummer van het tijdschrift „Historia" bevat ojn. artikelen over het eeuwfeest van Luxemburgs onafhan kelijkheid; een proces over het verkoopen van Oranjelint in 1795: een bijdrage tot de Duitsch OostenriJksche kwestie: Erasmus van Rot terdam en het Hongaarsche geestelijke leven van zijn tijd; predikanten en ziekentroosters op de vloot. Verschenen bij: J. Philip Kruseman, Den Haag: „Schemering over Sjanghai", roman door Mao Tun. Uit het Chineesch bewerkt door dr. F. Kuhn en J. L. J. F. Ezerman. „Waterloo", roman door Georgette Heyer. Ge autoriseerd vertaling van Constant van Wessem. Uitgevers-Mij. ,De Kern". Den Haag: „Het Nieuwe Land", door Kristmann Gud- mundsson. Naar het Noorsch geautoriseerde Ned, bewerking van W. J. A. Roldanus Jr. Uitgevers-Mij. Holland. Amsterdam: „Een jaar in het Derde Rijk", door Denis de Rougemont. Geautoriseerde vertaling uit het Fransch door mej. Tj. Kuipers, met woord vooraf van prof. dr. G. v. d. Leeuw, hoog leeraar te Groningen. „De Arbeiderspers", Amsterdam: „De Longen, de normale functie en de meest voorkomende stoornissen, door dr. G. F. Ge- zelle Meerburg, specialist te Amsterdam. W. J. Thieme Cie., Zutphen: „Wat bloeit op Tafel en voor het Raam?", handleiding voor de verzorging en het kweeken van meer dan tweehonderd kamerplanten, van Bruno Schönfelder. Vrij naar het Duitsch door Maria C. H. Ruys. tV jj js bi* tx: - r .1 Doorsnede van den duikerhelm, welke Leonardo da Vinei ruim vier en een halve eeuw geleden uitvond. Daaronder ziet men de oplossing van den uitvinder van de buig zame buis voor den luchttoevoer naar den duiker. Op den achtergrond vergrootingen van het handschrift van Leonardo dat Vinei, dat op deze vinding betrekking heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 17