Nederland en België uiteen Ons Kort Verhaal LEIDSCH DAW *0 - Zesde Blad Zaterdag 15 April 1939 Een afscheid tusschen twee volken 19 April 1839 Angst Dagbladreclame door prof. dr. N. B. Tenhaeff, hoogleeraar in de algemeene geschiedenis aan de Universiteit te Amsterdam. is niet te vervangen Het gebeurde, als altijd ten slotte, tus- vooruitzichten. De scheiding zelve was een schen diplomaten. Maar het wes een af scheid van twee volken: Het Nederlandsche volk, dat zijn tradities geworteld wist in feit, een door de jaren bevestigd en be klonken feit. En de als status qou aange duide toestand was voor België te voor een strijd om vrijheid, eeuwen her. en het deelig. dan dat van dit land een verlangen Belgische volk. dat zijn historische tradities, zou uitgaan naar spoed ge. definitieve rege- als volk, nog te vormen had. daar het zijn ling. Daar kon men wachten .België'' eigen staatsleven nog maar zoo pas be- zoo schreef onze Minister van Buitenland- gonnen was. haast nog beginnen moest. sche Zaken 16 October 1837 aan den Ko- Dat is nu eenmaal niet anders. Het uur ning geniet thans vrijdom van alle '.oor den Noord-Nederlandschen staat regten op de Schelde, het betaalt niets aan sloeg 1 April 1572. toen de Geuzen voor de intressen der staatsschuld, het zuivert den Briel verschenen en een kleine volks- de achterstallen d er intressen door Neder- groep zich achter Oranje plaatste. Het uur land voorgeschoten niet aan. het bevindt vcor den Zuid-Nederlandschen staat sloeg zich in het bezit dier deelen van Luxem burg en Limburg, welke het zou moeten ontruimen, het regelt aldaar het handels verkeer naar welgevallen". De Minister wist alleen niet. hoe uit de impasse te ge raken met een Koning, die op ..kansen" wachtte, en met Staten Generaal, die be gonnen te murmureeren. die werkelijk schenen te gelooven. dat België bereid zou zijn, onze krasse uitgaven te helpen com- penseeren door de ..intressen der staats schuld", met inbegrip van de .achter stallen". zonder samengestelde intrest na vijf jaren de ronde som van 42 millioen bij de geringste avance onzerzijds op tafel te leggen. En dan ook nog: met mo gendheden. die va/n het Oostelijk en die van het Westelijk blok, wier gevoelens te onzen opzichte lauw-sympathiek of direct anti pathiek waren. Wij verdiepen ons niet in 's minister overleggingen. Het werd alleen tijd, dat er iets gebeurde en wel iets defi nitiefs. Hoe ongunstig moesten onderhan delingen uitvallen, als straks door een ..dissentiment" tusschen Koning en Sta- ten-Generaal heel de wereld weten zou. dat de onderhandelende Koning min of meer gedwongen overleg had gezocht. .Aanmerkelijke beschadiging van het mo narchaal principe" stond te vreezen als de Tweede Kamer werkelijk .stellig en rechtstreeks" ging ingrijpen in het buiten- landsche beleid. Het was een beproefd staatsman van den Koning Falck die met deze woorden den doorslag zal heb ben gegeven. De maandenlange aarzeling was ten einde: Maart 1938. Nu de „kans" niet gekomen was, zouden dan de schei- dfrigsvoorwaarden aanvaard worden, die de mogendheden laatstelijk hadden voor gesteld en 2ooals die 15 November 1831 door de Belgische regeering waren aan vaard. Voor Koning Willem I brak daarmede een moeilijk en bitter jaar aan. Zijn aan bod, zich nu aan den wil der mogendheden te onderwerpen, ging vergezeld van de stijlvolle verzekering, dat het moest be schouwd worden als niet te zijn geschied, wanneer niet alle betrokken partyen zioh op dezelfde basis plaatsten. Palmerston. de leider van Engelands buitenlandsche poli tiek vroeg zich een oogenblik af. of men in Den Haag wel serieus was. Daar kon immers geen sprake van zyn. Men wilde in België zelfs wel doen, alsof die namens Marmeren borstbeeld van Koning Wil lem I. door F. Rude, dat in de Kamer van Volksvertegenwoordigers te Brussel stond. eerst 26 Augustus 1830, toen in den avond de tenor. La Feuillade in een Brusselschen schouwburg uit Aubers gloednieuwe opera de aria: Amour sacré de la patrie, aanhief. Men vergeve mü dat Zuid-Nederlandsch. Ik bedoelde er slechts aan te herinneren, dat eens alle grond van Diedenhofen tot Helder en van Delfzijl tot Veurne de Nederlanden geheeten heeft. In die lang-vervlogen tyden en hun niet- verwerkehjkte mogeiykheden, hebben wy nu niet dieper door te dringen. Wat zouden wy met het verleden gaan disputeeren. als wij het alleen hebben te begrijpen. Men had in 1815 gemeend, dat herstel van de samenleving van België en Nederland een Europeesch belang was. Daarom had men die samenleving tot stand gebracht. En daar men sinds eeuwen over België be schikt had, beschikte men nu opnieuw. Van „aanwas van grondgebied" spraken de in Den Haag geredigeerde acht artikelen van Londen (21 Juli 1814 door de Neder landsche regeering aanvaard). In dien „aanwas" nam, na dien Augustus-avond 1830, een groep de leiding in handen, die den eigen staat België ging stichten De tekstgeschiedenis van de Brabanconne liet ■maar enkele dagen een voor Oranje gunstig perspectief open. Toen 12 Sept. 1830. dat Led door denzelfden tenor ln denzelfden Brusselschen schouwburg, waar ook het Amour sacré had geklonken, voor het eerst werd gezongen, toen rekende het nog met een „enting van het Oranje op den boom der vrijheid". Maar van die enting kwam niets. En het kwam allemaal in zooverre goed uit, dat op dat oogenblik de samen leving van België en Nederland ln één staat ook niet meer een Europeesch belang werd geacht Integendeel! Wij stor.den dus voor de schelding en de batteerden min of meer hartstochtelijk over soheidingsvoorwaardeneen onolelzie- rige besogne, waarbij de scheidenden leder voor zich maximaal voordeel begeerden. In 1831 werden vooral die debatter ge voerd. Diplomaten overlegden, beslisten, hertjeslisten ln Londen. Regeeringen aan vaardden, weigerden over en weer. Ook het kanon sprak in een tiendaagsohen veld tocht: een militair intermezzo, waarop de studenten-Jagers nog Jaren lang groot gin gen. De studentenalmanakken van die jaren bevatten honderden bladzijden vol van de „verrigtingen en lotgevallen" van de „edele jongelingen" en hun „manhaftige bevelhebbers" in deugdelijk proza en do zijnen bladzyden vol brallende poëzie, als wenschten al onze overgrootvaders niets anders en lievere dan te ..strijden tegen het helsch gebroed", zijnde dit de zinswending, <jie vooral rijmde op den ten toon te sprei den Bataafsehen. Hollandschen. Nederland- schen „heldenmoed". Van uit een honderd jarige verte moet men wel glimlachen. Maar al zwol al dat heroïsme in het Citadeljaar, 1832, nog aan tot de onsterfelijke citadel poëzie van wallen, die niet zouden vaïïen, het woord. het beslissende woord bleef aan de diplomaten: Wapenstilstand en de haast eindelooze status quo. Vyf jaar lang bestond het diplomatieke debat uit zwugen en wachten. Nog in het voorjaar van 1837 meende de Koning dat .de kans" eens moest komen Welke kans? Och. op dat oogenblik e renliik niets mee-- dan de uitvoering van de in Januari J831 door de België geteekende „24 artikeien" eigeniyk niet meer bestonden, krachteloos geworden waren door de lange weigering van Willem I en de sinds dien gewyzigde omstandig heden. En wie zich liet beïnvloeden door protest-acties, die kon beïnvloeding van België uit beleven in dat jaar 18381839! België bracht zyn leger op voet van oorlog. Limburgers en Luxemburgers bestormden de Belgische regeering met petities van trouw. Men wilde niet los van den provi- soir-Belgischen toestand. De ministers met toegeefiyk temperament mochten op de monstraties van het volk gaan rekenen, de Hollanders desnoods met een militaire invasie.. Koning Leopold sprak van af danken. toen een beroep op zijn nicht, de jonge Koningin Victoria, geen ander ant woord ontving, dan dat de 24 artikelen bindend waren en bleven. Hoe had het ook anders gekund. Calen- brander heeft die 24 artikelen een zakeiyk stuk genoemd, waarin niets meer aan Ne derland en België werd overgelaten om er twist over te hebben. Leopold I had dat document aanvaard. 15 November 1831, niet gaarne en van harte, maar als een onontkoombaarheid; op dit document be rustte dus de erkenning van België door de mogendheden. De werkelijkheid was mooier dan het document. Vierhonderd duizend Limburgers en Luxemburgers, die volgens het document by Nederland hoor den of waren toegewezen aan het Oranje- Groot-Hertogdom Luxemburg, behoorden „provisorisch" tot België. Het was natuur lijk niet jjrettig, dat daar nu na al die provisorische jaren een eind aan zou moe ten komen. Maar al wilde Frankrijk ook hierover nog wel praten, het vond geen der mogendheden daartoe naast zich. Ter ritoriale concessies waren dus niet meer te verkrijgen. Het eenige voordeel, dat de Belgische diplomaten nog zouden kunnen behalen lag op het gebied van de finan- cieele regelingen. En gegeven hun bereid- willigheid in November 1831 en de wei gering van Willem I op dat oogenblik, was het begrijpelijk dat zy nu waarlyk weinig lust hadden van 1 November 1830 af aldus schreef Art. 14 voor f. 8 400 000 per jaar uit te betalen en van de f. 9.800 000 die 1 Januari 1832 verschuldigd waren nog 5»/o rente bovendien. Deze niet-betaling immers was nu veroorzaakt door Willem's weigaring, de 24 artikelen te aanvaarden. Over de ftnancieele kwesties moest dus gesproken worden. Een kind kon begrijpen, dat de mogendheden op dit stuk België zieer ter wille zouden zyn. In Londen vielen de beslissingen in het najaar van 1838. Het Oostelyk-conserva- tieve blok iPruisen, Oostenrijk. Rusland) had Nederland wel willen laten in het genot van de volle, in 1831 toegewezen, som van f. 8.400.000 per jaar, maar dan nu tn te gaan met de definitieve, door onze schuld vertraagde, scheiding. Daarin gin gen Engeland noch Frankrijk mee. Het werd in Landen een loven en bieden, dat bepaald werd door Frankrijk's laagste bod: f. 5.000.000 per jaar. En het was al een opmerkeUjke concessie, als dat bedrag dan zou ingaan op 1 Januari 1839 en niet op den dag der in Maart verwachte ratifi- eesring. I&nteter Verstolk vain Zoelen maakte ach geen illusies. Integendeel, de toestand van Nederlands financiën baarde hem zorg genoeg. Hy was voor aanvaarding. 1 Fe bruari begreep ook Willem I. dat het niet anders kon. Maar in Brussel bleef men moeilyk. Er was tamelyik krasse pressie van de mogend heden noodig, om Brussel het onderste uit de kan te onthouden. De Pruisische en Oostenrfiksche gezanten daar werden teruggeroepen. De vyf mogendheden moes ten dreigen met het lid op den neus. Want het Belgische bod was nog heel wat lager, dan het Fransche. Men had daar in No vember gesproken van ruim 3 millioen per jaar en tot in laatste instantie hoopte men met een som in eens Limburg en Luxem burg als geheel te kunnen behouden. Eln- deiyk zwichtte ook de Belgische regeering. 19 Febr. 1839 werd in de Belgische Kamer het wetsvoorstel ingediend, dat in vyftien Leopold de Berste, Koning van België, naar een gravure van L. Calaraatte. dramatische zittingen zou worden behan deld en eindeiyk aanvaard. Onze boven- Moerdyksche kalmte verbaast zich veel meer over het politieke temperament van onze Zuiderburen. Alexandre Gendebien, wiens activistische temperament al vóór den opstand Fransche interventie had ge- wenscht, legde zyn mandaat neer uit pro test tegen het voornemen zooveel land- gen ooten" op te offeren .aan de vrees". Een andere afgevaardigde zakte, door een beroerte getroffen ineen, toen hy het van zichzelf had verkregen, met het regeerings- voorstel mee te gaan Het werd dan ten slotte aanvaard met 58 stemmen voor en 42 tegen Maar wie tracht mee te denken met die emoties, die zich uitten in zulke Kamerzittingen van „grooten styl", die begrypt toch. dat niet alleen de begeerte naar méér die menschen bezielde, maar dat de status quo en zyn provisorische oneindigheid aan veel schuld was. Afscheid nemen is altyd een moeilyk bedryf. Dit af scheid was buitengewoon slecht geregis seerd. Daarom was het maar goed, dat het slot zich weer te Londen afspeelde in een koele canferentiekamer. 19 April 1839 werden daar de verdragen geteekend, die wij het eindverdrag noemen Een eindverdrag was het nog niet heele- maal. Er bleven nog allerlei byzonderheden te regelen. Zij kwamen voor rekening van Koning Willem II, in wien men in België bitter weinig vertrouwen kon stellen en die ook inderdaad moeite genoeg heeft gehad, zyn Groot-Nederlandsehe illusies op te geven. By de regeling van die details in zake grensafbakening, scheepvaart en fi- nancieele verplichtingen zyn het echter de Belgische onderhandelaars aan wie men een afmattende taktiek moet toeschrijven. Zy waren er by voortduring op uit, tel kens nog iets meer uit de scheidingsvoor- waarden te halen, zy hadden steeds osten tatief den tyd en rekten dus de onder- door J. P. BALJÉ. De oafé-terrassen waren, danik zij het heerlyke voorjaarsweer, druk bezocht. Met een paar vrienden genoot ik van 'n kleintje koffie, en meer nog van de warme zonne stralen, toen plotseling onze aandacht werd getrokken door een incidentje, dat eenige tafeltjes van het onze verwyderd, plaats vond. Het bleek niets byzondere te zyn: een kwajongen, die daar in de buurt speelde, had een pistooltje afgeschoten, hetgeen een dame zoodanig had doen schrikken, dat ze haar zenuwen niet meer meester was. Even veroorzaakte dit con sternatie: gedienstige heeren beijverden zioh, haar te helpen, een kellner schoot toe met een glaasje water, wandelaars bleven staan om te zien, wat er op het terras plaats vond. Jacob6, de eenige van ons. die was op gestaan, keerde terug met een schamper lachje ooi den mond. „Een appelflauwte", spotte hy. „één van die tegenwoordige hypermoderne vrouwtjes, vermoed ik, die de allures aannemen van mannen, aan alles mee willen doen. maar wier zenuwen niets kunnen verdragen." „Aanstellerij! Niets dan comedle!" ora kelde Van den Burg, die bekend was om zyn cynisch oordeel, waar het vrouwen be trof. ..Waareehynlijik een kleine repetitie, I om haar man een zomertoiletje. een dure hoed. of een briljanten ring af te zetten. Bah!" ..Zag je wel, hoe de heeren in haar om geving trachtten zioh verdiensteiyk te maken?" insinueerde ik. „Ik wed, dat ze jong en aantrekkelijk en niet aJkeerig van een avontuurtje ls!" Aleen Haaks hield zyn mond en zyn ern stige oogen staarden droomerig en naar het scheen een tikje melancholiek, in de verte. Mechanisch trommelden zijn vingers nerveus op het tafeltje. „Ben je het niet met ons eens?" vorschte mogpndheden"aisT o'nhereoe^hVVerklaarde j den Burg^ .Maar hoe kan ik dat en door hem aanvaarde scheidinesvoor- 1 elgenlyk vragen. Jy. met je nobele pnnci- waarden. Er was al l'nc »een -n-ake -neer pes. die de vrouwen nog altyd op een voet van schitterender, zU het ook avontuurlyke. plaatst, waar ze al lang zyn afgetui meld, natuurlijk ben jy in de contramine!" Haaiks scheen uit zijn droom te ontwa ken Peinzend keek hy Van den Burg aan, toen schudde hy langzaam het hoofd en zyn stem klonk zonderling dof, toen hy antwoordde „Neen, ik ben het inderdaad niet met jullie eens. En als ik vertel, waaróm ik jul lie cynisch oordeel niet deel, dan zullen jullie me misschien gelijk geven." Hy pauzeerde even en ziende, dat wy een verklaring van hein verwachtten, ging hy voort: „Jul'lie kent me nog niet zoo lang, mis schien een Jaar of zes. zeven. Wat er voor dien tijd in myn leven is voorgevallen, is jullie dus onbekend. Wat ik nu wil vertel len, is 12 jaar geleden gebeurd. Destyds was Ik getrouwd met een lief. zacht vrouwtje. Ik had haar in het buiten land leeren kennen. De eerste maanden ging alles goed. We hadden een aardig huis, we Welden dolveel van elkaar en niets scheen ons geluk te kunnen verstoren. Maar langzamerhand kwamen er wolken. In de eerste plaats kreeg myn vrouw heim wee naar haar geboortestadje. Want wy hadden byna geen kennissen, zoodat we veel alleen waren en daar kan een vrouw niet tegen. Bovendien was ik den heelen dag weg. van 's ochtends acht tot 's avonds zes uur, halfzeven. Mijn vrouw had dan volop gelegenheid om te denken, en die gedach ten waren meestal niet van de prettigste. Langzaam maar zeker begon haar melan cholie gevaarlyke dimensies aan te nemen, 's Nachts droomde ze dikwyls van moorde naars en inlbrekers. Vaak maakte ze my wakker, en urenlang kon ze dan rillend van angst liggen luisteren naar allerlei imagi naire geluiden. Dioht tegen me aangedron gen viel ze dan meestal van oververmoeid heid tenslotte ln slaap. Maar ook overdag begon de angst haar te vervolgen. Dikwijls meende zy buiten de deuren te hooren opengaan, ofschoon ze heelemaal alleen in huis was. en angstval lig sloot ze dan alle deuren en ramen dicht. Als ik thuis kwam, vond ik haar dan met behuilde oogen, stil en down. Tk probeerde zooveel mogelyk haar den dwazen angst uit het hoofd te praten. Voor een paar dagen gelukte my dat wel eens. Ze was dan uitgelatener dan ooit en met voldoening constateerde lk het feit, hopend, dat het geluk uit de eerste dagen van ons huwelijk zou terugkeeren. Maar de reactie volgde in den regel spoedig. Haar angst werd steeds dwazer, steeds onredelyker. zy verbeeldde zioh tenslotte, dat soms koude handen over haar gezicht streken, het minste ongewone geluld kon haar doen ver- styven van schalk, ook als ik zelf thuis was, het werd in één woord ziekelyk." Haaks zuchtte en zyn stem werd zachter, toen hy vervolgde: „Toen zon ik op een middel, om haar radicaal van haar kwaal te genezen. Op een avond, dat zy me laat thuis verwachtte, sloop ik zacht naar binnen. Ik had me eenigselns vreemd toegetakeld met het doei haar hevig te doen schrikken. Ik hoopte, dat ze het dwaze en ongerijmde van haar angst zou inzien, als ze naderhand be merkte. dat ik het was. dat ze zich zou schamen en er zich moedig tegen zou ver zetten. Het ïykt nu. nuchter beschouwd, een vreemd geneesmiddel, maar ik was ten einde raad en ik verwachtte er destyds succes mee! Zacht liep ik dus door de gang en be hoedzaam opende ik de kamerdeur. Ze was ai ln bed, maar ik hoorde, dat ze zich be woog en een lichte kreet uitte. Ze had dus het opengaan van de deur bemerkt. Om haar angst te verhoogen, trad ik nog niet direct binnen. Ik wachtte een minuut, toen trad ik in het vertrek. Nóóit vergeet ik haar gezicht op dat mo ment. Ze zat rechtop in bed, en ln haar oogen lag een angst, zooals ik nooit eerder in een menschelyk oog gezien had. Haar trekken waren als verstard en ze maakte geen beweging. Toen deed ik een stap in haar richting, en zonder een kreet te uiten viel ze achterover in de kussens. Weer hield Haaks op met spreken. Om zyn mond lag een droeve trek. „Ze was bewusteloos enze is nooit weer de oude geworden. Ze wordt nu ver pleegd sinds Jaren We waren stil geworden. Van den Burg hoestte luidruchtig om zyn verlegenheid te verbergen, Jacobs en ik keken naar het tafeltje, waarop onze koffie steenkoud was geworden. Verderop weerklonk een vrou- wenlach. Toen stond Haaks op en schudde ons de hand. „Misschien," zei hy, en hy dwong zich tot een smal glimlachje, „misschien begry- pen jullie nu. waarom ik aan jullie critiek niet meedeed (Nadruk verboden). (Auteursrecht voorbehouden). De aanhouder wint met dagbladreclame. Een eigenaar van een thans goed rendeerende drogisterij ln een Noord- hiollandsche stad schrijft hoe hy zyn zaak omhoog werkte met behulp van systematische dagbladreclame. Zes jaar geleden nam hy een byna ver- loopen handeltje over. Een jaar expe rimenteeren met advertenties ln al lerlei blaadjes, bewees hem dat dit niet het gewenschte resultaat ople verde. Toen besloot hy een klein be drag uit te trekken voor reclame in een dagblad. 2991 „Myn omzet toonde na een. Jaar een styging van 10 Na twee jaren een styging van ca. 15 en in het afge- loopen jaar 1938 vergeleken met 1937 een styging van 20 zoo schryft hy. Ondertusschen kon hy zyn bud get voor advertenties verdubbelen. En deze voortvarende zakenman be sluit zyn relaas met de woorden: „Resumeerende kan Ik met zeker heid zeggen, dat myn stygende om zet voor een groot deel toe te schrij ven is aan deze dagbladreclame, die dan ook mi. voor elke zaak hetzy ln grootere of kleinere mate toegepast, beslist onontbeerHjk ls. Regelmatige reclame is het beste middel om koo- pers voor een zaak te trekken. Het door my bestede bedrag ls nu wel niet zoo groot, dodh het ls voor my een solide belegging gebleken en ik ben dan ook vast van plan om by voortgaande omzetstyging myn reclame-campagne naar verhouding uit te breiden." handelingen. In het Noorden was men toegevend genoeg, te berusten tn een nieuwe vermindering van België's aandeel in de rentebetalingen Het werd vermin derd tot 4 millioen (5 November 1842). Men had in het Noorden niet den tyd. De staats financiën waren hopeloos ln het honderd geloopen. De groote financlëele hervormingen van Van Hall stonden voor de deur Men had dus den Belgischen onderhan- laars een ultimatum moeten stellen tot het aanbreken van den dag. waarop Wil lem II zyn troonrede zou hebben te hou den. Wel zeer te elfder ure kon dan len- minste de troonrede van 1842 zoo worden geredigeerd, dat zy (17 Oct.) mocht „ver trouwen", dat het verdrag binnen weinige dagen (zou) worden gesloten". Ver liggen deze dingen achter ons. Toch hebben de jaren 1919 en 1920 ons geleerd, dat heel dat afscheid aan een re visie zou kunnen worden onderworpen. Want toen na den wereldoorlog de Con- seil suprème der Geallieerden een „Com missie voor de Belgische zaken" onder voorzitterschap van André Tardieu instel de, toen zyn al deze kwesties nog eens aan de orde gesteld. Een beter pleitbezorger dan Tardieu had België zich moeilUk kunnen wenschen Nu de verdragen van 1839 dien den te verdwynen. nu diende andermaal door Europa onderzocht te worden, of de territoriale boedelscheiding van 1839 juist en billijk was geweest. Insiders kennen het historische apparaat, dat voor die Belgische pretenties van na den oorlog werd opge bouwd ZIJ konden niet verbaasd zyn, dat Luxemburg. Limbourg cédé en Zeeuwseh- Vlaanderen in het geding werden betrok ken. Ook Zeeuwsch-VI aan deren want het Belgische Congres had- 'n Januari 1831 In derdaad met nadruk den Schelde-oever ou- geëischt. Maar de nieuwe historische ar gumenten waren in 1920 even weinig over tuigend, als de politieke argumenten van 1839 dat geweest waren. Wilson en Lloyd George konden geen enkele rechtvaardi ging vinden tot heropening van het in 1839 gesloten debat, zeer tot spyt van Tar dieu De verklaring is eenvoudig. De territori ale boedelscheiding tusschen Noord en Zuid is volstrekt redeiyk geweest. „Wan neer men rekening houdt. aldus de grootmeester der Belgische historie. Piren- ne met de rechten van Holland en de rechten van den Duitsohen Bond, die men onmogeiyk ten profyte van de Belgen kon schenden, dan zal men ongetwijfeld erken nen. dat de verdragen van 1839 niet an ders konden zijn, dan zy waren". Die erkenning van dezen auteur betee- kent veel. Ja werkelyk deze dingen liggen ver ach ter ons. Ik heb de malgracieuze kanten van dit afscheid tusschen twee volken niet willen verhelen of maskeeren. Men kan over deze ver achter ons liggende dingen rustig spre ken, als men Inderdaad voor belde landen en volken op een gezond gedyen hoopt. Dat wy om de crisis in de Belgische staatsge- meenschap van dit oogenblik de leefbaar heid van den Belgischen staat niet onder schatten! Jonge Vlaamsche historici als Van Werveke zyn zich helder bewust, wat Waal en Vlaming samenbindt. Daar is een gedyen mogelyk, ook al worstelt een nog ionge staat om zyn verdere vorming. Want de staat moge jong zyn en nog span ningen in zich bergen, dit volk heeft ook een eigen verleden, waarvan het den stem; pel draagt. Zag Hulzinga niet ln Belgie den „aan weerszijden gesnoeiden uitgroei van den Bourgondischen staat"? (Nadruk verboden) 2—6

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 18