De buitenlandsche politiek in het Britsche Lagerhuis besproken LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 4 April 1939 Derde Blad No. 24241 De Ned. Herv. Kerk te Hazerswoude 80ste Jaargang Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis Greenwood opent debat Chamberlain aan het woord Wordt binnenkort door een nieuwe vervangen Luchtaanvallen! Het debat over den Internationalen toe stand in het Britsche Lagerhuis werd giste ren geopend door den arbeidersafgevaar digde Greenwood. Hij zeide op grond van Chamberlain's verklaring te hopen, dat thans de plannen voor wederkeerige be scherming en verzekering zich veel verder zouden gaan uitbreiden. Greenwood verklaarde te gelooven, dat, wanneer het huis uiteen zou gaan, de we reld duidelijk zou weten, dat er in Engeland een algemeene afschuw over de laatste ge beurtenissen in Europa bestaat en dat het Britsche volk bereid is met alle andere vol ken samen te werken bij het opwerpen van een machtige en onneembare barricade tegen agressie. Greenwood wenschte te doen begrijpen, dat de arbeiderspartij nu niet tot .jabroers" ls geworden. Zij bekommert zich veel meer om beginselen dan om personen. De partij keurt het plan der regeering goed, zoolang dat in overeenstemming is met haar eigen inzicht, doch indien de regeering afwijkt van wat de arbeiderspartij den juisten weg noemt, zal zij op sterken tegenstand stuiten. Indien de regeering, aldus Greenwood, in deze dagen langzaam, wankelend en on zeker zou zijn, zou zij de ernstigste critiek van ons moeten verwachten. Minister-president Chamberlain zeide, dat Greenwood zijn belofte heeft gehouden en het debat op hoog peil heeft gehouden. Ik ben van meening, aldus de premier, dat wij bij deze gelegenheid eerder den nadruk moeten leggen op de punten, waar over wij het eens zijn, dan op die. waar over wij van oordeel verschillen. Indien, zooals ik hoop, uit het debat zal blijken, dat het huis in beginsel eenstemmig Ls in zijn goedkeuring van de verklaring, welke ik Vrijdag heb afgelegd, en bereid is, alle maatregelen te nemen, welke noodig zijn om die verklaring doeltreffend te maken, dan kan het debat zeer nuttig zijn. Mijn verklaring is gekenschetst als een voorloopig bewijs van verzekering in af wachting van een volledige assurantie polis. Ik zelf heb er den nadruk op gelegd, dat de verklaring van voorbijgaanden, tijdelij- ken aard is. De benaming „vooiloopig ver zekeringsbewijs" is niet slecht, voorzoover de vergelijking opgaat. Zij is echter onvolledig, omdat, terwijl het uitgeven van een „voor loopig verzekeringsbewijs" inhoudt, dat het door iets meer substantieels gevolgd wordt, mijn verklaring den aard heeft van een vol ledige verzekeringspolis, die een geweldige afwijking is van hetgeen Engeland tot dus verre op zich heeft genomen en inderdaad een nieuwe richting in de lijn van onze bui tenlandsche politiek is. Dat wij van onze traditioneele denk beelden zijn afgeweken, vormt een zoo belangrijke gebeurtenis in de Britsche politiek, dat ik meen te mogen zeggen, dat het een hoofdstuk op zichzelf zal zijn, wanneer de geschiedenis zal wor den geschreven. Reeds in September heb ik gewaarschuwd voor de mogelijkheid van zulk een wijziging, als wij thans onder het oog zien. Chamber lain citeerde eenige zinnen uit zijn radiorede van 27 September, waarin hij zeide ervan overtuigd te zijn, dat weerstand moet wor den geboden tegen elke poging om de we reld te overheerschen. Op dat oogenblik, zeide hij, besefte ikzelf niet, dat de dingen die toen in verband met Tsjecho-Slowakije gebeurden, noodzakelijk een onderstelling als deze moesten insluiten. Mijn informaties waren toen, evenals zij thans zijn, van dien aard, dat de oorlog een zoo verschrikkelijk ding is, dat ik het land niet kon vragen nieuwe verplichtingen op zich te nemen, die ons wellicht in den oorlog zouden bren gen, tenzij een zoo belangrijk beginsel op het spel stond als ik zooeven aangaf. Chamberlain verwees naar de Nieuw jaarsboodschap van Roosevelt, en naar diens verklaring van einde Januari, waarin hij zeide, dat iedere poging om andere vol ken te overheerschen" slechts een uitdaging was om den wereldvrede in gevaar te bren gen, en dat tegen een dergelijke uitdaging verzet moest worden geboden Er waren menschen, die dachten, dat de eerste stappen op den weg naar zulk een uitdaging reeds gedaan waren. Toen was het mogelijk dengenen, die van die mee ning waren, voor te houden, dat op grond van de verzekeringen, die niet alleen mij, maar de geheele wereld waren gegeven, ver wacht kon worden, dat de buitenlandsche politiek der Duitsche regeering grenzen had dat de Dultschers geen andere rassen wil den overheerschen. maar slechts de Duit- schers in aan hun land grenzende gebieden wenschten te assimileeren. Deze verzekeringen hebben thans geen waarde meer. Dit is een nieuwe factor, die het vertrouwen geheel ver nietigd heeft en de Britsche regecring gedwongen heeft den nieuwen weg in te slaan, waarover ik Vrijdag de eerste mededceling deed. Het is waar, dat men ons thans vertelt, dat er andere redenen zijn (om te hande len, als Duitschland deed) zooals histori sche motleven, vrees voor aanvallen. Er zijn misschien uitstekende redenen, maar zij zijn niet in overeenstemming met de te voren gegeven verzekeringen. Zij zouden ongetwijfeld de vraag doen rijzen, of niet thans nog andere redenen zouden worden gevonden voor verdere expansie. Ik beweer niet, dat deze uitdaging een feit is gewor den. Geen offlcieele verklaring heeft een dergelijke actie geformuleerd, hoewel er heel wat onofficieels gezegd is. De laatste gebeurtenissen hebben haar uitwerking gehad ver buiten de grenzen der landen, die erbij betrokken waren, en mis schien veel verder dan zij verwachtten, die die gebeurtenissen hebben veroorzaakt. Het is geen overdrijving, wanneer men zegt, dat de openbare meening in de geheele wereld diep geschokt en ver ontrust is. Dit land is geheel vereenigd door de overtuiging, dat wij ons stand punt duidelijk moeten uiteenzetten, wat ook het gevolg mag zijn. (toejuichin gen). Niemand kan meer dan ik betreuren, dat het noodzakelijk is dergelijke woor den te spreken. Evenmin als in Septem ber ben ik thans een man van den oor log. Ik heb noch de bedoeling, noch den wensch het groote Duitsche volk anders te behandelen, dan ik mijn eigen volk behandeld wil zien. Met groote verwachtingen zag ik uit naar het resultaat der reeds in Duitschland be gonnen handelsbesprekingen, die. naar ik dacht, onzen beiden landen en velen ande ren staten, van voordeel zouden zijn ge weest, doch het vertrouwen, dat zoo deer lijk geschokt is, wordt niet gemakkelijk her steld. Wij waren daardoor genoodzaakt den toestand opnieuw te beschouwen. De premier herinnerde er aan, dat hij onlangs gezegd heeft, dat Engeland geen vage verplichtingen, die bij onvoorziene om standigheden van kracht zouden worden, op zich moest nemen. Doch wat wij thans op ons nemen is een vast omlijnde verplich ting, geldende voor een zekere omstandig heid, n 1. dat een poging gedaan zou wor den. de wereld door geweld te overheer schen. Zooals Greenwood gezegd heeft, kan de zaak niet ophouden op het punt, waar zij thans staat. Als deze politiek de politiek der Duitsche regeering zou zijn, Is het duidelijk, dat Polen niet het eenige land zou zijn, dat gevaar loopt, en de politiek, die ons ge bracht heeft op onze verzekering voor Polen kan natuurlijk niet bevredigd of ten uit voer gelegd worden, indien wij ons moesten beperken tot een enkel geval, dat tenslotte misschien niet het geval zou zijn(het einde van dezen zin ging in de toejuichin gen verloren). De laatste gebeurtenissen hebben terecht of ten onrechte alle staten, die aan Duitsch land grenzen, ongelukkig, bezorgd, en onze ker ten aanzien van Duitschlands toekom stige plannen gemaakt. Indien dit aan een misverstand zou moe ten worden geweten, en de Duitsche regee ring nooit een dergelijke gedachte zou heb ben, dan zouden de overeenkomsten ter verzekering van de onafhankelijkheid dezer landen nooit in werking treden en Europa zal geleidelijk in een toestand van rust ko men, waarin het bestaan der overeenkom sten wellicht zelfs vergeten zou worden. Laat mij hierop den nadruk leggen: wat ook het resultaat mag zijn van de besprekingen, thans tussehen Engeland en andere landen gevoerd, zij houden geen bedreiging voor Duitschland in, zoolang Duitschland een goede buur zal zijn. Chamberlain kwam terug op Green wood's verklaring over een omsingeling van Duitschland en zeide: „Die gedach te is fantastisch. Wat wij voeren is een politiek van zelfverdediging". De minister-president zeide voorts, dat de arbeiderspartij nog eenigszins de verden king koestert, dat de zgn ideologische ver schillen Engeland van Rusland scheiden. Chamberlain zeide niet te beweren, dat er geen ideologische verschillen bestaan. Zij bestaan zeker, zij zijn onveranderd geble ven, maar de kwestie is. dat zij geen wer kelijke beteekenis hadden in vraagstukken als deze (toejuichingen). De zaak. waarom wij ons bekommeren, zoo vervolgde Chamberlain, is het behoud van onze onafhankelijkheid, en daarmee bedoel ik niet alleen de Engelsche onafhan kelijkheid, maar die van alle staten, die wel licht door agressie bedreigd worden door de politiek, zooals ik die heb aangegeven. Wij verwelkomen de medewerking van ieder land, wat ook zijn binnen- landsch systeem mag zijn, niet voor agressie, maar voor den tegenstand te gen agressie. Ik geloof dat dit volk thans eensgezind is, niet alleen in de goedkeuring van wat wij verklaard hebben, maar ook ten aanzien van het doel, dat daarachter ligt. Ik geloof, dat het geheele Britsche rijk die goedkeurig deelt. De deelen van het Britsche rijk overzee hebben onzen arbeid voor den vrede tot dusverre gadegeslagen met de vurige hoop, dat zij succes zouden hebben. Bij allen is het besef gegroeid, dat zij niet eeuwig kunnen leven in die atmo sfeer van verrassingen en alarmeering, waarvan Europa in de laatste maanden heeft geleden Het gewone dagelijksche leven kan in een toestand van onzekerheid geen voortgang vinden. Voor zoover de regeering kon bij dragen tot het herstel van het vertrouwen door duidelijke woorden, hebben wij onzen plicht gedaan en daarmede, naar ik ver trouw, den wil van dit volk vertolkt. Ik vertrouw, dat onze actie, die ingezet maar niet geëindigd is, zal blijken gericht te zijn teven en niet op den oorlog waar mede niets gewonnen, niets genezen en niets volbracht wordt, maar op een meer gezonde wereld, waarin de rede de plaats van het geweld zal innemen en bedreigingen plaats zullen maken voor goede en redelijke argu menten (luide toejuichingen). VERDER DEBAT. Sir Archibald Sinclair zeide dat de eenige manier om den oorlog te voorkomen, be stond in de oprichting van een onoverko melijke barrière van alle staten tegen den eventueelen aanvaller. Duitschland moest goed weten dat het weer op twee en mis schien drie fronten zou moeten vechten als het zijn agressieve plannen niet wilde stopzetten en de regeering moest de mede werking van Roemenië en Turkije in de eerste plaats zien te verkrijgen. Winston Churchill zeide, dat na de rede van den premier geen terug meer bestond en dat men vooral niet moest meenen dat met de verklaring jegens Polen alles ge zegd was. Op dezen weg moest de regee ring onverdroten voortgaan totdat een al gemeen verbond tegen de agressieve staten tot stand was gekomen. Het was nu geen tijd meer voor onderhandelingen die weer gemakkelijk konden uitgelegd worden als een teeken van terugkrabbelen, of m. a. w. van zwakte, de regeering had het roer om gegooid maar nu moest zij full speed op den nieuwen koers blijven doorvaren. De hou ding jegens Rusland was zeer juist. De re geering had haar bereidwilligheid te ken nen gegeven om ook met Rusland op dezen weg voort te gaan maar zij had Rusland niet geforceerd tot het doen van eigen verklaringen of het aangaan van bijzondere verplichtingen. Het belang dat ook Rusland tegen een agressievepolitiek had. was ruim schoots voldoende voor de verbinding met de Westelijke democratieën, waarbij men de Russische ideologie volkomen kon uit schakelen. Lloyd George verheugde zich over den openlijken omzwaai der regeering die ech ter met meer klem moest betoogen dat de oude verzoeningspolitiek dood was om niet meer op te kunnen staan. In geheel Europa had de verklaring van den premier opluch ting gegeven onder de kleine staten: het was de taak der regeering nu te zorgen dat de onzichtbare band die nu gelegd was, niet meer verbroken werd. Spr. legde daarna den nadruk op de sa menwerking met Rusland. Men moest be denken dat ingeval van een aanval op Po len Engeland geen bataillon kon zenden om de Polen te helpen en de Franschen even min maar het Russische leger moest het eerste optreden en de volle kracht van den Duitschen aanval opvangen. Spr. had den indruk dat de premier nog te lauw over Rusland had gesproken, min of meer om de oppositie eenigszins gerust te stellen. De regeering had ten volle verzekerd moeten zijn van Rusland voor zij haar hulp aan Polen toezegde. Daar stond tegenover dat Engeland omdat het die hulp vrijwillig aan geboden had, ook zijn eigen voorwaarden kon stellen. Oud-minister Eden zeide dat hij in de eerste plaats de motie wilde intrekken die hij vorige week ter teekening had gelegd tot een breeder basis voor de regeering. Lloyd George had het feit over het hoofd gezien van den enormen invloed in de ge heele wereld van de verklaring van den pre mier. Op het zoo lang betwiste punt der buitenlandsche politiek had de regeering thans het geheele volk weer hereenigd. De beteekenis van de verklaring was naar spr. inzicht voorts, dat Engeland niet had willen bluffen of aangeven dat het zich zooveel sterker gevoelde dan anderen maar uitslui tend dat de regeering en zijn volk tot de overtuiging waren gekomen dat er geen an dere weg meer bestond om den vrede te waarborgen. Spr. zou alles doen wat in zijn vermogen was om den nieuwen koers te helpen bevorderen in de overtuiging dat de regeering met kracht en vastheid op den ingeslagen weg zou voortgaan. Van de latere sprekers zeide Maxton van de onafhankelijke arbeiderspartij dat hij betreurde dat er zooveel over oorlog en oor logsgevaar was gesproken. Spr. veraf schuwde alle beginselen die Hitler en Mus solini aanhingen maar hij verafschuwde het denkbeeld om millioenen jonge men schen van alle landen in den oorlog te zenden toch nog meer. Er moest nog een weg gevonden kunnen worden om dien oorlog te kunnen voorkomen zonder Europa weer in twee machtige kampen te ver- deelen. De Nat. Lib. Nichelson zeide dat Cham berlains reputatie in Duitschland als man van den vrede nog niet noemenswaard ge leden had. De groote massa van het Duit sche volk had een afscuw van oorlog en Jodenvervolgingen en daarom moest de regeering dat volk vooral door middel van de radio blijven duidelijk maken dat haar werkelijk doel uitsluitend het bewaren van den vrede was. De latere conservatieve sprekers betuig den hun bijval met de nieuwe verklaring van den premier vooral waar Chamber lain met nadruk het denkbeeld van een omsingelings politiek van Duitschland had afgewezen. Baxter vroeg echter of de Ver. Staten niet te weinig in de gebeurtenissen betrokken waren geworden en hij kon even min inzien wat de regeering nog tegen in voering van den algemcenen dienstplicht kon hebben. Sir Stafford Cripps twijfelde of de nieu we koers was ingegeven door aanhankelijk heid aan de democratische beginselen te genover het fascisme en hij geloofde dat de regeering haar eigen wankele strategi sche positie nu door een fermen klap had willen versterken. Sir John Simon heeft het debat besloten. Hij wees er op hoe het gansche land thans achter de politiek der regeering staat. Hij voegde hieraan toe: „De leider van den Duitschen staat heeft te Wilhelmshavcn gezegd, dat Duitschland niet den wensch heeft om andere naties aan te vallen. Wan neer dat zoo is, des te beter. Ieder weet, dat Groot-Brittannie niet het voornemen heeft tot een agressie, waar ook. Ieder weet dat het standpunt, dat wij bereid zijn in te nemen, niet gericht is tegen het leven, of de vrijheid van welken staat het ook zij, maar dat het een standpunt is, dat wij willen handhaven ten koste van alles tegen een bedreiging met overheersching in Europa. Duitschland zegt, dat het recht heeft op een levensruimte. Wie ontken dit? Maar Duitschlands recht op levensruimte kan onmogelijk worden ingewilligd ten koste van de levensruimte van kleinere naties. De debatten eindigden zonder stemming Iets uit de geschiedenis van het gebouw. Zooals men in het raadsverslag van Ha zerswoude van 16 Maart reeds heeft kun nen lezen werd door den Raad der ge meente behandeld de restauratie van den dorpstoren. Waar Monumentenzorg in deze ook nog een woordje heeft mede te spre ken, en waar de bouw van een nieuwe Hervormde kerk ten nauwste samenhangt met dezen toren is het wel duidelijk dat, al zijn de plannen en teekeningen voor beide objecten geheel gereed, alles nog niet zoo spoedig kan klaar zijn. Toch zal binnen niet al te langen tijd op de plaats van het tegenwoordige kerk gebouw een nieuw verrijzen, dat aesthetisch geheel verantwoord is. terwijl de gemeente toren, daar één geheel mede uitmakend, gelijktijdig gerestaureerd en allereerst van een nieuwe fundeering voorzien zal worden Waar de koppen der heipalen, door ver laging van het polderpeil grootendeels ver gaan zijn, is spoedige afdoening gewenscht Hierna is de bouw van een nieuwe kerk pas mogelijk, daar op het oogenblik af braak van de kerk ernstig gevaar voor den toren zou medebrengen. Nu dus binnen afzienbaren tijd de thans bestaande kerk zal verdwijnen is het in teressant iets van haar geschiedenis mede te deelen. Jammer, dat zoo weinig archief stukken te vinden zijn. Wat er was, bleek dikwijls verspreid te zijn. Een woord van dank komt dan ook toe aan den heer B. Offringa. oprichter en voorzitter van de Ver. „Oud-Hazerswoude" door wiens wel willende medewerking, ons onderstaande gegevens bereidwillig verstrekt werden. Te vens werd geput uit de bijdragen tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem. Het tegenwoordige kerkgebouw is ge bouwd omstreeks de jaren 1660 en wel op dezelfde plaats van de vroegere R K. kerk. Op een kaart van het jaar 1565 stond de keTk aangegeven op dezelfde plaats van thans. Die kerk was dus R.K. gezien het jaar 1565. Maar een eeuw later is de be staande kerk wegens groote bouwvallig heid afgebroken en opnieuw ter plaatse opgebouwd. Hierdoor is dus de oriëntatie van de tegenwoordige kerk te verklaren. De vroegere R.K. kerk behoorde aan den Graaf van Holland, die er het jus pationa- tus over had. een recht van vrije beschik king over het gebouw zelf en over de in komsten en praebenden welke eraan ver bonden waren. Met de bediening van den Graaf *aanhoorige kerk werd een den L-andsheer welgevallig priester begiftigd. Zoo was 25 Aug. 1292 Heer Eustacius pas toor van Hazerswoude. In 1327 was Heer Jacobus pastoor van Hazerswoude. maar deze ruilde zonder toestemming van den Graaf of van de kerkelijke overheid zijn officie met Heer Petrus, priester eener vi- carie, gevestigd op een altaar te Haarlem. Op den duur kwam er verandering in den bestaanden toestand. Want bij brief van 26 Nov. 1328 werd het jus patronatus over de kerk van Hazerswoude door Graaf Willem III geschonken ten behoeve vari de I Commanderij van St. Jan te Haarlem. Te- I gelijkertijd werd ook de kerk van Zoeter- woude afgestaan aan Jacob van Dene- merken, Bisschop van Zuda en Comman deur vgn alle Godshuizen van St. Jan in den lande van Overzee in het Bisdom van Utrecht en in het Graafschap van Hol land en Zeeland. Waar de pastoors gewoon lijk conventualen uit de Commandery te Haarlem waren, vonden zij in de pastorie het huisraad dat noodig was voor hun ge bruik en zoo vermeldt Heer Eghen Graet, pastoor te Hazerswoude in 1432 in een in ventaris wat hij aldoor aantrof. De in ventaris vermeldt o.a. een sulveren cruisen huis en keukengerei. Intusschen schijnt de pastorie bouwval lig geworden te zijn, want tijdens pastoor Heer Symon Jansz Van Gisp moest de Commandeur van Haarlem middelen ver schaffen om het pastoorshuis te herstel len. Daar werden bij schrijven van 17 Juli 1478 aan den pastoor voor den tijd van tien jaren de tienden van Hazerswoude over gegeven. Pastoor Claes Claess stelde in 1517 een lijst samen van de eigenaars der graven en van de eeuwige memoriën, welke aan de parochie verbonden waren. In 1529 gaf Joost, Heer van Cruyninghen Heer van Heenvliet en van Hazerswoude, Burggraaf van Zeeland aan pastoor Jan j Pouwelsz ter belooning van zekere diensten den ambachtsheer bewezen, zeven morgen lands in Hazerswoude Dezelfde Joost van Cruyninghen was be zitter van het kosterij- en schoolambt. Ge noemde Joost bekleedde omstreeks 1531 daarmee Adriaen Roelofsz van Woerden. Aan Adriaen Roelofsz werden door Kerk- meesteren in bewaring gegeven de goede ren. kleinodiën en juweelen welke behoor den aan de kerk van Hazerswoude. Op 6 Aug. 1531 gaf hij een verklaring af. van de kostbaarheden, welke onder zijn hoede gesteld waren. Omstreeks 1500 waren er in de kerk twee altaren, een heilig-kruis altaar en een Lieve Vrouwe altaar. In 1540 moest het kerkhof vergroot wor den. Hiertoe kon men overgaan nadat door Joost van Cruyninghen als erfpachtheffer de vereischte toestemming was gegeven. De overdracht van den grond kwam tot stand ten overstaan van Adriaen Roeiofsz van Woerden, koster, schoolmeester en se cretaris van Hazerswoude. Omstreeks 1560 was pastoor Heer Phi lips van Hogesteyn. Hij was gedurende die roerige en troebele tijden zich niet zonder levensgevaar blijven wijden aan het ziele- heil der parochianen. Hij was een scherp zinnig bestrijder der nieuwe leerstellingen en belette uit alle macht de dwaling. 30 Juli 1571 verleende Frederik van Tau- tenburch, bisschop van Utrecht vergunning om het feest der kerkwijding te Hazers woude van den Zondag na Maria Geboorte te verzetten op den Zondag na St. Michaël. Spoedig brak echter de omwenteling uit en de pastoor, Heer Theodorus der Vrije moest de wijk nemen naar Utrecht. Hij bleef daar van 27 Juni 1572 tot 21 Aug. 1573, maar keerde niet terug naar Hazerswoude. Hier eindigt de geschiedenis van de R.K. kerk van Hazerswoude want 16 Mei 1573 werd te Hazerswoude nog een afkondiging gedaan blijkbaar onder de H. Mis in de pa rochiekerk, terwijl in 1578 de afkondiging plaats had „na de predicatle", dus na den Herv. kerkdienst. In 1575 was Jan Jansz. „de blinde mi nister tot Hazerswoude" waarschijnlijk reeds eerder ter plaatse. Gedurende den loop der jaren was het gebouw al meer en meer in verval geraakt, evenzoo de toren. Vooral de laatste schijnt zeer bouwvallig te zijn. Althans in 1644 ver zocht de Heer van Hazerswoude om extra belastingen te mogen heffen op het bier „van 12 stuivers op ieder Tonne Biers'" voor den tijd van 30 jaar wegens ,.'t op timmeren van Toorn van Hazerswoude die soo bouvallig en swack is dat deselve noch kloeke noch uyrwerek meer verdra gen kan". 16 Juli 1644 werd het octrooi toege staan voor den tijd van 10 Jaar. De to ren draagt het jaartal 1647. De groote klok is nog afkomstig van de vroegere R.K. kerk, de kleine niet. Ook de oude St. Michaëlkerk was zeer bouwvallig en moest noodig vernieuwd wor den. 10 Dec. 1657 richtten Baljuw. Schuit en Ambagtsbewaerders en de Schepenen van Hazerswoude zich tot Johan van Was- senaer Heere van Hazerswoude met het ver zoek om en nieuwe kerk te mogen bouwen en de kosten ten laste van de vermogende ingezetenen te mogen verhalen. 27 Dec. 1657 werd hierop door den Staten van Hol land en West Friesland goedgunstig be schikt Binnen draagt de kerk boven het koorhek het jaartal 1664. Mogelijk is dit het jaar van ingebruikneming. In de muur achter het koorhek zijn drie zerken geplaatst, welke oorspronkelijk in de kerk lagen. Het zijn grafzerken van over leden baljuws en schouten van Hazers woude. De vroegere pastorie stond op de z.g. „kamp" waar nu de Torenstraat is. In 1784 werd hierin verandering gebracht. Thans zal dus binnenkort een nieuwe kerk verrijzen. De totaalkosten zijn ge raamd op f. 53.000.—. Gelijk wij reeds ver meldden zijn op het oogenblik de noodige voorzieningen getroffen, teneinde het oude gebouw voor instorten te behoeden. Beschermt U tegen de gevolgen van Bescherming daartegen is alleen mogelijk als ieder zelf "*wer- kel"k Naaere inlichtingen ve r' c' - t"*s van de aid. Leiden der Ned. Ver. voor Luchtbescherming, de heer D. C. Kok, Rapenburg 9, Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9