De buitenlandsche politiek
in het Britsche Lagerhuis
besproken
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 4 April 1939
Derde Blad No. 24241
De Ned. Herv. Kerk te Hazerswoude
80ste Jaargang
Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis
Greenwood opent debat
Chamberlain aan het
woord
Wordt binnenkort door een nieuwe vervangen
Luchtaanvallen!
Het debat over den Internationalen toe
stand in het Britsche Lagerhuis werd giste
ren geopend door den arbeidersafgevaar
digde Greenwood. Hij zeide op grond van
Chamberlain's verklaring te hopen, dat
thans de plannen voor wederkeerige be
scherming en verzekering zich veel verder
zouden gaan uitbreiden.
Greenwood verklaarde te gelooven, dat,
wanneer het huis uiteen zou gaan, de we
reld duidelijk zou weten, dat er in Engeland
een algemeene afschuw over de laatste ge
beurtenissen in Europa bestaat en dat het
Britsche volk bereid is met alle andere vol
ken samen te werken bij het opwerpen van
een machtige en onneembare barricade
tegen agressie.
Greenwood wenschte te doen begrijpen,
dat de arbeiderspartij nu niet tot .jabroers"
ls geworden. Zij bekommert zich veel meer
om beginselen dan om personen. De partij
keurt het plan der regeering goed, zoolang
dat in overeenstemming is met haar eigen
inzicht, doch indien de regeering afwijkt
van wat de arbeiderspartij den juisten weg
noemt, zal zij op sterken tegenstand stuiten.
Indien de regeering, aldus Greenwood, in
deze dagen langzaam, wankelend en on
zeker zou zijn, zou zij de ernstigste critiek
van ons moeten verwachten.
Minister-president Chamberlain zeide,
dat Greenwood zijn belofte heeft gehouden
en het debat op hoog peil heeft gehouden.
Ik ben van meening, aldus de premier,
dat wij bij deze gelegenheid eerder den
nadruk moeten leggen op de punten, waar
over wij het eens zijn, dan op die. waar
over wij van oordeel verschillen. Indien,
zooals ik hoop, uit het debat zal blijken,
dat het huis in beginsel eenstemmig Ls in
zijn goedkeuring van de verklaring, welke
ik Vrijdag heb afgelegd, en bereid is, alle
maatregelen te nemen, welke noodig zijn
om die verklaring doeltreffend te maken,
dan kan het debat zeer nuttig zijn.
Mijn verklaring is gekenschetst als een
voorloopig bewijs van verzekering in af
wachting van een volledige assurantie
polis.
Ik zelf heb er den nadruk op gelegd, dat
de verklaring van voorbijgaanden, tijdelij-
ken aard is. De benaming „vooiloopig ver
zekeringsbewijs" is niet slecht, voorzoover de
vergelijking opgaat. Zij is echter onvolledig,
omdat, terwijl het uitgeven van een „voor
loopig verzekeringsbewijs" inhoudt, dat het
door iets meer substantieels gevolgd wordt,
mijn verklaring den aard heeft van een vol
ledige verzekeringspolis, die een geweldige
afwijking is van hetgeen Engeland tot dus
verre op zich heeft genomen en inderdaad
een nieuwe richting in de lijn van onze bui
tenlandsche politiek is.
Dat wij van onze traditioneele denk
beelden zijn afgeweken, vormt een zoo
belangrijke gebeurtenis in de Britsche
politiek, dat ik meen te mogen zeggen,
dat het een hoofdstuk op zichzelf zal
zijn, wanneer de geschiedenis zal wor
den geschreven.
Reeds in September heb ik gewaarschuwd
voor de mogelijkheid van zulk een wijziging,
als wij thans onder het oog zien. Chamber
lain citeerde eenige zinnen uit zijn radiorede
van 27 September, waarin hij zeide ervan
overtuigd te zijn, dat weerstand moet wor
den geboden tegen elke poging om de we
reld te overheerschen. Op dat oogenblik,
zeide hij, besefte ikzelf niet, dat de dingen
die toen in verband met Tsjecho-Slowakije
gebeurden, noodzakelijk een onderstelling
als deze moesten insluiten. Mijn informaties
waren toen, evenals zij thans zijn, van dien
aard, dat de oorlog een zoo verschrikkelijk
ding is, dat ik het land niet kon vragen
nieuwe verplichtingen op zich te nemen,
die ons wellicht in den oorlog zouden bren
gen, tenzij een zoo belangrijk beginsel op
het spel stond als ik zooeven aangaf.
Chamberlain verwees naar de Nieuw
jaarsboodschap van Roosevelt, en naar
diens verklaring van einde Januari, waarin
hij zeide, dat iedere poging om andere vol
ken te overheerschen" slechts een uitdaging
was om den wereldvrede in gevaar te bren
gen, en dat tegen een dergelijke uitdaging
verzet moest worden geboden
Er waren menschen, die dachten, dat de
eerste stappen op den weg naar zulk een
uitdaging reeds gedaan waren. Toen was
het mogelijk dengenen, die van die mee
ning waren, voor te houden, dat op grond
van de verzekeringen, die niet alleen mij,
maar de geheele wereld waren gegeven, ver
wacht kon worden, dat de buitenlandsche
politiek der Duitsche regeering grenzen had
dat de Dultschers geen andere rassen wil
den overheerschen. maar slechts de Duit-
schers in aan hun land grenzende gebieden
wenschten te assimileeren.
Deze verzekeringen hebben thans
geen waarde meer. Dit is een nieuwe
factor, die het vertrouwen geheel ver
nietigd heeft en de Britsche regecring
gedwongen heeft den nieuwen weg in
te slaan, waarover ik Vrijdag de eerste
mededceling deed.
Het is waar, dat men ons thans vertelt,
dat er andere redenen zijn (om te hande
len, als Duitschland deed) zooals histori
sche motleven, vrees voor aanvallen. Er zijn
misschien uitstekende redenen, maar zij
zijn niet in overeenstemming met de te
voren gegeven verzekeringen. Zij zouden
ongetwijfeld de vraag doen rijzen, of niet
thans nog andere redenen zouden worden
gevonden voor verdere expansie. Ik beweer
niet, dat deze uitdaging een feit is gewor
den. Geen offlcieele verklaring heeft een
dergelijke actie geformuleerd, hoewel er
heel wat onofficieels gezegd is.
De laatste gebeurtenissen hebben haar
uitwerking gehad ver buiten de grenzen der
landen, die erbij betrokken waren, en mis
schien veel verder dan zij verwachtten, die
die gebeurtenissen hebben veroorzaakt.
Het is geen overdrijving, wanneer
men zegt, dat de openbare meening in
de geheele wereld diep geschokt en ver
ontrust is. Dit land is geheel vereenigd
door de overtuiging, dat wij ons stand
punt duidelijk moeten uiteenzetten, wat
ook het gevolg mag zijn. (toejuichin
gen).
Niemand kan meer dan ik betreuren,
dat het noodzakelijk is dergelijke woor
den te spreken. Evenmin als in Septem
ber ben ik thans een man van den oor
log. Ik heb noch de bedoeling, noch den
wensch het groote Duitsche volk anders
te behandelen, dan ik mijn eigen volk
behandeld wil zien.
Met groote verwachtingen zag ik uit naar
het resultaat der reeds in Duitschland be
gonnen handelsbesprekingen, die. naar ik
dacht, onzen beiden landen en velen ande
ren staten, van voordeel zouden zijn ge
weest, doch het vertrouwen, dat zoo deer
lijk geschokt is, wordt niet gemakkelijk her
steld. Wij waren daardoor genoodzaakt den
toestand opnieuw te beschouwen.
De premier herinnerde er aan, dat hij
onlangs gezegd heeft, dat Engeland geen
vage verplichtingen, die bij onvoorziene om
standigheden van kracht zouden worden,
op zich moest nemen. Doch wat wij thans
op ons nemen is een vast omlijnde verplich
ting, geldende voor een zekere omstandig
heid, n 1. dat een poging gedaan zou wor
den. de wereld door geweld te overheer
schen.
Zooals Greenwood gezegd heeft, kan de
zaak niet ophouden op het punt, waar zij
thans staat. Als deze politiek de politiek der
Duitsche regeering zou zijn, Is het duidelijk,
dat Polen niet het eenige land zou zijn, dat
gevaar loopt, en de politiek, die ons ge
bracht heeft op onze verzekering voor Polen
kan natuurlijk niet bevredigd of ten uit
voer gelegd worden, indien wij ons moesten
beperken tot een enkel geval, dat tenslotte
misschien niet het geval zou zijn(het
einde van dezen zin ging in de toejuichin
gen verloren).
De laatste gebeurtenissen hebben terecht
of ten onrechte alle staten, die aan Duitsch
land grenzen, ongelukkig, bezorgd, en onze
ker ten aanzien van Duitschlands toekom
stige plannen gemaakt.
Indien dit aan een misverstand zou moe
ten worden geweten, en de Duitsche regee
ring nooit een dergelijke gedachte zou heb
ben, dan zouden de overeenkomsten ter
verzekering van de onafhankelijkheid dezer
landen nooit in werking treden en Europa
zal geleidelijk in een toestand van rust ko
men, waarin het bestaan der overeenkom
sten wellicht zelfs vergeten zou worden.
Laat mij hierop den nadruk leggen:
wat ook het resultaat mag zijn van de
besprekingen, thans tussehen Engeland
en andere landen gevoerd, zij houden
geen bedreiging voor Duitschland in,
zoolang Duitschland een goede buur zal
zijn.
Chamberlain kwam terug op Green
wood's verklaring over een omsingeling
van Duitschland en zeide: „Die gedach
te is fantastisch. Wat wij voeren is een
politiek van zelfverdediging".
De minister-president zeide voorts, dat de
arbeiderspartij nog eenigszins de verden
king koestert, dat de zgn ideologische ver
schillen Engeland van Rusland scheiden.
Chamberlain zeide niet te beweren, dat er
geen ideologische verschillen bestaan. Zij
bestaan zeker, zij zijn onveranderd geble
ven, maar de kwestie is. dat zij geen wer
kelijke beteekenis hadden in vraagstukken
als deze (toejuichingen).
De zaak. waarom wij ons bekommeren,
zoo vervolgde Chamberlain, is het behoud
van onze onafhankelijkheid, en daarmee
bedoel ik niet alleen de Engelsche onafhan
kelijkheid, maar die van alle staten, die wel
licht door agressie bedreigd worden door de
politiek, zooals ik die heb aangegeven.
Wij verwelkomen de medewerking
van ieder land, wat ook zijn binnen-
landsch systeem mag zijn, niet voor
agressie, maar voor den tegenstand te
gen agressie.
Ik geloof dat dit volk thans eensgezind is,
niet alleen in de goedkeuring van wat wij
verklaard hebben, maar ook ten aanzien
van het doel, dat daarachter ligt.
Ik geloof, dat het geheele Britsche rijk
die goedkeurig deelt. De deelen van het
Britsche rijk overzee hebben onzen arbeid
voor den vrede tot dusverre gadegeslagen
met de vurige hoop, dat zij succes zouden
hebben. Bij allen is het besef gegroeid, dat
zij niet eeuwig kunnen leven in die atmo
sfeer van verrassingen en alarmeering,
waarvan Europa in de laatste maanden
heeft geleden
Het gewone dagelijksche leven kan in een
toestand van onzekerheid geen voortgang
vinden. Voor zoover de regeering kon bij
dragen tot het herstel van het vertrouwen
door duidelijke woorden, hebben wij onzen
plicht gedaan en daarmede, naar ik ver
trouw, den wil van dit volk vertolkt.
Ik vertrouw, dat onze actie, die ingezet
maar niet geëindigd is, zal blijken gericht
te zijn teven en niet op den oorlog waar
mede niets gewonnen, niets genezen en niets
volbracht wordt, maar op een meer gezonde
wereld, waarin de rede de plaats van het
geweld zal innemen en bedreigingen plaats
zullen maken voor goede en redelijke argu
menten (luide toejuichingen).
VERDER DEBAT.
Sir Archibald Sinclair zeide dat de eenige
manier om den oorlog te voorkomen, be
stond in de oprichting van een onoverko
melijke barrière van alle staten tegen den
eventueelen aanvaller. Duitschland moest
goed weten dat het weer op twee en mis
schien drie fronten zou moeten vechten als
het zijn agressieve plannen niet wilde
stopzetten en de regeering moest de mede
werking van Roemenië en Turkije in de
eerste plaats zien te verkrijgen.
Winston Churchill zeide, dat na de rede
van den premier geen terug meer bestond
en dat men vooral niet moest meenen dat
met de verklaring jegens Polen alles ge
zegd was. Op dezen weg moest de regee
ring onverdroten voortgaan totdat een al
gemeen verbond tegen de agressieve staten
tot stand was gekomen. Het was nu geen
tijd meer voor onderhandelingen die weer
gemakkelijk konden uitgelegd worden als
een teeken van terugkrabbelen, of m. a. w.
van zwakte, de regeering had het roer om
gegooid maar nu moest zij full speed op den
nieuwen koers blijven doorvaren. De hou
ding jegens Rusland was zeer juist. De re
geering had haar bereidwilligheid te ken
nen gegeven om ook met Rusland op dezen
weg voort te gaan maar zij had Rusland
niet geforceerd tot het doen van eigen
verklaringen of het aangaan van bijzondere
verplichtingen. Het belang dat ook Rusland
tegen een agressievepolitiek had. was ruim
schoots voldoende voor de verbinding met
de Westelijke democratieën, waarbij men
de Russische ideologie volkomen kon uit
schakelen.
Lloyd George verheugde zich over den
openlijken omzwaai der regeering die ech
ter met meer klem moest betoogen dat de
oude verzoeningspolitiek dood was om niet
meer op te kunnen staan. In geheel Europa
had de verklaring van den premier opluch
ting gegeven onder de kleine staten: het
was de taak der regeering nu te zorgen
dat de onzichtbare band die nu gelegd was,
niet meer verbroken werd.
Spr. legde daarna den nadruk op de sa
menwerking met Rusland. Men moest be
denken dat ingeval van een aanval op Po
len Engeland geen bataillon kon zenden om
de Polen te helpen en de Franschen even
min maar het Russische leger moest het
eerste optreden en de volle kracht van den
Duitschen aanval opvangen. Spr. had den
indruk dat de premier nog te lauw over
Rusland had gesproken, min of meer om
de oppositie eenigszins gerust te stellen. De
regeering had ten volle verzekerd moeten
zijn van Rusland voor zij haar hulp aan
Polen toezegde. Daar stond tegenover dat
Engeland omdat het die hulp vrijwillig aan
geboden had, ook zijn eigen voorwaarden
kon stellen.
Oud-minister Eden zeide dat hij in de
eerste plaats de motie wilde intrekken die
hij vorige week ter teekening had gelegd
tot een breeder basis voor de regeering.
Lloyd George had het feit over het hoofd
gezien van den enormen invloed in de ge
heele wereld van de verklaring van den pre
mier. Op het zoo lang betwiste punt der
buitenlandsche politiek had de regeering
thans het geheele volk weer hereenigd. De
beteekenis van de verklaring was naar spr.
inzicht voorts, dat Engeland niet had willen
bluffen of aangeven dat het zich zooveel
sterker gevoelde dan anderen maar uitslui
tend dat de regeering en zijn volk tot de
overtuiging waren gekomen dat er geen an
dere weg meer bestond om den vrede te
waarborgen. Spr. zou alles doen wat in
zijn vermogen was om den nieuwen koers
te helpen bevorderen in de overtuiging dat
de regeering met kracht en vastheid op den
ingeslagen weg zou voortgaan.
Van de latere sprekers zeide Maxton van
de onafhankelijke arbeiderspartij dat hij
betreurde dat er zooveel over oorlog en oor
logsgevaar was gesproken. Spr. veraf
schuwde alle beginselen die Hitler en Mus
solini aanhingen maar hij verafschuwde
het denkbeeld om millioenen jonge men
schen van alle landen in den oorlog te
zenden toch nog meer. Er moest nog een
weg gevonden kunnen worden om dien
oorlog te kunnen voorkomen zonder Europa
weer in twee machtige kampen te ver-
deelen.
De Nat. Lib. Nichelson zeide dat Cham
berlains reputatie in Duitschland als man
van den vrede nog niet noemenswaard ge
leden had. De groote massa van het Duit
sche volk had een afscuw van oorlog en
Jodenvervolgingen en daarom moest de
regeering dat volk vooral door middel van
de radio blijven duidelijk maken dat haar
werkelijk doel uitsluitend het bewaren van
den vrede was.
De latere conservatieve sprekers betuig
den hun bijval met de nieuwe verklaring
van den premier vooral waar Chamber
lain met nadruk het denkbeeld van een
omsingelings politiek van Duitschland had
afgewezen. Baxter vroeg echter of de Ver.
Staten niet te weinig in de gebeurtenissen
betrokken waren geworden en hij kon even
min inzien wat de regeering nog tegen in
voering van den algemcenen dienstplicht
kon hebben.
Sir Stafford Cripps twijfelde of de nieu
we koers was ingegeven door aanhankelijk
heid aan de democratische beginselen te
genover het fascisme en hij geloofde dat
de regeering haar eigen wankele strategi
sche positie nu door een fermen klap had
willen versterken.
Sir John Simon heeft het debat besloten.
Hij wees er op hoe het gansche land thans
achter de politiek der regeering staat. Hij
voegde hieraan toe: „De leider van den
Duitschen staat heeft te Wilhelmshavcn
gezegd, dat Duitschland niet den wensch
heeft om andere naties aan te vallen. Wan
neer dat zoo is, des te beter. Ieder weet,
dat Groot-Brittannie niet het voornemen
heeft tot een agressie, waar ook. Ieder weet
dat het standpunt, dat wij bereid zijn in
te nemen, niet gericht is tegen het leven,
of de vrijheid van welken staat het ook
zij, maar dat het een standpunt is, dat
wij willen handhaven ten koste van alles
tegen een bedreiging met overheersching
in Europa. Duitschland zegt, dat het recht
heeft op een levensruimte. Wie ontken dit?
Maar Duitschlands recht op levensruimte
kan onmogelijk worden ingewilligd ten
koste van de levensruimte van kleinere
naties.
De debatten eindigden zonder stemming
Iets uit de geschiedenis van
het gebouw.
Zooals men in het raadsverslag van Ha
zerswoude van 16 Maart reeds heeft kun
nen lezen werd door den Raad der ge
meente behandeld de restauratie van den
dorpstoren. Waar Monumentenzorg in deze
ook nog een woordje heeft mede te spre
ken, en waar de bouw van een nieuwe
Hervormde kerk ten nauwste samenhangt
met dezen toren is het wel duidelijk dat,
al zijn de plannen en teekeningen voor
beide objecten geheel gereed, alles nog niet
zoo spoedig kan klaar zijn.
Toch zal binnen niet al te langen tijd
op de plaats van het tegenwoordige kerk
gebouw een nieuw verrijzen, dat aesthetisch
geheel verantwoord is. terwijl de gemeente
toren, daar één geheel mede uitmakend,
gelijktijdig gerestaureerd en allereerst van
een nieuwe fundeering voorzien zal worden
Waar de koppen der heipalen, door ver
laging van het polderpeil grootendeels ver
gaan zijn, is spoedige afdoening gewenscht
Hierna is de bouw van een nieuwe kerk
pas mogelijk, daar op het oogenblik af
braak van de kerk ernstig gevaar voor den
toren zou medebrengen.
Nu dus binnen afzienbaren tijd de thans
bestaande kerk zal verdwijnen is het in
teressant iets van haar geschiedenis mede
te deelen. Jammer, dat zoo weinig archief
stukken te vinden zijn. Wat er was, bleek
dikwijls verspreid te zijn. Een woord van
dank komt dan ook toe aan den heer B.
Offringa. oprichter en voorzitter van de
Ver. „Oud-Hazerswoude" door wiens wel
willende medewerking, ons onderstaande
gegevens bereidwillig verstrekt werden. Te
vens werd geput uit de bijdragen tot de
geschiedenis van het bisdom Haarlem.
Het tegenwoordige kerkgebouw is ge
bouwd omstreeks de jaren 1660 en wel op
dezelfde plaats van de vroegere R K. kerk.
Op een kaart van het jaar 1565 stond de
keTk aangegeven op dezelfde plaats van
thans. Die kerk was dus R.K. gezien het
jaar 1565. Maar een eeuw later is de be
staande kerk wegens groote bouwvallig
heid afgebroken en opnieuw ter plaatse
opgebouwd. Hierdoor is dus de oriëntatie
van de tegenwoordige kerk te verklaren.
De vroegere R.K. kerk behoorde aan den
Graaf van Holland, die er het jus pationa-
tus over had. een recht van vrije beschik
king over het gebouw zelf en over de in
komsten en praebenden welke eraan ver
bonden waren. Met de bediening van den
Graaf *aanhoorige kerk werd een den
L-andsheer welgevallig priester begiftigd.
Zoo was 25 Aug. 1292 Heer Eustacius pas
toor van Hazerswoude. In 1327 was Heer
Jacobus pastoor van Hazerswoude. maar
deze ruilde zonder toestemming van den
Graaf of van de kerkelijke overheid zijn
officie met Heer Petrus, priester eener vi-
carie, gevestigd op een altaar te Haarlem.
Op den duur kwam er verandering in
den bestaanden toestand. Want bij brief
van 26 Nov. 1328 werd het jus patronatus
over de kerk van Hazerswoude door Graaf
Willem III geschonken ten behoeve vari de I
Commanderij van St. Jan te Haarlem. Te- I
gelijkertijd werd ook de kerk van Zoeter-
woude afgestaan aan Jacob van Dene-
merken, Bisschop van Zuda en Comman
deur vgn alle Godshuizen van St. Jan in
den lande van Overzee in het Bisdom van
Utrecht en in het Graafschap van Hol
land en Zeeland. Waar de pastoors gewoon
lijk conventualen uit de Commandery te
Haarlem waren, vonden zij in de pastorie
het huisraad dat noodig was voor hun ge
bruik en zoo vermeldt Heer Eghen Graet,
pastoor te Hazerswoude in 1432 in een in
ventaris wat hij aldoor aantrof. De in
ventaris vermeldt o.a. een sulveren cruisen
huis en keukengerei.
Intusschen schijnt de pastorie bouwval
lig geworden te zijn, want tijdens pastoor
Heer Symon Jansz Van Gisp moest de
Commandeur van Haarlem middelen ver
schaffen om het pastoorshuis te herstel
len. Daar werden bij schrijven van 17 Juli
1478 aan den pastoor voor den tijd van tien
jaren de tienden van Hazerswoude over
gegeven.
Pastoor Claes Claess stelde in 1517 een
lijst samen van de eigenaars der graven
en van de eeuwige memoriën, welke aan
de parochie verbonden waren.
In 1529 gaf Joost, Heer van Cruyninghen
Heer van Heenvliet en van Hazerswoude,
Burggraaf van Zeeland aan pastoor Jan
j Pouwelsz ter belooning van zekere diensten
den ambachtsheer bewezen, zeven morgen
lands in Hazerswoude
Dezelfde Joost van Cruyninghen was be
zitter van het kosterij- en schoolambt. Ge
noemde Joost bekleedde omstreeks 1531
daarmee Adriaen Roelofsz van Woerden.
Aan Adriaen Roelofsz werden door Kerk-
meesteren in bewaring gegeven de goede
ren. kleinodiën en juweelen welke behoor
den aan de kerk van Hazerswoude. Op 6
Aug. 1531 gaf hij een verklaring af. van
de kostbaarheden, welke onder zijn hoede
gesteld waren.
Omstreeks 1500 waren er in de kerk twee
altaren, een heilig-kruis altaar en een Lieve
Vrouwe altaar.
In 1540 moest het kerkhof vergroot wor
den. Hiertoe kon men overgaan nadat door
Joost van Cruyninghen als erfpachtheffer
de vereischte toestemming was gegeven.
De overdracht van den grond kwam tot
stand ten overstaan van Adriaen Roeiofsz
van Woerden, koster, schoolmeester en se
cretaris van Hazerswoude.
Omstreeks 1560 was pastoor Heer Phi
lips van Hogesteyn. Hij was gedurende die
roerige en troebele tijden zich niet zonder
levensgevaar blijven wijden aan het ziele-
heil der parochianen. Hij was een scherp
zinnig bestrijder der nieuwe leerstellingen
en belette uit alle macht de dwaling.
30 Juli 1571 verleende Frederik van Tau-
tenburch, bisschop van Utrecht vergunning
om het feest der kerkwijding te Hazers
woude van den Zondag na Maria Geboorte
te verzetten op den Zondag na St. Michaël.
Spoedig brak echter de omwenteling uit en
de pastoor, Heer Theodorus der Vrije moest
de wijk nemen naar Utrecht. Hij bleef daar
van 27 Juni 1572 tot 21 Aug. 1573, maar
keerde niet terug naar Hazerswoude.
Hier eindigt de geschiedenis van de R.K.
kerk van Hazerswoude want 16 Mei 1573
werd te Hazerswoude nog een afkondiging
gedaan blijkbaar onder de H. Mis in de pa
rochiekerk, terwijl in 1578 de afkondiging
plaats had „na de predicatle", dus na den
Herv. kerkdienst.
In 1575 was Jan Jansz. „de blinde mi
nister tot Hazerswoude" waarschijnlijk
reeds eerder ter plaatse.
Gedurende den loop der jaren was het
gebouw al meer en meer in verval geraakt,
evenzoo de toren. Vooral de laatste schijnt
zeer bouwvallig te zijn. Althans in 1644 ver
zocht de Heer van Hazerswoude om extra
belastingen te mogen heffen op het bier
„van 12 stuivers op ieder Tonne Biers'"
voor den tijd van 30 jaar wegens ,.'t op
timmeren van Toorn van Hazerswoude
die soo bouvallig en swack is dat deselve
noch kloeke noch uyrwerek meer verdra
gen kan".
16 Juli 1644 werd het octrooi toege
staan voor den tijd van 10 Jaar. De to
ren draagt het jaartal 1647. De groote klok
is nog afkomstig van de vroegere R.K.
kerk, de kleine niet.
Ook de oude St. Michaëlkerk was zeer
bouwvallig en moest noodig vernieuwd wor
den. 10 Dec. 1657 richtten Baljuw. Schuit
en Ambagtsbewaerders en de Schepenen
van Hazerswoude zich tot Johan van Was-
senaer Heere van Hazerswoude met het ver
zoek om en nieuwe kerk te mogen bouwen
en de kosten ten laste van de vermogende
ingezetenen te mogen verhalen. 27 Dec.
1657 werd hierop door den Staten van Hol
land en West Friesland goedgunstig be
schikt
Binnen draagt de kerk boven het
koorhek het jaartal 1664. Mogelijk is dit
het jaar van ingebruikneming.
In de muur achter het koorhek zijn drie
zerken geplaatst, welke oorspronkelijk in de
kerk lagen. Het zijn grafzerken van over
leden baljuws en schouten van Hazers
woude. De vroegere pastorie stond op de
z.g. „kamp" waar nu de Torenstraat is. In
1784 werd hierin verandering gebracht.
Thans zal dus binnenkort een nieuwe
kerk verrijzen. De totaalkosten zijn ge
raamd op f. 53.000.—. Gelijk wij reeds ver
meldden zijn op het oogenblik de noodige
voorzieningen getroffen, teneinde het oude
gebouw voor instorten te behoeden.
Beschermt U tegen de gevolgen van
Bescherming daartegen is alleen
mogelijk als ieder zelf "*wer-
kel"k
Naaere inlichtingen ve r' c' - t"*s
van de aid. Leiden der Ned. Ver. voor
Luchtbescherming, de heer D. C. Kok,
Rapenburg 9, Leiden.