Tsjechische vluchtelingen op Croydon - Enorme dam in Amerika Op eenzamen .post... LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 80ste Jaargang W&i FEUILLETON EEN TIENTAL DRIJFPONTONS is te Rotterdam aangekomen, bestemd om de tunnelstukken van de in aanbouw zijnde Maastun nel drijvende te houden. Elk der pontons weegt 40 ton. HET MIDDAGSLAAPJE VAN DE LEERLINGEN DER ROTTERDAM- SCHE OPENLUCHTSCHOOL KAN MET HET MOOIE LENTEWEER BUITEN GESCHIEDEN. Kijkje op het moment, dat er „reveille" is geblazen. HET GAAT GOED MET DE BOSSCHE VEEMARKT. De enorme veemarkthallen te 's-Hertogenbosch, die pas enkele jaren bestaan, zijn reeds te klein geworden. Zij zullen worden uitge breid. De eerste spant voor de nieuwe hal is geplaatst. EEN NIEUWE DAM. In de Colorado-rivier in Texas wordt een geweldige dam gebouwd, de Marshall Ford-dam. Het enorme bouwwerk. I IN HET ZWEMBAD TE NAARDEN VONDEN ZWEMDEMONSTRATIES PLAATS VAN HET KADERBATALJON. Op de tribune v.l.n.r.: gen -maj. W. F. A. Hackstroh, gen.-maj. A. R. v. d. Bent, luit.-gen. J. J. G. baron v. Voorst tot Voorst en de burgemeester van Na arden, de heer J. E. Boddens Hosang. DRAMATISCHE SCENES speelden zich op het Londensche vliegveld Croydon af, toen 12 vluchtelingen uit Tsjecho-Slowakije een verblijfsvergunning werd geweigerd en zij met hetzelfde toestel terug moesten, waarmee zij gekomen waren. Tenslotte is hun toch vergunning verleend om in Engeland te blijven. DE LITAUSCHE EN DE POOLSCHE GEZANT (RECHTS) na het verlaten van het Lagerhuis, waar zij de verkla ring van Chamberlain hebben gehoord. door kurt siodmak. 8) „Je gunt me bijna een blik in de eeuwige jachtvelden", zei de kleine luitenant en vouwde zijn handen, „maar toch zou ik in geen geval naar Parijs terug willen." „Zeg dat nog eens over drie maanden en je bent een held!" De groote artillerist sloeg den kleinen lancier op den schouder: „Zes jaar Afrika, zooals ik, steeds in het binnenland, veertien kogelgaten en een huid, geperforeerd met dolksteken en dan wil je me nog iets goeds van dit land vertellen Een groote, gele race-auto donderde voor bij, een wolk van stof achterlatend. De beide officieren waren verbaasd blij ven staan. „Alle menschen!" fluisterde Berrier ver baasd. „Een vrouw!" Devilliers mond was van verbazing open blijven staan. „We zijn hier toch in het oorlogsgebied, en een vrouw. Berrier haalde zijn schouders op. „Binnen een half uur weten we er alles van. Je moet nieuwsgierigheid in Afrika maar afwennen." Maar niettegenstaande dat, zette Berrier den pas er in. Een vrouw. Zij naderden het café, dat sedert drie dagen het opschrift „Papilion d'Amour" droeg. Een groep officieren stond om de auto, waaruit de koffers werden afgela den. Met een goedkeurenden blik wandelde Berrier er om heen. Goedkeurend keek hij naar de glanzend gelakte koffers; toen werd zijn aandacht getrokken door een paar reishandschoenen; het parfum, dat om de auto hing prikkelde hem weldadig in den neus. Berrier kwam geheel onder den indruk van de nabijheid van dit vrouwelijk wezen. Hij rekte zijn schouders. De adem van de groote wereld deed hem opleven. Devilliers sloeg hem opmerkzaam gade. „In Afrika moet je je nieuwsgierigheid afwennen!" zei hij met de diepe stem van Berrier. Berrier keek hem even misprijzend aan, trok zijn uniformjas recht en verdween in het café In een oogenblik was Devilliers naast hem. „Nu zal ik jou eens terzijde staan met mijn ervaring ter afwisseling!" zei hij vol trots Berrier bromde en trad op een kamer toe. Zenuwachtig zocht hij naar den deur knop. Verbaasd bleef hij staan. Een stom en hij kende haar. Het was de stem van generaal Toussain, chef van den staf van het expeditieleger. Maar die andere. Voorzichtig bewoog hij de deurknop en trad de kamer binnen. Eerst zag hij niets an ders dan den breeden rug van Toussain. Die verborg een gestalte Berrier zag een slanken voet in een aardig schoentje ge stoken. Voorzichtig sloot hij de deur achter zich, vlak voor den neus van Devilliers. Generaal Toussain draaide zich om. „Ik zocht U juist, kapiteinHij stel de voor: „Kapitein Berrier, de man van de groote kanonnen Juffrouw Ysot de Bottberg, de dochter van den verdwenen regimentscommandant". Hij sloeg zijn oogen neer. „Juffrouw de Bottberg wilde U vragen als onderhandelaar naar fort VII te gaan, om de opstandelingen te verzoeken, den overste tegen onze gevangenen uit te wisselen. Wat zegt U daarvan?" Berrier keek naar het meisje: een wit doorschijnend, lief gezichtje, groote zwarte, angstige oogen. kinderlijk smalle schou ders.... Hij richtte zijn openhartigen blik op zijn meerdere. Zijn mond plooide zich tot een treurig lachje. „Ik ben van meening, dat de Overste, toen zijn paard onder hem werd wegge schoten, zonder twijfel zijn onderschel- dingsteekenen heeft afgerukt, om zich voor gewoon soldaat te kunnen uitgeven. En als wij willen uitwisselen, dan moeten wij niet vergeten, dat wij daar aan den overkant met Europeesche bevelhebbers te doen hebben." Hij haalde sceptisch zijn schouders op. Ysot stond op. Berrier bekeek haar on gemerkt en geroerd Zij was beslist nog niet ouder dan twintig Jaar en reed hecle- maal alleen met een groote auto door de woestijn om bij haar vader te komen. Arm kind! De sentimenteele kant in Berriers oude soldatenhart kwam boven Bovendien voelde hij ineens een zacht handje op zijn arm. en een stem fluisterde: „Generaal Toussain heeft mij veel van U verteld, ka pitein. U was erbij toen mijn vader Haar stem stokte. Berrier bewoog zich niet. Hl] had wel op zijn knieën willen vallen en haar kand kussen. „Tja, dat is de oorlog", ging zij verder op een geheel anderen toon. „Maar wij moeten hem terug zien te krijgen! Ik heb ook al een plan gemaakt, voor het gevat, dat zij hem niet willen uitleveren." Met een fijn lachje om de lippen keek ze de beide officieren aan. „Ik zal er heel een voudig naar toe gaan en hem zelf terug halen!" Berrier en Toussain zagen elkaar verwonderd aan. „U maakt gekheid!" waagde Berrier het te zeggen. Ysot schudde haar hoofd. „Ik maak hee- lemaal geen gekheid. Morgen rijd ik in de woestijn en laat mij door de opstande lingen gevangen nemen." „Natuurlijk, heel eenvoudig!" spotte de kapitein met samengeknepen lippen. Ysot keek hem verbaasd aan. „U zei toch, dat de bevelhebbers van de opstandelingen Europeanen waren?" Toussain knikte. „Welnu", zei Ysot en veegde met een handgebaar alle bezwaren weg. „Dan zie ik verder geen moeilijkheden. Tot nu toe. ze glimlachteheb ik eiken man nog om mijn vinger kunnen winden. Trekt U toch niet zulke bezorgde gezichten! Ik ben meerderjarig en ik weet heel goed, wat ik doe. Dan kunt U mij toch niet beletten. Bij voorbaat mijn dank. generaal Toussain!" Vastbesloten reikte zij hem de hand. En toen gaf zij den verbluften Berrier heel vriendschappelijk een arm. ,JEn kapitein, moet mij antwoord ge ven op een paar vragen!" Zij voerde hem de deur uit, langs Devil liers, die vol ongeduld de terugkomst van zijn vriend had afgewacht. „Mag ik U inviteeren voor een kopje kof fie?" hoorde Devilliers de aardige jonge dame tegen Berrier zeggen. Verbaasd keek hij den langen artillerist na. Hij zag nu wel in, dat hij in ieder op zicht nog iets van de oude garde kon leeren. VI. Geesten. Vier witte doeken lagen als vleugels van een grooten vogel onbeweeglijk in het woestijnzand. Eindelijk kwam er beweging in. Vier hoofden kwamen omhoog, nog maals bogen zij zich naar het Oosten. Als zinnebeeld vloeide zand over hun uitge spreide handen: de avondwasschingDe muezzin in het ver verwijderd Mekka, had zijn avondgebed nu wel beëindigd. De vier Arabieren gingen zwijgend zitten en staar den in gespannen afwachting naar den horizon. Een licht flitste op in de verte. Kort lang kort. Een Fransche heliograaf Zwijgend en ernstig schreven de mannen de teekens op. Nogmaals een lichtschijn: een vuurpijl steeg loodrecht in den donkeren hemel, tot een duizelingwekkende hoogte, deed de sterren verbleeken en spatte toen in helle vonken uiteen. Zorgvuldig vergeleken de vier mannen hun aanteekeningen en vouw den ze daarna op. Een der bruine mannen stond op en ging naar zijn paard, dat een eindje verder met saamgebonden achter- beenen in het zand stond en hem met een zacht gehinnik begroette. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5