Nieuwe wijzigingen in het R.A.P. Ons Kort Verhaal Regeling van de Kinderbij slag verzekering LEiDSCH OaGBÜO - Derde Blad Zaterdag 1 April 1939 De wraakneming Vergunningloos vervoer voortaan niet meer mogelijk CEBUTO PAASCH REïZEN Voor- en tegenstanders aan het woord O AGBL. ADRECLAME Hier is het antwoord 1 Ook gemeentediensten moeten concessie hebben. Blijkens een nota van wijzigingen op het ontwerp „Wet Autovervoer Per sonen" heeft minister Van Buuren er naar gestreefd een omschrijving te zoeken voor de toepasselijkheid dezer wet, waardoor er z.i. geen mazen om door te sluipen kunnen overblijven. De minister heeft in artikel 2 de om schrijving: „motorrijtuigen, waarin perso nen worden opgenomen tot vervoer over de openbare wegen" niet voldoende veilig geacht en thans de volgende formuleering gekozen: Met vervoer over voor het openbaar ver keer openstaande wegen wordt voor de toe passing van deze wet gelijkgesteld het aanbieden van motorrijtuigen, of het op nemen van personen in motorrijtuigen, tot vervoer over die wegen. Voor de toepassing van deze wet is het onverschillig, of het vervoer al dan niet ten deele in het buitenland plaats vindt en of de reizigers in Nederland dan wel in het buitenland in de motorrijtuigen zijn opgenomen. Tevens is een aanmerkelijk eenvoudiger redactie gekozen voor artikel 4. Dit luidt thans: „Het vervoer van personen met een auto bus. alsmede het vervoer van personen te gen vergoeding met een personenauto, mag slechts geschieden krachtens een ver gunning voor de uitoefening van een auto busdienst, voor de uitvoering van groeps- vervoer, voor de uitvoering van toerwa- genritten en ongeregeld vervoer, of voor het vervoer van personen met huurauto's" Ter toelichting van dit laatste merkt mi nister Van Buuren op. dat hij niet wil ver bieden. dat een particulier bij wijze van vriendendienst iemand in zijn auto mede- neemt tegen een tegemoetkoming, b.v. in den vorm van vergoeding van een aandeel in de gemaakte kosten. Hij stelt zich voor een uitzonderingsbepaling hierover, krach tens artikel 3, bij algemeenen maatregel van bestuur te geven. Opneming in de wet heeft het nadeel, dat. indien ontduiking zou blijken, deze niet zoo snel als door wijziging van den uitvoeringsmaatregel kan worden tegengegaan. Mocht zich de behoefte voordoen aan een bepaling, waarbij geheel particulier vervoer per autobus welk vervoer voor zoover hem bekend is tot dusver niet voor komt wordt vrijgegeven, dan zou ook hiervoor een uitzonderingsbepaling kunnen worden vastgesteld. Eigen vervoer in ver band met een bedrijf of onderneming komt. zooals de ondervinding, bij de toe passing van het R-A.P. opgedaan, leert, slechts sporadisch voor, in de practijk is voorts gebleken, dat, indien eigen vervoer van den vergunnlngseisch wordt vrijge steld, dit den weg opent tot ontduiking van de wet. Op grond daarvan bestaan ernstige bedenkingen tegen zoodanige vrij stelling. Zooals reeds gemeld, zal hier een vergunning voor groepsvervoer dienen te worden aangevraagd, waarmede slechts geringe kosten gemoeid zijn. Dat alleen coördinatie van het vervoer bedrijf in de bedoeling zou liggen, kan de minister niet toegeven, al is het juist, dat vervoer, waarop de wet van toepassing is, in den regel in bedrijfsvorm geschiedt Het bezigen van het woord „ondernemer'' of „onderneming" in enkele artikelen kan dan ook niet worden opgevat als een aan wijzing. dat de wet alleen op vervoersbe drijven betrekking zou hebben; m de hier- bedoelde artikelen zijn deze overigens in het ontwerp vermeden woorden gebezigd in verband met de strekking van die ar tikelen tot vastlegging van de strafrechts- lijke of civielrechtelijke aansprakelijkheid. De minister gaat verder vrij diep in op de totstandkoming der wettelijke bepalin gen en verwerpt het verwijt, dat de wets- mschine te langzaam heeft gewerkt. Hij wijst er op, dat proefondervindelijk moest blijken hoe de regeling van het wegver voer, zooals het tot nu toe tot stand is ge komen, in de practijk voldeed. De arresten van den Hoogen Raad over het R A P. (dat uiteindelijk door de onderhavige wettelijke regeling zal worden vervangen» hebben voldoende den weg gewezen om thans een definitieve wettelijke regeling, welke het effect zal sorteeren, dat de regeering zich denkt, mogelijk te maken. De door enkele leden uitgesproken stel ling, dat er geen rechtsgrond zou zijn, die een zoo diep ingrijpen door de Overheid rechtvaardigt, als thans met een vergun ningsstelsel wordt beoogd, kan de minister niet als juist aanvaarden; het ingrijpen van de Overheid vindt naar zijn oordeel afdoende rechtvaardiging in de onmoge lijkheid om zonder dit ingrijpen tot bevre digende toestanden te geraken. Bij de beoordeeling van aanvragen om vergunning van met de spoorwegen even wijdig loopende autobusdiensten moet re kening worden gehouden met het bestaan van de spoorwegverbindingen, welke in het algemeen belang niet kunnen worden ge mist. Vergunning voor zoo'n autobusdienst zal dus slechts behooren te worden ver leend onder de noodige voorzorgen, dat de autobusdienst het voortbestaan van de spoorverbinding, indien deze uit algemee nen hoofde niet kan worden gemist, niet in gevaar brengt. Naar aanleiding van hetgeen is betoogd omtrent het opkomen van nieuwe autobus diensten. welke het vervoer van personen sterk hebben doen toenemen en voor een breede categorie burgers, die tot dusverre de kosten van de treinreis niet konden be talen. de mogelijkheid hebben geschapen zich te verplaatsen, zij opgemerkt, dat de sociale rol. welke het autobusbedrijf hier vervult, geenszins uit het oog wordt ver loren. Eenzijdige bescherming van het spoorwegbedrijf, waarvan de breede massa de dupe zou worden, ligt dan ook in het geheel niet in de bedoeling. Dat op de trajecten, welke als „goud mijnen" worden aangemerkt, op zich zelf beschouwd een zekere tariefsver laging mogelijk zou zijn, kan worden toegegeven; de exploitatie van het vervoer over deze trajecten staat even wel niet op zichzelf, doch vormt een onverbrekelijk geheel met het overige net, zoodat incidenteele tariefsverla ging tot ongewenschte gevolgen voor dat overige net zou kunnen leiden. Voor het ongeregeld vervoer zal zoowel de omvang als de aard van het te verrich ten vervoer van belang zijn. Zoo zal, in dien tegen het afleggen van een voorge nomen reis met de algemeene vervoer diensten bepaalde bedenkingen bestaan, hetzij omdat deze op het betrokken tra ject onvoldoende of bezwaarlijke vervoer- voorziening bieden, hetzij doordat de bij zondere behoeften van de te vervoeren rei zigers aan de vervoervoorzienlng speciale eischen stelt, een ongeregelde rit behooren te worden toegestaan. Ingeval van groo- ten vervoersomvang bij bijzondere omstan digheden zal moeten worden nagegaan, of de normale voorziening met vervoermidde len voldoende is, en in hoeverre extra middelen moeten worden ingelascht. Hier bij zal uiteraard ook rekening moeten wor den gehouden met die vervoermiddelen, waarover de gewone vervoerdiensten als reserve beschikken in verband met het topvervoer. Blijkt dan, dat hiernaast ex- tra-vervoervoorziening noodig Is, dan zul len ook de ondernemers van ongeregeld vervoer hiervoor in aanmerking dienen te komen. Dat de bij het ontwerp aan politie en Rijksverkeersinspectie toegekende bevoegd heid tot het beletten van vervoer in strijd met de wet, en het in bewaring stellen van motorrijtuigen in verband met dat beletten dictatoriale macht zou beteeke- nen, acht minister Van Buuren een geheel onhoudbare bewering. Er is uiteraard geen sprake van een poging tot uitschakeling van de justitie; het behoort tot de nor male taak van de politie om voor hand having der wetten te zorgen. Hij ontkent, dat door de voorgestelde regeling van het groepsvervoer voor velen het reizen onmogelijk zou worden gemaakt; door het groepsvervoer waar mogelijk met het algemeen vervoer te combineeren, wordt er naar gestreefd het verkeersap- paraat in zijn geheel zoo sterk mogelijk te maken, ten einde het blijvend en op zoo laag mogelijk tariefspeil zijn diensten aan de gemeenschap te kunnen laten prestee- ren. Tegen het openen van de mogelijkheid van toekenning van een schadeloosstel ling aan houders van een vergunning voor een autobusdienst in meer dan een ge meente. welke wordt Ingetrokken, bestaat bij den minister echter geen bezwaar, al ontveinst hij zich niet, dat het niet licht zal vallen een voor alle gevallen bruikbaren maatstaf te vinden. Tegen het imperatief voorschrijven van zulk een vergoeding be staat naar zijn meening ernstige beden king. De minister stelt zich een zoodanige regeling van tarieven en voorwaarden van vervoer voor, dat bij algemeenen maatregel van bestuur enkele hoofd lijnen worden vastgelegd, doch dat daarbij overigens, evenals thans het geval is, de goedkeuring van een daar toe aangewezen autoriteit wordt ver langd. Op deze wijze wordt naar zijn oordeel de grootste soepelheid en de beste aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden bereikt. Indien in be paalde gevallen bijzondere omstandig heden daartoe aanleiding geven, zul len, naar zijn meening, ook in de ver gunning voorwaarden omtrent dienstre geling en tarieven kunnen of moeten worden opgenomen. Naar de meening van den minister is een termijn van tien jaar voor den nor malen duur der vergunningen het meest gewenscht. Intusschen kan in de practijk blijken, dat deze termijn in verband met de wijzigingen in de vervoersomstandig heden te lang is; het schijnt daarom raad zaam de mogelijkheid van vaststelling van een korteren duur open te laten, ook zon der dat daarvoor wetswijziging noodig is. Er bestaat geen reden om van van gemeentewege geëxploiteerde diensten geen vergunning te eischen, daar deze diensten, uit vervoers-economisch standpunt bezien, geheel dezelfde functie verrichten als de particuliere ondernemingen, en derhalve ook door dezelfde voorschriften behooren te worden geregeld. Ten slotte wordt voorgesteld, dat deze wet in werking zal treden op een door de Kroon te bepalen tijdstip, dat niet later zal worden vastgesteld dan 16 Augustus 1939. Het zal wenschelijk kunnen blijken, nu de wet later in werking zal treden dan aanvankelijk was voorzien, het tijdstip, waarop alle vergunningen voor autobus diensten in meer dan één gemeente op nieuw moeten worden beoordeeld, niet te binden aan den datum van 31 December 1940. Voorgesteld wordt daarom ook de bepaling van dezen termijn aan de Kroon over te laten. I I l^x 2 dg. fwente (Paaschgebruiken) f. 15 2 dg. Brussel f. 15. 2 dg. LuikNamenBrussel f. 16. 21 dg. ArdennenDinantf. 22.50 4 dg. ArdennenLuxemburg f. 34.75 2 dg. EifelKönigswinter f. 13.50 2J dg. EifelKönigswinter f. 21. 4 dg. Rijn en Eifel f. 26.50 6 dg. ParijsVersailles f. 49.50 9 dg. Zwitserland f. 73.50 Tevens uitgebreide keuze in Dagtrips. Vraagt Programma. JAC. HEEMSKERK - Touringcars Houtplein 34 - Haarlem - Telef. 16448. 2133 (Ingez. Med.) Blijkens het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het ontwerp van wet, houdende wettelijke regelen Inzake kin derbijslagverzekering betuigden zeer vele leden hun Instemming met het beginsel, dat aan dit wetsontwerp ten grondslag ligt en met de wijze, waarop in de memorie van toelichting dat beginsel is ontwikkeld. Voor het particuliere bedrijf ls een goed werkende regeling alleen te verkrijgen, als allen medewerken en als bovendien van alle bedrijven een gelijk bedrag voor eiken arbeider wordt gevorderd. Met het oog op de concurrentie-verhoudlngen mag het voor den ondernemer geen verschil maken, of hij arbeiders met veel dan wel met weinig kinderen in zijn dienst heeft. Sommige leden, die in beginsel tegen een kinderbijslagregeling geen bezwaar had den, zouden toch liever gezien hebben, dat deze niet bij de wet verplicht ware ge steld. Voorop behoort naar de meening dezer leden te staan, dat elk persoonlijk de verantwoordelijkheid draagt voor het onderhoud van het gezin, dat hij gevormd heeft. Sommige leden, bij wien geen enkele be denking bestond tegen de misschien in haar uitwerking nog wel te verbeteren tegemoetkoming aan de groote gezinnen, zooals die thans op velerlei gebied reeds plaats heeft, hadden daarentegen tegen de thans voorgestelde regeling ernstig be zwaar. Deze regeling heet te strekken tot bevordering van het algemeen welzijn en uit den geheelen geest, waarin de Memorie van Toelichting ls geschreven, blijkt over duidelijk. dat de minister van oordeel is, dat In het bijzonder de kinderrijke gezin nen voor het welzijn van de gemeenschap van groote waarde zijn. Dit standpunt nu deelden de leden, hier aan het woord, geenszins. Zij wezen er daarbij op, dat een onderzoek, dat te dezer zake van weten schappelijke zijde ls ingesteld, niet alleen heeft uitgewezen, dat de meeste groote gezinnen te vinden zijn in de lagere klas sen der bevolking, doch ook, dat het groot ste aantal minder begaafden uit groote gezinnen voortkomt. Zij waren van oordeel, dat het welzijn van ons volk eerder eischt. dat in dit op zicht verantwoordelijkheidsgevoel wordt aangekweekt. Verscheidene leden bepleitten uitbrei ding van de voorgestelde regeling tot de zelfstandigen Deze leden wezen er op. dat in verschillende landen, ook ln Nederland, een al krachtiger wordende stroaming zich baan heeft gebroken voor opneming van deze groep in den kring der verplicht verzekerden. Zij zouden daarmede voor ons land gaarne bij deze gelegenheid een begin zien gemaakt. Theoretisch is het ook Juist, de zelf standigen onder deze voorziening te bren gen De eisch mag gesteld worden, dat het bedrijf een, collectief gezien, rechtmatige belooning voor deze categorie van werkers opbrengt. Sommige leden, die zich met de hierbo ven weergegeven theoretische beschouwing niet konden vereenigen, deelden niette min, op grond van practische overwegin gen. het gevoelen, dat opneming van de zelfstandigen in de voorgestelde regeling, zij het aanvankelijk wellicht slechts in beperkte mate, gewenscht is. Deze leden achten het niet wel te motiveeren, dat directeuren van groote naamlooze ven nootschappen alleen omdat zij formeel in loondienst zijn. onder de wet zullen vallen, terwijl bijv. kleine boeren van de voordee- len der kinderbijslagregeling worden uit gesloten. Verscheidene andere leden daarentegen meenden opneming van de zelfstandigen in het ontwerp met nadruk te moeten ont raden Enkele leden achtten het minder juist, I dat voor de ontworpen regeling de naam door J. B. BALJE. Mijn sigarenhandelaar is een zeer correct en een zeer wellevend man Ik heb nog nooit eenige opdringerigheid bij hem geconsta teerd en hij heeft ook nog nooit getracht, mij iets „aan te smeren"; hij verkoopt mij. wat ik vraag en daamee uit. Des te meer was ik dan ook verbaasd over zijn houding tegenover een klant, toen ik gistermiddag bij hem binnenstapte om mijn vijf sigaren en mijn doosje sigaretten te halen. Juist toen ik binnenkwam, stopte de man vijf sigaren in zijn koker en legde hij een rijksdaalder op de toonbank neer. In plaats van hem, zooals steeds zijn gewoon te was, direct terug te betalen, hield meneer Hendriks, mijn slgarettenwinkelier, den rijksdaalder in zijn hand en vragend keek hij zijn klant aan „Moet U nog niet een pittig Vorstenlan- dertje, meneer?" vroeg hij, „juist een nieuwe oogst, werkelijk een geurig sigaartje voor zes cent. Zal ik er vijf voor U inpakken?" De klant schudde ontkennend het hoofd. „Nee aan deze vijf heb ik voorloopig wel ge noeg," zei hij. Ik meende, dat meneer Hendriks hem nu wel zijn wisselgeld zou geven, maar tot mijn verwondering haalde hij een kistje sigaren te voorschijn. „Kijkt U eens naar dit dekblad, wat een prachtige kleur. niet?. Dit is Sumatra, meer naar Uw smaak, geloof ik Tegen een schan delijk lagen prijs verkoop ik die dingen, me neer Sanderse, vijf cent. het is waaraehtig haa't te geef. U neemt er zeker een paar ,ran mee?" „Eh, nee vandaag maar niet." En de man hield zijn hand op. om zijn geld terug te ontvangen. Maar Hendriks negeerde die geopende hand totaal. Hij draaide zich om en greep een pakje tabak. „Heerlijke tabak, meneer Sanderse, kan ik U ten zeerste aanbevelen. Fijne krul, U rookt er een geurig pijpje van. Wat zegt U, U rookt geen pijp? Maar meneer Sanderse, dan moet U daar toch werkelijk eens aan beginnen. Een man, die geen pijp rookt! Hier, kijkt U eens, hier heb ik een prima j pijpje voor beginners. Niet al te groot, en een echte droogrooker. Bovendien niet al te duur, als U er niet aan zou kunnen wennen, is er nog niet veel verloren". Intusschen waren nog enkele andere vaste klanten binnen gekomen, die evenals ik met stomme verbazing het tooneeltje aanschouw den. We keken elkaar eens aan en schudden het hoofd. Was dat de correcte, altijd be leefde en vriendelijke Hendriks? Het was j niet te gelooven. Meneer Sanderse stond klaarblijkelijk op heete kolen. „Nee. werkelijk, ik heb vroeger al eens geprobeerd, een pijp bevalt me niet. Ehvijf van zes waren het, meneer Hendriks, dan krijg ik dus twee-twintig van U terug". Hendriks scheen dien laatsten zin niet ge hoord te hebben. Akbar, echte import, vijf- j entwintig cent de twintig. Wilt U die niet eens een keertje probeeren? Of rookt U lie ver Turksch? Niet? Daar heb ik weer drie nieuwe merken van. die vliegen gewoon weg, dat zal U zeker smaken, meneer Sanderse, heusch' Mag ik er een paar doosjes van in pakken?" Meneer Sanderse wischtc zich het voor hoofd af Hij had het kennelijk warm, en schudde opnieuw het hoofd. „Twee gulden twintigzei hij heel zacht en weer verstond de sigarenhandelaar hem blijk baar niet. „Dan neemt U toch natuurlijk een siga retje mee voor mevrouw. Ik heb een fijn damessigaretje, werkelijk prima-prima, eer ste kwaliteit. Rookt Uw vrouw niet? O, maar ik weet zeker, dat Uw dochter rookt, die zag ik laatst zelfs inhaleeren, meneer Sanderse, ja-ja, die tegenwoordige jeugd, niet? Voor haar zou ik U een iets pittiger sigaret kun nen aanbevelen, als het dan misschien deze mag wezen?" Meneer Sanderse ademde diep. Een beetje schichtig keek hij om. Er stonden nu zeker nog vijf, zes andere klanten te wachten, en enkelen vertoonden teekenen van ongeduld. „Mag ikmag ik twee-twintig van U terug?" vroeg meneer Sanderse, merkwaar dig timide. Eindelijk scheen onze sigarenhandelaar het op te geven. Berustend, maar met een vriendelijken glimlach op het gezicht, haal de hij de schouders op. „Wel, meneer Sanderse, dan een anderen keer misschien eens, hè? U wil vandaag niet goed gedaan zijn." Hij telde twee gulden twintig op den toon bank neer en met haastige vingers grabbel de meneer Sanderse het geld op. Bijna op een drafje liep hij den winkel uit. Meneer Hendriks staarde hem met een lronischen glimlach na. Toen keek hij ons aan. „Ik moet U wél mijn excuses maken, hee- ren, dat ik U heb laten wachten. Maar. dit was een kleine wraakneming". We waren allen even verbaasd. Niemand van ons begreep er iets van. Een wraak neming? „Ja", grinnikte meneer Hendriks, „ik zie i al, dat U er niet veel van begrijpt. Maar mis schien zult U het allemaal beter begrijpen en mij daardoor des te gemakkelijker kun- i nen excuseeren. als ik U zeg, wie deze me neer is, die zoo juist Mijn zaak verliet". Even pauseerde hij. In die pauze greep hij al mijn doosje sigaretten en mijn vijf siga ren. Zes paar nieuwsgierige oogen waren op hem gericht, „Die meneer" zei hij toen langzaam en na drukkelijk, „die meneer is mijn kapper!" (Nadruk verboden). „verzekering" is gekozen. Verzekeren doet men zich tegen kwade risico's. In casu is daarvan geen sprake. Gelijk reeds eerder werd opgemerkt, beoogt het ontwerp slechts een betere, meer met de eischen der rechtvaardigheid overeenkomende ver deeling van het totale loonbedrag. Loongrens. Verscheidene leden pleitten voor de op neming in het ontwerp voor een loon grens, gelijk die ook in de ziektewet voor komt. Naar zij opmerkten, verliest de kin derbijslag, die maximaal f. 0.25 per ar beidsdag en per kind bedraagt, bij hooger gesalarleerden zijn beteekenls. Ten aan zien van deze categorie geldt trouwens ook de motiveering niet, welke ln de memorie van toelichting is gegeven. Te hunnen opzichte kan niet worden ge zegd, dat zij in de loonvorming een be lemmering ontmoeten tot het voldoen aan hun recht op vorming van een gezin en aan hun plicht tot onderhouden van dat gezin. Bovendien achtten deze leden het psychologisch onjuist, dat ook bijv. zeer groote directeurs-tractementen nog met zulk een bijslag worden verhoogd. Het bepalen van een loongrens van f. 3000 zou groote administratieve voordee- len hebben, omdat ook in de ziektewet een zelfde bedrag is aangenomen. Verscheidene leden waren van oordeel, dat de kinderbijslag niet, gelijk wordt voorgesteld, bij het derde, doch eerst bij1 het vierde kind behoort aan te vangen. Vele andere leden verklaarden ln te stemmen met hetgeen te dezer zake in het ontwerp wordt voorgesteld. De loon vorming aldus deze leden heeft zich aangepast aan het gemiddelde aantal kinderen per. gezin, dat. 2.18 bedraagt. Wat ligt nu meer voor de hand, dan dat met de toekenning van den kinderbijslag bij" het derde kind wordt aangevangen. Wat het bedrag van den kinderbijslag betreft, bepleitten sommige leden een nauwere aansluiting aan het loon. ln dien vorm, dat de uit te keeren bijdragen op een bepaald percentage daarvan zullen worden gesteld. Vele andere leden gaven op practische gronden de voorkeur aan het stelsel, dat ln het ontwerp ls vervat. Een eenheidsbijslag. Een aantal leden verdedigde een wijzi ging van de voorgestelde regeling ln dien zin, dat in plaats van een variabele idt- keering, welke verband houdt met de hoogte van het loon, een eenheidsbijslag zal worden ingevoerd, zoodat een vast be drag per kind wordt toegekend. Naar de meening van deze leden behoort de kin derbijslag los te staan van de arbeids prestatie en van de economische omstan digheden van een bepaald bedrijf, dus van de factoren, waarvan de hoogte van het loon afhankelijk is. Vele andere leden verklaarden tegen zulk een wijziging ernstig bezwaar te heb ben Een regeling, als hier bedoeld, mis kent in haar grondslag volkomen de strekking van het ontwerp, te weten de bevordering van een rechtvaardiger ver deeling van het totale loon. Houdt men aan dezen principieel Juisten opzet niet vast en gaat men het vraagstuk der kin derbijslagen beschouwen als een van te gemoetkoming in flnancieelen nood zon der meer, dan komt men noodwendig iot allerlei moeilijkheden Sommige leden hadden er bezwaar tegen, dat de kosten van de voorgestelde regeling, althans waarschijnlijk voor ge- ruimen tijd, op de bedrijven zullen komen te rusten. Vooral in de huidige omstan digheden moet men, naar zij opmerkten, met het leggen van nieuwe lasten op het bedrijfsleven uiterst voorzichtig zijn. Op welken grond eigenlijk het verbod van premie-verhaal op den arbeider rust, was dezen leden niet duidelijk. Gaarne zouden de hier aan het woord zijnde leden vernemen, op welke gegevens de uitspraak van den minister berust, dat de te betalen premie circa 1 pet. van het loon zal bedragen. Eveneens zouden zij het op prijs stellen te worden Ingelicht omtrent de vermoedelijke hoogte der ad ministratiekosten. In dit verband werd er nog op gewe zen, dat, als de schatting van 1 pet. van het loon juist ls, het totale per jaar aan premie op te brengen bedrag toch vermoe delijk reeds 15 16 mlllioen gulden zal beloopen. Naar de meening van sommige leden is de regeering ln haar voorstel niet zeer ge lukkig geweest wat betreft de keuze der uitvoeringsorganen. Afgezien van de speciale positie der be- drijfsraden achtten de leden, hier aan het woord, In het algemeen de vraag gewet tigd. of de geheele uitvoering niet beter in handen van één orgaan, en wel in die van de Rijksverzekeringsbank met de ra den van arbeid, zou kunnen worden gelegd. ruggegraat van elk goed reclame-plan (Auteursrecht voorbehouden). 1. Berlijn ligt aan de Spree; Brussel aan de Senne en Parijs aan de Seine. 2. Pro Juventite beteckent: Voor de jeugd. De bekende vereenlging met dien naam werd In 1896 te Amsterdam opgericht. 3 Gouda; Groote- of St.-Janskerk unet de beroemde glazen van Dirk en Wou- Crabeth); Haarlem; Groote- of St.- Bavokerk; Den Bosch; Basiliek van St. Jan; Delft: Nieuwe Kerk (met Konink lijke graven en monument voor Prins Willem de Zwijger.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 10