Nieuwe wijzigingen
in het R.A.P.
Ons Kort Verhaal
Regeling van
de Kinderbij slag verzekering
LEiDSCH OaGBÜO - Derde Blad
Zaterdag 1 April 1939
De wraakneming
Vergunningloos vervoer voortaan niet meer
mogelijk
CEBUTO
PAASCH REïZEN
Voor- en tegenstanders aan het woord
O AGBL. ADRECLAME
Hier is het antwoord 1
Ook gemeentediensten
moeten concessie hebben.
Blijkens een nota van wijzigingen
op het ontwerp „Wet Autovervoer Per
sonen" heeft minister Van Buuren er
naar gestreefd een omschrijving te
zoeken voor de toepasselijkheid dezer
wet, waardoor er z.i. geen mazen om
door te sluipen kunnen overblijven.
De minister heeft in artikel 2 de om
schrijving: „motorrijtuigen, waarin perso
nen worden opgenomen tot vervoer over
de openbare wegen" niet voldoende veilig
geacht en thans de volgende formuleering
gekozen:
Met vervoer over voor het openbaar ver
keer openstaande wegen wordt voor de toe
passing van deze wet gelijkgesteld het
aanbieden van motorrijtuigen, of het op
nemen van personen in motorrijtuigen,
tot vervoer over die wegen.
Voor de toepassing van deze wet is het
onverschillig, of het vervoer al dan niet
ten deele in het buitenland plaats vindt
en of de reizigers in Nederland dan wel
in het buitenland in de motorrijtuigen
zijn opgenomen.
Tevens is een aanmerkelijk eenvoudiger
redactie gekozen voor artikel 4. Dit luidt
thans:
„Het vervoer van personen met een auto
bus. alsmede het vervoer van personen te
gen vergoeding met een personenauto,
mag slechts geschieden krachtens een ver
gunning voor de uitoefening van een auto
busdienst, voor de uitvoering van groeps-
vervoer, voor de uitvoering van toerwa-
genritten en ongeregeld vervoer, of voor
het vervoer van personen met huurauto's"
Ter toelichting van dit laatste merkt mi
nister Van Buuren op. dat hij niet wil ver
bieden. dat een particulier bij wijze van
vriendendienst iemand in zijn auto mede-
neemt tegen een tegemoetkoming, b.v. in
den vorm van vergoeding van een aandeel
in de gemaakte kosten. Hij stelt zich voor
een uitzonderingsbepaling hierover, krach
tens artikel 3, bij algemeenen maatregel
van bestuur te geven. Opneming in de wet
heeft het nadeel, dat. indien ontduiking
zou blijken, deze niet zoo snel als door
wijziging van den uitvoeringsmaatregel kan
worden tegengegaan.
Mocht zich de behoefte voordoen aan
een bepaling, waarbij geheel particulier
vervoer per autobus welk vervoer voor
zoover hem bekend is tot dusver niet voor
komt wordt vrijgegeven, dan zou ook
hiervoor een uitzonderingsbepaling kunnen
worden vastgesteld. Eigen vervoer in ver
band met een bedrijf of onderneming
komt. zooals de ondervinding, bij de toe
passing van het R-A.P. opgedaan, leert,
slechts sporadisch voor, in de practijk is
voorts gebleken, dat, indien eigen vervoer
van den vergunnlngseisch wordt vrijge
steld, dit den weg opent tot ontduiking
van de wet. Op grond daarvan bestaan
ernstige bedenkingen tegen zoodanige vrij
stelling. Zooals reeds gemeld, zal hier een
vergunning voor groepsvervoer dienen te
worden aangevraagd, waarmede slechts
geringe kosten gemoeid zijn.
Dat alleen coördinatie van het vervoer
bedrijf in de bedoeling zou liggen, kan de
minister niet toegeven, al is het juist, dat
vervoer, waarop de wet van toepassing is,
in den regel in bedrijfsvorm geschiedt Het
bezigen van het woord „ondernemer'' of
„onderneming" in enkele artikelen kan
dan ook niet worden opgevat als een aan
wijzing. dat de wet alleen op vervoersbe
drijven betrekking zou hebben; m de hier-
bedoelde artikelen zijn deze overigens in
het ontwerp vermeden woorden gebezigd
in verband met de strekking van die ar
tikelen tot vastlegging van de strafrechts-
lijke of civielrechtelijke aansprakelijkheid.
De minister gaat verder vrij diep in op
de totstandkoming der wettelijke bepalin
gen en verwerpt het verwijt, dat de wets-
mschine te langzaam heeft gewerkt. Hij
wijst er op, dat proefondervindelijk moest
blijken hoe de regeling van het wegver
voer, zooals het tot nu toe tot stand is ge
komen, in de practijk voldeed. De arresten
van den Hoogen Raad over het R A P. (dat
uiteindelijk door de onderhavige wettelijke
regeling zal worden vervangen» hebben
voldoende den weg gewezen om thans een
definitieve wettelijke regeling, welke het
effect zal sorteeren, dat de regeering zich
denkt, mogelijk te maken.
De door enkele leden uitgesproken stel
ling, dat er geen rechtsgrond zou zijn, die
een zoo diep ingrijpen door de Overheid
rechtvaardigt, als thans met een vergun
ningsstelsel wordt beoogd, kan de minister
niet als juist aanvaarden; het ingrijpen
van de Overheid vindt naar zijn oordeel
afdoende rechtvaardiging in de onmoge
lijkheid om zonder dit ingrijpen tot bevre
digende toestanden te geraken.
Bij de beoordeeling van aanvragen om
vergunning van met de spoorwegen even
wijdig loopende autobusdiensten moet re
kening worden gehouden met het bestaan
van de spoorwegverbindingen, welke in het
algemeen belang niet kunnen worden ge
mist. Vergunning voor zoo'n autobusdienst
zal dus slechts behooren te worden ver
leend onder de noodige voorzorgen, dat
de autobusdienst het voortbestaan van de
spoorverbinding, indien deze uit algemee
nen hoofde niet kan worden gemist, niet
in gevaar brengt.
Naar aanleiding van hetgeen is betoogd
omtrent het opkomen van nieuwe autobus
diensten. welke het vervoer van personen
sterk hebben doen toenemen en voor een
breede categorie burgers, die tot dusverre
de kosten van de treinreis niet konden be
talen. de mogelijkheid hebben geschapen
zich te verplaatsen, zij opgemerkt, dat de
sociale rol. welke het autobusbedrijf hier
vervult, geenszins uit het oog wordt ver
loren.
Eenzijdige bescherming van het
spoorwegbedrijf, waarvan de breede
massa de dupe zou worden, ligt dan
ook in het geheel niet in de bedoeling.
Dat op de trajecten, welke als „goud
mijnen" worden aangemerkt, op zich
zelf beschouwd een zekere tariefsver
laging mogelijk zou zijn, kan worden
toegegeven; de exploitatie van het
vervoer over deze trajecten staat even
wel niet op zichzelf, doch vormt een
onverbrekelijk geheel met het overige
net, zoodat incidenteele tariefsverla
ging tot ongewenschte gevolgen voor
dat overige net zou kunnen leiden.
Voor het ongeregeld vervoer zal zoowel
de omvang als de aard van het te verrich
ten vervoer van belang zijn. Zoo zal, in
dien tegen het afleggen van een voorge
nomen reis met de algemeene vervoer
diensten bepaalde bedenkingen bestaan,
hetzij omdat deze op het betrokken tra
ject onvoldoende of bezwaarlijke vervoer-
voorziening bieden, hetzij doordat de bij
zondere behoeften van de te vervoeren rei
zigers aan de vervoervoorzienlng speciale
eischen stelt, een ongeregelde rit behooren
te worden toegestaan. Ingeval van groo-
ten vervoersomvang bij bijzondere omstan
digheden zal moeten worden nagegaan, of
de normale voorziening met vervoermidde
len voldoende is, en in hoeverre extra
middelen moeten worden ingelascht. Hier
bij zal uiteraard ook rekening moeten wor
den gehouden met die vervoermiddelen,
waarover de gewone vervoerdiensten als
reserve beschikken in verband met het
topvervoer. Blijkt dan, dat hiernaast ex-
tra-vervoervoorziening noodig Is, dan zul
len ook de ondernemers van ongeregeld
vervoer hiervoor in aanmerking dienen te
komen.
Dat de bij het ontwerp aan politie en
Rijksverkeersinspectie toegekende bevoegd
heid tot het beletten van vervoer in strijd
met de wet, en het in bewaring stellen
van motorrijtuigen in verband met dat
beletten dictatoriale macht zou beteeke-
nen, acht minister Van Buuren een geheel
onhoudbare bewering. Er is uiteraard geen
sprake van een poging tot uitschakeling
van de justitie; het behoort tot de nor
male taak van de politie om voor hand
having der wetten te zorgen.
Hij ontkent, dat door de voorgestelde
regeling van het groepsvervoer voor velen
het reizen onmogelijk zou worden gemaakt;
door het groepsvervoer waar mogelijk met
het algemeen vervoer te combineeren,
wordt er naar gestreefd het verkeersap-
paraat in zijn geheel zoo sterk mogelijk te
maken, ten einde het blijvend en op zoo
laag mogelijk tariefspeil zijn diensten aan
de gemeenschap te kunnen laten prestee-
ren.
Tegen het openen van de mogelijkheid
van toekenning van een schadeloosstel
ling aan houders van een vergunning voor
een autobusdienst in meer dan een ge
meente. welke wordt Ingetrokken, bestaat
bij den minister echter geen bezwaar, al
ontveinst hij zich niet, dat het niet licht
zal vallen een voor alle gevallen bruikbaren
maatstaf te vinden. Tegen het imperatief
voorschrijven van zulk een vergoeding be
staat naar zijn meening ernstige beden
king.
De minister stelt zich een zoodanige
regeling van tarieven en voorwaarden
van vervoer voor, dat bij algemeenen
maatregel van bestuur enkele hoofd
lijnen worden vastgelegd, doch dat
daarbij overigens, evenals thans het
geval is, de goedkeuring van een daar
toe aangewezen autoriteit wordt ver
langd. Op deze wijze wordt naar zijn
oordeel de grootste soepelheid en de
beste aanpassing aan de plaatselijke
omstandigheden bereikt. Indien in be
paalde gevallen bijzondere omstandig
heden daartoe aanleiding geven, zul
len, naar zijn meening, ook in de ver
gunning voorwaarden omtrent dienstre
geling en tarieven kunnen of moeten
worden opgenomen.
Naar de meening van den minister is
een termijn van tien jaar voor den nor
malen duur der vergunningen het meest
gewenscht. Intusschen kan in de practijk
blijken, dat deze termijn in verband met
de wijzigingen in de vervoersomstandig
heden te lang is; het schijnt daarom raad
zaam de mogelijkheid van vaststelling van
een korteren duur open te laten, ook zon
der dat daarvoor wetswijziging noodig is.
Er bestaat geen reden om van van
gemeentewege geëxploiteerde diensten
geen vergunning te eischen, daar deze
diensten, uit vervoers-economisch
standpunt bezien, geheel dezelfde
functie verrichten als de particuliere
ondernemingen, en derhalve ook door
dezelfde voorschriften behooren te
worden geregeld.
Ten slotte wordt voorgesteld, dat
deze wet in werking zal treden op een
door de Kroon te bepalen tijdstip, dat
niet later zal worden vastgesteld dan
16 Augustus 1939.
Het zal wenschelijk kunnen blijken, nu
de wet later in werking zal treden dan
aanvankelijk was voorzien, het tijdstip,
waarop alle vergunningen voor autobus
diensten in meer dan één gemeente op
nieuw moeten worden beoordeeld, niet te
binden aan den datum van 31 December
1940. Voorgesteld wordt daarom ook de
bepaling van dezen termijn aan de Kroon
over te laten.
I I l^x
2 dg. fwente (Paaschgebruiken) f. 15
2 dg. Brussel f. 15.
2 dg. LuikNamenBrussel f. 16.
21 dg. ArdennenDinantf. 22.50
4 dg. ArdennenLuxemburg f. 34.75
2 dg. EifelKönigswinter f. 13.50
2J dg. EifelKönigswinter f. 21.
4 dg. Rijn en Eifel f. 26.50
6 dg. ParijsVersailles f. 49.50
9 dg. Zwitserland f. 73.50
Tevens uitgebreide keuze in Dagtrips.
Vraagt Programma.
JAC. HEEMSKERK - Touringcars
Houtplein 34 - Haarlem - Telef. 16448.
2133
(Ingez. Med.)
Blijkens het voorloopig verslag der
Tweede Kamer over het ontwerp van wet,
houdende wettelijke regelen Inzake kin
derbijslagverzekering betuigden zeer vele
leden hun Instemming met het beginsel,
dat aan dit wetsontwerp ten grondslag ligt
en met de wijze, waarop in de memorie
van toelichting dat beginsel is ontwikkeld.
Voor het particuliere bedrijf ls een goed
werkende regeling alleen te verkrijgen, als
allen medewerken en als bovendien van
alle bedrijven een gelijk bedrag voor
eiken arbeider wordt gevorderd. Met het
oog op de concurrentie-verhoudlngen mag
het voor den ondernemer geen verschil
maken, of hij arbeiders met veel dan wel
met weinig kinderen in zijn dienst heeft.
Sommige leden, die in beginsel tegen een
kinderbijslagregeling geen bezwaar had
den, zouden toch liever gezien hebben, dat
deze niet bij de wet verplicht ware ge
steld. Voorop behoort naar de meening
dezer leden te staan, dat elk persoonlijk
de verantwoordelijkheid draagt voor het
onderhoud van het gezin, dat hij gevormd
heeft.
Sommige leden, bij wien geen enkele be
denking bestond tegen de misschien in
haar uitwerking nog wel te verbeteren
tegemoetkoming aan de groote gezinnen,
zooals die thans op velerlei gebied reeds
plaats heeft, hadden daarentegen tegen de
thans voorgestelde regeling ernstig be
zwaar. Deze regeling heet te strekken tot
bevordering van het algemeen welzijn en
uit den geheelen geest, waarin de Memorie
van Toelichting ls geschreven, blijkt over
duidelijk. dat de minister van oordeel is,
dat In het bijzonder de kinderrijke gezin
nen voor het welzijn van de gemeenschap
van groote waarde zijn. Dit standpunt nu
deelden de leden, hier aan het woord,
geenszins. Zij wezen er daarbij op, dat een
onderzoek, dat te dezer zake van weten
schappelijke zijde ls ingesteld, niet alleen
heeft uitgewezen, dat de meeste groote
gezinnen te vinden zijn in de lagere klas
sen der bevolking, doch ook, dat het groot
ste aantal minder begaafden uit groote
gezinnen voortkomt.
Zij waren van oordeel, dat het welzijn
van ons volk eerder eischt. dat in dit op
zicht verantwoordelijkheidsgevoel wordt
aangekweekt.
Verscheidene leden bepleitten uitbrei
ding van de voorgestelde regeling tot de
zelfstandigen Deze leden wezen er op. dat
in verschillende landen, ook ln Nederland,
een al krachtiger wordende stroaming
zich baan heeft gebroken voor opneming
van deze groep in den kring der verplicht
verzekerden. Zij zouden daarmede voor
ons land gaarne bij deze gelegenheid een
begin zien gemaakt.
Theoretisch is het ook Juist, de zelf
standigen onder deze voorziening te bren
gen De eisch mag gesteld worden, dat het
bedrijf een, collectief gezien, rechtmatige
belooning voor deze categorie van werkers
opbrengt.
Sommige leden, die zich met de hierbo
ven weergegeven theoretische beschouwing
niet konden vereenigen, deelden niette
min, op grond van practische overwegin
gen. het gevoelen, dat opneming van de
zelfstandigen in de voorgestelde regeling,
zij het aanvankelijk wellicht slechts in
beperkte mate, gewenscht is. Deze leden
achten het niet wel te motiveeren, dat
directeuren van groote naamlooze ven
nootschappen alleen omdat zij formeel in
loondienst zijn. onder de wet zullen vallen,
terwijl bijv. kleine boeren van de voordee-
len der kinderbijslagregeling worden uit
gesloten.
Verscheidene andere leden daarentegen
meenden opneming van de zelfstandigen
in het ontwerp met nadruk te moeten ont
raden
Enkele leden achtten het minder juist,
I dat voor de ontworpen regeling de naam
door J. B. BALJE.
Mijn sigarenhandelaar is een zeer correct
en een zeer wellevend man Ik heb nog nooit
eenige opdringerigheid bij hem geconsta
teerd en hij heeft ook nog nooit getracht,
mij iets „aan te smeren"; hij verkoopt mij.
wat ik vraag en daamee uit.
Des te meer was ik dan ook verbaasd over
zijn houding tegenover een klant, toen ik
gistermiddag bij hem binnenstapte om mijn
vijf sigaren en mijn doosje sigaretten te
halen. Juist toen ik binnenkwam, stopte
de man vijf sigaren in zijn koker en legde
hij een rijksdaalder op de toonbank neer.
In plaats van hem, zooals steeds zijn gewoon
te was, direct terug te betalen, hield meneer
Hendriks, mijn slgarettenwinkelier, den
rijksdaalder in zijn hand en vragend keek
hij zijn klant aan
„Moet U nog niet een pittig Vorstenlan-
dertje, meneer?" vroeg hij, „juist een nieuwe
oogst, werkelijk een geurig sigaartje voor
zes cent. Zal ik er vijf voor U inpakken?"
De klant schudde ontkennend het hoofd.
„Nee aan deze vijf heb ik voorloopig wel ge
noeg," zei hij.
Ik meende, dat meneer Hendriks hem nu
wel zijn wisselgeld zou geven, maar tot mijn
verwondering haalde hij een kistje sigaren
te voorschijn.
„Kijkt U eens naar dit dekblad, wat een
prachtige kleur. niet?. Dit is Sumatra, meer
naar Uw smaak, geloof ik Tegen een schan
delijk lagen prijs verkoop ik die dingen, me
neer Sanderse, vijf cent. het is waaraehtig
haa't te geef. U neemt er zeker een paar
,ran mee?"
„Eh, nee vandaag maar niet." En de
man hield zijn hand op. om zijn geld terug
te ontvangen.
Maar Hendriks negeerde die geopende
hand totaal. Hij draaide zich om en greep
een pakje tabak.
„Heerlijke tabak, meneer Sanderse, kan
ik U ten zeerste aanbevelen. Fijne krul, U
rookt er een geurig pijpje van. Wat zegt U,
U rookt geen pijp? Maar meneer Sanderse,
dan moet U daar toch werkelijk eens aan
beginnen. Een man, die geen pijp rookt!
Hier, kijkt U eens, hier heb ik een prima
j pijpje voor beginners. Niet al te groot, en
een echte droogrooker. Bovendien niet al te
duur, als U er niet aan zou kunnen wennen,
is er nog niet veel verloren".
Intusschen waren nog enkele andere vaste
klanten binnen gekomen, die evenals ik met
stomme verbazing het tooneeltje aanschouw
den. We keken elkaar eens aan en schudden
het hoofd. Was dat de correcte, altijd be
leefde en vriendelijke Hendriks? Het was
j niet te gelooven.
Meneer Sanderse stond klaarblijkelijk op
heete kolen. „Nee. werkelijk, ik heb vroeger
al eens geprobeerd, een pijp bevalt me niet.
Ehvijf van zes waren het, meneer
Hendriks, dan krijg ik dus twee-twintig van
U terug".
Hendriks scheen dien laatsten zin niet ge
hoord te hebben. Akbar, echte import, vijf-
j entwintig cent de twintig. Wilt U die niet
eens een keertje probeeren? Of rookt U lie
ver Turksch? Niet? Daar heb ik weer drie
nieuwe merken van. die vliegen gewoon weg,
dat zal U zeker smaken, meneer Sanderse,
heusch' Mag ik er een paar doosjes van in
pakken?"
Meneer Sanderse wischtc zich het voor
hoofd af Hij had het kennelijk warm, en
schudde opnieuw het hoofd. „Twee gulden
twintigzei hij heel zacht en weer
verstond de sigarenhandelaar hem blijk
baar niet.
„Dan neemt U toch natuurlijk een siga
retje mee voor mevrouw. Ik heb een fijn
damessigaretje, werkelijk prima-prima, eer
ste kwaliteit. Rookt Uw vrouw niet? O, maar
ik weet zeker, dat Uw dochter rookt, die zag
ik laatst zelfs inhaleeren, meneer Sanderse,
ja-ja, die tegenwoordige jeugd, niet? Voor
haar zou ik U een iets pittiger sigaret kun
nen aanbevelen, als het dan misschien deze
mag wezen?"
Meneer Sanderse ademde diep. Een beetje
schichtig keek hij om. Er stonden nu zeker
nog vijf, zes andere klanten te wachten, en
enkelen vertoonden teekenen van ongeduld.
„Mag ikmag ik twee-twintig van U
terug?" vroeg meneer Sanderse, merkwaar
dig timide.
Eindelijk scheen onze sigarenhandelaar
het op te geven. Berustend, maar met een
vriendelijken glimlach op het gezicht, haal
de hij de schouders op.
„Wel, meneer Sanderse, dan een anderen
keer misschien eens, hè? U wil vandaag niet
goed gedaan zijn."
Hij telde twee gulden twintig op den toon
bank neer en met haastige vingers grabbel
de meneer Sanderse het geld op. Bijna op
een drafje liep hij den winkel uit.
Meneer Hendriks staarde hem met een
lronischen glimlach na. Toen keek hij ons
aan.
„Ik moet U wél mijn excuses maken, hee-
ren, dat ik U heb laten wachten. Maar.
dit was een kleine wraakneming".
We waren allen even verbaasd. Niemand
van ons begreep er iets van. Een wraak
neming?
„Ja", grinnikte meneer Hendriks, „ik zie
i al, dat U er niet veel van begrijpt. Maar mis
schien zult U het allemaal beter begrijpen
en mij daardoor des te gemakkelijker kun-
i nen excuseeren. als ik U zeg, wie deze me
neer is, die zoo juist Mijn zaak verliet".
Even pauseerde hij. In die pauze greep hij
al mijn doosje sigaretten en mijn vijf siga
ren. Zes paar nieuwsgierige oogen waren op
hem gericht,
„Die meneer" zei hij toen langzaam en na
drukkelijk, „die meneer is mijn kapper!"
(Nadruk verboden).
„verzekering" is gekozen. Verzekeren doet
men zich tegen kwade risico's. In casu is
daarvan geen sprake. Gelijk reeds eerder
werd opgemerkt, beoogt het ontwerp
slechts een betere, meer met de eischen
der rechtvaardigheid overeenkomende ver
deeling van het totale loonbedrag.
Loongrens.
Verscheidene leden pleitten voor de op
neming in het ontwerp voor een loon
grens, gelijk die ook in de ziektewet voor
komt. Naar zij opmerkten, verliest de kin
derbijslag, die maximaal f. 0.25 per ar
beidsdag en per kind bedraagt, bij hooger
gesalarleerden zijn beteekenls. Ten aan
zien van deze categorie geldt trouwens
ook de motiveering niet, welke ln de
memorie van toelichting is gegeven.
Te hunnen opzichte kan niet worden ge
zegd, dat zij in de loonvorming een be
lemmering ontmoeten tot het voldoen
aan hun recht op vorming van een gezin
en aan hun plicht tot onderhouden van
dat gezin. Bovendien achtten deze leden
het psychologisch onjuist, dat ook bijv.
zeer groote directeurs-tractementen nog
met zulk een bijslag worden verhoogd.
Het bepalen van een loongrens van
f. 3000 zou groote administratieve voordee-
len hebben, omdat ook in de ziektewet een
zelfde bedrag is aangenomen.
Verscheidene leden waren van oordeel,
dat de kinderbijslag niet, gelijk wordt
voorgesteld, bij het derde, doch eerst bij1
het vierde kind behoort aan te vangen.
Vele andere leden verklaarden ln te
stemmen met hetgeen te dezer zake in
het ontwerp wordt voorgesteld. De loon
vorming aldus deze leden heeft zich
aangepast aan het gemiddelde aantal
kinderen per. gezin, dat. 2.18 bedraagt. Wat
ligt nu meer voor de hand, dan dat met
de toekenning van den kinderbijslag bij"
het derde kind wordt aangevangen.
Wat het bedrag van den kinderbijslag
betreft, bepleitten sommige leden een
nauwere aansluiting aan het loon. ln dien
vorm, dat de uit te keeren bijdragen op
een bepaald percentage daarvan zullen
worden gesteld. Vele andere leden gaven
op practische gronden de voorkeur aan
het stelsel, dat ln het ontwerp ls vervat.
Een eenheidsbijslag.
Een aantal leden verdedigde een wijzi
ging van de voorgestelde regeling ln dien
zin, dat in plaats van een variabele idt-
keering, welke verband houdt met de
hoogte van het loon, een eenheidsbijslag
zal worden ingevoerd, zoodat een vast be
drag per kind wordt toegekend. Naar de
meening van deze leden behoort de kin
derbijslag los te staan van de arbeids
prestatie en van de economische omstan
digheden van een bepaald bedrijf, dus
van de factoren, waarvan de hoogte van
het loon afhankelijk is.
Vele andere leden verklaarden tegen
zulk een wijziging ernstig bezwaar te heb
ben Een regeling, als hier bedoeld, mis
kent in haar grondslag volkomen de
strekking van het ontwerp, te weten de
bevordering van een rechtvaardiger ver
deeling van het totale loon. Houdt men
aan dezen principieel Juisten opzet niet
vast en gaat men het vraagstuk der kin
derbijslagen beschouwen als een van te
gemoetkoming in flnancieelen nood zon
der meer, dan komt men noodwendig iot
allerlei moeilijkheden
Sommige leden hadden er bezwaar
tegen, dat de kosten van de voorgestelde
regeling, althans waarschijnlijk voor ge-
ruimen tijd, op de bedrijven zullen komen
te rusten. Vooral in de huidige omstan
digheden moet men, naar zij opmerkten,
met het leggen van nieuwe lasten op het
bedrijfsleven uiterst voorzichtig zijn. Op
welken grond eigenlijk het verbod van
premie-verhaal op den arbeider rust, was
dezen leden niet duidelijk.
Gaarne zouden de hier aan het woord
zijnde leden vernemen, op welke gegevens
de uitspraak van den minister berust, dat
de te betalen premie circa 1 pet. van het
loon zal bedragen. Eveneens zouden zij
het op prijs stellen te worden Ingelicht
omtrent de vermoedelijke hoogte der ad
ministratiekosten.
In dit verband werd er nog op gewe
zen, dat, als de schatting van 1 pet. van
het loon juist ls, het totale per jaar aan
premie op te brengen bedrag toch vermoe
delijk reeds 15 16 mlllioen gulden zal
beloopen.
Naar de meening van sommige leden is
de regeering ln haar voorstel niet zeer ge
lukkig geweest wat betreft de keuze der
uitvoeringsorganen.
Afgezien van de speciale positie der be-
drijfsraden achtten de leden, hier aan het
woord, In het algemeen de vraag gewet
tigd. of de geheele uitvoering niet beter
in handen van één orgaan, en wel in die
van de Rijksverzekeringsbank met de ra
den van arbeid, zou kunnen worden
gelegd.
ruggegraat van elk goed
reclame-plan
(Auteursrecht voorbehouden).
1. Berlijn ligt aan de Spree; Brussel aan
de Senne en Parijs aan de Seine.
2. Pro Juventite beteckent: Voor de jeugd.
De bekende vereenlging met dien naam
werd In 1896 te Amsterdam opgericht.
3 Gouda; Groote- of St.-Janskerk unet
de beroemde glazen van Dirk en Wou-
Crabeth); Haarlem; Groote- of St.-
Bavokerk; Den Bosch; Basiliek van St.
Jan; Delft: Nieuwe Kerk (met Konink
lijke graven en monument voor Prins
Willem de Zwijger.