Krachtig antwoordt de Fransche premier den Duce De tekst der Italiaansche nota van 17 December SOsfe laargang LEiDSCH DAGBLAD, Donderdag 30 Maart 1939 Derde Blad No. 24237 Een getuigenis van Frankrijk's kracht en recht KOOP SUNLIGHT ZEEP VOAV KT MjHHARiï De Fransche kracht. M.'HJMd.'l.l JridrJNU'.CÜ De Fransche nota van antwoord van 25 December De Fransch-Italiaansche betrekkingen. O De minister-president begon zijn rede met de verklaring, dat hij zich richtte tot de Franschen en tot al degenen in de we reld, die loyaal zijn en edelmoedig van hart. „Er is één taal, die geen vertaling be- productle stijgt, de werkloosheid neemt af. De munt is een der soliedste ter wereld. Gisteren nog hebben wij in den loop van één enkelen dag ruim vier ton gouds ont vangen. Tegenover de toenemende geva ren moest Frankrijk een toeneming van zijn macht stellen. Omdat ik bezield was door een helder inzicht in deze noodzake lijkheden, heb ik volmachten gevraagd voor een periode, tijdens dewelke de vrede in gevaar kan zijn. Waarom heb ik die volmachten gevraagd? Waarom heeft het parlement ze mij ver leend? Omdat er gehandeld en niet be raadslaagd moest worden. Omdat snel en stil bijzondere maatregelen genomen moesten worden, die noodig waren voor de verdediging des lands. Door onze recente decreten, die een aan vulling vormen op die, welke wij in den herfst hebben uitgevaardigd, hebben wij besloten, den arbeid des lands nog te ver- grooten Alle particuliere belangen onder geschikt te maken aan het begrip van het openbaar welzijn, het eenige dat op dit oogenblik de Fransche geesten moet bezie len. Wij hebben ook maatregelen van mi- Daladier. hoeft, om door allen begrepen te worden: de taal van het hart. Wanneer wij hier tegenover elkander zouden staan, gij, die naar mij luistert met uw kinderen naast u. en ik met de gedachte, dat mijn zoons naast mij staan, dan zouden wij elkander begrijpen op hetzelfde oogenblik, waarop onze blikken elkander zouden ontmoeten. Wij zouden ons gelijkelijk bewust zijn van de vreeselijke moeilijkheden van thans en wij zouden dezelfde hoop op de toekomst hebben. Wij zouden woorden noch zinnen noodig hebben, om te begrijpen, dat wij allen slechts denken aan de handhaving van den vrede in. eer, waardigheid en vrij heid des vaderlands. Een ieder onzer vraagt zich af. of het land niet bedreigd wordt, of de naburen betrouwbaar zijn. De onzekerheid ver plicht, de regeeringen voorzorgsmaatrege len te nemen. Verdragen worden onderteekend, maar, vóór zij van kracht geworden zijn, vormen zij voor den eene reeds geen waarborg meer en voor den an dere geen hinderpaal- Zij, die niet optreden, voelen zich de medeplichtigen van het geweld en zij, die wel optreden, vreezen het geweld uit te lokken. Overal vernielt een krankzinnige her bewapening iedere andere bedrijvig heid. Hoe zouden de menschen nog vrij kunnen handelen en denken? Door een soortgelijke fataliteit, terwijl ongerustheid nieuwe ongerustheid wekte, bewapeningen nieuwe bewapeningen deden ontstaan is reeds vele malen oorlog ont ketend. Deze toestand maakt het mij tot een plicht u hedenavond te zeggen wat Frankrijk wil, wat zijn kracht is en wat zijn vaste besluit. Wat wil Frankrijk! Den vrede der vrije menschen! Wat is de kracht van Frankrijk? Zijn moreele en materieele eenheid, die eens te meer tegenover het gevaar ver wezenlijkt is! Wat is het vaste besluit van Frank rijk? Zijn ideaal, zijn rechten te ver dedigen! Om deze zoo eenvoudige, zoo duidelijke «aken te doen begrijpen, polemiseert het hoofd der regeering niet. Hij zal den lui sterenden Franschen niets leeren, maar wellicht zal hij iets leeren aan de buiten landers, wanneer hij zegt. dat de eenheid van Frankrijk, nooit zóó diep en zóó vol ledig is geweest als thans. Nooit is Frank rijk een-drachtiger, vastberadener, sterker geweest. Het hoopt, dat de vrede gered zal wor den, want het haat den oorlog. Maar, wan neer het den oorlog zou worden opgelegd of wanneer het voor den oorlog werd ge steld als voor het eenige alternatief voor verval of oneer, dan zou het in één aan>- drift opstaan, om zijn vrijheid te verde digen. En Frankrijk is in staat, die vrijheid t>e beschermen! Gealarmeerd door de wanorde in Europa en de wereld, hebben de Franschen be grepen. dat voor eigen beveiliging een groote inspanning noodzakelijk was. Zij hebben die tot stand gebracht. De toege nomen arbeid, het gezonde krachtige be heer der openbare financiën, de aanvaar ding van onvermijdelijke offers hadden reeds nuttige resultaten afgeworpen. De economische toestand verbeterde, gelijk blijkt uit de cijfers der Fransche productie. De franc hield zich krachtig op de door ons vastgestelde basis. De landsverdediging had dus soliede waarborgen. De internationale crisis, die uitbarstte sloeg dus niet neer op een zwak en uit het veld geslagen Frankrijk. Integendeel, ondanks de internationale crisis zet Frankrijk zfjn herstel voort. De Hom* P«r «tuk 5 ct. 12 «tuk» 50 ct. Bij Apofhtker» en Drogisten. 1943 (Ingez. Med.) litairen aard genomen en de natie heeft met mannelijke vastberadenheid geant woord op onzen oproep, zooals zij dat ge daan heeft in alle ernstige uren van haar geschiedenis. Niemand weigert de inspanning, die wij vragen, omdat een ieder weet, dat Frank rijk een rechtvaardig vaderland is en niet de eischen van zijn verdediging grondvest op den nood van zijn zonen. Wanneer wij lijdelijk gebleven waren, wanneer het land werkeloos gebleven was, wanneer de regeering haar verantwoorde lijkheden niet op zich had genomen, zou de bevestiging van onze rechten weldra nog slechts ijdele rhetorica zijn, terwijl nu onze kracht grooter is dan zij ooit is ge weest. Die kracht bestaat uit dat geheel van prachtige legers, welker leiders en man schappen opgeleid door een langdurige er varing. eendrachtig door dezelfde gedach ten, één enkel blok vormen zonder dat zij iets verliezen van de individueele deugden De Fransche kracht vindt haar steun in een rijk, evenwichtig land, welks vrucht bare bodem door het taaie streven van onze landbouwers beveiliging geeft tegen armoe en hongersnood. Fransche kracht ls in de geheele wereld aanwezig. In onze verste bezittingen. De Fransche kracht is even redig aan dat onmetelijk rijk, waarvan het Afrikaansche, onaantastbare blok de cen trale wapenrusting vormt en waarvan ik nog kort geleden zelf de algeheele toewij ding aan het moederland heb kunnen zien De Fransche kracht ligt niet alleen in al deze materieele krachten, maar ook in die geestelijke en moreele waarden, welke thans even groot zijn als in welke andere eeuw van onze geschiedenis ook. Zij ligt in dat voortdurende streven naar menschelijke waardigheid in vrijheid en orde Zij ligt in de broederschap van alle gelooven en de spontane eenheid van een geheel volk, dat de waarheid en de recht vaardigheid zoekt tot in zijn politieke twis- wfrlOt ■irtCi. 14* 1947 /J m (Ingez. Med.) ten toe en een verzoening niet noodig heeft om eendrachtig te zijn, zoodra het uur van het gevaar slaat. De Fransche kracht tenslotte ligt in de vriendschappen van Frankrijk. In de wanorde der tegenwoordige we reld worden nieuwe levensdefinities voorgesteld aan de beklemde volkeren om daarmede de oudste praktijken en de oudste lapmiddelen te verhullen. Slavernij noemt men vrijheid, onder werping noemt men vrijwillige instem ming. Wanhoop noemt men leventrots. Vernieling der menschelijke waarden noemt men vooruitgang. Men beweert de menschen te redden, terwijl men ze naar den ondergang leidt. Laat mij u uit naam van Frankrijk zeggen, wat werkelijk dienst van vaderland en menschheid is. Dat is, nooit vergeefs menschen op te offeren. Nooit men schen te verpletteren onder slavernijen van trots of van geweld, doch hen on der beschermende hoede van het va derland te laten leven naar eigen ver stand en handelen naar eigen ge weten. Omdat wij dat gelooven, zullen wij nooit aanvaarden, dat de betrek kingen van volk tot volk slechts door geweld geregeld worden. Wat voor ons, Franschen, de betrekkin gen regelt, is in de eerste plaats de recht vaardigheid en het recht. En eerst wan neer die verdwijnen en het geweld ontke tend wordt, wordt toevlucht tot geweld een onvermijdelijke plicht. De lekst der Italiaansche nota van 17 December, door Ciano aan Francois Pon- eet, den Franschen ambassadeur overhan digd, luidt als volgt: Mijnheer de ambassadeur, In een onderhoud op 2 December heeft Uwe Excellentie tegenover mij den wensch van de Fransche regeering uitgesproken te weten of de Italiaansche regeering de Ita- liaansch-Fransche overeenkomsten van 7 Januari 1935 nog als geldig beschouwde en of deze overeenkomsten naar haar mee ning nog als basis zouden kunnen dienen voor de Fransch-Italiaansche betrekkin gen. Ik heb Uwe Excellentie geantwoord, dat de kwestie van te reëelen aard en te reëel belang was dan dat lk direct een de finitief antwoord zou kunnen geven, dat een nauwkeuriger onderzoek zou vereischen Ik heb thans de eer u het volgende te doen weten, Dit bevestigt hetgeen lk u persoon lijk heb gezegd. De Italiaansch-Fransche overeenkomsten van 7 Januari zijn, zooals Uwe Excellentie weet, geconstitueerd in een verdrag inzake de regeling der wederzijdsche belangen in Afrika en in een aantal acten, welke er nauw mede verbonden zijn. Artikel zeven van het verdrag bepaalt, dat dit zal worden geratificeerd en dat zijn van kracht wording onderhevig zal zijn aan een uitwisseling van ratificaties. Deze uitwisseling is evenwel nimmer ge schied Men is wel direct na de onderteekeningen overgegaan tot voorbereidende constitutio- neele proceduren voor de ratificatie doch deze werd nimmer verwezenlijkt. Men is nooit zelf overgegaan tot onderhandelingen over een stipulatie van een speaiale con ventie inzake Tunis, welke conventie vol gens artikel een van het verdrag op den zelfden dag als het verdrag van kracht zou worden. Het Italtaansoh-Fransche verdrag tot re geling der wederzijdsche betrekkingen ln Afrika werd dus nimmer geheel afgemaakt. Behalve deze constateeringen van juridi- schen aard moet dus ook rekening worden gehouden met het feit, dat het verdrag, evenals de andere acten. gesloten zijn op basis van zeer nauwkeurige postulaten en dat deze postulaten nimmer in de practijk hun bevestiging hebben gevonden. ZooaJs men weet, beoogden de overeen komsten van 1935 door middel van een re geling van een geheele reeks vraagstukken de vriendschap tusschen Italië en Frank rijk te ontwikkelen en tusschen de beide staten betrekkingen van vertrouwen te ves tigen. Zeer in het bijzonder heeft Italië door de overeenkomsten van 1935 er ln toe gestemd aanzienlijke opofferingen te doen zoo ten aanzien van de Italiaansche rech ten in Tunis als met betrekking tot de rechten, welke vervat zijn in artikel 13 van het pact van Londen van 1915. waarbij re kening werd gehouden met een gepast be grip en een overeenkomstige houding van Frankrijk ten aanzien van de expansiebe hoeften van Italië in Oost-Afrika. Welnu, de door Frankrijk aangenomen ■houding, toen Italië door de actie van den negus werd gedwongen het vraagstuk van zijn betrekkingen met Abessynië definitief op te lossen, en ook later was zeker niet in overeenstemming met zijn bedoeling. Zij was zelfs volkomen in strijd daarmede. Het zij voldoende, zonder dat het noodig is hier opnieuw de verschillende fn.ecn der gebeur tenissen welke zich sinds 1935 hebben af gespeeld. te noemen er naar te verwijzen. De overeenkomsten van 7 Januari welke overigens nooit ten uitvoer werden gebracht, zooals Uwe Excellentie in het on derhoud van twee dgeer heeft kunnen op merken, ontdeden zich op deze wijze van haar inhoud en kunnen blijkbaar niet als nog van kracht worden beschouwd. Zjj zijn zelfs historisch achterhaald. In haar geheel hebben zij betrekking ge had op den algemeenen politieken toe stand, welke snel door de gebeurtenissen, welke volgden op de toepassing der sanc ties, werden overstelpt. De constitutie van het rijk heeft nieuwe rechten en nieuwe belangen van funda- menteele beteekenis geschapen. Onder deze omstandigheden en in het belang van haar verbetering zelve zouden de Italiaansch-Fransche betrekkingen op dit oogenblik dus niet meer de overeen komsten van 1935 tot basis kunnen hebben en juist indien men verbeteringen wil, is het duidelijk, dat deze betrekkingen op nieuw onder oogen moeten worden gezien bij gemeen accoord tusschen de beide re geeringen. Aanvaardt enz." Op 25 December is door Francois Foncet aan graaf Ciano volgend antwoord ge zonden Mijnheer de minister, Bij schrijven van 17 December heeft Uwe Excellentie doen weten, dat, naar de meening der Italiaansche regeering. de betrekkingen tusschen de beide landen voor het oogenblik de overeenkomsten van 1935 niet tot basis kunnen hebben. Uwe Excellentie is van meening deze ziens wijze te moeten steunen op opmerkingen, zoowel van juridischen als van politieken aard. Eenerzijds werd het Fransch-Italiaan sche verdrag tot regeling der wederzijd sche belangen in Afrika nimmer voltooid, daar de onderhandelingen voor de stipu latie der speciale conventie voor Tunis, welke den zelfden dag van kracht zouden moeten worden, nimmer waren aange knoopt. Anderzijds hebben de politieke gebeur tenissen sedert 1935 en met name de hou ding van Frankrijk in de Abessijnsche kwestie, de overeenkomsten, welke thans „historisch achterhaald" zouden zijn, van „haar inhoud ontdaan". Zonder te willen discuteeren over de gevolgen, welke een dergelijke mededee- ling zou kunnen met zich brengen, ziet mijn regeering zich verplicht de volgende constateeringen te formuleeren: 1. De overeenkomsten van 7 Januari 1935. welke de basis vormden van een regeling, welke geheel verschilde van die welke tusschen Frankrijk en Italië be stond, en welke ten doel hadden de ont wikkeling van hun vriendschappelijke be trekkingen te verzekeren, werden op 22 en 26 Maart 1935 door het Fransche parle ment met op negen stemmen na unaniem goedgekeurd. Indien de ratificaties niet konden worden uitgewisseld ten gevolge van een verdaging der vaststelling van de conventie inzake Tunis, welke aan deze uitwisseling zou moeten voorafgaan, is Frankrijk niet verantwoordelijk voor de waardeering der omstandigheden, welke Italië er toe brachten deze verdaging zelve te wenschen. Daarenboven ontvingen de overeen komsten van de zijde van Frankrijk zelfs voor haar ratificatie, uitsluitend ten voor- deele van Italië, een begin van uitvoering, vooruitloopende op de ten uitvoerbrenging van een zijner verplichtingen. De Fran sche regeering verzekerde de cessie door een Fransche groep van de maatschappij welke de concessie bezat van den spoorweg Dzjiboeti-Addis Abeba, van 2500 aandee- len dezer maatschappij aan een Italiaan sche groep. Van de zijde der Italiaansche vertegen woordigers zeiven werden de overeenkom sten van Rome bij de Fransch-Italiaan sche onderhandelingen, welke in 1937 te Parijs werden gehouden voor de aannas- sing van economische regelingen voo* Oost-Afrika. voldoende geacht om er her haaldelijk een beroep op te doen. En nog onlangs, op 12 Mei 1938 bij een bestudee ring met den zaakgelastigde van Frankrijk van een program van onderhandelingen, op 22 April 1938 aan de Italiaansche regeering voorgelegd, heeft Uwe Excel lentie, bij het maken van eenige formeele opmerkingen, geen enkel bezwaar ge maakt tegen de principieele van kracht- verklaring der Afrikaansche overeenkom sten van 7 Januari 1935. welke bij de pun ten 9. 10 en 11 van het program werd voorgesteld. Men preciseerde zelfs, dat het Chigi- paleis ten aanzien van de Tunisische conventie geen enkele su'bstantieele wijzi ging beoogde in den door de Fransche regeering voorgestelden tekst, welke tekst den heer Blondel toch deed ocmerken. dat hij ontleend was aan de overeenkomsten van 1935. Er bestond dus geen enkele politieke overweging, naar de gedachten der Ita liaansche regeering, aan de handhaving der overeenkomsten in den weg. 2. Er kan nimmer een beroep worden gedaan op eenige politieke daad der Fransche regeering, sinds dien tijd, om een wijziging der door de Italiaansche regeering gemanifesteerde maatregelen te rechtvaardigen. Integendeel, de Fransche regeering heeft alle initiatieven genomen, welke haar waren aangeboden als geëigend om de verbetering der betrekkingen tusschen de beide landen te vergemakkelijken. Op 12 Mei 1938 heeft de Fransche regee ring te Genève het principieele stand- ount aanvaard, dat het zijn vrijheid van handelen zou verzekeren voor de erken ning der Italiaansche soevereiniteit in Abessynië. Eenige maanden later op 12 October, heeft zij bij Z. M. den koning van Italië en keizer van Abessynië een ambassadeur geaccrediteerd. 3. Wat de door Frankrijk ten aanzien van de Abessijnsche aangelegenheid aan genomen houding betreft, de Italiaansche regeering heeft steeds de algemeene en bestendige gegevens van de Fransche po litiek gekend met de internationale ver plichtingen, welke deze meebracht. De Italiaansche regeering werd er steeds loyaal en te rechter tijd door den leider der Fransche regeering Pierre Laval, die toenmaals de buitenlandsche politiek van Frankrijk leidde, aan herinnerd. De Italiaansche regeering weet echter wel in welken geest deze politiek door de Fransche regeering werd gevoerd. Herhaalde malen heeft Mussolini bij de ambassade van Frankrijk, gedurende de te Genève gevoerde procedure, uitdrukking gegeven aan zijn waardeering over de ge matigde actie van Frankrijk en de voort durende inspanning van de Fransche re geering, de eerbiediging der uit het pact voortvloeiende verplichtingen, voor zooveel dat mogelijk was. met de tot stand bren ging der Fransch-Italoaansche vriend- -chap te verzoenen. De Fransche regeering heeft er prijs op gesteld deze feiten aan Uwe Excellentie in herinnering te brengen onder mededeeling van de ontvangst der communicatie. Vredelievend en machtig als het is, kan Frankrijk de toekomst met vertrouwen te gemoet zien. Naar de rumoerige eischen, die soms v/orden gehoord, luistert het met een groote gelijkmoedigheid, want het weet. dat alle onderhandelingen niet anders aan het licht zullen brengen dan het goede recht van Frankrijk en dat ale heftigheid teniet zal worden gedaan- Waarom niet de problemen in het aan gezicht gezien? De heele wereld verwacht hedenavond dat ik zal spreken over de Fransch- Italiaansche betrekkingen en ik zal daar over inderdaad spreken met de grootste vrijmoedigheid, of, liever gezegd, ik zal slechts de feiten zelf doen spreken, om een einde te maken aan de reeds te lang bestaande misverstanden. Op 7 Januari 1935 werd te Rome het Fransch-Italiaansch accoord onderteekend. Dit was bestemd om uiteindelijk de kwes ties, die tusschen beide landen hangende v/aren. te regelen en uit den weg te ruimen. Schikkingen zijn intusschen getroffen, door welke Italië rectificatie verkreeg van grenzen en afstand van gebieden in Afrika, benevens economische voordeelen. Boven dien stond Frankrijk een progressieve wij ziging toe van het statuut der Italianen irt Tunis in 1945, 1955 en 1965 Met de uitvoering van dit accoord heeft Frankrijk een begin gemaakt en nooit is het sindsdien opnieuw aan de orde ge steld, noch gedurende de verovering van Ethiopië, noch na of bij de offlcieele be sprekingen in het voorjaar van 1938. noch op het oogenblik van de erkenning van het Italiaansche keizerrijk en van de benoe ming van den heer Francois Poncet tot» gezant te Rome. Slechts door een brief, gedateerd 17 De cember jJ. heeft graaf Ciano ons doen weten, dat hij het accoord van 1935 niet meer als geldig beschouwde. Van den anderen kant heeft de heer Mussolini in de rede, die hij Zondag jJ. heeft uitgesproken, met zijn eigen woorden gezegd: „Wij vragen niet aan de wereld, om te oordeelen, maar wij verlangen, dat de wereld op de hoogte zij gebracht. Welnu, in de Italiaansche nota van 17 December 1938 waren de Italiaansche vraagstukken ten aanzien van Frankrijk duidelijk vastgesteld, vraagstukken van ko loniaal karakter. Deze vraagstukken heb ben een naam: zij heeten Tunis. Djiboeti en het Kanaal van Suez". Die bewering van Mussolini heeft bij de internationale openbare meening een groote verrassing gewekt. De verwijzing naar den brief van 17 December gaf inder daad reden tot de veronderstelling, dat dat document met juistheid de Italiaansche aanspraken bevatte. Een perscampagne heeft laten hooren, dat Frankrijk op dien datum op de hoogte was gesteld van con crete eischen en dat het niet den brief van 17 December heeft willen publiceeren. Gij kunt hem morgen lezen in de kran ten, gevolgd door het antwoord, dat wij eenige dagen later hebben doen toekomen aan de Italiaansche regeering. Maar reeds hedenavond wil ik met nadruk verklaren, dat die brief geen enkele nauwkeurige aanduiding be vatte, dat er noch sprake in was van Suez, noch van Djiboeti, noch van Tunis. Wat zegt nu de brief van 17 Decem ber? Hij zegt eenvoudig, dat Italië het verdrag van 1935 als niet meer be staande beschouwt en de brief tracht die houding te rechtvaardigen. Het voornaamste argument, dat in den brief naar voren wordt gebracht, is het volgende: de verovering van Ethiopië en de instelling van het Ita liaansche keizerrijk zouden nieuwe rechten ten gunste van Italië hebben gecreëerd. Ik behoef niet te zeggen, dat wij dit ar gument niet kunnen aanvaarden. Wat zou dat inderdaad beduiden? Het zou beteeke- nen, dat iedere nieuwe verovering of iedere nieuwe concessie, nieuwe rechten zou openen Aldus zouden de eischen. die ons zouden worden gesteld, practisoh zon der grenzen zijn, want ieder van die vor deringen, eenmaal voldaan, zou weer nieuwe eischen in zich dragen. Ten overvloede herhaal ik, dat geen en kele vordering is geformuleerd geweest in den brief van 17 December. Zoo men ons zou willen voorhouden, dat die eischen geformuleerd ziin in de persartikelen en in de kreten van de straat, dan wil ik er aan herinneren, dat het standpunt van Frankrijk on middellijk bekend is gemaakt. Ik heb gezegd en ik herhaal het hier, dat wij geen centimeter van ons land, noch een enkele van onze rechten zullen af staan. Frankrijk heeft de overeenkomst van 1935 geteekend. Getrouw aan zijn verplichtingen, is het bereid, de volle dige en loyale uitvoering ervan voort te zetten. In den geest van deze overeenkomst en op de basis, die ik heb uiteengezet en waaraan ik thans herinner, weigert Frankrijk geenszins, om de voorstellen te onderzoeken, die het zullen worden gedaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9