Krachtig antwoordt de Fransche
premier den Duce
De tekst der Italiaansche nota
van 17 December
SOsfe laargang
LEiDSCH DAGBLAD, Donderdag 30 Maart 1939
Derde Blad No. 24237
Een getuigenis van Frankrijk's
kracht en recht
KOOP SUNLIGHT ZEEP
VOAV KT
MjHHARiï
De Fransche kracht.
M.'HJMd.'l.l JridrJNU'.CÜ
De Fransche nota van antwoord
van 25 December
De Fransch-Italiaansche
betrekkingen.
O
De minister-president begon zijn rede
met de verklaring, dat hij zich richtte tot
de Franschen en tot al degenen in de we
reld, die loyaal zijn en edelmoedig van
hart.
„Er is één taal, die geen vertaling be-
productle stijgt, de werkloosheid neemt af.
De munt is een der soliedste ter wereld.
Gisteren nog hebben wij in den loop van
één enkelen dag ruim vier ton gouds ont
vangen. Tegenover de toenemende geva
ren moest Frankrijk een toeneming van
zijn macht stellen. Omdat ik bezield was
door een helder inzicht in deze noodzake
lijkheden, heb ik volmachten gevraagd voor
een periode, tijdens dewelke de vrede in
gevaar kan zijn.
Waarom heb ik die volmachten gevraagd?
Waarom heeft het parlement ze mij ver
leend? Omdat er gehandeld en niet be
raadslaagd moest worden. Omdat snel en
stil bijzondere maatregelen genomen
moesten worden, die noodig waren voor de
verdediging des lands.
Door onze recente decreten, die een aan
vulling vormen op die, welke wij in den
herfst hebben uitgevaardigd, hebben wij
besloten, den arbeid des lands nog te ver-
grooten Alle particuliere belangen onder
geschikt te maken aan het begrip van het
openbaar welzijn, het eenige dat op dit
oogenblik de Fransche geesten moet bezie
len. Wij hebben ook maatregelen van mi-
Daladier.
hoeft, om door allen begrepen te worden:
de taal van het hart. Wanneer wij hier
tegenover elkander zouden staan, gij, die
naar mij luistert met uw kinderen naast u.
en ik met de gedachte, dat mijn zoons
naast mij staan, dan zouden wij elkander
begrijpen op hetzelfde oogenblik, waarop
onze blikken elkander zouden ontmoeten.
Wij zouden ons gelijkelijk bewust zijn van
de vreeselijke moeilijkheden van thans en
wij zouden dezelfde hoop op de toekomst
hebben. Wij zouden woorden noch zinnen
noodig hebben, om te begrijpen, dat wij
allen slechts denken aan de handhaving
van den vrede in. eer, waardigheid en vrij
heid des vaderlands.
Een ieder onzer vraagt zich af. of het
land niet bedreigd wordt, of de naburen
betrouwbaar zijn. De onzekerheid ver
plicht, de regeeringen voorzorgsmaatrege
len te nemen.
Verdragen worden onderteekend,
maar, vóór zij van kracht geworden
zijn, vormen zij voor den eene reeds
geen waarborg meer en voor den an
dere geen hinderpaal-
Zij, die niet optreden, voelen zich de
medeplichtigen van het geweld en zij,
die wel optreden, vreezen het geweld
uit te lokken.
Overal vernielt een krankzinnige her
bewapening iedere andere bedrijvig
heid. Hoe zouden de menschen nog vrij
kunnen handelen en denken?
Door een soortgelijke fataliteit, terwijl
ongerustheid nieuwe ongerustheid wekte,
bewapeningen nieuwe bewapeningen deden
ontstaan is reeds vele malen oorlog ont
ketend.
Deze toestand maakt het mij tot een
plicht u hedenavond te zeggen wat
Frankrijk wil, wat zijn kracht is en
wat zijn vaste besluit.
Wat wil Frankrijk! Den vrede der
vrije menschen!
Wat is de kracht van Frankrijk? Zijn
moreele en materieele eenheid, die
eens te meer tegenover het gevaar ver
wezenlijkt is!
Wat is het vaste besluit van Frank
rijk? Zijn ideaal, zijn rechten te ver
dedigen!
Om deze zoo eenvoudige, zoo duidelijke
«aken te doen begrijpen, polemiseert het
hoofd der regeering niet. Hij zal den lui
sterenden Franschen niets leeren, maar
wellicht zal hij iets leeren aan de buiten
landers, wanneer hij zegt. dat de eenheid
van Frankrijk, nooit zóó diep en zóó vol
ledig is geweest als thans. Nooit is Frank
rijk een-drachtiger, vastberadener, sterker
geweest.
Het hoopt, dat de vrede gered zal wor
den, want het haat den oorlog. Maar, wan
neer het den oorlog zou worden opgelegd
of wanneer het voor den oorlog werd ge
steld als voor het eenige alternatief voor
verval of oneer, dan zou het in één aan>-
drift opstaan, om zijn vrijheid te verde
digen. En Frankrijk is in staat, die vrijheid
t>e beschermen!
Gealarmeerd door de wanorde in Europa
en de wereld, hebben de Franschen be
grepen. dat voor eigen beveiliging een
groote inspanning noodzakelijk was. Zij
hebben die tot stand gebracht. De toege
nomen arbeid, het gezonde krachtige be
heer der openbare financiën, de aanvaar
ding van onvermijdelijke offers hadden
reeds nuttige resultaten afgeworpen. De
economische toestand verbeterde, gelijk
blijkt uit de cijfers der Fransche productie.
De franc hield zich krachtig op de door
ons vastgestelde basis. De landsverdediging
had dus soliede waarborgen.
De internationale crisis, die uitbarstte
sloeg dus niet neer op een zwak en uit het
veld geslagen Frankrijk.
Integendeel, ondanks de internationale
crisis zet Frankrijk zfjn herstel voort. De
Hom*
P«r «tuk 5 ct. 12 «tuk» 50 ct. Bij Apofhtker» en Drogisten.
1943
(Ingez. Med.)
litairen aard genomen en de natie heeft
met mannelijke vastberadenheid geant
woord op onzen oproep, zooals zij dat ge
daan heeft in alle ernstige uren van haar
geschiedenis.
Niemand weigert de inspanning, die wij
vragen, omdat een ieder weet, dat Frank
rijk een rechtvaardig vaderland is en niet
de eischen van zijn verdediging grondvest
op den nood van zijn zonen.
Wanneer wij lijdelijk gebleven waren,
wanneer het land werkeloos gebleven was,
wanneer de regeering haar verantwoorde
lijkheden niet op zich had genomen, zou
de bevestiging van onze rechten weldra
nog slechts ijdele rhetorica zijn, terwijl nu
onze kracht grooter is dan zij ooit is ge
weest.
Die kracht bestaat uit dat geheel van
prachtige legers, welker leiders en man
schappen opgeleid door een langdurige er
varing. eendrachtig door dezelfde gedach
ten, één enkel blok vormen zonder dat zij
iets verliezen van de individueele deugden
De Fransche kracht vindt haar steun in
een rijk, evenwichtig land, welks vrucht
bare bodem door het taaie streven van onze
landbouwers beveiliging geeft tegen armoe
en hongersnood. Fransche kracht ls in de
geheele wereld aanwezig. In onze verste
bezittingen. De Fransche kracht is even
redig aan dat onmetelijk rijk, waarvan het
Afrikaansche, onaantastbare blok de cen
trale wapenrusting vormt en waarvan ik
nog kort geleden zelf de algeheele toewij
ding aan het moederland heb kunnen zien
De Fransche kracht ligt niet alleen in al
deze materieele krachten, maar ook in
die geestelijke en moreele waarden, welke
thans even groot zijn als in welke andere
eeuw van onze geschiedenis ook.
Zij ligt in dat voortdurende streven naar
menschelijke waardigheid in vrijheid en
orde Zij ligt in de broederschap van alle
gelooven en de spontane eenheid van een
geheel volk, dat de waarheid en de recht
vaardigheid zoekt tot in zijn politieke twis-
wfrlOt
■irtCi. 14*
1947
/J m
(Ingez. Med.)
ten toe en een verzoening niet noodig heeft
om eendrachtig te zijn, zoodra het uur van
het gevaar slaat.
De Fransche kracht tenslotte ligt in de
vriendschappen van Frankrijk.
In de wanorde der tegenwoordige we
reld worden nieuwe levensdefinities
voorgesteld aan de beklemde volkeren
om daarmede de oudste praktijken en
de oudste lapmiddelen te verhullen.
Slavernij noemt men vrijheid, onder
werping noemt men vrijwillige instem
ming. Wanhoop noemt men leventrots.
Vernieling der menschelijke waarden
noemt men vooruitgang. Men beweert
de menschen te redden, terwijl men
ze naar den ondergang leidt. Laat mij
u uit naam van Frankrijk zeggen, wat
werkelijk dienst van vaderland en
menschheid is. Dat is, nooit vergeefs
menschen op te offeren. Nooit men
schen te verpletteren onder slavernijen
van trots of van geweld, doch hen on
der beschermende hoede van het va
derland te laten leven naar eigen ver
stand en handelen naar eigen ge
weten. Omdat wij dat gelooven, zullen
wij nooit aanvaarden, dat de betrek
kingen van volk tot volk slechts door
geweld geregeld worden.
Wat voor ons, Franschen, de betrekkin
gen regelt, is in de eerste plaats de recht
vaardigheid en het recht. En eerst wan
neer die verdwijnen en het geweld ontke
tend wordt, wordt toevlucht tot geweld
een onvermijdelijke plicht.
De lekst der Italiaansche nota van 17
December, door Ciano aan Francois Pon-
eet, den Franschen ambassadeur overhan
digd, luidt als volgt:
Mijnheer de ambassadeur,
In een onderhoud op 2 December heeft
Uwe Excellentie tegenover mij den wensch
van de Fransche regeering uitgesproken te
weten of de Italiaansche regeering de Ita-
liaansch-Fransche overeenkomsten van 7
Januari 1935 nog als geldig beschouwde en
of deze overeenkomsten naar haar mee
ning nog als basis zouden kunnen dienen
voor de Fransch-Italiaansche betrekkin
gen. Ik heb Uwe Excellentie geantwoord,
dat de kwestie van te reëelen aard en te
reëel belang was dan dat lk direct een de
finitief antwoord zou kunnen geven, dat
een nauwkeuriger onderzoek zou vereischen
Ik heb thans de eer u het volgende te doen
weten, Dit bevestigt hetgeen lk u persoon
lijk heb gezegd.
De Italiaansch-Fransche overeenkomsten
van 7 Januari zijn, zooals Uwe Excellentie
weet, geconstitueerd in een verdrag inzake
de regeling der wederzijdsche belangen in
Afrika en in een aantal acten, welke er
nauw mede verbonden zijn.
Artikel zeven van het verdrag bepaalt,
dat dit zal worden geratificeerd en dat zijn
van kracht wording onderhevig zal zijn
aan een uitwisseling van ratificaties.
Deze uitwisseling is evenwel nimmer ge
schied
Men is wel direct na de onderteekeningen
overgegaan tot voorbereidende constitutio-
neele proceduren voor de ratificatie doch
deze werd nimmer verwezenlijkt. Men is
nooit zelf overgegaan tot onderhandelingen
over een stipulatie van een speaiale con
ventie inzake Tunis, welke conventie vol
gens artikel een van het verdrag op den
zelfden dag als het verdrag van kracht zou
worden.
Het Italtaansoh-Fransche verdrag tot re
geling der wederzijdsche betrekkingen ln
Afrika werd dus nimmer geheel afgemaakt.
Behalve deze constateeringen van juridi-
schen aard moet dus ook rekening worden
gehouden met het feit, dat het verdrag,
evenals de andere acten. gesloten zijn op
basis van zeer nauwkeurige postulaten en
dat deze postulaten nimmer in de practijk
hun bevestiging hebben gevonden.
ZooaJs men weet, beoogden de overeen
komsten van 1935 door middel van een re
geling van een geheele reeks vraagstukken
de vriendschap tusschen Italië en Frank
rijk te ontwikkelen en tusschen de beide
staten betrekkingen van vertrouwen te ves
tigen. Zeer in het bijzonder heeft Italië
door de overeenkomsten van 1935 er ln toe
gestemd aanzienlijke opofferingen te doen
zoo ten aanzien van de Italiaansche rech
ten in Tunis als met betrekking tot de
rechten, welke vervat zijn in artikel 13 van
het pact van Londen van 1915. waarbij re
kening werd gehouden met een gepast be
grip en een overeenkomstige houding van
Frankrijk ten aanzien van de expansiebe
hoeften van Italië in Oost-Afrika.
Welnu, de door Frankrijk aangenomen
■houding, toen Italië door de actie van den
negus werd gedwongen het vraagstuk van
zijn betrekkingen met Abessynië definitief
op te lossen, en ook later was zeker niet
in overeenstemming met zijn bedoeling. Zij
was zelfs volkomen in strijd daarmede. Het
zij voldoende, zonder dat het noodig is hier
opnieuw de verschillende fn.ecn der gebeur
tenissen welke zich sinds 1935 hebben af
gespeeld. te noemen er naar te verwijzen.
De overeenkomsten van 7 Januari
welke overigens nooit ten uitvoer werden
gebracht, zooals Uwe Excellentie in het on
derhoud van twee dgeer heeft kunnen op
merken, ontdeden zich op deze wijze van
haar inhoud en kunnen blijkbaar niet als
nog van kracht worden beschouwd.
Zjj zijn zelfs historisch achterhaald.
In haar geheel hebben zij betrekking ge
had op den algemeenen politieken toe
stand, welke snel door de gebeurtenissen,
welke volgden op de toepassing der sanc
ties, werden overstelpt.
De constitutie van het rijk heeft nieuwe
rechten en nieuwe belangen van funda-
menteele beteekenis geschapen.
Onder deze omstandigheden en in het
belang van haar verbetering zelve zouden
de Italiaansch-Fransche betrekkingen op
dit oogenblik dus niet meer de overeen
komsten van 1935 tot basis kunnen hebben
en juist indien men verbeteringen wil, is
het duidelijk, dat deze betrekkingen op
nieuw onder oogen moeten worden gezien
bij gemeen accoord tusschen de beide re
geeringen.
Aanvaardt enz."
Op 25 December is door Francois Foncet
aan graaf Ciano volgend antwoord ge
zonden
Mijnheer de minister,
Bij schrijven van 17 December heeft
Uwe Excellentie doen weten, dat, naar de
meening der Italiaansche regeering. de
betrekkingen tusschen de beide landen
voor het oogenblik de overeenkomsten van
1935 niet tot basis kunnen hebben. Uwe
Excellentie is van meening deze ziens
wijze te moeten steunen op opmerkingen,
zoowel van juridischen als van politieken
aard.
Eenerzijds werd het Fransch-Italiaan
sche verdrag tot regeling der wederzijd
sche belangen in Afrika nimmer voltooid,
daar de onderhandelingen voor de stipu
latie der speciale conventie voor Tunis,
welke den zelfden dag van kracht zouden
moeten worden, nimmer waren aange
knoopt.
Anderzijds hebben de politieke gebeur
tenissen sedert 1935 en met name de hou
ding van Frankrijk in de Abessijnsche
kwestie, de overeenkomsten, welke thans
„historisch achterhaald" zouden zijn, van
„haar inhoud ontdaan".
Zonder te willen discuteeren over de
gevolgen, welke een dergelijke mededee-
ling zou kunnen met zich brengen, ziet
mijn regeering zich verplicht de volgende
constateeringen te formuleeren:
1. De overeenkomsten van 7 Januari
1935. welke de basis vormden van een
regeling, welke geheel verschilde van die
welke tusschen Frankrijk en Italië be
stond, en welke ten doel hadden de ont
wikkeling van hun vriendschappelijke be
trekkingen te verzekeren, werden op 22 en
26 Maart 1935 door het Fransche parle
ment met op negen stemmen na unaniem
goedgekeurd. Indien de ratificaties niet
konden worden uitgewisseld ten gevolge
van een verdaging der vaststelling van de
conventie inzake Tunis, welke aan deze
uitwisseling zou moeten voorafgaan, is
Frankrijk niet verantwoordelijk voor de
waardeering der omstandigheden, welke
Italië er toe brachten deze verdaging zelve
te wenschen.
Daarenboven ontvingen de overeen
komsten van de zijde van Frankrijk zelfs
voor haar ratificatie, uitsluitend ten voor-
deele van Italië, een begin van uitvoering,
vooruitloopende op de ten uitvoerbrenging
van een zijner verplichtingen. De Fran
sche regeering verzekerde de cessie door
een Fransche groep van de maatschappij
welke de concessie bezat van den spoorweg
Dzjiboeti-Addis Abeba, van 2500 aandee-
len dezer maatschappij aan een Italiaan
sche groep.
Van de zijde der Italiaansche vertegen
woordigers zeiven werden de overeenkom
sten van Rome bij de Fransch-Italiaan
sche onderhandelingen, welke in 1937 te
Parijs werden gehouden voor de aannas-
sing van economische regelingen voo*
Oost-Afrika. voldoende geacht om er her
haaldelijk een beroep op te doen. En nog
onlangs, op 12 Mei 1938 bij een bestudee
ring met den zaakgelastigde van Frankrijk
van een program van onderhandelingen,
op 22 April 1938 aan de Italiaansche
regeering voorgelegd, heeft Uwe Excel
lentie, bij het maken van eenige formeele
opmerkingen, geen enkel bezwaar ge
maakt tegen de principieele van kracht-
verklaring der Afrikaansche overeenkom
sten van 7 Januari 1935. welke bij de pun
ten 9. 10 en 11 van het program werd
voorgesteld.
Men preciseerde zelfs, dat het Chigi-
paleis ten aanzien van de Tunisische
conventie geen enkele su'bstantieele wijzi
ging beoogde in den door de Fransche
regeering voorgestelden tekst, welke tekst
den heer Blondel toch deed ocmerken. dat
hij ontleend was aan de overeenkomsten
van 1935.
Er bestond dus geen enkele politieke
overweging, naar de gedachten der Ita
liaansche regeering, aan de handhaving
der overeenkomsten in den weg.
2. Er kan nimmer een beroep worden
gedaan op eenige politieke daad der
Fransche regeering, sinds dien tijd, om
een wijziging der door de Italiaansche
regeering gemanifesteerde maatregelen te
rechtvaardigen.
Integendeel, de Fransche regeering
heeft alle initiatieven genomen, welke
haar waren aangeboden als geëigend om
de verbetering der betrekkingen tusschen
de beide landen te vergemakkelijken.
Op 12 Mei 1938 heeft de Fransche regee
ring te Genève het principieele stand-
ount aanvaard, dat het zijn vrijheid van
handelen zou verzekeren voor de erken
ning der Italiaansche soevereiniteit in
Abessynië.
Eenige maanden later op 12 October,
heeft zij bij Z. M. den koning van Italië
en keizer van Abessynië een ambassadeur
geaccrediteerd.
3. Wat de door Frankrijk ten aanzien
van de Abessijnsche aangelegenheid aan
genomen houding betreft, de Italiaansche
regeering heeft steeds de algemeene en
bestendige gegevens van de Fransche po
litiek gekend met de internationale ver
plichtingen, welke deze meebracht. De
Italiaansche regeering werd er steeds
loyaal en te rechter tijd door den leider
der Fransche regeering Pierre Laval, die
toenmaals de buitenlandsche politiek van
Frankrijk leidde, aan herinnerd.
De Italiaansche regeering weet echter
wel in welken geest deze politiek door de
Fransche regeering werd gevoerd.
Herhaalde malen heeft Mussolini bij de
ambassade van Frankrijk, gedurende de te
Genève gevoerde procedure, uitdrukking
gegeven aan zijn waardeering over de ge
matigde actie van Frankrijk en de voort
durende inspanning van de Fransche re
geering, de eerbiediging der uit het pact
voortvloeiende verplichtingen, voor zooveel
dat mogelijk was. met de tot stand bren
ging der Fransch-Italoaansche vriend-
-chap te verzoenen.
De Fransche regeering heeft er prijs op
gesteld deze feiten aan Uwe Excellentie in
herinnering te brengen onder mededeeling
van de ontvangst der communicatie.
Vredelievend en machtig als het is, kan
Frankrijk de toekomst met vertrouwen te
gemoet zien.
Naar de rumoerige eischen, die soms
v/orden gehoord, luistert het met een groote
gelijkmoedigheid, want het weet. dat alle
onderhandelingen niet anders aan het
licht zullen brengen dan het goede recht
van Frankrijk en dat ale heftigheid teniet
zal worden gedaan-
Waarom niet de problemen in het aan
gezicht gezien?
De heele wereld verwacht hedenavond
dat ik zal spreken over de Fransch-
Italiaansche betrekkingen en ik zal daar
over inderdaad spreken met de grootste
vrijmoedigheid, of, liever gezegd, ik zal
slechts de feiten zelf doen spreken, om
een einde te maken aan de reeds te lang
bestaande misverstanden.
Op 7 Januari 1935 werd te Rome het
Fransch-Italiaansch accoord onderteekend.
Dit was bestemd om uiteindelijk de kwes
ties, die tusschen beide landen hangende
v/aren. te regelen en uit den weg te ruimen.
Schikkingen zijn intusschen getroffen,
door welke Italië rectificatie verkreeg van
grenzen en afstand van gebieden in Afrika,
benevens economische voordeelen. Boven
dien stond Frankrijk een progressieve wij
ziging toe van het statuut der Italianen irt
Tunis in 1945, 1955 en 1965
Met de uitvoering van dit accoord heeft
Frankrijk een begin gemaakt en nooit is
het sindsdien opnieuw aan de orde ge
steld, noch gedurende de verovering van
Ethiopië, noch na of bij de offlcieele be
sprekingen in het voorjaar van 1938. noch
op het oogenblik van de erkenning van het
Italiaansche keizerrijk en van de benoe
ming van den heer Francois Poncet tot»
gezant te Rome.
Slechts door een brief, gedateerd 17 De
cember jJ. heeft graaf Ciano ons doen
weten, dat hij het accoord van 1935 niet
meer als geldig beschouwde.
Van den anderen kant heeft de heer
Mussolini in de rede, die hij Zondag jJ.
heeft uitgesproken, met zijn eigen woorden
gezegd: „Wij vragen niet aan de wereld,
om te oordeelen, maar wij verlangen, dat
de wereld op de hoogte zij gebracht.
Welnu, in de Italiaansche nota van 17
December 1938 waren de Italiaansche
vraagstukken ten aanzien van Frankrijk
duidelijk vastgesteld, vraagstukken van ko
loniaal karakter. Deze vraagstukken heb
ben een naam: zij heeten Tunis. Djiboeti
en het Kanaal van Suez".
Die bewering van Mussolini heeft bij de
internationale openbare meening een
groote verrassing gewekt. De verwijzing
naar den brief van 17 December gaf inder
daad reden tot de veronderstelling, dat
dat document met juistheid de Italiaansche
aanspraken bevatte. Een perscampagne
heeft laten hooren, dat Frankrijk op dien
datum op de hoogte was gesteld van con
crete eischen en dat het niet den brief
van 17 December heeft willen publiceeren.
Gij kunt hem morgen lezen in de kran
ten, gevolgd door het antwoord, dat wij
eenige dagen later hebben doen toekomen
aan de Italiaansche regeering.
Maar reeds hedenavond wil ik met
nadruk verklaren, dat die brief geen
enkele nauwkeurige aanduiding be
vatte, dat er noch sprake in was van
Suez, noch van Djiboeti, noch van
Tunis.
Wat zegt nu de brief van 17 Decem
ber? Hij zegt eenvoudig, dat Italië het
verdrag van 1935 als niet meer be
staande beschouwt en de brief tracht
die houding te rechtvaardigen.
Het voornaamste argument, dat in
den brief naar voren wordt gebracht,
is het volgende: de verovering van
Ethiopië en de instelling van het Ita
liaansche keizerrijk zouden nieuwe
rechten ten gunste van Italië hebben
gecreëerd.
Ik behoef niet te zeggen, dat wij dit ar
gument niet kunnen aanvaarden. Wat zou
dat inderdaad beduiden? Het zou beteeke-
nen, dat iedere nieuwe verovering of
iedere nieuwe concessie, nieuwe rechten
zou openen Aldus zouden de eischen. die
ons zouden worden gesteld, practisoh zon
der grenzen zijn, want ieder van die vor
deringen, eenmaal voldaan, zou weer nieuwe
eischen in zich dragen.
Ten overvloede herhaal ik, dat geen en
kele vordering is geformuleerd geweest in
den brief van 17 December.
Zoo men ons zou willen voorhouden,
dat die eischen geformuleerd ziin in de
persartikelen en in de kreten van de
straat, dan wil ik er aan herinneren,
dat het standpunt van Frankrijk on
middellijk bekend is gemaakt. Ik heb
gezegd en ik herhaal het hier, dat wij
geen centimeter van ons land, noch
een enkele van onze rechten zullen af
staan. Frankrijk heeft de overeenkomst
van 1935 geteekend. Getrouw aan zijn
verplichtingen, is het bereid, de volle
dige en loyale uitvoering ervan voort
te zetten.
In den geest van deze overeenkomst
en op de basis, die ik heb uiteengezet
en waaraan ik thans herinner, weigert
Frankrijk geenszins, om de voorstellen
te onderzoeken, die het zullen worden
gedaan.