YSCOLA'S vraagt YSCOLA'S Het a.s. Eeuwfeest van het Leidsche Studentencorps LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 Februari 1939 Derde Blad No. 24205 J9sie Jaargang RECHTZAKEN pe moordaanslag te Waddinxveen Proefrit voor rijbewijs niet op openbaren weg? Grepen uit de geschiedenis SIROOPER TOT 8 JAAR GEVANGENIS STRAF VEROORDEELD. De Rotterdamsche rechtbank heeft giste ren vonis gewezen in de zaak van den 35-j. landarbeider H. R., wonende te Waddinx veen en den 39-j. landbouwer W. H., even eens te Waddinxveen woonachtig. Beide verdachten waren, gelijk bekend, in den nacht van 5 October aan het stroopen ge lest, waarbij zij door den rijksveldwach ter C. v. d. Hoef waren opgemerkt. Deze had berden aangeroepen en H. heeft toen den veldwachter met een autolantaarn, welke jli lichtbak diende, beschenen, terwijl R. uiteen dubbelloops jachtgeweer op een af tand van ongeveer anderhalven meter op den rijksveldwachter had geschoten, waarbij het schot hagel den rijksveldwachter in den rechterbovenarm had getroffen. De man was hevig bloedend blijven liggen. Ongeveer twee uur later heeft een bakker hem gevonden, waaraan het te danken is. dat hij er het leven heeft afgebracht. H. R. werd nu terzake van poging tot doodslag veroordeeld tot acht jaar ge vangenisstraf, terwijl W. H. werd vrij gesproken, daar de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen achtte. HAAGSHE POLITIERECHTER. Burenruzie. Volgens de verdachte, een juffrouw uit leiden, had de getuige zich niet behoorlijk gedragen, doch de getuige zelf gaf dat (Unpliment terug aan de verdachte. Ei was dan ruzie in de buurt. De juffrouw die nu verdachte was, zei last te hebben van de kinderen van de getuige. Maar die had last van de verdachte. Zoo werd het een wederzijdsch verwijten, maar de juffrouw- rerdachte scheen toch wel de lastigste te rijn. want er waren over haar méér klach ten ontvangen. De Officier vond reden om r.u nog met een geldboete van f. 10.subs. 10 dagen hechtenis te volstaan; het vonnis lerd dienovereenkomstig, nadat de Politie rechter nog eens een goed sermoen tegen rerdachte had gehouden. De drank. Wegens diefstal had een koopman uit leiden zich te verantwoorden gehad, doch de beslissing op het vonnis was aangehou den voor een rapport. Dat was er nu, doch de rapporteur zag er weinig heil in om het met verdachte te probeeren, gezien het feit dat de drank zulk een voorname rol in het leven van verdachte speelt. De officier nam die conclusie over en vorderde tegen ver dachte een maand gevangenisstraf. 8765 tlngez. Mea.) De verdachte wilde graag een voorwaar delijke straf en de Politierechter bleek hier toe nog bereid. Hij legde twee maanden gevangenis straf voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaar, maar dan tevens een verbod tot het gebruik van alcoholischen drank. Oneenigheid. De groentenhandelaar de W. uit War mond had blijkbaar oneenigheid gehad met een chauffeur uit Noordwijk: in ieder geval de W, had de ruit van de auto ingeslagen. Toen had de chauffeur zijn deel geleverd, en de W. bij den keel gegrepen en aan zijn haren getrokken. Het eerstgenoemde ontkende de chauf feur. die nu terecht stond, het andere feit kon wel mogelijk zijn, doch dat kwam al leen omdat de W, weigerde de ruit te be talen. De officier hield rekening met deze om standigheden. toen hij f. 10 boete subs. 10 dagen hechtenis eischte. De politierechter verminderde de boete tot f. 5 subs. 5 dagen. Diefstal. D. S. uit Leiden, thans voor een ander feit verblijvend in het Huis van Bewaring, waar hij zeven maanden gevangenisstraf moet uitzitten, had zich aan diefstal schul dig gemaakt, waarvoor hij nu terecht stond. Bij verstek was hij tot drie maanden ge vangenisstraf veroordeeld, waarvan hij thans in verzet kwam. Er moesten eenige getuigen komen, doch die waren niet verschenen. In verband hier mede wilde de Officier de zaak aanhouden om die getuigen alsnog te hooren. De Politierechter besloot hiertoe. Dronken gezondigd; nuchter geboet. Een visscher uit Katwijk aan Zee was stevig dronken geweest en toen deed hij dingen die dom waren, hij sloeg twee agen ten. Toen de visscher werd gearresteerd, ging dat niet zoo heel vlot. De verdachte wist er niets meer van, zei hij. De Officier was niet erg over verdachte te spreken, ook omdat het rapport van de pohtie niet heel gunstig was. Daarom vor derde hij een maand gevangenisstraf. De verdediger wees er op, dat verdachte zich aan boord van de schepen altijd be hoorlijk gedraagt, en ook financieel al schade heeft omdat hij nu een reis heeft moeten missen. De Politierechter wilde verdachte nog een kans geven en legde f.25.boete subs. 25 dagen hechtenis op. Herrie in kantongerechtgebouw. Een jongeman uit Leidschendam moest als verdachte ter zitting van het kanton gerecht te Leiden verschijnen. Hij gedroeg zich wat onrustig en de veldwachter H. v. d. Veen vond er aanleiding in om ver dachte uit het gebouw te verwijderen. Toen gaf de jongeman den veldwachter een stomp in het gelaat, zoodat hij wegens mishandeling nu terecht stond, ,,Ze hadden mü maar wat beter moeten behandelen" vond verdachte doch de politierechter zei dat aan het kantonge recht in Leiden de menschen behoorlijk worden behandeld en dat doet de veld wachter ook. De officier hield rekening met het feit dat verdachte wat onevenwichtig is en vorderde een maand gevangenisstraf voor waardelijk. De politierechter veroordeelde tot. f. 30 boete subs. 30 dager, hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van een ,aar" niet hoopvol. Een arbeider uit Alphen aan den Rijn had in Zwammerdam gebedeld. Dat feit was aanleiding geweest om hem bij ver stek tot drie dagen hechtenis en opzending naar de Rijkswerkinrichting voor den tijd van een jaar te veroordeelen. Daarvan kwam hij nu In verzet maar de Officier zag geen reden om wijziging in het vonnis te brengen. De Politierechter las over ver dachte echter weinig goeds; hij was in Zwammerdam toen een juffrouw daar een portemonnaie vermiste, waarbij dc oolitie er het hare van dacht, voorts rijdt ver dachte auto zonder te betalen, enz. Heel erg hoopvol is de zaak dus niet, maar de Politierechter wilde het toch nog probee ren. Hij legde drie dagen hechtenis en twee jaar opzending naar de Rijkswerkinrich ting op, doch voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en verder verboden om auto te rijden, drank te gebruiken, in café's te komen, en met verkeerde vrien den om te gaan. voorzichtig rijden eischte spr. een geld boete van f. 10 subs. 6 dagen hechtenis. De Kantonrechter sprak verdachte voor het eerste feit vrij en veroordeelde hem voor het tweede tot een geldboete van f. 10 sub- sidair 5 dagen hechtenis. KANTONGERECHT TE HAARLEM. Onvoorzichtig gereden. Voor den Kantonrechter moest terecht staan een inwoner van Alphen aan den Rijn, wien ten laste was gelegd, dat hij met zijn bestelauto op den Leimuiderdijk on voorzichtig heeft gereden en in aanrijding is gekomen met een motorrijwiel bestuurd door den heer A. V. die zijn arm en zijn been had gebroken. De ambtenaar van het OM. achtte de schuld niet bewezen en eischte vrijspraak. Ten aanzien van het on IIAAGSCHE POLITIERECHTER. Steun-perikelen. Een kleermaker uit Leiden had bij den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon niet precies de waarheid verteld, en als ge volg hiervan had hij f2 teveel ontvangen. Als getuige vertelde de ambtenaar G. Splinter uit Leiden over het geval, naar aanleiding waarvan de Politierechter aan merking maakte op het feit dat verdachte geen verklaring behoefde te teekenen, doch met het plaatsen van een stempel kon volstaan. In verband met deze omstandigheden, vorderde de Officier een week gevangenis straf voorwaardelijk. De Politierechter ver oordeelde tot een maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Belecdigd. Tegen een aannemer uit Alphen aan den Rijn had een arbeider uit die gemeente on vriendelijke woorden gezegd, die beleedi- gend waren. Er volgde een aanklacht, zoodat de ar beider terecht moest staan, doch hij ver scheen met. De politierechter veroordeelde hem tot f. 10.boete subs. 10 dagen hechtenis, na dat de Officier ook deze straf had geëischt. De èèn schold, de ander sloeg. Volgens den verdachte had de getuige ge scholden, en volgens den getuige had de verdachte geslagen Beide dingen zijn fout. maar alleen de man die sloeg stond terecht. Evenals de ge tuige was hij afkomstig uit Leidschendam. De Officier vond dat ook de getuige wel een beetje aanleiding had gegeven tot het op treden van verdachte, en daarom vorderde hij f. 10.subs. 10 dagen hechtenis. De Politierechter veroordeelde conform dezen eisch. tot een geldboete van 20 gulden, subs. 10 da gen hechtenis (de eisch was tien gulden boete, subs. 5 dagen hechtenis). De gewezen boekhouder, de 35-jarige H. ten H. uit Maartensdijk, die den diefstal had uitgelokt, werd veroordeeld tot een geldboete van 100 gulden, subs. 50 dagen hechtenis. De eisch was 50 gulden boete, subs. 25 dagen hechtenis. De beide ingestelde civiele vorderingen werden afgewezen. DE BRIEVENDIEFSTAL OP HET HOOFDKWARTIER DER N.S.B. De Utrechtsche politierechter, mr Plugge, deed gistermiddag uitspraak inzake den diefstal van brieven op het hoofdkwartier der NB B. te Utrecht. De 21-jarige kantoorbediende S. uit Bum- nik, die de brieven stal, werd veroordeeld CANDIDAAT-MOTORRIJDER DIENT OP PARTICULIER TERREIN TE RIJDEN. De kantonrechter te Utrecht heeft 18 November j.l. een advocaat, die voor het verkrijgen van een rijbewijs als motor rijwielbestuurder op den openbaren weg te Bunnik een proefrit had gemaakt, toen hij derhalve nog niet in het bezit van dat rij bewijs was, ontslagen van rechtsvervolging. Dc ambtenaar van het Openbaar Mi nisterie evenwel, die f. 4 boete had gevor derd, stelde beroep in cassatie in, aange zien hij van oordeel was, dat de kanton rechter ten onrechte had aangenomen, dat er voor den candidaat-motorrijwiel- bestuurder geen andere mogelijkheid bestond om zich behoorlijk voor te bereiden tot het afleggen van den wettelijk voor geschreven proefrit, dan door te handelen gelijk hij deed, n.l. door zonder rijbewijs over den openbaren weg te rijden. Naar zijn meening had de betrokkene zich ook op een particulier terrein kunnen oefenen, terwijl noch van een wettelijke verplich ting. noch van een overwegend maatschap- oelijk belang zou zijn gebleken, waardoor mr. van B. gedwongen zou zijn geweest, desnoods met overtreding van wettelijke voorschriften, een rijbewijs te verwerven. De procureur-generaal bij den Hoogen Raad deelde blijkens zijn gisteren gehouden conclusie in deze zaak de opvatting van den ambtenaar van het O. M. en sloot zich aan bij de kwaliteitizi Pb, aan bij de kwalificatie, dat „overmacht" in den zin van art. 40 W. van S. niet kon worden aangenomen Spr. concludeerde tot vernietiging van de kantonrechterlij ke uitspraak en tot veroordeeling van mr. van B. tot de aanvankelijke gerequireerde geldboete. Arrest 20 Maart. De Vrijwillige Jagers der Leidsohe Hoogeschool in het avondgevecht te Bautersem op 11 Augustus 1831. I. Het Leidsche Studentencorps maakt ach op om over eenige dagen zijn hon derdjarig bestaan te herdenken. 1 eerste Maart van het jaar 1839. aldus I -7™ ff'j in de door de heeren mr. L, D. Irank en h. B. Wiardi Beekman beschre- I df!t" schiedenrs van het Leidsche Stu- I im ,_corPs". uitgave S, C. van Doesburgh, I schn,B als de oprichtingsdatum be- Lóm Maar in werkelijkheid gaan aan I tenn a^um verschillende belangrijke fei- Iij hthrS en ook den eersten tijd daarna Ilmk nog Deel anders dan wij het Itiina nen' A'leen het groeiproces heeft II Mn halve eeuw geduurd. Niet uit de I ,L de geniale greep van één man en I iijJ^nblik is liet Corps ontstaan; zijn I e& levensvatbaarheid zijn gegrond I 'eit, dat de natuurlijke ontwikkeling I t,"e toestanden in de Leidsche studen- I enkü?r tot dezen vorm van studenten- «Weid heeft geleid I De eerste poging. ïj], .totote poging tot werkelijke eenheid üoMi 1 ^aar 06 Partijtwisten zijn I ton d en en v°or het onderlinge vech- I ty,r/r or|igroensenaten is geen andere hliteT" dan een begrijpelijke <o« j en dc gewoonte, die nu eenmaal I Vmen k">belde. fekj: nebben ook de politieke omstan- B Staten tVan dien tijd ertoe meegewerkt de tot aaneensluiting te brengen, om- de opeenvolgende regeeringen de studentenvrijheid en de oude voorrechten ernstig werden bedreigd. De ouije ontgroensenaten. Het eigenlijke werk der ontgroensenaten was den aankomenden nieuweling in de ge heimen van zijn nieuwen staat in te wij den. Er bestonden in dien tijd ongeveer tien, meestal met den minder officieelen naam van ..ontgroensenaten" of „partijen" aangeduid. Wie zich aan de zorgen van een Senaat toevertrouwde, moest eerst een groentijd ondergaan, die van vier tot acht weken duurde en vrij zwaar moet zijn ge weest, Wie niet buiten elk verband wilde blijven, diende zich bij een der senaten aan te sluiten. Maar als er nu eens een jaar minder liefhebbers waren en men vreesde voor te weinig leden en te weinig bijdragen voor de ontgroenpartij, dan ontstond er vanzelf tusschen de senaten een concur rentiestrijd. Er werden middelen uitge dacht om de groenen tot zich te trekken en zoo ontstond een ongewensohte toe stand. De begeerte deze zaak te regelen heeft er ook tot meegewerkt, dat de drie maohtigste ontgroensenaten „Intro Ubique", „Duce Mi- rerva" en „Amieitia" in het jaar 1799 een lichaam oprichtten, dat zij den naam gaven van „Collegium in Academia Lugduno Ba- tava Sunremum". Het was samengesteld uit de praesides en assessores van de drie Se naten en het zou de aankomende groenen bij loting onder de drie verdeelen en zoo aan de oude werfgewoonten een einde ma ken. Daarnaast heeft waarschijnlijk ook direct het plan bestaan zoo één centraal bestuur in de Leidsche studentenwereld te scheppen. Uit de brieven blijkt tenminste, dat het nieuwe Collegium alleen aan onder zijn toezicht geïnaugureerden studenten rechten toekende en dat hét zichzelf als de. vertegenwoordigtr van die studenten be schouwde. De andere senaten hadden blijk baar zoo weinig macht, dat met hen geen rekening behoefte te worden gehouden. Ei- bleven eohter nog velen buiten de senaten staan, zoodat deze eerste poging om tot eenheid te komen in het begin weinig succes had. Er ontstonden verscheidene oppositiepartijen, waarvan reeds in 1802 „Vis Unita Fortior" zeer machtig was. Zóó zelfs, dat het Collegium het geraden acht om te onderhandelen over aaneensluiting, welke eenheid eerst in 1815 tot stand komt. „V.U.F." neemt dan de plaats in van „Duce Minerva", dat bij gebrek aan leden is te gronde gegaan. De eendracht wordt even wel reeds na enkele maanden verbroken. Napoleon's legers bedreigen weer de grenzen en een deelvan de studenten vereenigde zich tot een compagnie, om aan den oorlog deel te nemen. Een andere groep bleef in Leiden en het was bierdoor, dat een nieuwe twist uitbrak; toen namelijk de strijdersin de Academiestad waren teruggekeerd, toon den ze duidelijk de groote minachting, die zij voor de thuisblijvers gevoelden. De anderen lieten zich ook niet onbetuigd en zoo beleefde Leiden, volgens de gewoonten van den tijd, hevige kloppartijen. De oud- strijders hadden de macht in de senaten in handen en hun tegenstanders scheidden zich af. zoodat er weer twee partijen tegen over elkaar stonden. De senaatsbesturen vormden weldra een exclusieve aristocratie; slechts enkele bevoorrechten konden erin worden opgenomen en de meerderheid der studenten bleef er buiten. In 1818 organi seerde de oppositie zich in het genootschap „Concordia", dat al spoedig zooveel macht kreeg, dat het Collegium gedwongen was toe te stemmen in de benoeming van een commissie uit beide partijen, die een „Grondwet" moest samenstellen. De wetten van 1818. Deze studentenwetten zijn ook werkelijk tot stand gekomen en regelden de macht van het Collegium en de senaten. Maar tevens werd een vertegenwoordiging in het leven geroepen, bestaande uit de voorzitters der vijf faculteiten en in deze praesides heeft het Collegium mededingers gekregen, die het niet meer de baas zal worden. De eenheid van de Leidsche studenten dateert van het jaar 1818; weliswaar was de juiste vorm nog niet gevonden, maar het besef, dat men te zamen één corporatie vormde, was levend. Het jaar 1839 zou een anderen vorm brengen, maar het zooi onjuist zijn te beweren, dat in 1839 werd „opgericht", wat, zij het ook zeer gebrekkig, reeds jarenlang bestond. Studenten organiseeren 3 Octobcrfeest. In 1823 namen de studenten een aar dig initiatief! De overheid had besloten, dat het feest ter eere van den 3den October dat jaar niet op den datum zelf zou worden gevierd. Maar de stu denten meenden, dat het niet toege staan kon worden, dat deze dag onop gemerkt voorbijging en zoo werd er op een algemeene convocatie besloten, de organisatie van het feest ter hand te nemen. Ondanks tegenwerking van hoogerhand werd het plan doorgezet voor de Sociëteit werd haring en wit tebrood uitgedeeld en 's avonds waren niet alleen „Mincrva", maar ook de stu dentenkamers geïllumineerd. Dit ge slaagde feest is ook in volgende jaren herhaald, o.a. in 1829. In 1830 werd uit de studenten een Com pagnie Jagers gevormd, die onder algemeen enthousiasme ter Tiendaagschen Veldtocht uittrok en een jaar later schitterend werd ingehaald. In de daarop volgende jaren neemt het aanzien van het Collegium gedurig af, het geen moet worden toegeschreven aan de samenhangende fouten van zelfgenoeg zaamheid en lakschheid. waarin de se- naatsgroep verviel en waardoor haar de leiding ontglipte. Het initiatief ging meer en meer uit van de praesides der faculteiten, die zich in 1834 constitueerden tot een nieuw lichaam. Goede verhouding tot de burgerij. De verhouding tot de burgerij wordt na 1830 steeds beter. Waar het de belangen van de Universiteit betrof, leefde Leiden mee; op een gewone Diesviering op den 8en Februari vlagde de geheele stad. De Com pagnie Jagers had van de „Leydsche Jof fers" veel bewondering ondervonden en „Sempre Crescendo", dat in 1831 is opge richt, helpt mee om den band tusschen stu denten en ingezetenen nauwer aan te halen. En als de oude Jagers van 1830 naar Leiden terugkeeren om daar een reünie te houden, staat er ook een dans partij op het programma, waarbij „sehoo- nen" de Sooiëteit betreden. De reünisten verwonderen zich er zeer over, dat de ver houding met de burgerij zoozeer is verbe terd. „Sempre" werkt nog op een andere manier voor de burgerij: door het Armen- concert tracht het iets voor de behoeftigen in Leiden te doen en ook op andere ma nieren doen de studenten veel aan liefda digheid In de .Minerva" van 1843 wordt de houding van de Leidsche burgerij ge roemd, in tegenstelling met het optreden van de Utrechtsche bevolking. Klachten over den groentijd. De misbruiken tijdens den groentijd geven aanleiding tot veel critiek en mede door de laksohe houding van het Collegium wordt de algemeene toestand onhoudbaar. De praeses van het Collegium Praesidium, Hartman Drabbe, roept ter bespreking van de woelingen op 29 October 1838 een alge meene vergadering bijeen en deze „convo catie" benoemt een commissie van tien leden, welke o.a. tot taak krijgt de wetten te onderzoeken en eventueele vergaderin gen voor te stellen, Reeds veertien dagen later brengt deze commissie een rapport uit, dat is samengesteld door Molewater en waarin hij tot de conclusie komt, dat er komen moest „één eenig vertegenwoordi gend en besturend lichaam, een Collegium, in waarheid Supremum". Natuurlijk zal ook de groentijd moeten veranderen; van de toekomstige bestuurders vraagt Molewater „dat zij nieuw-aangekomenen beschermen en op een waardige wijze in onze algemeene broederschap, in ons Studenten-Corps in lijven". Een gloeiende ovatie volgt op zijn schitterende rede, welke werd ditgesproken in het groot-auditorium en met slechts vijf stemmen tegen worden zijn conclusies aan vaard. Het was Molewater en den zijnen om eenheid te doen. Zij doen daarom al hun best de Senaatspartij niet af te stooten, doch ondanks alle concessies, weigert het oude Collegium eiken vorm van medewer king. Dan tasten Molewater c.s. krachtig J. B. Molewater, die een leidende rol heeft gespeeld bij de tot-stand- koming van het Corps in 1839. door; op 4 Februari wordt een commissie benoemd, die de oude besturen zal ont binden eri het nieuwe „Collegium Civitatis Aeademicae Lugduno Batavae Supremum" plechtig zal installeeren. Voorzitter dier commissie was de latere hoogleeraar Cobet. Op den eersten Maart is de vergadering gehouden, waarop de heer Cobet de hem opgedragen taak heeft uitgevoerd. De oude Senatenpartij zag zich gedwon gen een organisatie in te richten, die be halve de groentijdbepalingen, bijna geheel met die van haar tegenstanders overeen stemde. Het oude Collegium en de senaten werden door hun aanhangers zelf ontbon den en gingen op in een nieuw corps, dat zich „Vis Unita Fortior" noemde. De schei ding berusttte nu officieel alleen op het verschil van groentijdsvorm; de nieuwe partij had een „novitiaat" ingesteld. Maar eigenlijk stonden de tegenstanders van voor 1839 tegenover elkaar. Pas in 1846, toen de personen, die in 1839 den strijd hadden meegevochten, de Academie hadden verlaten, kon de eenheid van alle studenten werkelijk heid worden. Het nieuwe Collegium, dat een omvang had van niet minder dan 33 leden, was eigenlijk een rechtstreeksche voortzetting van het Collegium Praesidium. dat in feite de krachtbron vormde van de hervormings partij. Reeds eenige jaren later is het ge woonte. dat naast praeses. ab-actis, quaestor en de faculteitspraesides nog slechts een vier- tot zeital personen in het Collegium zittihg heeft totdat op 8 Febr. 1860 de toestand wordt in"croerd. welke nog heden ten dage bestoof r> dat het Col legium bestaat uit 5 ler'-r rechtstreeks door het Corps gekozen en niet meer een deel van hen middellijk door de facul teiten. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9