YSCOLA'S vraagt YSCOLA'S
Het a.s. Eeuwfeest van het
Leidsche Studentencorps
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 Februari 1939
Derde Blad
No. 24205
J9sie Jaargang
RECHTZAKEN
pe moordaanslag te Waddinxveen
Proefrit voor rijbewijs
niet op openbaren weg?
Grepen uit de geschiedenis
SIROOPER TOT 8 JAAR GEVANGENIS
STRAF VEROORDEELD.
De Rotterdamsche rechtbank heeft giste
ren vonis gewezen in de zaak van den 35-j.
landarbeider H. R., wonende te Waddinx
veen en den 39-j. landbouwer W. H., even
eens te Waddinxveen woonachtig. Beide
verdachten waren, gelijk bekend, in den
nacht van 5 October aan het stroopen ge
lest, waarbij zij door den rijksveldwach
ter C. v. d. Hoef waren opgemerkt. Deze had
berden aangeroepen en H. heeft toen den
veldwachter met een autolantaarn, welke
jli lichtbak diende, beschenen, terwijl R.
uiteen dubbelloops jachtgeweer op een af
tand van ongeveer anderhalven meter op
den rijksveldwachter had geschoten, waarbij
het schot hagel den rijksveldwachter in
den rechterbovenarm had getroffen. De
man was hevig bloedend blijven liggen.
Ongeveer twee uur later heeft een bakker
hem gevonden, waaraan het te danken is.
dat hij er het leven heeft afgebracht.
H. R. werd nu terzake van poging tot
doodslag veroordeeld tot acht jaar ge
vangenisstraf, terwijl W. H. werd vrij
gesproken, daar de rechtbank het ten
laste gelegde niet bewezen achtte.
HAAGSHE POLITIERECHTER.
Burenruzie.
Volgens de verdachte, een juffrouw uit
leiden, had de getuige zich niet behoorlijk
gedragen, doch de getuige zelf gaf dat
(Unpliment terug aan de verdachte.
Ei was dan ruzie in de buurt. De juffrouw
die nu verdachte was, zei last te hebben
van de kinderen van de getuige. Maar die
had last van de verdachte. Zoo werd het een
wederzijdsch verwijten, maar de juffrouw-
rerdachte scheen toch wel de lastigste te
rijn. want er waren over haar méér klach
ten ontvangen. De Officier vond reden om
r.u nog met een geldboete van f. 10.subs.
10 dagen hechtenis te volstaan; het vonnis
lerd dienovereenkomstig, nadat de Politie
rechter nog eens een goed sermoen tegen
rerdachte had gehouden.
De drank.
Wegens diefstal had een koopman uit
leiden zich te verantwoorden gehad, doch
de beslissing op het vonnis was aangehou
den voor een rapport. Dat was er nu, doch
de rapporteur zag er weinig heil in om het
met verdachte te probeeren, gezien het feit
dat de drank zulk een voorname rol in het
leven van verdachte speelt. De officier nam
die conclusie over en vorderde tegen ver
dachte een maand gevangenisstraf.
8765
tlngez. Mea.)
De verdachte wilde graag een voorwaar
delijke straf en de Politierechter bleek hier
toe nog bereid.
Hij legde twee maanden gevangenis
straf voorwaardelijk op met een proeftijd
van twee jaar, maar dan tevens een verbod
tot het gebruik van alcoholischen drank.
Oneenigheid.
De groentenhandelaar de W. uit War
mond had blijkbaar oneenigheid gehad met
een chauffeur uit Noordwijk: in ieder geval
de W, had de ruit van de auto ingeslagen.
Toen had de chauffeur zijn deel geleverd,
en de W. bij den keel gegrepen en aan zijn
haren getrokken.
Het eerstgenoemde ontkende de chauf
feur. die nu terecht stond, het andere feit
kon wel mogelijk zijn, doch dat kwam al
leen omdat de W, weigerde de ruit te be
talen.
De officier hield rekening met deze om
standigheden. toen hij f. 10 boete subs. 10
dagen hechtenis eischte.
De politierechter verminderde de boete
tot f. 5 subs. 5 dagen.
Diefstal.
D. S. uit Leiden, thans voor een ander
feit verblijvend in het Huis van Bewaring,
waar hij zeven maanden gevangenisstraf
moet uitzitten, had zich aan diefstal schul
dig gemaakt, waarvoor hij nu terecht stond.
Bij verstek was hij tot drie maanden ge
vangenisstraf veroordeeld, waarvan hij
thans in verzet kwam.
Er moesten eenige getuigen komen, doch
die waren niet verschenen. In verband hier
mede wilde de Officier de zaak aanhouden
om die getuigen alsnog te hooren.
De Politierechter besloot hiertoe.
Dronken gezondigd;
nuchter geboet.
Een visscher uit Katwijk aan Zee was
stevig dronken geweest en toen deed hij
dingen die dom waren, hij sloeg twee agen
ten. Toen de visscher werd gearresteerd,
ging dat niet zoo heel vlot.
De verdachte wist er niets meer van, zei
hij. De Officier was niet erg over verdachte
te spreken, ook omdat het rapport van de
pohtie niet heel gunstig was. Daarom vor
derde hij een maand gevangenisstraf.
De verdediger wees er op, dat verdachte
zich aan boord van de schepen altijd be
hoorlijk gedraagt, en ook financieel al
schade heeft omdat hij nu een reis heeft
moeten missen.
De Politierechter wilde verdachte nog een
kans geven en legde f.25.boete subs. 25
dagen hechtenis op.
Herrie in kantongerechtgebouw.
Een jongeman uit Leidschendam moest
als verdachte ter zitting van het kanton
gerecht te Leiden verschijnen. Hij gedroeg
zich wat onrustig en de veldwachter H. v.
d. Veen vond er aanleiding in om ver
dachte uit het gebouw te verwijderen. Toen
gaf de jongeman den veldwachter een
stomp in het gelaat, zoodat hij wegens
mishandeling nu terecht stond,
,,Ze hadden mü maar wat beter moeten
behandelen" vond verdachte doch de
politierechter zei dat aan het kantonge
recht in Leiden de menschen behoorlijk
worden behandeld en dat doet de veld
wachter ook.
De officier hield rekening met het feit
dat verdachte wat onevenwichtig is en
vorderde een maand gevangenisstraf voor
waardelijk. De politierechter veroordeelde
tot. f. 30 boete subs. 30 dager, hechtenis
voorwaardelijk met een proeftijd van een
,aar" niet hoopvol.
Een arbeider uit Alphen aan den Rijn
had in Zwammerdam gebedeld. Dat feit
was aanleiding geweest om hem bij ver
stek tot drie dagen hechtenis en opzending
naar de Rijkswerkinrichting voor den tijd
van een jaar te veroordeelen. Daarvan
kwam hij nu In verzet maar de Officier
zag geen reden om wijziging in het vonnis
te brengen. De Politierechter las over ver
dachte echter weinig goeds; hij was in
Zwammerdam toen een juffrouw daar een
portemonnaie vermiste, waarbij dc oolitie
er het hare van dacht, voorts rijdt ver
dachte auto zonder te betalen, enz. Heel
erg hoopvol is de zaak dus niet, maar de
Politierechter wilde het toch nog probee
ren. Hij legde drie dagen hechtenis en twee
jaar opzending naar de Rijkswerkinrich
ting op, doch voorwaardelijk met een
proeftijd van drie jaar, en verder verboden
om auto te rijden, drank te gebruiken, in
café's te komen, en met verkeerde vrien
den om te gaan.
voorzichtig rijden eischte spr. een geld
boete van f. 10 subs. 6 dagen hechtenis. De
Kantonrechter sprak verdachte voor het
eerste feit vrij en veroordeelde hem voor
het tweede tot een geldboete van f. 10 sub-
sidair 5 dagen hechtenis.
KANTONGERECHT TE HAARLEM.
Onvoorzichtig gereden.
Voor den Kantonrechter moest terecht
staan een inwoner van Alphen aan den
Rijn, wien ten laste was gelegd, dat hij met
zijn bestelauto op den Leimuiderdijk on
voorzichtig heeft gereden en in aanrijding
is gekomen met een motorrijwiel bestuurd
door den heer A. V. die zijn arm en zijn
been had gebroken. De ambtenaar van het
OM. achtte de schuld niet bewezen en
eischte vrijspraak. Ten aanzien van het on
IIAAGSCHE POLITIERECHTER.
Steun-perikelen.
Een kleermaker uit Leiden had bij den
dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon
niet precies de waarheid verteld, en als ge
volg hiervan had hij f2 teveel ontvangen.
Als getuige vertelde de ambtenaar G.
Splinter uit Leiden over het geval, naar
aanleiding waarvan de Politierechter aan
merking maakte op het feit dat verdachte
geen verklaring behoefde te teekenen,
doch met het plaatsen van een stempel kon
volstaan.
In verband met deze omstandigheden,
vorderde de Officier een week gevangenis
straf voorwaardelijk. De Politierechter ver
oordeelde tot een maand gevangenisstraf
voorwaardelijk met een proeftijd van twee
jaar.
Belecdigd.
Tegen een aannemer uit Alphen aan den
Rijn had een arbeider uit die gemeente on
vriendelijke woorden gezegd, die beleedi-
gend waren.
Er volgde een aanklacht, zoodat de ar
beider terecht moest staan, doch hij ver
scheen met.
De politierechter veroordeelde hem tot
f. 10.boete subs. 10 dagen hechtenis, na
dat de Officier ook deze straf had geëischt.
De èèn schold, de ander sloeg.
Volgens den verdachte had de getuige ge
scholden, en volgens den getuige had de
verdachte geslagen
Beide dingen zijn fout. maar alleen de
man die sloeg stond terecht. Evenals de ge
tuige was hij afkomstig uit Leidschendam.
De Officier vond dat ook de getuige wel een
beetje aanleiding had gegeven tot het op
treden van verdachte, en daarom vorderde
hij f. 10.subs. 10 dagen hechtenis.
De Politierechter veroordeelde conform
dezen eisch.
tot een geldboete van 20 gulden, subs. 10 da
gen hechtenis (de eisch was tien gulden
boete, subs. 5 dagen hechtenis).
De gewezen boekhouder, de 35-jarige H.
ten H. uit Maartensdijk, die den diefstal
had uitgelokt, werd veroordeeld tot een
geldboete van 100 gulden, subs. 50 dagen
hechtenis. De eisch was 50 gulden boete,
subs. 25 dagen hechtenis.
De beide ingestelde civiele vorderingen
werden afgewezen.
DE BRIEVENDIEFSTAL OP HET
HOOFDKWARTIER DER N.S.B.
De Utrechtsche politierechter, mr Plugge,
deed gistermiddag uitspraak inzake den
diefstal van brieven op het hoofdkwartier
der NB B. te Utrecht.
De 21-jarige kantoorbediende S. uit Bum-
nik, die de brieven stal, werd veroordeeld
CANDIDAAT-MOTORRIJDER DIENT OP
PARTICULIER TERREIN TE RIJDEN.
De kantonrechter te Utrecht heeft 18
November j.l. een advocaat, die voor het
verkrijgen van een rijbewijs als motor
rijwielbestuurder op den openbaren weg te
Bunnik een proefrit had gemaakt, toen hij
derhalve nog niet in het bezit van dat rij
bewijs was, ontslagen van rechtsvervolging.
Dc ambtenaar van het Openbaar Mi
nisterie evenwel, die f. 4 boete had gevor
derd, stelde beroep in cassatie in, aange
zien hij van oordeel was, dat de kanton
rechter ten onrechte had aangenomen,
dat er voor den candidaat-motorrijwiel-
bestuurder geen andere mogelijkheid
bestond om zich behoorlijk voor te bereiden
tot het afleggen van den wettelijk voor
geschreven proefrit, dan door te handelen
gelijk hij deed, n.l. door zonder rijbewijs
over den openbaren weg te rijden. Naar
zijn meening had de betrokkene zich ook
op een particulier terrein kunnen oefenen,
terwijl noch van een wettelijke verplich
ting. noch van een overwegend maatschap-
oelijk belang zou zijn gebleken, waardoor
mr. van B. gedwongen zou zijn geweest,
desnoods met overtreding van wettelijke
voorschriften, een rijbewijs te verwerven.
De procureur-generaal bij den Hoogen
Raad deelde blijkens zijn gisteren gehouden
conclusie in deze zaak de opvatting van
den ambtenaar van het O. M. en sloot zich
aan bij de kwaliteitizi Pb,
aan bij de kwalificatie, dat „overmacht" in
den zin van art. 40 W. van S. niet kon
worden aangenomen Spr. concludeerde
tot vernietiging van de kantonrechterlij ke
uitspraak en tot veroordeeling van mr.
van B. tot de aanvankelijke gerequireerde
geldboete.
Arrest 20 Maart.
De Vrijwillige Jagers der Leidsohe Hoogeschool in het avondgevecht te
Bautersem op 11 Augustus 1831.
I.
Het Leidsche Studentencorps maakt
ach op om over eenige dagen zijn hon
derdjarig bestaan te herdenken.
1 eerste Maart van het jaar 1839. aldus
I -7™ ff'j in de door de heeren mr. L, D.
Irank en h. B. Wiardi Beekman beschre-
I df!t" schiedenrs van het Leidsche Stu-
I im ,_corPs". uitgave S, C. van Doesburgh,
I schn,B als de oprichtingsdatum be-
Lóm Maar in werkelijkheid gaan aan
I tenn a^um verschillende belangrijke fei-
Iij hthrS en ook den eersten tijd daarna
Ilmk nog Deel anders dan wij het
Itiina nen' A'leen het groeiproces heeft
II Mn halve eeuw geduurd. Niet uit de
I ,L de geniale greep van één man en
I iijJ^nblik is liet Corps ontstaan; zijn
I e& levensvatbaarheid zijn gegrond
I 'eit, dat de natuurlijke ontwikkeling
I t,"e toestanden in de Leidsche studen-
I enkü?r tot dezen vorm van studenten-
«Weid heeft geleid
I De eerste poging.
ïj], .totote poging tot werkelijke eenheid
üoMi 1 ^aar 06 Partijtwisten zijn
I ton d en en v°or het onderlinge vech-
I ty,r/r or|igroensenaten is geen andere
hliteT" dan een begrijpelijke
<o« j en dc gewoonte, die nu eenmaal
I Vmen k">belde.
fekj: nebben ook de politieke omstan-
B Staten tVan dien tijd ertoe meegewerkt de
tot aaneensluiting te brengen, om-
de opeenvolgende regeeringen de
studentenvrijheid en de oude voorrechten
ernstig werden bedreigd.
De ouije ontgroensenaten.
Het eigenlijke werk der ontgroensenaten
was den aankomenden nieuweling in de ge
heimen van zijn nieuwen staat in te wij
den. Er bestonden in dien tijd ongeveer
tien, meestal met den minder officieelen
naam van ..ontgroensenaten" of „partijen"
aangeduid. Wie zich aan de zorgen van een
Senaat toevertrouwde, moest eerst een
groentijd ondergaan, die van vier tot acht
weken duurde en vrij zwaar moet zijn ge
weest, Wie niet buiten elk verband wilde
blijven, diende zich bij een der senaten aan
te sluiten. Maar als er nu eens een jaar
minder liefhebbers waren en men vreesde
voor te weinig leden en te weinig bijdragen
voor de ontgroenpartij, dan ontstond er
vanzelf tusschen de senaten een concur
rentiestrijd. Er werden middelen uitge
dacht om de groenen tot zich te trekken
en zoo ontstond een ongewensohte toe
stand.
De begeerte deze zaak te regelen heeft er
ook tot meegewerkt, dat de drie maohtigste
ontgroensenaten „Intro Ubique", „Duce Mi-
rerva" en „Amieitia" in het jaar 1799 een
lichaam oprichtten, dat zij den naam gaven
van „Collegium in Academia Lugduno Ba-
tava Sunremum". Het was samengesteld uit
de praesides en assessores van de drie Se
naten en het zou de aankomende groenen
bij loting onder de drie verdeelen en zoo
aan de oude werfgewoonten een einde ma
ken. Daarnaast heeft waarschijnlijk ook
direct het plan bestaan zoo één centraal
bestuur in de Leidsche studentenwereld te
scheppen. Uit de brieven blijkt tenminste,
dat het nieuwe Collegium alleen aan onder
zijn toezicht geïnaugureerden studenten
rechten toekende en dat hét zichzelf als de.
vertegenwoordigtr van die studenten be
schouwde. De andere senaten hadden blijk
baar zoo weinig macht, dat met hen geen
rekening behoefte te worden gehouden. Ei-
bleven eohter nog velen buiten de senaten
staan, zoodat deze eerste poging om tot
eenheid te komen in het begin weinig
succes had. Er ontstonden verscheidene
oppositiepartijen, waarvan reeds in 1802
„Vis Unita Fortior" zeer machtig was. Zóó
zelfs, dat het Collegium het geraden acht
om te onderhandelen over aaneensluiting,
welke eenheid eerst in 1815 tot stand komt.
„V.U.F." neemt dan de plaats in van „Duce
Minerva", dat bij gebrek aan leden is te
gronde gegaan. De eendracht wordt even
wel reeds na enkele maanden verbroken.
Napoleon's legers bedreigen weer de grenzen
en een deelvan de studenten vereenigde
zich tot een compagnie, om aan den oorlog
deel te nemen. Een andere groep bleef in
Leiden en het was bierdoor, dat een nieuwe
twist uitbrak; toen namelijk de strijdersin
de Academiestad waren teruggekeerd, toon
den ze duidelijk de groote minachting, die
zij voor de thuisblijvers gevoelden. De
anderen lieten zich ook niet onbetuigd en
zoo beleefde Leiden, volgens de gewoonten
van den tijd, hevige kloppartijen. De oud-
strijders hadden de macht in de senaten in
handen en hun tegenstanders scheidden
zich af. zoodat er weer twee partijen tegen
over elkaar stonden. De senaatsbesturen
vormden weldra een exclusieve aristocratie;
slechts enkele bevoorrechten konden erin
worden opgenomen en de meerderheid der
studenten bleef er buiten. In 1818 organi
seerde de oppositie zich in het genootschap
„Concordia", dat al spoedig zooveel macht
kreeg, dat het Collegium gedwongen was
toe te stemmen in de benoeming van een
commissie uit beide partijen, die een
„Grondwet" moest samenstellen.
De wetten van 1818.
Deze studentenwetten zijn ook werkelijk
tot stand gekomen en regelden de macht
van het Collegium en de senaten. Maar
tevens werd een vertegenwoordiging in het
leven geroepen, bestaande uit de voorzitters
der vijf faculteiten en in deze praesides
heeft het Collegium mededingers gekregen,
die het niet meer de baas zal worden. De
eenheid van de Leidsche studenten dateert
van het jaar 1818; weliswaar was de juiste
vorm nog niet gevonden, maar het besef,
dat men te zamen één corporatie vormde,
was levend. Het jaar 1839 zou een anderen
vorm brengen, maar het zooi onjuist zijn te
beweren, dat in 1839 werd „opgericht", wat,
zij het ook zeer gebrekkig, reeds jarenlang
bestond.
Studenten organiseeren
3 Octobcrfeest.
In 1823 namen de studenten een aar
dig initiatief! De overheid had besloten,
dat het feest ter eere van den 3den
October dat jaar niet op den datum
zelf zou worden gevierd. Maar de stu
denten meenden, dat het niet toege
staan kon worden, dat deze dag onop
gemerkt voorbijging en zoo werd er op
een algemeene convocatie besloten, de
organisatie van het feest ter hand te
nemen. Ondanks tegenwerking van
hoogerhand werd het plan doorgezet
voor de Sociëteit werd haring en wit
tebrood uitgedeeld en 's avonds waren
niet alleen „Mincrva", maar ook de stu
dentenkamers geïllumineerd. Dit ge
slaagde feest is ook in volgende jaren
herhaald, o.a. in 1829.
In 1830 werd uit de studenten een Com
pagnie Jagers gevormd, die onder algemeen
enthousiasme ter Tiendaagschen Veldtocht
uittrok en een jaar later schitterend werd
ingehaald.
In de daarop volgende jaren neemt het
aanzien van het Collegium gedurig af, het
geen moet worden toegeschreven aan de
samenhangende fouten van zelfgenoeg
zaamheid en lakschheid. waarin de se-
naatsgroep verviel en waardoor haar de
leiding ontglipte. Het initiatief ging meer en
meer uit van de praesides der faculteiten,
die zich in 1834 constitueerden tot een
nieuw lichaam.
Goede verhouding tot de
burgerij.
De verhouding tot de burgerij wordt na
1830 steeds beter. Waar het de belangen
van de Universiteit betrof, leefde Leiden
mee; op een gewone Diesviering op den 8en
Februari vlagde de geheele stad. De Com
pagnie Jagers had van de „Leydsche Jof
fers" veel bewondering ondervonden en
„Sempre Crescendo", dat in 1831 is opge
richt, helpt mee om den band tusschen stu
denten en ingezetenen nauwer aan te
halen. En als de oude Jagers van 1830
naar Leiden terugkeeren om daar een
reünie te houden, staat er ook een dans
partij op het programma, waarbij „sehoo-
nen" de Sooiëteit betreden. De reünisten
verwonderen zich er zeer over, dat de ver
houding met de burgerij zoozeer is verbe
terd. „Sempre" werkt nog op een andere
manier voor de burgerij: door het Armen-
concert tracht het iets voor de behoeftigen
in Leiden te doen en ook op andere ma
nieren doen de studenten veel aan liefda
digheid In de .Minerva" van 1843 wordt
de houding van de Leidsche burgerij ge
roemd, in tegenstelling met het optreden
van de Utrechtsche bevolking.
Klachten over den groentijd.
De misbruiken tijdens den groentijd geven
aanleiding tot veel critiek en mede door de
laksohe houding van het Collegium wordt
de algemeene toestand onhoudbaar. De
praeses van het Collegium Praesidium,
Hartman Drabbe, roept ter bespreking van
de woelingen op 29 October 1838 een alge
meene vergadering bijeen en deze „convo
catie" benoemt een commissie van tien
leden, welke o.a. tot taak krijgt de wetten
te onderzoeken en eventueele vergaderin
gen voor te stellen, Reeds veertien dagen
later brengt deze commissie een rapport
uit, dat is samengesteld door Molewater en
waarin hij tot de conclusie komt, dat er
komen moest „één eenig vertegenwoordi
gend en besturend lichaam, een Collegium,
in waarheid Supremum". Natuurlijk zal ook
de groentijd moeten veranderen; van de
toekomstige bestuurders vraagt Molewater
„dat zij nieuw-aangekomenen beschermen
en op een waardige wijze in onze algemeene
broederschap, in ons Studenten-Corps in
lijven". Een gloeiende ovatie volgt op zijn
schitterende rede, welke werd ditgesproken
in het groot-auditorium en met slechts vijf
stemmen tegen worden zijn conclusies aan
vaard. Het was Molewater en den zijnen om
eenheid te doen. Zij doen daarom al hun
best de Senaatspartij niet af te stooten,
doch ondanks alle concessies, weigert het
oude Collegium eiken vorm van medewer
king. Dan tasten Molewater c.s. krachtig
J. B. Molewater, die een leidende rol
heeft gespeeld bij de tot-stand-
koming van het Corps in 1839.
door; op 4 Februari wordt een commissie
benoemd, die de oude besturen zal ont
binden eri het nieuwe „Collegium Civitatis
Aeademicae Lugduno Batavae Supremum"
plechtig zal installeeren. Voorzitter dier
commissie was de latere hoogleeraar Cobet.
Op den eersten Maart is de vergadering
gehouden, waarop de heer Cobet de hem
opgedragen taak heeft uitgevoerd.
De oude Senatenpartij zag zich gedwon
gen een organisatie in te richten, die be
halve de groentijdbepalingen, bijna geheel
met die van haar tegenstanders overeen
stemde. Het oude Collegium en de senaten
werden door hun aanhangers zelf ontbon
den en gingen op in een nieuw corps, dat
zich „Vis Unita Fortior" noemde. De schei
ding berusttte nu officieel alleen op het
verschil van groentijdsvorm; de nieuwe
partij had een „novitiaat" ingesteld. Maar
eigenlijk stonden de tegenstanders van
voor 1839 tegenover elkaar.
Pas in 1846, toen de personen, die in
1839 den strijd hadden meegevochten,
de Academie hadden verlaten, kon de
eenheid van alle studenten werkelijk
heid worden.
Het nieuwe Collegium, dat een omvang
had van niet minder dan 33 leden, was
eigenlijk een rechtstreeksche voortzetting
van het Collegium Praesidium. dat in feite
de krachtbron vormde van de hervormings
partij. Reeds eenige jaren later is het ge
woonte. dat naast praeses. ab-actis,
quaestor en de faculteitspraesides nog
slechts een vier- tot zeital personen in het
Collegium zittihg heeft totdat op 8 Febr.
1860 de toestand wordt in"croerd. welke nog
heden ten dage bestoof r> dat het Col
legium bestaat uit 5 ler'-r rechtstreeks
door het Corps gekozen en niet meer een
deel van hen middellijk door de facul
teiten.
(Wordt vervolgd)