Uit den Leidschen Raad
Ons contact met Zuid-Afrika
PUROL in huis!
Mag een tandarts lachgas
gebruiken
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 14 Februari 1939
Derde Blad No. 24199
79ste Jaargang
Prof. dr. H. J. Lam over zijn reis naar de Unie
en Madagascar
Arbeidsovereenkomsten-reglement aangenomen
Een principieele kwestie
„Hij, die verre reizen dost, kan véél ver
halen," Dit mochten wij opnieuw ervaren
tijdens een onderhoud, dat prof, dr. H. J.
Lam, hoogleeraar in de systematische
plantkunde en Plantengeografie en direc
teur van het Rijksherbarium te Leiden, ons
lil zijn werkkamer toestond
Prof. Dr. H. J. Lam,
naar een teekening van den heer
H. Kamerlingh Onnes,
Wij hadden prof. Lam, die onlangs te
ruggekeerd is van een halfjaarlljksche reis
naar Zuid-Afrika, Reunion en Madagascar,
verzocht ons het een en ander van zijn
ervaringen te willen vertellen en volgaar
ne stemde deze hierin toe.
Gelijk bekend worden in den laatsten
tijd de banden tussehen ons land en de
linie van Zuid-Afrika op velerlei ge
bied nauwer aangehaald. Prof. Lam en
zijn assistent de heer Meeuse maakten
deel uit van een gezelschap van 16 Ne-
derlandsche biologen, w.o. 6 hoogleera
ren, wier opdracht het was in Afrika
kennis te nemen van het wetenschap
pelijk werk op biologisch gebied, con
tact te zoeken met collega's en weten
schappelijke werkers en door middel
van lezingen als anderszins te vertel
len van hun eigen arbeid.
Deze excursie droeg een semi-officieel
karakter, gelijk moge blijken uit den steun
van de Nederlandsche Regeering, de be
langstelling van dr. H. D. van Broekhui
zen. gezant in Nederland van de Unie van
Zuid-Afrika, van onzen gezant te Kaap
stad jhr. W. F. van Lennep en van de
Zuid-Afrikaansche Regeering, wier toen
malige minister van Onderwijs, de heer J.
H Hofmeyer het gezelschap te Kaapstad
verwelkomde. Ook de eerste minister van
Zuid-Afrika generaal J. B. M. Hertzog en
de minister van Justitie generaal J. C.
Smuts, gaven blijk van hun interesse voor
deze excursie. De toumée was geregeld
door een Comité van Voorbereiding onder
leiding van onzen gezant, terwijl de prac-
tische uitvoering daarvan berustte bij mej.
dr. M. G. Mes te Pretoria, prof. dr. L. Ver-
woerd uit Stellenbosch en prof. dr. C. J.
v. d. Horst uit Johannesburg.
„Heeft deze excursie aan haar doel be
antwoord?" is onze eerste vraag aan prof.
Lam.
„Stellig, Wij hebben een even nuttig als
aangenaam contact gevonden met alle
universiteiten, nj. die te Kaapstad, Stel
lenbosch. Pretoria, Johannesburg en de
„Universiteit van Zuid-Afrika", welke
laatste een vijftal in de Unie verspreide
„Universiteitscolleges" omvat. Voorts na
men wij kennis van het werk, dat geschiedt
op de proefstations en de instellingen voor
toegepast wetenschappelijk onderzoek."
„Welke is uw indruk hierover, in verge
lijking tot hetgeen in Holland op dit ge
bied geschiedt?"
„Er wordt op de Zuid-Afrikaansche
Universiteiten in de botanische vakken
weinig wetenschappelijk werk geleverd.
Het onderzoek staat sterk achter bij
het onderwijs, is door gebrek aan tijd
van de docenten incidenteel en oppor
tuun, niet gecoördineerd en niet funda
menteel. De Z.-Afrikaansche Universi
teiten zijn daardoor in het geheel ge
nomen meer „vakscholen" dan bij ons.
Hierin schuUt zeker een gevaar voor
de toekomst, omdat de jonge menschen
die er studeeren. éénmaal zelf de lei
ding zullen hebben, zonder vervuld tc
rijn van wat wij hel ideaal van een
universitaire opleiding achten. Het spe
ciale onderwijs in de systematische
Plantkunde is er zeer elementair en
wordt meestal aan dames toevertrouwd,
waarmee ik natuurlijk geenszins zeggen
wil, dat het niet veelal op uitstekende
wijze wordt gegeven.
Staan dus m.i. de Zuid-Afrikaansche
Universiteiten (als geheel gezien) nog niet
°P het peil van de Europeesche, met de
Proefstations, b.v. het beroemde veeartse-
nükundig instituut te Onderstepoort bij
Pretoria, de landbouwschool Grootfontein
mi Middelburg en de Division of Plant In
dustry te Pretoria, is zulks in het geheel
met het geval. Daar wordt zeer gedetail
leerd en verfijnd werk volgens moderne
methoden geleverd. Verheugend is daarbij
de niet zelden voortreffelijke samenwer
kt tussehen jonge Engelschen en jonge
hrrlkaners.
Juist omdat aan den onderbouw van
het toegepast wetenschappelijk werk
de breede basis van gecoördineerd fun
damentcel universitair onderzoek ont
breekt, zal intensief contact met Euro
pa en Amerika zeker niet gemist kun
nen worden. Dat wij Nederlanders
hierbij speciaal denken aan contact
met Nederland, is begrijpelijk. Laten
wij hopen, dat Nederland ook hierin
een hem waardige rol zal spelen ten
bate van Z,-Afrika en van ons eigen
land."
„Is de drang tot het zoeken van con
tact ook in andere kringen merkbaar?"
„De ruimer denkende Afrikaner ziet het
nut daarvan in hooge mate in. Hij wenscht
zich te verdiepen in het „levende Neder
land", gelijk wij belang stellen in het
levende Zuid-Afrika. In enkele kringen be
staat echter helaas nog een zekere neiging
tot een zelfgenoegzaam isolement. Het is
duidelijk, dat deze menschen, die zich over
geven aan een kritieklooze verheerlijking
van eigen 'ras en land den vooruitgang van
hun land belemmeren. Zou Z.-Afrika door
hen geleid worden, dan zou het naar mijn
overtuiging, niet mee kunnen met het
tempo van dezen tijd. Er is echter In deze,
dunkt mij, geen reden voor een somber
toekomstbeeld. Integendeel, er zijn geluk
kig vele jonge Afrikaners, die buiten hun
land studeerden of op andere wijze met
het buitenland in contact staan en die een
aangenamen en frisschen indruk maken
door hun energie en ruime opvattingen,
hun openstaan voor eerlijke critiek en hun
modernen geest.
Mijn indruk is, dat aUe Zuid-Afrika
ners zóó zullen moeten worden om zich
in den concurrentiestrijd met de an
dere volken te kunnen handhaven. Be
grijpelijkerwijs vergeet men wel eens,
dat Z.-Afrika economisch op Engeland
drijft. Het is misschien voor Afrikaan-
sche ooren niet altijd prettig dit te hoo-
ren de Boercn-oorlog is nog te kort
geleden maar het is de werkelijk
heid. Besef van deze werkelijkheid is
het middel vinden om Z.-Afrika op de
meest nationale wijze te dienen. Dit
geldt natuurlijk buiten alle verband van
ras en taal om. dus zoowel van En-
gelsch- als van Afrikaansch-spreken-
den.
Wanneer ik mij hier eenigszins heb la
ten gaan en woorden van critiek heb ge
uit, zijn deze in overeenstemming met mijn
meening, dat de critiek uit Holland wel
willend en opbouwend moet zijn. Zij moet
een basis vormen voor een verder contact,
want er zijn talrijke problemen, die ge
meenschappelijk onder het oog gezien
kunnen worden.
Daarom zou het goed zijn, indien ook
Nederlandsche intellectueelen zich in
Zuid-Afrika kwamen vestigen en het is
te hopen, dat de Z.-Afrikaansche Re-
geering hun niet al te veel moeilijkhe
den in den weg zal leggen.
„Hebben deze sinds de invoering der
strengere emigratiebepalingen in Zuid-
Afrika nog wel een kans?" zoo was onze
vraag.
„Ongetwijfeld. In tegenstelling tot hand
werkslieden, enz. die tot 1937 onmiddellijk
een positie konden verkrijgen, doch voor
wie dit thans absoluut uitgesloten is, heb
ben jonge intellectueelen met durf, aan
passingsvermogen en eenig kapitaal, kans
van slagen. Men moet het echter drie jaar
op eigen kosten kunnen uithouden. Eerst
dan kan men genaturaliseerd worden
van vele gestudeerden eischt men ook een
Afrikaansch M. Sc. diploma en voor een
functie in aanmerking komen, b.v. voor
biologen een positie als assistent aan een
Universiteit, Proefstation, Museum enz. De
kansen lijken mij dan lang niet kwaad.
Met nadruk zij er echter op gewezen, dat
slechts de beste elementen onzer intellec-
tueele landgenooten zich in Zuid-Afrika
dienen te vestigen. Helaas zijn de Neder
landers vroeger niet steeds een succes ge
weest, evenals zulks een 50 jaar geleden
het geval was met hen, die naar Ned.-
Indië gingen. Die fout mag zich niet her
halen
Het spreekt vanzelf, dat wanneer men
een ganschen avond bij prof. Lam op be
zoek Is, een serie interessante problemen
ter sprake komt. Helaas kunnen wij er
slechts enkele van aanstippen.
Zoo was het b.v. in dezen tijd, waarin
van Duitsche zijde het vraagstuk der terug
gave van koloniën actueel is geworden,
van belang te vernemen, hoe prof. Lam.
die van Hamburg uit met een der booten
van de Deutsche Afrikalinien reisde, 4 da
gen in het v.m. Duitsch Zuid-West-Afrika
ithans mandaat van de Unie) vertoefde.
Hij was getroffen door de hartelijke ont
vangst, die hem ten deel viel van de zijde
der „Deutsche Höhere Regierungsschule"
(een soort H.B.S. met Internaat) te Swa-
kopmund, in welke stad de geheele bevol
king tot zelfs de negers toe Duitsch spre
ken. Op het postkantoor kon hij ook met
Hollandsch terecht: in het algemeen is
zulks in meerdere of mindere mate moge
lijk in het gansche zuidelijke gedeelte van
Afrika, van de grens van Angola tot aan
de grens van Mozambique en tot en met
c!e Belgische Congo toe. De hoofdstad
Windhoek vormt het middelpunt van de
actie om het land weer bij Duitschland
terug te krijgen, doch ook van de Afrika
ners, om het te behouden. Een felle strijd
wordt thans over dit probleem door mid
del van redevoeringen, courantenartikelen,
enz. gevoerd.
„Waarom was uw eerste doel eigenlijk
Swakopmund?"
„Het is daar langs de kust een merk
waardig gebied en het droogste stuk van
Zuid-Afrika. Er valt practisch géén regen
toen wij er kwamen, had het er in 4
jaar niet geregend doch wel heerscht
er een sterke dauw: van één dak kan men
's morgens hierdoor wel tot 40 L. water op
vangen. Het landschap is er bijzonder
mooi: de woestijnflora munt uit door bij
zondere planten, o a. de beroemde „Wel-
witschia", een „levend fossiel", verwant
aan de coniferen, dat eigenlijk uitgestor
ven behoorde te zijn, doch a.h.w. vergeten
is. Deze wordt streng beschermd, doch wij
hebben er eemge zaden van medegenomen
en hopen deze in den Leidschen Hortus te
kweeken. Er zijn in ons land reeds eenige
geslaagde proeven mede genomen, o.a. in
Groningen en in Wageningen.
In Kaapstad begon de eigenlijke excur
sie over het Kaapschiereiland met zijn
flora, die eenig op de wereld is (o.a. de
beroemde tuin van Kirstenbosch. onder lei
ding van prof. Compton). Wij trokken
daarna door de „Groote Karroo", een droge
hoogvlakte, waar de schapenteelt vrijwel
het eenige middel van bestaan is. Toch
zijn er in de droogste stukken 1 a 11'i H A.
land noodig om eén schaap te voeden en
op sommige plaatsen heeft men zich van
water onafhankelijk gemaakt door het
aanplanten van de doomlooze vijgcactus
(Opuntiai als schapenvoeder. Men ziet ver
der tot zijn verbazing in Z -Afrika honder
den kilometers hekken. Wij hebben daar
van hier heusch niet het monopolie! Ge
deeltelijk dienen zij om het vee „binnen
de perken" te houden, maar ook om de
jakhalzen er buiten te houden. Steeds meer
brengt men „jackal-proof fences" aan.
Overigens is de gedoomde vijgcactus in
sommige streken, b.v. bij Grahamsstad een
ware plaag, die men, niet zonder succes,
bestrijdt met behulp van een uit Australië
ingevoerd parasietisch insect (Cactoblas-
tus).
Van de Karroo werd de „Tuin-route" ge
volgd, langs de Zuidkust naar Port Elisa
beth. Hier bevinden zich de resten van een
boschgebied, waar steeds evenveel regen
valt, in tegenstelling tot het Westelijk deel
van het Kaapgebied, waar winterregens en
tot het Oostelijk deel van de Unie, waar
zomerregens vallen. -
Hier worden bij het proefstation Deep-
walls proeven genomen met natuurlijke
herbebossching. Over groote stukken is n.l.
de oorspronkelijke vegetatie van Z.-Afrika
volkomen verdwenen. Het gevolg daarvan
is. dat Zuid-Afrika met zijn toenemende
industrie en bevolking een groot tekort aan
mijn-, industrie- en brandhout aanwijst.
Nu zijn er twee stroomingen, die dit pro
bleem verschillend willen oplossen. De
meeningen staan fel men zou zeggen:
onnoodig lel tegenover elkaar: die van
het boschwezen propageert een bevordering
van de oorspronkelijke flora door middel
van bescherming van het aanwezige bosch
en het aanplanten van inheemsche hoo
rnen. Een bezwaar van deze methode is,
dat zij langzaam gaat, maar zij geeft het
mooiste hout (speciaal waardevol voor
meubels). De andere partij is voorstand
ster van de snellere methode: het aan
planten van exotische boomen. Eucalyptus,
Zuid-Europeesche coniferen en Australi
sche „wattles" (Acacia), die o.a. om hun
looibast gebruikt worden. De laatste me
thode word t toegejuicht door dr. Pole
Evans den bekwamen directeur van de Di
vision' of Plant Industry te Pretoria. Mijn
persoonlijke overtuiging is, dat beide me
thodes vereenigbaar zijn en dat beide moe
ten worden toegepast, en zoo is het ook
in de practijk.
(Slot volgt).
Bij Brand- en Snijwonden, Pijnlijke Kloven,
Ruwe handen en Schrale huis.
8379
(Ingez. MedJ
Na precies een uur wordt de openbare
zitting heropend en wordt overgegaan tot
de benoemingen.
Ie, Benoeming van een lid van de Com
missie van Fabricage (vacature: J. Wil
brink).
Benoemd wordt de heer D. v. d. Kwaak
met 31 stemmen en 1 stem op den heer v.
Rosmalen.
2e. Benoeming van een lid van de Com
missie voor den Markt- en Havendienst
(vacature: J. Wilbrinki.
Benoemd wordt de heer J. A. v. d. Rey-
den eveneens met 31 stemmen en 1 stem
op den heer van Rosmalen.
3e. Benoeming van een lid van de Com
missie voor de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electricteit (vacature: J. Wilbrink).
Benoemd wordt de heer H. M. de Reede
met 31 stemmen en 1 stem op den heer v
d. Kwaak
4e. Benoeming van een tijdelijk leeraar
in het teekenen aan het Gymnasium
(20)
Benoemd wordt nr. 1 der voordracht, de
heer H. A. Gerretsen te 'sGravenhage met
29 stemmen en 3 stemmen op een niet-
voorgedragene, den heer Leeflang.
5e. Voorstel inzake het aangaan van kas-
geldlceningen gedurende het 2e kwartaal
1939.
(21)
Z. h. st. goedgekeurd.
6e. Voorstel inzake de vaststelling van
het bedrag der verpleegkosten van armlas
tige patiënten in het Academisch Zieken
huis door arbiters,
(22)
Z. h. s. goedgekeurd
De burgemeester is inmiddels weer ter
vergadering verschenen en heeft het pre
sidium overgenomen.
Voorstel
a. tot het verkoopen van perceelen grond
aan de Houtlaan, kadastraal bekend ge
meente Leiden. Sectie P Nis 1041 (ged en
2229 iged. aan de N.V. Exploitatie Crediet
en Administratie Maatschappij „Uitgebreid
Bezit", q.q. te Leiden;
b. tot het aangaan van een overeenkomst
met de Wed W. G. Boekwijt-de Lamaar.
te Leiden, inzake ruiling van grond op den
hoek RijnsburgerwegKagerstraatHout
laan.
(25)
De heer v. d. LAAN vraagt of wel vol
doende rekening is gehouden met de be
langen der omwonenden, inzonderheid
van de bewoners der Kagerstraat. Hij
vreest dat de afwatering van de aldaar
staande woningen door de voorgenomen
ophooging der gronden aan de Houtlaan
nog slechter zal worden dan zij nu reeds is.
De heer SCHÜLLER zegt. dat de be
staande toestand een gevolg is van onvol
doende ophooging der gronden, waarop
deze huizen zijn gebouwd.
Wethouder WILBRINK zegt. dat vooral
de tuinen onvoldoende zijn opgehoogd.
Het beste zou zijn, wanneer de betrok
ken eigenaars hun tuinen lieten drai-
neeren en aansluiten op de openbare af
watering.
Het voorstel wordt z. h. st. aangenomen.
7e. Voorstel tot het vaststellen van een
verordening, regelende de gevallen, waarin
en de voorwaarden, waaronder door of
vanwege de gemeente Leiden indienst
neming op arbeidsovereenkomst naar bur
gerlijk recht kan plaats hebben i Arbeids
overeenkomstenreglement)tevens prae-
advies op het voorstel van den heer Schül-
ler inzake het loon van losse of op arbeids
overeenkomst te werk gestelde, of te werk
te stellen werklieden.
(186 van 1938)
De heer OOSTVEEN herinnert aan het
geen het vroegere raadslid de heer v. d.
Voort over dit onderwerp reeds in 1937
heeft betoogd. Hel thans ingediende ont
werp voldoet niet in alle opzichten aan de
daaraan gestelde verwachtingen. O.a. biedt
het geen uitzicht voor den overgang van
losse arbeidskrachten in tijdelijken of vas
ten dienst Spr. zal daartoe evenwel geen
voorstel indienen, omdat zulks weer uitstel
ten gevolge zou hebben De door den heer
Schiiller en spr. ingediende amendementen
gevgn een aanvulling van h.i. bestaande
leemten. Spr. betreurt het. dat het Cen
traal Overleg niet is ingeschakeld, hetgeen
z.i. een vluggere afwikkeling in de hand
zou hebben gewerkt.
De heer WILMER dringt erop aan, dat
geen los personeel in dienst wordt geno
men, wanneer aanstelling in tijdelijken of
vasten dienst mogelijk is. De zoom van ar
beidskrachten, die noodzakelijk is voor de
aanpassing van een dienst of bedrijf aan
de schommelingen in de hoeveelheid te
verrichten werk, dient niet te groot te wor
den genomen.
Wethouder TEPE erkent, dat het ont
werp lang op zich heeft laten wachten,
doch er is een langdurige voorbereiding
noodig geweest. Inschakeling van het C. O.
zou nog langer geduurd hebben.
Voor een overgangsbepaling als de heer
Oostveen wenscht, is in deze verordening
geen plaats.
Na repliek van den heer Oostveen wordt
overgegaan tot de artikelsgewijze behan
deling.
Bij art. 11 (betreffende de loonregeling)
is een amendement ingediend door de hee-
ren Oostveen en Schiiller.
De heeren OOSTVEEN en SCHÜLLER
lichten dit amendement nader toe. waarbij
laatstgenoemde overname van de rijksre
geling bepleit.
Wethouder TEPE zet uitvoerig het stand
punt van het college uiteen en stelt na
mens de meerderheid van B. en W. een
gewijzigde redactie voor van het voorstel
van het college, waardoor aan de wenschen
van de heeren S. en O. eenigszins tegemoet
wordt gekomen
De heer SCHÜLLER kan zich daarmede
slechts ten deele vereenigen.
Het eenigszins gewijzigde amende
ment wordt verworpen met 18 tegen 15
stemmen. (Voor de S.D.A.P. en de
heer v. Weizen).
Een tweede amendement van dezelf
de heeren, betrekking hebbende op art.
13 (loonregeling bij slecht weer) wordt
met dezelfde stemverhouding verwor
pen. Een derde amendement op art. 34
(loonuitkeering bij ziekte), wordt aange
nomen met 1815 stemmen (voor de
S.D.A.P. en de heeren v. d. Laan, Ei
kerbout, Manders en Van Weizen).
De geheele verordening wordt z.h.st.
vastgesteld.
De Haarlemsche kantonrechter heeft zich
bezig gehouden met een belangrijke prin
cipieele kwestie, n.l. of het een tandarts ge
oorloofd is bij de behandeling van patiënten
gebruik te maken van een lachgasapparaat
teneinde het pijngevoel weg te nemen, of al
thans te reduceeren.
Er bestaat namelijk een wetsbepaling, dat
het aan tandartsen bij de uitoefening van
hun practijk verboden is een algemeen ge
voelloosmakend middel te gebruiken. Daar
tot dusverre echter nimmer was uitgemaakt,
of het gebruik van het z.g. Minitts-Iach-
gasapparaat onder deze bepaling valt, heeft
de 38-jarige tandarts G. F. M. S. te Bloe-
mendaal een proefproces uitgelokt, teneinde
over deze aangelegenheid een principieele
beslissing te krijgen.
Als eerste getuige-deskundige werd ge
hoord prof. dr. U. G. Bijlsma. hoogleeraar
in de geneesmiddelenleer te Utrecht, die een
rapport over deze kwestie had samengesteld.
Ook had hij eenige proeven met het appa
raat genomen en geconstateerd, dat na het
inademen van acht en dertig „teugen" van
een mengsel, bestaande uit vijf en dertig
deelen gas en vijf en zestig deelen lucht nog
geen algeheele gevoelloosheid van het li
chaam optrad. Wel was het pijngevoel in
sterke mate verminderd, doch het tastge
voel bleef ongestoord, evenals andere li
chaamsfuncties.
Prof Bijlsma had ook nagegaan, wat er
gebeurt indien men een nog grootere dosis
van het gas opsnuift. Het resultaat was, dat
hij aan het eind van de proefneming eens
klaps niet meer wist, om welke redenen hij
de proef eigenlijk genomen had! Dat was
voor hem het bewijs, dat er sprake was van
een voorstadium van narcose.
De volgende getuige-deskundige, dr. Th.
Hammes, narcose-specialist te Amsterdam,
verklaarde overtuigd te zijn, dat het Mi-1
nittsapparaat volgens de letter van de wet
niet door tandartsen mag worden gebruikt.
Dr. van Hasselt, tandarts te Wassenaar,
had deze kwestie in den Gezondheidsraad
aanhangig gemaakt. De Raad was tot de
conclusie gekomen, dat het toestel zeer veel
waarde voor tandartsen kan hebben, maar
dat het toch niet in handen van iederen
tandarts kan worden gegeven. Dr. van Has
selt had zelf met het apparaat zeer gun
stige resultaten verkregen. De patiënten be
hielden het volle bewustzijn en reageerden
normaal op alle bevelen. Volgens dezen ge
tuige deskundige was het toestel practisch
ongeschikt voor narcotiseeren.
De volgende getuige was dr. N. M. Jose-
phus Jitta, directeur-generaal der volksge
zondheid en voorzitter van den Gezond
heidsraad. Hij was van oordeel, dat het ap
paraat niet door tandartsen gebruikt mag
worden, omdat lachgas een algemeen ge
voelloosmakend middel is.
Dr. Tj. Wieberdink, chirurg te Haarlem,
die als getuige a décharge werd gehoord,
achtte de beteekenis van het toestel
voor tandartsen zeer groot, omdat zij
er vele moeilijkheden op eenvoudige en on
schuldige wijze mee kunnen overwinnen.
Voor een chirurg is het toestel onbruikbaar
omdat het practisch onmogelijk is. er een
narcose mee te verkrijgen. Volgens deze ge
tuige kan dus niet gesproken worden van
een algemeen gevoelloosmakend middel. Dr.
J. J. van Luln uit Heemstede deelde deze
opvatting.
De ambtenaar van het O. M. baseerde zijn
oordeel op de verklaringen der deskundigen,
die het ontstaan van een algeheele ge
voelloosheid bij gebruik van het apparaat
mogelijk achtten. Dit houdt dus in dat
tandartsen het toestel niet mogen gebrui
ken. Teneinde de mogelijkheid van hooger
beroep open te houden, eischte het O. M
zes gulden boete, subs, een dag hechtenis.
De kantonrechter zal over veertien dagen
schriftelijk vonnis wijzen in deze voor tand
artsen zoo belangrijke principieele zaak.
Het voorstel van den heer SCHÜLLER
om het resultaat der woningtelling over
het 2de halfjaar van 1938 zoo tijdig ter
kennis van de raadsleden te brengen, dat
het bij de as. behandeling der gemeente-
begrooting een onderwerp van bespreking
kan uitmaken, wordt door den voorsteller
toegelicht.
Het college bracht op dit voorstel een af
wijzend advies uit.
Wethouder WILBRINK deelt mede, dat
de inhoud van het rapport aan B en W.
nog niet bekend is. Het komt het college
gewenscht voor het rapport eerst zelf in
studie te nemen om straks ook den raad
beter te kunnen voorlichten alvorens het
ter inzage van de leden te leggen.
Na re- en dupliek wordt het voorstel van
den heer Schüller in stemming gebracht en
verworpen met 20 tegen 12 stemmen (voor
de S.D.A.P. behalve de wethouders en de
lieer Van Weizen).
De heer VAN WELZEN dient een motie
in. waarin hij B en W. vraagt practischen
bijstand te willen verleenen voor de huis
vesting van Spaansche kinderen in onze
gemeente.
De VOORZITTER ontraadt aanneming
dezer motie: deze zaak is een kwestie van
regeeringsbeleid. zoodat practische maat
regelen momenteel praematuur zijn. Eerst
wanneer over de toelating Is beslist, kan
over practische maatregelen worden ge
sproken. In dat stadium zullen B. en W.
hun steun gaarne verleenen.
De heer VAN ECK meent, dat wij moe
ten doen. wat wij doen kunnen. Het ligt
in ons vermogen een uitspraak te doen,
dat het gemeentebestuur bereid is, wan
neer mogelijk, steun te verleenen.
De heer WILMER refereert zich geheel
aan het betoog van den voorzitter. De be
oordeeling van hetgeen mogelijk is, moet
worden overgelaten aan de landsregeering.
Is de mogelijkheid van toelating aanwe
zig, dan zal ongetwijfeld ook de gemeente
Leiden gaarne haar hulp verleenen. Deze
motie wordt ingegeven door het gevoel,
doch mist de controle van het verstand.
De heer v. d. REYDEN stelt voor het
presentiegeld der leden van één zitting
hem ter hand te stellen: dan geeft de raad
een voorbeeld van practischen bijstand!
De motie-v. Weizen wordt verworpen met
1911 stemmen (voor de S.D.A.P., behalve
de wethouders en den heer Hessing, bene
vens de heer v. Weizen).
RONDVRAAG.
Bij de rondvraag informeert de heer
Tobé of de geruchten juist zijn, welke hier
ter stede de ronde doen omtrent vermeen
de onregelmatigheden bij de Centrale
Werkplaats voor Jeugdige Warkloozen.
Wethouder VAN STRALEN antwoordt,
dat dez? zaak de volledige apn::r?ht heeft
van het cohrg^en c'c Co; v- e-
heer. Bij de a.s. g?m: n' i;i- -ui
len B. en W. een uitvoerig overzicht geven
van hetgeen is gebeurd, zoodat de leden
zich daarvan een beeld kunnen vormen.
Hierna te ruim 6 uur sluiting.