Uit den Leidschen Raad Ons contact met Zuid-Afrika PUROL in huis! Mag een tandarts lachgas gebruiken LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 14 Februari 1939 Derde Blad No. 24199 79ste Jaargang Prof. dr. H. J. Lam over zijn reis naar de Unie en Madagascar Arbeidsovereenkomsten-reglement aangenomen Een principieele kwestie „Hij, die verre reizen dost, kan véél ver halen," Dit mochten wij opnieuw ervaren tijdens een onderhoud, dat prof, dr. H. J. Lam, hoogleeraar in de systematische plantkunde en Plantengeografie en direc teur van het Rijksherbarium te Leiden, ons lil zijn werkkamer toestond Prof. Dr. H. J. Lam, naar een teekening van den heer H. Kamerlingh Onnes, Wij hadden prof. Lam, die onlangs te ruggekeerd is van een halfjaarlljksche reis naar Zuid-Afrika, Reunion en Madagascar, verzocht ons het een en ander van zijn ervaringen te willen vertellen en volgaar ne stemde deze hierin toe. Gelijk bekend worden in den laatsten tijd de banden tussehen ons land en de linie van Zuid-Afrika op velerlei ge bied nauwer aangehaald. Prof. Lam en zijn assistent de heer Meeuse maakten deel uit van een gezelschap van 16 Ne- derlandsche biologen, w.o. 6 hoogleera ren, wier opdracht het was in Afrika kennis te nemen van het wetenschap pelijk werk op biologisch gebied, con tact te zoeken met collega's en weten schappelijke werkers en door middel van lezingen als anderszins te vertel len van hun eigen arbeid. Deze excursie droeg een semi-officieel karakter, gelijk moge blijken uit den steun van de Nederlandsche Regeering, de be langstelling van dr. H. D. van Broekhui zen. gezant in Nederland van de Unie van Zuid-Afrika, van onzen gezant te Kaap stad jhr. W. F. van Lennep en van de Zuid-Afrikaansche Regeering, wier toen malige minister van Onderwijs, de heer J. H Hofmeyer het gezelschap te Kaapstad verwelkomde. Ook de eerste minister van Zuid-Afrika generaal J. B. M. Hertzog en de minister van Justitie generaal J. C. Smuts, gaven blijk van hun interesse voor deze excursie. De toumée was geregeld door een Comité van Voorbereiding onder leiding van onzen gezant, terwijl de prac- tische uitvoering daarvan berustte bij mej. dr. M. G. Mes te Pretoria, prof. dr. L. Ver- woerd uit Stellenbosch en prof. dr. C. J. v. d. Horst uit Johannesburg. „Heeft deze excursie aan haar doel be antwoord?" is onze eerste vraag aan prof. Lam. „Stellig, Wij hebben een even nuttig als aangenaam contact gevonden met alle universiteiten, nj. die te Kaapstad, Stel lenbosch. Pretoria, Johannesburg en de „Universiteit van Zuid-Afrika", welke laatste een vijftal in de Unie verspreide „Universiteitscolleges" omvat. Voorts na men wij kennis van het werk, dat geschiedt op de proefstations en de instellingen voor toegepast wetenschappelijk onderzoek." „Welke is uw indruk hierover, in verge lijking tot hetgeen in Holland op dit ge bied geschiedt?" „Er wordt op de Zuid-Afrikaansche Universiteiten in de botanische vakken weinig wetenschappelijk werk geleverd. Het onderzoek staat sterk achter bij het onderwijs, is door gebrek aan tijd van de docenten incidenteel en oppor tuun, niet gecoördineerd en niet funda menteel. De Z.-Afrikaansche Universi teiten zijn daardoor in het geheel ge nomen meer „vakscholen" dan bij ons. Hierin schuUt zeker een gevaar voor de toekomst, omdat de jonge menschen die er studeeren. éénmaal zelf de lei ding zullen hebben, zonder vervuld tc rijn van wat wij hel ideaal van een universitaire opleiding achten. Het spe ciale onderwijs in de systematische Plantkunde is er zeer elementair en wordt meestal aan dames toevertrouwd, waarmee ik natuurlijk geenszins zeggen wil, dat het niet veelal op uitstekende wijze wordt gegeven. Staan dus m.i. de Zuid-Afrikaansche Universiteiten (als geheel gezien) nog niet °P het peil van de Europeesche, met de Proefstations, b.v. het beroemde veeartse- nükundig instituut te Onderstepoort bij Pretoria, de landbouwschool Grootfontein mi Middelburg en de Division of Plant In dustry te Pretoria, is zulks in het geheel met het geval. Daar wordt zeer gedetail leerd en verfijnd werk volgens moderne methoden geleverd. Verheugend is daarbij de niet zelden voortreffelijke samenwer kt tussehen jonge Engelschen en jonge hrrlkaners. Juist omdat aan den onderbouw van het toegepast wetenschappelijk werk de breede basis van gecoördineerd fun damentcel universitair onderzoek ont breekt, zal intensief contact met Euro pa en Amerika zeker niet gemist kun nen worden. Dat wij Nederlanders hierbij speciaal denken aan contact met Nederland, is begrijpelijk. Laten wij hopen, dat Nederland ook hierin een hem waardige rol zal spelen ten bate van Z,-Afrika en van ons eigen land." „Is de drang tot het zoeken van con tact ook in andere kringen merkbaar?" „De ruimer denkende Afrikaner ziet het nut daarvan in hooge mate in. Hij wenscht zich te verdiepen in het „levende Neder land", gelijk wij belang stellen in het levende Zuid-Afrika. In enkele kringen be staat echter helaas nog een zekere neiging tot een zelfgenoegzaam isolement. Het is duidelijk, dat deze menschen, die zich over geven aan een kritieklooze verheerlijking van eigen 'ras en land den vooruitgang van hun land belemmeren. Zou Z.-Afrika door hen geleid worden, dan zou het naar mijn overtuiging, niet mee kunnen met het tempo van dezen tijd. Er is echter In deze, dunkt mij, geen reden voor een somber toekomstbeeld. Integendeel, er zijn geluk kig vele jonge Afrikaners, die buiten hun land studeerden of op andere wijze met het buitenland in contact staan en die een aangenamen en frisschen indruk maken door hun energie en ruime opvattingen, hun openstaan voor eerlijke critiek en hun modernen geest. Mijn indruk is, dat aUe Zuid-Afrika ners zóó zullen moeten worden om zich in den concurrentiestrijd met de an dere volken te kunnen handhaven. Be grijpelijkerwijs vergeet men wel eens, dat Z.-Afrika economisch op Engeland drijft. Het is misschien voor Afrikaan- sche ooren niet altijd prettig dit te hoo- ren de Boercn-oorlog is nog te kort geleden maar het is de werkelijk heid. Besef van deze werkelijkheid is het middel vinden om Z.-Afrika op de meest nationale wijze te dienen. Dit geldt natuurlijk buiten alle verband van ras en taal om. dus zoowel van En- gelsch- als van Afrikaansch-spreken- den. Wanneer ik mij hier eenigszins heb la ten gaan en woorden van critiek heb ge uit, zijn deze in overeenstemming met mijn meening, dat de critiek uit Holland wel willend en opbouwend moet zijn. Zij moet een basis vormen voor een verder contact, want er zijn talrijke problemen, die ge meenschappelijk onder het oog gezien kunnen worden. Daarom zou het goed zijn, indien ook Nederlandsche intellectueelen zich in Zuid-Afrika kwamen vestigen en het is te hopen, dat de Z.-Afrikaansche Re- geering hun niet al te veel moeilijkhe den in den weg zal leggen. „Hebben deze sinds de invoering der strengere emigratiebepalingen in Zuid- Afrika nog wel een kans?" zoo was onze vraag. „Ongetwijfeld. In tegenstelling tot hand werkslieden, enz. die tot 1937 onmiddellijk een positie konden verkrijgen, doch voor wie dit thans absoluut uitgesloten is, heb ben jonge intellectueelen met durf, aan passingsvermogen en eenig kapitaal, kans van slagen. Men moet het echter drie jaar op eigen kosten kunnen uithouden. Eerst dan kan men genaturaliseerd worden van vele gestudeerden eischt men ook een Afrikaansch M. Sc. diploma en voor een functie in aanmerking komen, b.v. voor biologen een positie als assistent aan een Universiteit, Proefstation, Museum enz. De kansen lijken mij dan lang niet kwaad. Met nadruk zij er echter op gewezen, dat slechts de beste elementen onzer intellec- tueele landgenooten zich in Zuid-Afrika dienen te vestigen. Helaas zijn de Neder landers vroeger niet steeds een succes ge weest, evenals zulks een 50 jaar geleden het geval was met hen, die naar Ned.- Indië gingen. Die fout mag zich niet her halen Het spreekt vanzelf, dat wanneer men een ganschen avond bij prof. Lam op be zoek Is, een serie interessante problemen ter sprake komt. Helaas kunnen wij er slechts enkele van aanstippen. Zoo was het b.v. in dezen tijd, waarin van Duitsche zijde het vraagstuk der terug gave van koloniën actueel is geworden, van belang te vernemen, hoe prof. Lam. die van Hamburg uit met een der booten van de Deutsche Afrikalinien reisde, 4 da gen in het v.m. Duitsch Zuid-West-Afrika ithans mandaat van de Unie) vertoefde. Hij was getroffen door de hartelijke ont vangst, die hem ten deel viel van de zijde der „Deutsche Höhere Regierungsschule" (een soort H.B.S. met Internaat) te Swa- kopmund, in welke stad de geheele bevol king tot zelfs de negers toe Duitsch spre ken. Op het postkantoor kon hij ook met Hollandsch terecht: in het algemeen is zulks in meerdere of mindere mate moge lijk in het gansche zuidelijke gedeelte van Afrika, van de grens van Angola tot aan de grens van Mozambique en tot en met c!e Belgische Congo toe. De hoofdstad Windhoek vormt het middelpunt van de actie om het land weer bij Duitschland terug te krijgen, doch ook van de Afrika ners, om het te behouden. Een felle strijd wordt thans over dit probleem door mid del van redevoeringen, courantenartikelen, enz. gevoerd. „Waarom was uw eerste doel eigenlijk Swakopmund?" „Het is daar langs de kust een merk waardig gebied en het droogste stuk van Zuid-Afrika. Er valt practisch géén regen toen wij er kwamen, had het er in 4 jaar niet geregend doch wel heerscht er een sterke dauw: van één dak kan men 's morgens hierdoor wel tot 40 L. water op vangen. Het landschap is er bijzonder mooi: de woestijnflora munt uit door bij zondere planten, o a. de beroemde „Wel- witschia", een „levend fossiel", verwant aan de coniferen, dat eigenlijk uitgestor ven behoorde te zijn, doch a.h.w. vergeten is. Deze wordt streng beschermd, doch wij hebben er eemge zaden van medegenomen en hopen deze in den Leidschen Hortus te kweeken. Er zijn in ons land reeds eenige geslaagde proeven mede genomen, o.a. in Groningen en in Wageningen. In Kaapstad begon de eigenlijke excur sie over het Kaapschiereiland met zijn flora, die eenig op de wereld is (o.a. de beroemde tuin van Kirstenbosch. onder lei ding van prof. Compton). Wij trokken daarna door de „Groote Karroo", een droge hoogvlakte, waar de schapenteelt vrijwel het eenige middel van bestaan is. Toch zijn er in de droogste stukken 1 a 11'i H A. land noodig om eén schaap te voeden en op sommige plaatsen heeft men zich van water onafhankelijk gemaakt door het aanplanten van de doomlooze vijgcactus (Opuntiai als schapenvoeder. Men ziet ver der tot zijn verbazing in Z -Afrika honder den kilometers hekken. Wij hebben daar van hier heusch niet het monopolie! Ge deeltelijk dienen zij om het vee „binnen de perken" te houden, maar ook om de jakhalzen er buiten te houden. Steeds meer brengt men „jackal-proof fences" aan. Overigens is de gedoomde vijgcactus in sommige streken, b.v. bij Grahamsstad een ware plaag, die men, niet zonder succes, bestrijdt met behulp van een uit Australië ingevoerd parasietisch insect (Cactoblas- tus). Van de Karroo werd de „Tuin-route" ge volgd, langs de Zuidkust naar Port Elisa beth. Hier bevinden zich de resten van een boschgebied, waar steeds evenveel regen valt, in tegenstelling tot het Westelijk deel van het Kaapgebied, waar winterregens en tot het Oostelijk deel van de Unie, waar zomerregens vallen. - Hier worden bij het proefstation Deep- walls proeven genomen met natuurlijke herbebossching. Over groote stukken is n.l. de oorspronkelijke vegetatie van Z.-Afrika volkomen verdwenen. Het gevolg daarvan is. dat Zuid-Afrika met zijn toenemende industrie en bevolking een groot tekort aan mijn-, industrie- en brandhout aanwijst. Nu zijn er twee stroomingen, die dit pro bleem verschillend willen oplossen. De meeningen staan fel men zou zeggen: onnoodig lel tegenover elkaar: die van het boschwezen propageert een bevordering van de oorspronkelijke flora door middel van bescherming van het aanwezige bosch en het aanplanten van inheemsche hoo rnen. Een bezwaar van deze methode is, dat zij langzaam gaat, maar zij geeft het mooiste hout (speciaal waardevol voor meubels). De andere partij is voorstand ster van de snellere methode: het aan planten van exotische boomen. Eucalyptus, Zuid-Europeesche coniferen en Australi sche „wattles" (Acacia), die o.a. om hun looibast gebruikt worden. De laatste me thode word t toegejuicht door dr. Pole Evans den bekwamen directeur van de Di vision' of Plant Industry te Pretoria. Mijn persoonlijke overtuiging is, dat beide me thodes vereenigbaar zijn en dat beide moe ten worden toegepast, en zoo is het ook in de practijk. (Slot volgt). Bij Brand- en Snijwonden, Pijnlijke Kloven, Ruwe handen en Schrale huis. 8379 (Ingez. MedJ Na precies een uur wordt de openbare zitting heropend en wordt overgegaan tot de benoemingen. Ie, Benoeming van een lid van de Com missie van Fabricage (vacature: J. Wil brink). Benoemd wordt de heer D. v. d. Kwaak met 31 stemmen en 1 stem op den heer v. Rosmalen. 2e. Benoeming van een lid van de Com missie voor den Markt- en Havendienst (vacature: J. Wilbrinki. Benoemd wordt de heer J. A. v. d. Rey- den eveneens met 31 stemmen en 1 stem op den heer van Rosmalen. 3e. Benoeming van een lid van de Com missie voor de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electricteit (vacature: J. Wilbrink). Benoemd wordt de heer H. M. de Reede met 31 stemmen en 1 stem op den heer v d. Kwaak 4e. Benoeming van een tijdelijk leeraar in het teekenen aan het Gymnasium (20) Benoemd wordt nr. 1 der voordracht, de heer H. A. Gerretsen te 'sGravenhage met 29 stemmen en 3 stemmen op een niet- voorgedragene, den heer Leeflang. 5e. Voorstel inzake het aangaan van kas- geldlceningen gedurende het 2e kwartaal 1939. (21) Z. h. st. goedgekeurd. 6e. Voorstel inzake de vaststelling van het bedrag der verpleegkosten van armlas tige patiënten in het Academisch Zieken huis door arbiters, (22) Z. h. s. goedgekeurd De burgemeester is inmiddels weer ter vergadering verschenen en heeft het pre sidium overgenomen. Voorstel a. tot het verkoopen van perceelen grond aan de Houtlaan, kadastraal bekend ge meente Leiden. Sectie P Nis 1041 (ged en 2229 iged. aan de N.V. Exploitatie Crediet en Administratie Maatschappij „Uitgebreid Bezit", q.q. te Leiden; b. tot het aangaan van een overeenkomst met de Wed W. G. Boekwijt-de Lamaar. te Leiden, inzake ruiling van grond op den hoek RijnsburgerwegKagerstraatHout laan. (25) De heer v. d. LAAN vraagt of wel vol doende rekening is gehouden met de be langen der omwonenden, inzonderheid van de bewoners der Kagerstraat. Hij vreest dat de afwatering van de aldaar staande woningen door de voorgenomen ophooging der gronden aan de Houtlaan nog slechter zal worden dan zij nu reeds is. De heer SCHÜLLER zegt. dat de be staande toestand een gevolg is van onvol doende ophooging der gronden, waarop deze huizen zijn gebouwd. Wethouder WILBRINK zegt. dat vooral de tuinen onvoldoende zijn opgehoogd. Het beste zou zijn, wanneer de betrok ken eigenaars hun tuinen lieten drai- neeren en aansluiten op de openbare af watering. Het voorstel wordt z. h. st. aangenomen. 7e. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende de gevallen, waarin en de voorwaarden, waaronder door of vanwege de gemeente Leiden indienst neming op arbeidsovereenkomst naar bur gerlijk recht kan plaats hebben i Arbeids overeenkomstenreglement)tevens prae- advies op het voorstel van den heer Schül- ler inzake het loon van losse of op arbeids overeenkomst te werk gestelde, of te werk te stellen werklieden. (186 van 1938) De heer OOSTVEEN herinnert aan het geen het vroegere raadslid de heer v. d. Voort over dit onderwerp reeds in 1937 heeft betoogd. Hel thans ingediende ont werp voldoet niet in alle opzichten aan de daaraan gestelde verwachtingen. O.a. biedt het geen uitzicht voor den overgang van losse arbeidskrachten in tijdelijken of vas ten dienst Spr. zal daartoe evenwel geen voorstel indienen, omdat zulks weer uitstel ten gevolge zou hebben De door den heer Schiiller en spr. ingediende amendementen gevgn een aanvulling van h.i. bestaande leemten. Spr. betreurt het. dat het Cen traal Overleg niet is ingeschakeld, hetgeen z.i. een vluggere afwikkeling in de hand zou hebben gewerkt. De heer WILMER dringt erop aan, dat geen los personeel in dienst wordt geno men, wanneer aanstelling in tijdelijken of vasten dienst mogelijk is. De zoom van ar beidskrachten, die noodzakelijk is voor de aanpassing van een dienst of bedrijf aan de schommelingen in de hoeveelheid te verrichten werk, dient niet te groot te wor den genomen. Wethouder TEPE erkent, dat het ont werp lang op zich heeft laten wachten, doch er is een langdurige voorbereiding noodig geweest. Inschakeling van het C. O. zou nog langer geduurd hebben. Voor een overgangsbepaling als de heer Oostveen wenscht, is in deze verordening geen plaats. Na repliek van den heer Oostveen wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behan deling. Bij art. 11 (betreffende de loonregeling) is een amendement ingediend door de hee- ren Oostveen en Schiiller. De heeren OOSTVEEN en SCHÜLLER lichten dit amendement nader toe. waarbij laatstgenoemde overname van de rijksre geling bepleit. Wethouder TEPE zet uitvoerig het stand punt van het college uiteen en stelt na mens de meerderheid van B. en W. een gewijzigde redactie voor van het voorstel van het college, waardoor aan de wenschen van de heeren S. en O. eenigszins tegemoet wordt gekomen De heer SCHÜLLER kan zich daarmede slechts ten deele vereenigen. Het eenigszins gewijzigde amende ment wordt verworpen met 18 tegen 15 stemmen. (Voor de S.D.A.P. en de heer v. Weizen). Een tweede amendement van dezelf de heeren, betrekking hebbende op art. 13 (loonregeling bij slecht weer) wordt met dezelfde stemverhouding verwor pen. Een derde amendement op art. 34 (loonuitkeering bij ziekte), wordt aange nomen met 1815 stemmen (voor de S.D.A.P. en de heeren v. d. Laan, Ei kerbout, Manders en Van Weizen). De geheele verordening wordt z.h.st. vastgesteld. De Haarlemsche kantonrechter heeft zich bezig gehouden met een belangrijke prin cipieele kwestie, n.l. of het een tandarts ge oorloofd is bij de behandeling van patiënten gebruik te maken van een lachgasapparaat teneinde het pijngevoel weg te nemen, of al thans te reduceeren. Er bestaat namelijk een wetsbepaling, dat het aan tandartsen bij de uitoefening van hun practijk verboden is een algemeen ge voelloosmakend middel te gebruiken. Daar tot dusverre echter nimmer was uitgemaakt, of het gebruik van het z.g. Minitts-Iach- gasapparaat onder deze bepaling valt, heeft de 38-jarige tandarts G. F. M. S. te Bloe- mendaal een proefproces uitgelokt, teneinde over deze aangelegenheid een principieele beslissing te krijgen. Als eerste getuige-deskundige werd ge hoord prof. dr. U. G. Bijlsma. hoogleeraar in de geneesmiddelenleer te Utrecht, die een rapport over deze kwestie had samengesteld. Ook had hij eenige proeven met het appa raat genomen en geconstateerd, dat na het inademen van acht en dertig „teugen" van een mengsel, bestaande uit vijf en dertig deelen gas en vijf en zestig deelen lucht nog geen algeheele gevoelloosheid van het li chaam optrad. Wel was het pijngevoel in sterke mate verminderd, doch het tastge voel bleef ongestoord, evenals andere li chaamsfuncties. Prof Bijlsma had ook nagegaan, wat er gebeurt indien men een nog grootere dosis van het gas opsnuift. Het resultaat was, dat hij aan het eind van de proefneming eens klaps niet meer wist, om welke redenen hij de proef eigenlijk genomen had! Dat was voor hem het bewijs, dat er sprake was van een voorstadium van narcose. De volgende getuige-deskundige, dr. Th. Hammes, narcose-specialist te Amsterdam, verklaarde overtuigd te zijn, dat het Mi-1 nittsapparaat volgens de letter van de wet niet door tandartsen mag worden gebruikt. Dr. van Hasselt, tandarts te Wassenaar, had deze kwestie in den Gezondheidsraad aanhangig gemaakt. De Raad was tot de conclusie gekomen, dat het toestel zeer veel waarde voor tandartsen kan hebben, maar dat het toch niet in handen van iederen tandarts kan worden gegeven. Dr. van Has selt had zelf met het apparaat zeer gun stige resultaten verkregen. De patiënten be hielden het volle bewustzijn en reageerden normaal op alle bevelen. Volgens dezen ge tuige deskundige was het toestel practisch ongeschikt voor narcotiseeren. De volgende getuige was dr. N. M. Jose- phus Jitta, directeur-generaal der volksge zondheid en voorzitter van den Gezond heidsraad. Hij was van oordeel, dat het ap paraat niet door tandartsen gebruikt mag worden, omdat lachgas een algemeen ge voelloosmakend middel is. Dr. Tj. Wieberdink, chirurg te Haarlem, die als getuige a décharge werd gehoord, achtte de beteekenis van het toestel voor tandartsen zeer groot, omdat zij er vele moeilijkheden op eenvoudige en on schuldige wijze mee kunnen overwinnen. Voor een chirurg is het toestel onbruikbaar omdat het practisch onmogelijk is. er een narcose mee te verkrijgen. Volgens deze ge tuige kan dus niet gesproken worden van een algemeen gevoelloosmakend middel. Dr. J. J. van Luln uit Heemstede deelde deze opvatting. De ambtenaar van het O. M. baseerde zijn oordeel op de verklaringen der deskundigen, die het ontstaan van een algeheele ge voelloosheid bij gebruik van het apparaat mogelijk achtten. Dit houdt dus in dat tandartsen het toestel niet mogen gebrui ken. Teneinde de mogelijkheid van hooger beroep open te houden, eischte het O. M zes gulden boete, subs, een dag hechtenis. De kantonrechter zal over veertien dagen schriftelijk vonnis wijzen in deze voor tand artsen zoo belangrijke principieele zaak. Het voorstel van den heer SCHÜLLER om het resultaat der woningtelling over het 2de halfjaar van 1938 zoo tijdig ter kennis van de raadsleden te brengen, dat het bij de as. behandeling der gemeente- begrooting een onderwerp van bespreking kan uitmaken, wordt door den voorsteller toegelicht. Het college bracht op dit voorstel een af wijzend advies uit. Wethouder WILBRINK deelt mede, dat de inhoud van het rapport aan B en W. nog niet bekend is. Het komt het college gewenscht voor het rapport eerst zelf in studie te nemen om straks ook den raad beter te kunnen voorlichten alvorens het ter inzage van de leden te leggen. Na re- en dupliek wordt het voorstel van den heer Schüller in stemming gebracht en verworpen met 20 tegen 12 stemmen (voor de S.D.A.P. behalve de wethouders en de lieer Van Weizen). De heer VAN WELZEN dient een motie in. waarin hij B en W. vraagt practischen bijstand te willen verleenen voor de huis vesting van Spaansche kinderen in onze gemeente. De VOORZITTER ontraadt aanneming dezer motie: deze zaak is een kwestie van regeeringsbeleid. zoodat practische maat regelen momenteel praematuur zijn. Eerst wanneer over de toelating Is beslist, kan over practische maatregelen worden ge sproken. In dat stadium zullen B. en W. hun steun gaarne verleenen. De heer VAN ECK meent, dat wij moe ten doen. wat wij doen kunnen. Het ligt in ons vermogen een uitspraak te doen, dat het gemeentebestuur bereid is, wan neer mogelijk, steun te verleenen. De heer WILMER refereert zich geheel aan het betoog van den voorzitter. De be oordeeling van hetgeen mogelijk is, moet worden overgelaten aan de landsregeering. Is de mogelijkheid van toelating aanwe zig, dan zal ongetwijfeld ook de gemeente Leiden gaarne haar hulp verleenen. Deze motie wordt ingegeven door het gevoel, doch mist de controle van het verstand. De heer v. d. REYDEN stelt voor het presentiegeld der leden van één zitting hem ter hand te stellen: dan geeft de raad een voorbeeld van practischen bijstand! De motie-v. Weizen wordt verworpen met 1911 stemmen (voor de S.D.A.P., behalve de wethouders en den heer Hessing, bene vens de heer v. Weizen). RONDVRAAG. Bij de rondvraag informeert de heer Tobé of de geruchten juist zijn, welke hier ter stede de ronde doen omtrent vermeen de onregelmatigheden bij de Centrale Werkplaats voor Jeugdige Warkloozen. Wethouder VAN STRALEN antwoordt, dat dez? zaak de volledige apn::r?ht heeft van het cohrg^en c'c Co; v- e- heer. Bij de a.s. g?m: n' i;i- -ui len B. en W. een uitvoerig overzicht geven van hetgeen is gebeurd, zoodat de leden zich daarvan een beeld kunnen vormen. Hierna te ruim 6 uur sluiting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 9