De Leidsche begrooting
Bonnet in den Franschen
Senaat
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Woensdag 8 Februari 1939
B. en W. antwoorden op sectie-verslag
„UITERLIJKE
BEKENTENISSEN
Motie van vertrouwen in de regeering
Het financieele beleid
III.
J. BAKER t
Josephine Baker is dood.
Niet de variété-ster, maar het paard. Al
leen ln beider bruinheid leken zij op elkaar.
Verder was het paard Fien wij noemden
het bij afkorting Fien van een rustig
temperament, dat de Parijsche ster zeker
niet bezit. Er was niets hevigs in Fien. Zij
was goed gedresseerd, deed Ijverig haar
plicht, was zelfs nogal snel maar wond zich
nooit op. Een braaf dier. En nog heelemaal
niet oud. Zij had nog wel tien jaar mee-
gekund. Maar in een kwaden nacht kreeg
zij koliek en 's morgens was Josephine
Baker dood. Bovendien was zij onverzekerd
Dat maakte het verlies natuurlijk veel
erger. Aan het paarden-assurantiewezen
schijnt het een en ander te haperen: de
premies zijn schrikkelijk hoog. Maar dat
zou meer een onderwerp voor een finan-
cieel-economische kroniek zijn.
Fien, rust zacht. Ik herinner mij een
tocht, den langste dien ik door boscn en
duin en over stranden gemaakt heb: vier
enhalf uur in den zadel.... waarop een
van je collega's mij volkomen afmatte. Dat
was op den heenweg. Hij gooide zoo hoog
op ln den draf en hij was zoo stooterig in
zijn heele actie, dat mijn rug pijnlijk ver
stijfde. Op den terugweg wisselde ik toen
van paard met Iemand, die hem wel graag
bereed. En Jij was niet alleen sneller, Fien,
maar ook veel soepeler. In jouw zadel rustte
ik uit en kwam veel minder vermoeid thuis
dan ik bij het keerpunt was.
Ook was Je op goeden voet met alle
andere paarden en dat is plezierig. Want
paarden zijn net als menschen, zooals de
ervaren pikeur zei toen de bles hem een
trap had gegeven. Paarden zijn bijvoorbeeld
wel eens eenzelvig. Ik heb eens een duinen-
rit gemaakt op een dier. dat van alles
scheen te schrikken. Zonder begrijpelijke
aanleiding sloeg hij ineens achteruit, draai
de om zijn as en steigerde zelfs bovenop
een duin, nevens een afgrond die mij niet
aanlokte. Een flinke galop temde hem niét.
Een eind stappen bevredigde hem niet. Mid
denin den draf maakte hij aanstalten, over
een daartoe ongeschikt hek te springen. Hij
was de onrust zelf. Iets pijnigde zijn paar-
denziel, dat zelfs door geen vleiende of
kalmeerende toespraak genezen kon wor-
CIngez. Med.)
den. En ik verbeeld mij. dat ik al zoo aardig
den Juisten toon weet te treffen.
Pas op het strand werd mij duidelijk waar
het euvel school. Wij reden met z'n drleén,
dicht bijeen, vlak langs de zee Hij trok
naar rechts naar de duinen. Toen liet ik
hem gaan en hij was verder als een lam.
Als wij maar ver van de anderen bleven
was-ie tevreden. Een eenzelvig paard.
Sommige paarden „kleven" juist Die
dringen tegen anderen op. zelfs in galop,
en je kunt wel aan het losmaken blijven.
Weer anderen hebben iets tegen bepaalde
collega's. En als de afkeer diep zit. vallen
zij den vijand wel eens aan. Zij probeeren
hem onverhoeds een trap met de achter-
beenen toe te dienen. Is hij een schimmel,
dan kan hij last met allemaal krijgen. Doet
hij zijn intrede in een stal die nog geen
schimmels bezit, dan is de ontvangst bui
tengewoon onhartelijk. Sommigen willen
hem te lijf, de overigen zijn bang voor hem.
Wekenlang kan hij geen goed doen, alleen
omdat wit gehaat is in de paardenwereld.
Lacht u daarom? Houdt u van negers?
Houden de Amerikanen van negers? Zijn
de Japanners op blanken gesteld?
Wonderlijk genoeg hebben schimmels
zelf ook Iets tegen wit. Midden in de bos-
schen bij de Lage Vuursche bleef de trot-
sche schimmel, dien ik daar eens mocht
berijden, het soort paard waarop Napo
leon op de hoogten bij Austerlitz wordt af
gebeeld, en dat nu met een eenvoudigen
schrijver genoegen moest nemen, plotseling
stokstijf staan. Het stak de ooren op en
trilde in de flanken. Het was ten zeerste
verontrust.
Eers kon ik heelemaal geen oorzaak ont
dekken. Toen bleek plotseling dat tusschen
de sparren een lief klein meisje speelde, een
kindje van een Jaar of drie, met een snoe
zig wit wollen mutsje op. Dat moest het
zijn. Ik sprak den edelen reus geruststel
lend toe. Ik beklopte zijn hals en zei dat
hij braaf was en dat geen onheil ons te
wachten stond. Dat het een vriendelijk
klein meisje scheen. En zoo meer. Toen
kreeg ik hem in stap. Maar aarzelend. En
we moesten ln een wijde bocht om dat
boschje heen en liefst gauw in galop, om
weg te wezen van het dreigende gevaar.
Toch zag ook die schimmel, als hij het
nobele hoofd boog, zijn eigen witte borst
en voorbeenen. en schrok daar niet meer
van.
Josephine Baker was het eenlge paard
dat ik gekend heb, dat zelfs geen wit
scheen te vreezen. Een over den weg
waalend papier liet haar onberoerd. Een
witgeverfd hek. dat den vorigen dag nog
grauw was geweest, alarmeerde haar niet.
Zij kon velen dat een ander paard haar
inhaalde en zelfs passeerde, ln tegenstel
ling met dien schimmel ln het Gooi, die
zijwaarts poogde te dringen als dat ge
beurde. Zij hield ongetwijfeld meer van
klontjes suiker dan van witte paarden,
maar bleef correct als zij er een zag. Ook
in haar correctheid verschilde zij van de
Parijsche ster aan wie zij haar naam
dankte.
Natuurlijk school er voor ons geen ver
dienste ln. Fien goed te berijden. Dat gold
niet als een kunst. Het was te eenvoudig.
Maar bij feestuitvoeringen in de manege
werd zij hoogelijk gewaardeerd vanwege
haar betrouwbaarheid ten overstaan van
ontstellende bloemguirlandes, vlaggedoek
en meer van dien aard. En haar lieftallig#
karakter vond tenslotte toch wel de hoog
achting die het verdiende.
Verder liet zij slechts haar zadel en tuig
na. En ik weet niet hoe lang de goede
herinnering zal voortleven. Dat valt veelal
tegen. BIJ de dames zal het misschien mee
vallen; die zijn ook ln die dingen gevoe
liger dan mannen. Toch heb ik nu aan
Fien een herinneringsopstel gewijd. En
dat is meer dan aan de meeste paarden na
hun scheiden uit dit leven ten deel valt.
R. P.
Verschenen is het algemeen verslag van het
verhandelde in de secties van den Gemeente
raad met de memorie van antwoord van B.
en W.
Begonnen is als vanouds met politieke be
schouwingen. Deze zi)n weer uitvoerig, nu ver
kiezingen voor de deur staan!
B. en W. gaan daarop echter niet in. Slechts
een paar opmerkingen worden gemaakt, o.a. dat
handel en industrie het college na aan het hart
liggen en dat het rapport der commissie-Man
deis den raadsleden zal worden toegezonden.
Dan volgt de financieele zijde. B. en W.
zeggen daarbij als antwoord op diverse oproer-
kingen o.a. (daarbij blijkt o.i. voldoende, wat
cn in welken geest is geageerd)
Geljk van zelf spreekt, zou ook ons College
een vroegtijdiger behandeling van de begrooting
prefereeren, indien die slechts practlsch moge-
liik was. Zooals wij echter reeds meermalen op
merkten. bemoeilijken en belemmeren de tijds
omstandigheden in ernstige mate een geregel-
den voortgang van begrootings-werkzaamheden
en indien men er nu naar streeft een sluitende
en werkelijk voor behandeling vatbare begroo
ting in te dienen, dan is een overschrijding van
de gestelde termijnen niet te vermijden. Blijkens
den geleide-brief vormde de noodzakelijkheid,
om ook het verloop van zaken bij de Licht
fabrieken in het 3de kwartaal af te wachten,
wel een der belangrijkste oorzaken van de ver-
traglng.
Evenals een noodlijdende gemeente, die ln
het geheel geen kans meer ziet, om een be-
hoorliik sluitende begrooting op te maken, zoo
zoudeii ook wij natuurlijk wel ln staat zijn ge
weest, om zelfs vóór 1 September een raming
van inkomsten en uitgaven, die administratief
„af' was over te leggen, maar dit was dan een
stuk geweest, dat nauwelijks op den naam van
een begrooting aanspraak had kunnen maken.
Op dat tijdstip wees het voorloopig ontwerp
nog een groot tekort aan, en nu bestond wel
de verwachting, dat dit kon worden vermin
derd, maar omtrent den aard en bedragen
der dekkingsmiddelen heerschte toen nog geen
zekerheid. Hadden wij op dat oogenblik een be-
gTOOting voorgelegd, zou dat das een begrooting
zijn geweest of met een tekort, of met
een veel grootere belasting-verhooglng dan
later noodig is gebleken; noch in het ééne. noch
in het andere geval zou van een reëele, voor be
handeling vatbare begrooting sprake zijn ge
weest.
Ons College heeft er krachtig naar gestreefd,
om de belastlngverhooging zooveel mogelijk te
beperken, omdat wij nog steeds op het stand
punt staan, dat het belang der burgerij en der
halve ook dat der gemeente, meer gebaat is met
zoo min mogelijke verzwaring van den belas
tingdruk naast een passend gebruik van bij
zondere middelen, dan met het rigoureus op
drijven van de belastingen.
Wij kunnen dan ook niet de opvatting dee-
len. dat te lang op reserves is gesteund en dat
eerder en in sterkere mate tot verhoog ing van
belasting had moeten worden overgegaan. Het
wes integendeel zeer tot ons leedwezen, dat wij
noodgedwongen eenerzijds door de geleidelijke
vermindering van de bijzondere middelen
uit reserves van de Lichtfabrieken zal thans wel
niet meer kunnen worden geput en ander
zijds door de voortgaande stijging van de uit
gaven van armenzorg enz., een verhooging van
het aantal opcenten op de personeele belasting
moesten voorstellen. Indien wij de mogelijkheid
hadden gezien ook het nog benoodigde bedrag
van f. 82.250 uit bezuiniging te vinden, dan zou
den wij niet geaarzeld hebben daartoe de ver-
elschtr maatregelen te nemen of te helpen
nemen.
De maatregelen, die wij voor en na voor
stelden en doorvoerden geven evenmin grond
voor de opvatting, dat ons College bezuiniging
op uitgaven met een sociale strekking per sé
als sociale afbraak beschouwt. Intuaschen be
denke men hierbij wel. dat het in casu dikwijls
om onderwerpen gaat, ten aanzien waarvan
bezuiniging nog veel moeilijker is te bereiken,
dan op ander gebied; zoo berusten de uitgaven
voor werkloozensteun met de daaraan verbon
den .subsidieregeling voornamelijk op rijks
voorschriften, terwijl b.v. verlaging van subsidies
aan instellingen als de T.B.C.-vereeniglng aan
den anderen kant weer hoogere uitgaven voor
de gemeente tengevolge zouden kunnen hebben.
Wat het subsidie aan de Onderlinge Vereeni-
8ing voor Ziekenhuisverpleging en aan de af-
declinc Ziekenhuisverpleging van de Coöp.
..Vooruit" betreft, is bij ons College reeds gerui
sen tijd in overweging, op welke wijze verlaging
'an deze uitgaaf zou kunnen worden verkre
gen. zonder ook hier een tegenovergesteld ge
volg uit te lokken. De behandeling van deze
aangelegenheid vordert echter meer tijd dan
wy aanvankelijk hadden gedacht, hetgeen o.a.
een gevolg is van het feit. dat het door een
deskundige ingediende advies naar onze mee
ring geen afdoende oplossing aan de hand doet.
Ons College heeft de zaak derhalve nog in
onderzoek.
Met betrekking tot een vraag, of het nut van
de Stedelijke Werkinrichting een uitgave van
f.18,000 rechtvaardigt, kunnen wij verwijzen
naar het in beginsel genomen besluit tot reor
ganisatie van deze inrichting in samenwerking
met het Leger des Heils.
Niettegenstaande de totale oppervlakte van de
Plantsoenen en parken door de sterke stadsuit
breiding zeer belangrijk is toegenomen, is de
desbetreffende begrootingspost in den loop der
Jaren geleidelijk gedaald; hij bedraagt voor 1938
f.45.825 en voor 1939 f. 45.525.
Dit bedrag is echter beslist noodig, om de
plantsoenen aan hun bestemming van stads-
verfraaiing te doen beantwoorden.
Aan de besturen van de gesubsidieerde bij
zondere bewaarscholen is verzocht om. evenals
vroeger herhaaldelijk geschiedde, ook thans we
der genoegen te nemen met een geringere sub-
i'it dan waarop zij, krachtens de betrekke
nde verordening, aanspraak kunnen maken,
■jot ons leedwezen deelden de besturen mede,
Qat zij aan dit verzoek niet konden voldoen.
Om de financieele gevolgen van overneming
door onze gemeente van het zgn. Utrechtsche
stelsel te kunnen berekenen, zou moeten vast
tek welk tedrag de gemeente, bij dat stelsel,
ten behoeve van de bijzondere bewaarscholen
beschikbaar zou willen stellen.
Hoewel de toeneming van de uitgaven van de
Sfmeenteiyke Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon nauw samenhangt met de tijdsom-
kn n igheden- waartegen de gemeente niet veel
dam00n' heeft °°k deze post onze volle aan
tikk in nader overleg met deze Commissie kon
r1" de subsidie voor 1939. die zij aanvankelijk
ti™5i 000 geraamd, alsnog met f. 15.000
'•orcien verlaagd, op grond van door de Com
missie gegeven suggesties naar aanleiding van
"ze vraag of het mogelijk was om tot inper-
ng van de uitgaven te geraken. Een verdere
"■mindering achtte zij echter niet verantwoord,
j* Nijging van de kosten van armenzorg van
tnPM °P« ^aar niet hechts een gevolg van een
^neming van het aantal ondersteunden, maar
Oom*11 0011 toepassing naar analogie door de
Vftrwi le van maatregelen, die ten behoeve
w werkloozen worden ingevoerd, zooals de
Fn f iV:'n hpvek<ming van de gezinsinkomsten,
n al veil in dc laatste weken een tendenz
verbetering in vergelijking met de
rknnisti?e periode van een laar te voren
JJJ, te nemen, toch moet ln het oog worden
n°Pden, dat de subsidie voor 1938 die op
f. 803.300 werd uitgetrokken, ook aanzienlijk zal
moeten worden verhoogd.
De Commissie diende n.l. eenige maanden ge
leden een suppletolre begrooting in, blijkens
welke voor 1938 vermoedelijk een subsidie van
f. 920.750 zal zijn benoodigd.
Ook reeds in het Stuk van 1938. waarbij wjj
voorstelden om den post „ondersteuning van
werkloozen" voor 1938 van f. 1 293.250 tot
f. 1.500 000 te verhoogen. tot gelijk bedrag der
halve. als voor 1939 moest worden uitgetrok
ken. wezen wij op het verschijnsel, dat de
daling van het aantal werkloozen zich niet
weerspiegelt in de voor de ondersteuning be
noodigde bedragen. Verschillende oorzaken zijn
hiervoor aan te wijzen; daar is in de eerste
plaats het feit, dat de grootste vermindering
van het aantal ingeschrevenen bij de Ar
beidsbeurs heeft plaats gehad ln de groep van
Jeugdige en jongere werklieden, meestal on-
gehuwden, die niet behooren tot ondersteunde
gezinnen. In dit verband kan verder worden
vermeld, dat inderdaad de z.g. „zware geval
len" veel moeilijker werk kunnen vinden, dan
de arbeiders, die korten tijd werkloos zijn, een
verschijnsel, dat verklaarbaar is en waarnaar
wfj een onderzoek, dat tiJdroovend zou zijn, niet
bepaald noodig achten.
Als maatregelen, die verhoogend op de werk-
loosheidheidskosten hebben gewerkt, moeten
voorts de verschillende wijzigingen in de steun
regeling worden genoemd, zooals het vrijlaten
bij de steim-berekenlng van een gedeelte van
de verdiensten van inwonende kinderen; het
verleenen van extra-bfjslag aan inwonende
werkklooze gezinsleden; de verhooging van de
maximum-percentages; een verruiming van de
brandstof f en voorzienlne. welke maatregelen alle
veel geld kosten, terwijl ook nog kan worden
vermeld het onlangs door den Minister van So
ciale Zaken uitgevaardigde voorschrift, dat alle
verdiensten voor het verrichten van gezinsar-
beid van huishoudelijken aard bij de vaststel
ling van het steunbedrag buiten beschouwing
moeten worden gelaten.
De motieven voor het achterwege laten van de
afschrijving op het aandeelenbezit van de ge
meente ln de Leidsche Duinwater Maatschappij,
gelden thans nog evenzeer.
Inzake het Ongevallenfonds worden geen
nieuwe gezichtpunten geopend. Wij hebben er
bij herhaling op gewezen, dat men bij de be
oordeeling van de resultaten van het dragen
van eigen risico» niet van enkele jaren laa:
staan één enkel Jaar mag uitgaan, maar een
lange periode tot maatstaf moet nemen.
In aanmerking nemende de verschillende be
langrijke buitengewone werken, die indertijd
ten laste van het uit den gewonen dienst ge
vormde Fonds voor Stadsverbetering en Sociale
Doeleinden werden gebracht, acht ons College de
voorgestelde overboeking van den kapltaaldlenst
alleszins geoorloofd, al willen wfj gaarne erken
nen, dat ons College ln normale omstandig
heden een dergelijk voorstel niet zou doen.
Wij gaven te kennen, dat het becijferde be
drag van f. 225.000. hetwelk nog in de Alge-
meene Reserve aanwezig zou zijn geweest, in
dien een andere gedragslijn was gevolgd, niet
ln eens en ten volle aan de begrooting van 1939
mocht worden ten goede gebracht. Al kunnen
wy ook ditmaal niet in beschouwingen treden
over toekomstige begrootingen, het is toch niet
te gewaagd, om te veronderstellen, dat in vol
gende jaren het opmaken van sluitende be
grootingen nog met groote moeilijkheden ge
paard zal gaan. Het was dus vooral met het
oog hierop, dat wy ln overweging gaven de
overboeking niet hooger dan f. 100.000 te stel
len, met de daaraan verbonden consequentie
van een verhooging van het aantal opcenten
op de personeele belasting met 35 tot dekking
van het nog ontbrekende bedrag van f. 82.250.
Kon derhalve, zooals boven werd uiteengezet,
eenerzyds een verhooging van belasting niet
langer worden uitgesteld, anderzyds maakte
deze uitkeering van den kapltaaldlenst het mo-
geiyk de verzwaring van den belastingdruk
voorshands te beperken en een eventueele ver
dere styging geleideiyk te doen plaats vinden.
B. en W. zien geen heil in het laten be
talen van hooge belastingen door de ingezete
nen. ook met het oog op het gevaar voor be-
lastingvlucht. Dit gevaar moeten wy ook in her
innering brengen aan hen. die het een bezwaar
achtten, dat de progressie by de verhooging
van de opcenten op de personeele belasting
niet scherper wordt toegepast. Men dient
hierbij voorts in het oog te houden, dat het
tarief der hoofdsom, waarop de opcenten wor
den geheven, zelf reeds een niet onbelang
rijke progressie bevat. Werden nu bovendien
nog de opcenten progressief geheven, dan zou
voor een stad als Leiden een zeer ongewenschte
belastingregeling ontstaan, zonder dat daarmede
de minst araagkrachtigen in eenigszins betee-
kenende mate werden gebaat.
De bezuinigingspost voor f. 10.000 moet wor
den gezien in verband met het stellige voorne
men van ons College, om ook in dit Jaar zoo
veel mogeiyk bezuiniging en versobering in de
gemeentehuishouding te betrachten. Zoo kan,
behalve hetgeen onze hand in den loop van
het jaar verder vindt te doen, het brugwach-
terspersoneel nog eenigszins worden ingekrom
pen; zijn de administratiekosten, in aanmer
king komende voor de berekening van de ex
ploitatievergoeding van de byzondere lagere
scholen, verminderd; wordt de mechanisatie
van de administratie der Lichtfabrieken verder
doorgevoerd, wat op den duur ook tot besparing
zal leiden.
Ons College heeft uiteraard het wetsontwerp
inzake de forensenbelasting en dat tot verrui
ming van het belastinggebied voor noodlijdende
gemeenten bezien, waarvan het eerste natuur-
ïyk voor Leiden het meest beteekenis heeft.
Wy achten het niet gewenscht op de mogeiyke
financieele gevolgen daarvan voor onze ge
meente ln te gaan, omdat het nog slechts eèn
ontwerp van wet is, waarvan niet bekend is.
of en in welken vorm dit in het Staatsblad
verschynt. Te minder aanleiding bestaat daar
toe. waar deze wetsontwerpen samenhangen met
nog vrij vage plannen van de Regeering. om de
zelfstandigheid van het gemeenteiyk financieel
beleid ook op andere wyze weer te versterken,
en moet worden afgewacht in hoever dit alles
nu tot een meer draaglijken toestand zal lelden;
wij waarschuwden echter reeds tegen al te op
timistische verwachtingen en vestigden er ult-
drukkeiyk de aandacht op. dat het aan de orde
stellen van deze onderwerpen in geen geval
reden mag zUn voor eenige verslapping van de
tot nog toe betrachte zuinigheid ln het finan
cieel beheer van de gemeente. Dit geldt natuur-
ïyk ook voor den kapltaaldlenst.
Naar aanleiding van een vraag of niet bedra
gen moeten worden uitgetrokken voor rente en
aflossing voor den Stadhuisbouw geleende gel
den. zij opgemerkt, dat de over 1939 te betalen
rente en aflossing van aangegane geldleeningen
volledig op de begrooting werden gebracht..
Voorzoover in 1939 nieuwe leeningen op langen
termyn mochten worden gesloten, zullen de
voor rente benoodigde bedragen dienen te
worden afgeschreven van den post ..rente van
kasgeld", die. ongerekend de rente voor ln dé-
posito genomen gelden, op ruim f.30 000. werd
geraamd.
Volledigheidshalve moge hieraan nog worden
toegevoegd, dat wfj het niet noodie hebben ge
acht gelden te reserveeren voor aflossing op de
toegestane credieten voor het nieuwe stadhuis,
welke nog niet ln een vaste leening werden
opgenomen, omdat de bouw noe in vollen gang
is en dit werk wegens zyn levensduur een
uitzonderlyk karakter heeft.
In den Franschen Senaat is gisteren het
debat over de buitenlandche politiek ge
voerd. Van diverse zijden werd gewaar
schuwd tegen een nieuw Muenchen. al lie
pen de meeningen over de houding tegen^
over Spanje uiteen. Minister Sarraut ver
zekerde, dat Frankrijk geen Spaansche re-
publikeinsohe regeering op Fransch gebied
zal dulden.
Minister Bonnet hield een rede, waarin
hij zelde in het licht van de kortelings in
het buitenland uitgesproken redevoeringen
duidelijk de doeleinden te willen precisee
ren van de Fransche politiek, benevens de
middelen van actie, waarmede de diplo
matie ze nastreeft.
„De nagestreefde doeleinden zijn een
voudig. Wij willen in de allereerste plaats
ons gebied en ons rijk beveiligen. Wat
Fransche arbeid en Fransch bloed hebben
opgebouwd zal Fransche moed weten te
verdedigen. Wij hebben een erfenis ont
vangen van onze voorgangers. Wij willen
die ongeschonden aan onze nakomelingen
nalaten. Daarover bestaat geen enkele twij
fel. geen enkele schaduw, geen enkele on-
eenigheid tusschen de Franschen. Maar
Frankrijk kan zijn diplomatieke actie niet
beperken tot de grenzen van zijn gebied en
zijn rijk. Het kan niet afzien van zijn ge-
wettigden invloed in andere deelen der we
reld. noch zich zijn rol als groote mogend
heid laten voorschrijven. Zeker, Frankrijk
begrijpt, dat de natuur der dingen, de sa
menwerking van aardrijkskunde en ge
schiedenis voor ieder volk speciale invloed-
zones aangeven. Maar het heeft voor zijn
eigen rekening op alle vastelanden be
langen en vriendschappen te verdedigen.
Het houdt bij zijn betrekkingen met na
burige regeeringen geen rekening met haar
politieke structuur of haar doctrinaire
voorkeuren.
Wij hebben, zoo zeide Bonnet, geen en
kele poging verwaarloosd om ieder misver
stand tusschen Italië en Frankrijk uit den
weg te ruimen.
Het heeft steeds den wil te kennen ge
geven om zich met Duitschland te ver
staan. Het heeft een nieuw bewijs gegeven
van dezen vredelievenden wil tijdens de
overeenkomst van Muenchen. De debatten
over dit punt zijn geslotenFrankrijk
heeft zich trouwens niet minder verzoe
ningsgezind getoond jegens het zwakke en
ontwapende Duitschland dan tegenover het
sterke en herwapende Duitschland. Inder
daad, er is geen Franschman, die niet van
ganscher harte en met heel zijn verstand
een goede verstandhouding wenscht tus
schen Frankrijk en Duitschland.
Wij gelooven vast. dat de aard der din-
fen en de wenschen der volkeren zelf
'rankrijk en Italië tot vriendschap noo-
den.
Wy kunnen ons slecht een Italië
voorstellen, dat een aanval zou plegen
op Frankrijk en er bestaat zeker geen
Franschman, die er ooit aan gedacht
heeft, dat zijn vaderland tegen Italië
een oorlog zou kunnen ontketenen van
een weerzinwekkende impiëteit. Deze
beide naties zijn met elkander verbon
den door de drievoudige gemeenschap
van taal, cultuur en vergoten bloed.
En deze banden van vriendschap eisch-
ten van Frankrijk, dat het zich duidelijk
uitsprak na de betoogingen in de Italiaan-
sche Kamer en de Italiaansche pers.
Het Spaansche vraagstuk.
Na zijn verklaring ten deze van 19 De
cember herhaald te hebben, besprak Bonnet
den burgeroorlog in Spanje. In 1936 gaf
Frankrijk te kennen, dat het in dezen oor
log niet intervenieeren zou. Het heeft zich
aan deze gedragslijn gehouden. „Het par
lement had de niet inmengingspolitlek
toegejuicht op een oogenblik, waarop de
Spaansche republiek meesteresse was van
geheel Spanje. Het zou een vreemde para
dox zijn geweest van deze politiek afstand
te doen op een oogenblik. waarop de repu-
blikeinsche regeering drie vierden van net
Spaansche gebied had verloren.
Maar, zoo voegde Bonnet hier aan
toe, „Spanje liceft voor onze verbin
dingen met ons Afrikaansche rijk een
kapitaal strategisch belang. Wij zou
den niet kunnen toestaan, dat eenige
vreemde staat de onaantastbaarheid
van Spanje zou komen te bedreigen en
door Spanje heen de veiligheid van
Frankrijk bedreigde.
De regeering te Burgos, die in Septem
ber j.l. ons haar neutraliteit in geval van
een oorlog ter kennis bracht door tus-
schenkomst van haar vertegenwoordiger te
Londen, heeft openlijk verklaard en ons
doem zeggen, dat zij naijverig de onafhan
kelijkheid van Spanje zou handhaven en
geen enkele bultenlandsche beslaglegging
op haar zou aanvaarden.
De regeering te Rome heeft in haar ac-
coord met Engeland verklaard, dat zij geen
enkel territoriaal of politiek doel nastreef
de in het moederland van Spanje, noch op
de Spaansche eilanden, noch in de Spaan
sche koloniën.
Ten slotte heeft de Britsche regeering
bij wie wij een nauwkeurige démarche heb
ben ondernomen op dit punt, ons doen
weten, dat zij volledig solidair is met
Frankrijk voor de verzekering van de on
afhankelijkheid van Spanje.
Wat Frankrijk wil is eenvoudig, dat deze
verplichtingen worden nagekomen.
Onder deze omstandigheden wordt onze
taak duidelijk.
Van ganscher harte zullen wij Spanje
helpen bij het helen der wonden welke het
gedurende deze twee afschuwelijke Jaren
van burgeroorlog zijn toegebracht.
Frankrijk heeft nimmer aan het verdeel
de Spanje iets anders toegewenscht dan
een verzoening van zijn burgers op het ge
meenschappelijke grondgebied. Tegenover
de Spaanscne kinderen, die een beroep de
den de menschel ij kheid. heeft Frankrijk
bewijzen van edelmoedigheid gegeven, die
naar ik meen zonder precedent zijn en
waarover de republikeinsche regeering gis
teren haar levendige erkentelijkheid heeft
uitgedrukt.
Daladier legde daarop nog een korte ver
klaring af. Hij zeide o.a.;
De politiek van het Fransche rijk is geen
politiek van den terugtocht, het is precies
het tegenovergestelde. De kracht van
Frankrijk ligt niet in min of meer plech
tige verklaringen. Ik zie die kracht in zijn
leger, zijn uitstralingsvermogen en de een
dracht van alle Franschen. Ik hoop. dat
deze politiek de goedkeuring van den Se
naat zal wegdragen, want het is een poli
tiek van rede en vastberadenheid, die. bui
ten alle formuleeringen om, zich slechts
bezielt in het heil van het vaderland."
De zitting van den Senaat werd op
geheven, nadat met 290 stemmen tegen
16 een motie van vertrouwen werd
aangenomen. De motie luidde als
volgt
De Senaat hecht goedkeuring aan de
verklaringen der regeering, stelt ver
trouwen in haar waakzaamheid voor de
handhaving van de intregriteit van
het rijk en de veiligheid onzer impe
riale wegen, bevestigt de voortduring
van de traditioneele politiek van Frank
rijk ter verzekering van de ontwikke
ling van den vrede in een stabiel en
ordelijk Europa en gaat over tot de
orde van den dag.
33