Yereeniging „Oud-Leiden' Nieuws „Mannequin" Victoria-Waier LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 3 Februari 1939 Vierde Blad No. 24190 79sie Jaargang „Oud en Nieuw Leiden op stedenbouwkundig gebied" De Jaarvergadering. PRESTO ZEEPPOEDER SLECHTS 5cr. PER PAK Met Joan Crawford en Spencer Tracy Bovengenoemde vereeniging hield gister avond in de bovenzaal van „Amicitia" haar drukbezochte jaarlijkschc ledenvergade ring. De voorzitter, prof. mr. H. A. Idema, sprak epn welkomstwoord. De bestuursverkiezing had tot resultaat, dat alle periodiek aftredende bestuursleden iverden herkozen. Aan het jaarverslag van der. secretaris, den heer A. Bicker Caarten, is het vol gende ontleend: Jaarverslag secretaris. Met voldoening kan het bestuur op het afgeloopen jaar terugzien. „Oud-Leiden" had een bloeiend vereenigingsleven, boekte een stijgend aantal leden, wist eenige restauraties in de stad tot stand te bren gen, gaf het 30ste deel van het Leldsch Jaarboekje uit, wekte de belangstelling op voor Lefdens geschiedenis en voerde, waar noodig, strijd tot behoud van het bedreigde schoon in deze stad en hare omgeving. Ook in het afgeloopen jaar hield de ver meerdering van het ledental aan. Dit steeg van 408 op 1 Januari tot 460 op 31 Decem ber 1938. In het afgeloopen jaar bleven de schenkingen niet uit. Op verzoek van het bestuur heeft de dienst der Gemeente werken aan de regentenwapens, welke omstreeks 1665 werden aangekocht op de binnenplaats van het St. Elisabeth Gast huis aan de Oude Vest, de oorspronkelijke kleur weder laten aanbrengen de meeste wapens hadden in den loop van den tijd een geheel andere kleur verkregen. De heer IV. J. J. C. Bijleveld verstrekte de wapenkun dige gegevens voor dit werk. Het betreft hier de wapens van de families van Groot- veld, van Singelshouck, van IJsselsteyn, van Ringelenbergh. van Strichtenhuys en van Assendelft. Bij zijn streven tot het doen herleven van geschiedkundige schoon heid In onze stad heeft het bestuur den gevelsteen in den zijgevel van het. pand Beestenmarkt 50 doen schoonmaken en beschilderen. Door een bijzondere omstandigheid heeft de Vereeniging nog een tweeden gevel steen doen schoonmaken. Wegens bouwval ligheid moest n.l. de zijgevel aan de Oude Vest van het pand Lange Mare nr. 36, waarin de fraaie gevelsteen „Dit is de oude Maren Poort" Anno 1615, worden ver nieuwd. Van deze gelegenheid maakte het bestuur gebruik den steen van zijn dikke verflaag te ontdoen gedurende een tweetal weken, dat de steeji uit den gevel was verwijderd. Bij het schoonmaken kwamen alle oorspronkelijke kleuren, waarvan er thans nog verschillende zichtbaar zijn, te voorschijn. Op welke wijze de gevelsteen thans tegen weer en wind beschermd be hoort te worden zal in het voorjaar van 1939 worden overwogen. In het najaar I wendde het bestuur zich tot het Gemeente- I bestuur met het verzoek te willen bevorde- I ren. dat het oude poortje van de v.m. I woning van den Rector van de Latijnsehe I School, thans voorloopig opgesteld In de I Lakenhal wordt geplaatst als scheiding I tusschen den achtertuin van de bij de I Academie getrokken panden Rapenburg I No. 67/71 en den Hortus. De actie voor het I behoud van het v.m. St Caecilia Gasthuis I met de z.g. Boerhaavezalen tot het herstel I van Molen „de Valk" en de restauratie van I het. Gravensteen werd voortgezet. Eveneens I beijverde het bestuur zich voor het behoud I van de minst geschonden oude klokken I van het Leidsch Stadhuis-carillon, alsmede I voor het behoud van de fraaie bouwfrag- I inenten van den ouden Stadhuisgevel, voor I zoover deze fragmenten niet bij den op- I bouw van den gevel konden worden aange- I wend Verwacht mag worden, dat beiden I aangelegenheden een gunstige oplossing I ten deel zal vallen. Veel moeite ten I slotte heeft het bestuur zich getroost voor het vinden van een goede bestemming van den uit bouwkundig oogpunt zoo merk- waardigen gevel van het eertijds aan de Brcestraat gestaan hebbende woonhuis van Cornells Sprongh. welke gevel zich, zooals bekend, bevindt op de binnenplaats van het Hoogeschoolgebouw te Delft. Een op lossing werd nog niet gevonden, doch het zoeken hiernaar zal worden voortgezet. Het arbeidsterrein der vereeniging strek te zich ook uit over de omgeving van Leiden. Het jaarverslag werd onder grooten dank aan dezen ijverigen functionaris goedge keurd. De kascommissle rapporteerde bij monde van den heer A. J. M. van Dijk zeer lof felijk over de administratie van den pen ningmeester, den heer E. W. Wichers Rol- landet, die onder dank voor zijn gevoerd beheer werd gedechargeerd. De inkomsten hadden circa f. 1750.bedragen en de uit gaven ongeveer f. 1300 zoodat er een batig saldo is van rond f450.Van de rondvraag werd geen gebruik gemaakt. Na afloop der vergadering heeft de heer A M de Blauw, directeur van Gemeente werken een met lichtbeelden geïllustreerde voordracht gehouden over „Het oude en nieuwe Leiden op stedebouwkundig en aan verwant gebied". Spr. ving aan met een overzicht te geven van de historische ontwikkeling van de stad, waardoor men fn staat is zich een beter begrip te vormen van het nieuwe Leiden en zijn problemen. Juist het feit. dat we hier te doen hebben met een stad van een bij uitstek historisch karakter, maakt dat de huidige problemen van deze stad vaak van bijzondere beteeke- nis zijn en dat de oplossing ervan met de noodige voorzichtigheid dient te worden ge hanteerd, teneinde ernaar te streven, dat het typisch stedebouwkundige karakter zooveel mogelijk bewaard blijft. Niet alles kan behouden blijven, ook soms niet wat mooi of karakteristiek is, hoe gaarne men dat zou willen. Veel stadsschoon is in den loop der tijden verloren gegaan, hetzij be paaldelijk gedwongen door de eischen des tijds en der samenleving, hetzij door gebrek aan zorg en piëteit, doch dit laatste moet dan niet zoozeer worden gesteld op reke ning van het Nieuwe Lelden, doch voorna melijk van het Oude Leiden of beter gezegd van het eenigszins Oude Leiden, met name van het vandalisme, dat vooral in het mid den van de 19e eeuw is gepleegd. Bij de tegenwoordige opvattingen, waar van ook het Stadsbestuur doordrongen is, zal het niet licht meer voorkomen dat stads schoon noodeloos wordt opgeofferd, al moet zulks wel eens noodgedwongen geschieden. Uitvoering stond spr. vervolgens stil bij de oudste geschiedenis der stad. bij de uit breidingen van 1294, 1355 en 1389 om den groei te illustreeren met diverse bevolkings cijfers. Na ongeveer 3 eeuwen stilstand in den stadsuitleg vonden er opnieuw drie stadsvergrootingen plaats, nl. in 1611, in 1644 en in 1659, waarmede de stad den tegenwoordigen vorm binnen de thans nog bestaande singelgrachten verkreeg. Alle 6 hiervorenbedoelde stadsuitbreidin gen hadden in denzelfden trant plaats, nl. door het dempen of overwulven van grach ten, o.a. Voldersgracht (tegenwoordige Lan- gebrugi, Pieterskerkgracht, Papengracht, Rijk aan minerale bestanddeelen. 7824 (In?ez. Med.) Hooglandsche Kerkgracht. Hooigracht, ver schillende Binnenvestgrachten, en het gra ven van nieuv/e grachten en singels, het sloopen van vestmuren. vestwallen of bol werken, o.a. langs Oude Vest, Heerengracht en Vestestraat, en het maken van nieuwe wallen en bolwerken, het afbreken van be staande stadspoorten en het buitenwaarts bouwen van nieuwe poorten. Uit de tegenwoordige indeeling der bin nenstad spreekt de groei in 6 tempo's nog heel duidelijk. Nadat tegen het einde der 17e eeuw de stad haar bloeiperiode had bereikt met een aantal inwoners van meer dan 70000, volgde in de 18e eeuw een groote achteruitgang van handel en industrie, gepaard gaande met een sterke bevolkingsafname, mede veroorzaakt door hooge sterftecijfers. In den aanvang der 19e eeuw waren er nog slechts 28000 inwoners Daarna neemt de bevolking weer geleidelijk toe en bereikt in 1865 een aantal van rond 40000. Omstreeks dien tijd werden vele poorten en molens gesloopt en vestwallen en bolwerken waren afgegraven, een en ander voortvloeiende uit een destijds gevoelde noodzakelijkheid, waarmede spr. echter niet wil zeggen, dat het niet anders had gekund, althans wat de poorten en molens betreft. Ock op ander gebied viel in het midden der 19e eeuw veel stadsschoon ten offer. Het dempen van grachten vond op groote schaal plaats, hoofdzakelijk wegens de toen gevoelde behoefte om de ernstige gracht vervuiling te beperken. Ook de molens, waarvan er in 1674 nog 19. in 1800 nog 10 op de vestwallen stonden, zijn in die periode bijna geheel verdwenen. Was na de laatste stadsuitbreiding van 1659 door den achteruitgang van het bevol kingscijfer de behoefte aan verdere grens- uitzetting gedurende de 18e en ook in de eerste helft van de 19e eeuw geheel verdwe nen, geleidelijk deed zich die behoefte weder gevoelen, en dit te dringender toen onmiddellijk buiten den singelrand op het gebied der randgemeenten een vrij uitge strekte bebouwing was verrezen met een feitelijk Leidsche bevolking, die wel in de lusten, maar niet in de lasten der stad wilde deelen. Het duurde nog tot 1896, dat deze grensuitzetting verwezenlijkt werd, waarbij het gebied der gemeente toenam van 170 h.a. tot 564 h.a. en het bevolkings cijfer, inmiddels aangegroeid tot rond 45000, steeg tot rond 53000, Het in verband daarmede noodzakelijke uitbreidingsplan werd eerst in 1907 vastge steld. Spr. behandelde vervolgens het nieuwe Leiden. Gedurende de oorlogsjaren trad vrijwel een stilstand in de openbare werken in. Als een belangrijk gebeuren uit dien tijd valt te vermelden de voltooiing van het Rijn- Schiekanaal (1919), waarmede de zg. groote vaart door de stad werd opgeheven. Zeer belangrijk was ook, dat in 1919 we derom grenswijziging tot stand kwam. waardoor de stad haar huidige begrenzing verkreeg en pl.m. 689 ha. werd toegevoegd aan het stadsgebied, dat daarmede steeg tot pl.m. 1254 ha., terwijl het inwonertal, In middels aangegroeid tot 61000, met 4000 ge- annexeerden toenam tot 65000. Uitvoerig stond spr. achtereenvolgens stil bij de totstandkoming van vele openbare werken, waarvan de meeste bij onze lezers nog wel in de herinnering zullen leven, zoodat wij er hier niet over uitweiden. Zoo was er het bruggenvraagstuk onze stad telde pl.m. 135 bruggen, waarvan 27 beweegbare! het probleem van den af voer van het afvalwater en de waterverver- sching der grachten (centraal riolerings stelsel en rioolwaterzuiveringsinrichting de verbeterde toegangswegen tot de stad. de verbreeding der singels en de diverse sanee- rings-plannen voor de binnenstad. Tenslotte weidde spr. uit over de toekom stige ontwikkeling van Leiden, welke uit stedebouwkundig oogpunt bezien in de eerste plaats beheerscht wordt door de kwa liteiten van het uitbreidingsplan, dat voor de gemeente is vastgesteld (in 1933). Een uitbreidingsplan is bedoeld als een bestemmingsplan, waarbij onderscheid ge maakt wordt tusschen de gronden, waarop de bebouwing zich in de eerstvolgende jaren zal uitbreiden en waarvoor de be stemming in onderdeelen moet worden be paald. en de gronden, waarover de uitbrei ding in een verdere toekomst zal plaats vinden en waarvoor de bestemming in hoofdzaak kan worden aangeduid. 7819 fIngezMed.) Het plan in onderdeelen moet o.m. be vatten een volledig plan van de straten met aanwijzing van de straatbreedten van de grachten, pleinen, plantsoenen, parken, sport- en speelterreinen enz. met duidelijke aanwijzing van de begrenzing daarvan, en van de gronden, aangewezen voor bebou wing, waarbij weer onderscheid moet wor den gemaakt tusschen woonwijken, indus triewijken en eventueel gemengde wijken. Voor zoover het plan van uitbreiding de bestemming in hoofdzaak aanwijst, behoeft het slechts een beeld te geven van de toe komstige uitbreiding, en moet dan bevatten een plan van de hoofdverkeerswegen met aanwijzing van de wegbreedten, alsmede de bestemming van gronden voor doeleinden van openbaar nut, voor bebouwing of voor industrie. De bestaande omstandigheden zijn voor een doelmatige uitbreiding van Leiden over het algemeen alerminst gunstig te achten. Zeer vele aaneensluitende spoor- en wa terwegen 1 ggen in de onmiddelijke omge ving van de stad. Een belangrijke uitkomst in deze zouden geven de spoorwegplannen, bestaande in het omhoozbrengen van de spoorbaan van ongeveer de Vink tot den Haarlemmerweg (waardoor de gewone ver keerswegen met viaducten daar onderdoor kunnen worden gevoerd), eepaard met den bouw van een niexiw station, waardoor tevens de in stedebouwkund;g opzicht wei nig fTaa e omgeving van het bestaande stationsplein zou verdwijnen. De beruchte overweg. De verwezenlijking van deze spoorweg plannen behoort al sinds jaren tot de vrome wenschen van eiken rechtgeaarden Leidenaar. maar ondanks de krachtige pogingen welke reeds sinds lang en nog steeds door het gemeentebestuur zijn en worden ingesteld, mocht die verwezenlijking nog niet tot standkomen. blijkbaar afstui tend op de groote kosten 'plm. 3'/! mil- lioen gulden), welke natuurlijk niet alleen door de gemeente kunnen worden gedragen hoewel de gemeente gaarne bereid zal zijn daarvoor een. in overeenstemming met hare financieele draagkracht, belangrijk offer (spr. noemt bijv. f. 1.000.000) te brengen. Spr. wil hier nog even opmerken, dat ter oplossing van het overweg-vraagstuk aan den Rijnsburgerweg het maken van een groote tunnel waarbü dus de spoorbaan a niveau blijft en de geheele weg daar- onderdoor wordt gevoerd niet in aan merking komt, ook niet als provisorische oplossing. Zoo'n tunnel met hare lange en diepe in snijdingen zou stedebouwkundig een slechte oplossing geven, de toegangen tot de Boer- haavelaan en het Academisch Ziekenhuis zouden als het ware worden afgesneden, de trams zouden niet voldoende dicht bij het station kunnen komen (vandaar dat ook de Ned. Spoorwegen zoowel als de beide tramwegmaatschappijen ernstig bezwaar tegen zoo'n tunnel maken, doch bovendien zou ook een tunnel zeer belangrijke kosten (rond f. 1.000 000) vorderen en waar hier mede een oplossing en dan nog onbe vredigend zou worden verkregen voor slechts één plaats, terwijl andere overwegen (Lage Morschweg, geprojecteerde gordel- weg. Maredijk en Haarlemmerweg) in een min of meer nabije toekomst eveneens om oplossing zullen vragen zou het maken van tunnels tenslotte bijeen nog duurder uit komen dan de eenig juiste oplossing (om- hoogbrengen spoorbaan c.a.) en dus ook uit economisch oogpunt niet verantwoord zijn. Zooals voor elk uitbreidingsplan is voor het ontwerpen eerst het schema van hoofd verkeerswegen opgezet, vormende het ge raamte voor de verdere uitwerking. Thans nog doorsnijdt het doorgaand verkeer in hoofdzaak de binnenstad en concentreert z ch op de bestaande Oost- West-route Hooge Rijndijk—Levendaal— KorevaarstraatBreestraat en verder door het Noordeinde of in de richting Rijnsbur gerweg. Men heeft dus hier de Breestraat gekozen hoewel geenszins een breede straat; zuiver uit verkeersoogpunt zou demping van het Rapenburg aangewezen zijn, doch daarvan kan natuurlijk geen* sprake zijn. Een nieuwe Oost-Westverbinding door de stad is gedacht over Lage Rijndijk, Noord waarts om Zijlpoort. Ververstraat, te dem pen Langegracht en Lammermarkt. Behoorlijke Zuid-Noord verbindingen ont breken fe.telijk geheel en al; de voor naamste ervan is ontworpen aldus: Lam- menschansweg Korevaarstraat Gan getje (verbeed) Hartesteeg (verbreed) Nieuwstraat Hooigracht Pelikaan straat (verbreed) en verder doorbraak naar Maresmgel. Met de verwezenlijking van dezen hoofdader is een aanvang gemaakt. Er wordt dus voor de binnenstad een verkeerskruis gevormd met de kruispunten bij Korevaarstraat en Langegracht. Ter ontlasting van het verkeer door de stad. tevens dienend ter onderlinge ver bind ng v^n de buitenwijken, heeft men de gordelwegen, waarvan zijn te onderscheiden de binnenste gordel volgens het beloop der singels, een middelste gordel loopende o.a. over Burggravenlaan en De Sitterlaan en een buitenste gordel o.m. langs Kanaal- weg; de beide .laatstgenoemde gordels welke nog slechts gedeeltelijk voltooid zijn, vormen geen afzonderlijk gesloten cirkels; ten deele vallen ze samen. Verder kan men nog spreken van uit valswegen. welke van verschillende plaat sen der binnenstad radiaal in verschillende richtingen uitgaan en waaronder men zou kunnen rekenen PrinsessekadeRijnsbur gerweg. DoezastraatHeerenstraatZoe- terwoudscheweg en den Lammenschans- weg. Wat de bestemmingen betreft zijn bij een uitbreidingsplan drie hoofdgroepen te onderscheiden n.l. woonwijken, industrie wijken en terreinen voor parken, plant- stoenen en sport- en speelvelden. Op elk dezer onderdeelen ging spr. uitvoering in om tot besluit nog iets te zeggen over de ligging van Leiden ten opzichte van de Rijkssnelwegen. Het is nog pas kort geleden, dat door de Commissie van Overleg in zake de Rijks wegen aan het gemeentebestuur mededee- ling is gedaan van de plannen, welke ten aanzien van het snelwegennet voor zoo ver Leiden daarbij betrokken is bij de Regeering bestaan. Uit die mededeelingen is gebleken, dat het in de bedoeling ligt om naast den grootendeels reeds be- staanden snelweg AmsterdamDen Haag, welke loopt bewesten Leiden met eene z.g. halfklaver,blad-aansluiting te Oegstgeest 'Rhijnzichtweg) vlak beoosten Leiden een snelweg aan te leggen van Amsterdam naar Rotterdam (via Ypenburg). terwijl de schakel tusschen deze beide snelwegen on middellijk zuidwestwaarts van Leiden zal komen, loopende van de z.g. 3 Witte palen, via de Vink, in rechte lijn naar den snel weg beoosten Leiden. Lelden zal dus komen te liggen in het knooppunt van de snel* wegen, welke de hoofdstad met de beida andere grootste steden van het land ver bindt en van den verbindingsweg tusschen deze beide wegen en waar bovendien in alle richtingen behoorlijke aansluitingen van de stad op deze snelwegen zullen ko men. zoo behoeft spr. niet te zeggen van welke bijzonder gToote beteekenis dit voor Leiden is. De toekomst van onze goede Sleutelstad kan, alsdus besloot spr. m.i. met groot ver trouwen worden tegemoetgezien. €n Dagny Servaes. die deze weeg de hoofdrollen spelen in de spannende film „De Rechtzaak Deruga". BENGT berg als „jager met de camera". cS;nEt Berg, de vervaardiger van de film ofs h UCllt nach Afrika" is een dichter, «noon hij een man van de wetenschap, d_ ontclekKingsreiziger en een jager met camera is en hij het leven bekijkt met ?i»n van den zoöloog. Door Bengt Berg top t'e dieren anders dan wij tot nu iadiv/iewi>on tvaren. Hij toont ze ons als '"au. Hij maakt ons vertrouwd met de individueele gebaren der dieren, zoodat wij ze beter leeren begrijpen. Men zou ook, In andere woorden kunnen zeggen, dat Bengt Berg ons een sprookje voortoovert, maar dit sprookje is louter werkelijkheid. ,J?eeds als kind ging ik met dieren om", zoo vertelde hij ons. „Toen Ik als school jongen de voorbijvllgende zwarm wilde jongen de voorbijvliegende zwerm wilde oogen volgde hield ik van dieren en ik doe dat nog steeds even hartstochtelijk. Op die manier heb ik niet alleen mijn boeken kunnen schrijven en de opnamen kunnen maken, maar heb ik tevens de na tuur leeren begrijpen. Wanneer we het dozijn boeken doorkij ken, die Bengt Berg heeft geschreven, zien we duidelijk, dat de vogelwereld de groote liefde van den schrijver bezit. En niet tegenstaande dat hij in „Akoe Merkoeb" zijn avonturen met de Indische wilde kat ten beschrijft, handelen zijn andere boe ken allemaal over vogels. „De laatste ade laar" en zoovele andere zijner werken ge tuigen van deze liefde voor de gevleugelde dieren. Sinds eenige iaren bezit ik aldus Berg een strook van het strand van mijn ge boortestreek. een strook bosch en strand, een toevluchtsoord voor wilde eenden, rei gers. Na lederen herfst, nadat de sneeuw stormen voorbij zijn. is het in de lente steeds een roerend wederz'en. En dan vertelde Bengt Berg het een en ander van zijn nieuwe film „Sehnsucht nach Afrika", waarin hij zelf de hoofdrol speelt. Hoofdrol? Jawel, want de film bundelt de opnamen, die Bengt Berg tij dens zijn camerajacht heeft verzameld en zij toont ons eveneens opnamen van Bengt Berg's dlerenparadijs. „Zes leerlingen", vertelde Bengt Berg verder, „hebben op den dag. dat zij met het KDF schip „Heimat" terug naar huis moeten, het idee. te voet van Nybro naar Halrop te wandelen en mij een bezoek te brengen. Maar zoo eenvoudig gaat dat niet, want mijn huis ligt verscholen als een echt nest van wilde eenden. Maar tenslotte komen ze toch bij me terecht, na enkele avonturen te hebben beleefd met het vrij rondloopende wild. Vlak voor ons huis ontmoetten zij mijn vrouw en mijn kinderen Bölette en Jense- man. die hen bij me brachten. Zij deelen mü het doel van hun bezoek mede en kijken vol belangstelling naar de jacht trofeeën, die de wanden van mijn studeer kamer versieren. En terwijl de bioscoopbezoekers mede leven met wat in den jongens viertel en laat zien op het zilveren scherm, zien zij op het witte doek van hun bioscoop veel dui delijker wat en waarover ik vertel. Ik hecht er evenals met mijn boeken, de hoog ste waarde aan. dat iedereen mij gemak kelijk kan begrijpen. Ik wend mij dus di rect tot het publiek met mijn film. door middel van het woord en van het beeld. Precies als mijn jonee bezoekers hoop ik dat de bioscoopbezoeker medeleeft, met wat er in mijn dierenparadijs gebeurt. Evenals de iongens moet de toeschouwer vergeten, wat er om hem heen gebeurt in het leven van alledag. Hij mag alleen nog maar belangstelling hebben voor wat er op het witte doek te zien is. De jongens luisterden zóó geboeid dat zij volkomen vergalen, dat hun schip vertrok. Maar zij zijn hierom juist dubbel gelukkig als ik hun beloof hen met mijn roeiboot, naar het vertrekkende schip te brengen. Het einde van de film toont ons het afscheid. Met lachend en dankbaar gezicht, staan zij aan de reeling en roepen mij een tot weerziens toe. „Tot weerziens.... in Afrika. ...1" Joan Crawford en Spencer Tracy: twee bekenden vereenigd onder de regie van Frank Borsage, regisseur o.a. van de film Drie Kameraden". De geschiedenis van een volksmeisje, dat naar weelde snakt, dc weelde, waarvan zij slechts de uiterlijke zijde kent door de ja ponnen, die zij slechts éénmaal mag dra gen. Als tegenspeler Spencer Tracy, wien de prijs werd toegekend der Academy of Motion Pictures voor zijn voortreffelijk spel in Stormduivels. En naast hen beiden een nieuw gezicht, dat van Alan Cutiss, die zich in deze film reeds onmiddellijk een zekere reputatie wist te venverven. IJierboven dit trio in een der scènes, van deze film. die deze week hier vertoond wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 13