Yereeniging „Oud-Leiden'
Nieuws
„Mannequin"
Victoria-Waier
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 3 Februari 1939
Vierde Blad
No. 24190
79sie Jaargang
„Oud en Nieuw Leiden op stedenbouwkundig
gebied"
De Jaarvergadering.
PRESTO ZEEPPOEDER SLECHTS 5cr. PER PAK
Met Joan Crawford en Spencer Tracy
Bovengenoemde vereeniging hield gister
avond in de bovenzaal van „Amicitia" haar
drukbezochte jaarlijkschc ledenvergade
ring. De voorzitter, prof. mr. H. A. Idema,
sprak epn welkomstwoord.
De bestuursverkiezing had tot resultaat,
dat alle periodiek aftredende bestuursleden
iverden herkozen.
Aan het jaarverslag van der. secretaris,
den heer A. Bicker Caarten, is het vol
gende ontleend:
Jaarverslag secretaris.
Met voldoening kan het bestuur op het
afgeloopen jaar terugzien. „Oud-Leiden"
had een bloeiend vereenigingsleven, boekte
een stijgend aantal leden, wist eenige
restauraties in de stad tot stand te bren
gen, gaf het 30ste deel van het Leldsch
Jaarboekje uit, wekte de belangstelling op
voor Lefdens geschiedenis en voerde, waar
noodig, strijd tot behoud van het bedreigde
schoon in deze stad en hare omgeving.
Ook in het afgeloopen jaar hield de ver
meerdering van het ledental aan. Dit steeg
van 408 op 1 Januari tot 460 op 31 Decem
ber 1938. In het afgeloopen jaar bleven de
schenkingen niet uit. Op verzoek van het
bestuur heeft de dienst der Gemeente
werken aan de regentenwapens, welke
omstreeks 1665 werden aangekocht op de
binnenplaats van het St. Elisabeth Gast
huis aan de Oude Vest, de oorspronkelijke
kleur weder laten aanbrengen de meeste
wapens hadden in den loop van den tijd
een geheel andere kleur verkregen. De heer
IV. J. J. C. Bijleveld verstrekte de wapenkun
dige gegevens voor dit werk. Het betreft
hier de wapens van de families van Groot-
veld, van Singelshouck, van IJsselsteyn,
van Ringelenbergh. van Strichtenhuys en
van Assendelft. Bij zijn streven tot het
doen herleven van geschiedkundige schoon
heid In onze stad heeft het bestuur den
gevelsteen in den zijgevel van het. pand
Beestenmarkt 50 doen schoonmaken en
beschilderen.
Door een bijzondere omstandigheid heeft
de Vereeniging nog een tweeden gevel
steen doen schoonmaken. Wegens bouwval
ligheid moest n.l. de zijgevel aan de Oude
Vest van het pand Lange Mare nr. 36,
waarin de fraaie gevelsteen „Dit is de
oude Maren Poort" Anno 1615, worden ver
nieuwd. Van deze gelegenheid maakte het
bestuur gebruik den steen van zijn dikke
verflaag te ontdoen gedurende een tweetal
weken, dat de steeji uit den gevel was
verwijderd. Bij het schoonmaken kwamen
alle oorspronkelijke kleuren, waarvan er
thans nog verschillende zichtbaar zijn, te
voorschijn. Op welke wijze de gevelsteen
thans tegen weer en wind beschermd be
hoort te worden zal in het voorjaar van
1939 worden overwogen. In het najaar
I wendde het bestuur zich tot het Gemeente-
I bestuur met het verzoek te willen bevorde-
I ren. dat het oude poortje van de v.m.
I woning van den Rector van de Latijnsehe
I School, thans voorloopig opgesteld In de
I Lakenhal wordt geplaatst als scheiding
I tusschen den achtertuin van de bij de
I Academie getrokken panden Rapenburg
I No. 67/71 en den Hortus. De actie voor het
I behoud van het v.m. St Caecilia Gasthuis
I met de z.g. Boerhaavezalen tot het herstel
I van Molen „de Valk" en de restauratie van
I het. Gravensteen werd voortgezet. Eveneens
I beijverde het bestuur zich voor het behoud
I van de minst geschonden oude klokken
I van het Leidsch Stadhuis-carillon, alsmede
I voor het behoud van de fraaie bouwfrag-
I inenten van den ouden Stadhuisgevel, voor
I zoover deze fragmenten niet bij den op-
I bouw van den gevel konden worden aange-
I wend Verwacht mag worden, dat beiden
I aangelegenheden een gunstige oplossing
I ten deel zal vallen. Veel moeite ten
I slotte heeft het bestuur zich getroost voor
het vinden van een goede bestemming van
den uit bouwkundig oogpunt zoo merk-
waardigen gevel van het eertijds aan de
Brcestraat gestaan hebbende woonhuis van
Cornells Sprongh. welke gevel zich, zooals
bekend, bevindt op de binnenplaats van
het Hoogeschoolgebouw te Delft. Een op
lossing werd nog niet gevonden, doch het
zoeken hiernaar zal worden voortgezet.
Het arbeidsterrein der vereeniging strek
te zich ook uit over de omgeving van
Leiden.
Het jaarverslag werd onder grooten dank
aan dezen ijverigen functionaris goedge
keurd.
De kascommissle rapporteerde bij monde
van den heer A. J. M. van Dijk zeer lof
felijk over de administratie van den pen
ningmeester, den heer E. W. Wichers Rol-
landet, die onder dank voor zijn gevoerd
beheer werd gedechargeerd. De inkomsten
hadden circa f. 1750.bedragen en de uit
gaven ongeveer f. 1300 zoodat er een
batig saldo is van rond f450.Van de
rondvraag werd geen gebruik gemaakt.
Na afloop der vergadering heeft de heer
A M de Blauw, directeur van Gemeente
werken een met lichtbeelden geïllustreerde
voordracht gehouden over
„Het oude en nieuwe Leiden
op stedebouwkundig en aan
verwant gebied".
Spr. ving aan met een overzicht te geven
van de historische ontwikkeling van de
stad, waardoor men fn staat is zich een
beter begrip te vormen van het nieuwe
Leiden en zijn problemen.
Juist het feit. dat we hier te doen hebben
met een stad van een bij uitstek historisch
karakter, maakt dat de huidige problemen
van deze stad vaak van bijzondere beteeke-
nis zijn en dat de oplossing ervan met de
noodige voorzichtigheid dient te worden ge
hanteerd, teneinde ernaar te streven, dat
het typisch stedebouwkundige karakter
zooveel mogelijk bewaard blijft. Niet alles
kan behouden blijven, ook soms niet wat
mooi of karakteristiek is, hoe gaarne men
dat zou willen. Veel stadsschoon is in den
loop der tijden verloren gegaan, hetzij be
paaldelijk gedwongen door de eischen des
tijds en der samenleving, hetzij door gebrek
aan zorg en piëteit, doch dit laatste moet
dan niet zoozeer worden gesteld op reke
ning van het Nieuwe Lelden, doch voorna
melijk van het Oude Leiden of beter gezegd
van het eenigszins Oude Leiden, met name
van het vandalisme, dat vooral in het mid
den van de 19e eeuw is gepleegd.
Bij de tegenwoordige opvattingen, waar
van ook het Stadsbestuur doordrongen is, zal
het niet licht meer voorkomen dat stads
schoon noodeloos wordt opgeofferd, al moet
zulks wel eens noodgedwongen geschieden.
Uitvoering stond spr. vervolgens stil bij
de oudste geschiedenis der stad. bij de uit
breidingen van 1294, 1355 en 1389 om den
groei te illustreeren met diverse bevolkings
cijfers. Na ongeveer 3 eeuwen stilstand in
den stadsuitleg vonden er opnieuw drie
stadsvergrootingen plaats, nl. in 1611, in
1644 en in 1659, waarmede de stad den
tegenwoordigen vorm binnen de thans nog
bestaande singelgrachten verkreeg.
Alle 6 hiervorenbedoelde stadsuitbreidin
gen hadden in denzelfden trant plaats, nl.
door het dempen of overwulven van grach
ten, o.a. Voldersgracht (tegenwoordige Lan-
gebrugi, Pieterskerkgracht, Papengracht,
Rijk aan minerale bestanddeelen.
7824 (In?ez. Med.)
Hooglandsche Kerkgracht. Hooigracht, ver
schillende Binnenvestgrachten, en het gra
ven van nieuv/e grachten en singels, het
sloopen van vestmuren. vestwallen of bol
werken, o.a. langs Oude Vest, Heerengracht
en Vestestraat, en het maken van nieuwe
wallen en bolwerken, het afbreken van be
staande stadspoorten en het buitenwaarts
bouwen van nieuwe poorten.
Uit de tegenwoordige indeeling der bin
nenstad spreekt de groei in 6 tempo's nog
heel duidelijk.
Nadat tegen het einde der 17e eeuw de
stad haar bloeiperiode had bereikt met een
aantal inwoners van meer dan 70000, volgde
in de 18e eeuw een groote achteruitgang
van handel en industrie, gepaard gaande
met een sterke bevolkingsafname, mede
veroorzaakt door hooge sterftecijfers. In
den aanvang der 19e eeuw waren er nog
slechts 28000 inwoners Daarna neemt de
bevolking weer geleidelijk toe en bereikt in
1865 een aantal van rond 40000. Omstreeks
dien tijd werden vele poorten en molens
gesloopt en vestwallen en bolwerken waren
afgegraven, een en ander voortvloeiende uit
een destijds gevoelde noodzakelijkheid,
waarmede spr. echter niet wil zeggen, dat
het niet anders had gekund, althans wat de
poorten en molens betreft.
Ock op ander gebied viel in het midden
der 19e eeuw veel stadsschoon ten offer.
Het dempen van grachten vond op groote
schaal plaats, hoofdzakelijk wegens de toen
gevoelde behoefte om de ernstige gracht
vervuiling te beperken.
Ook de molens, waarvan er in 1674 nog
19. in 1800 nog 10 op de vestwallen stonden,
zijn in die periode bijna geheel verdwenen.
Was na de laatste stadsuitbreiding van
1659 door den achteruitgang van het bevol
kingscijfer de behoefte aan verdere grens-
uitzetting gedurende de 18e en ook in de
eerste helft van de 19e eeuw geheel verdwe
nen, geleidelijk deed zich die behoefte
weder gevoelen, en dit te dringender toen
onmiddellijk buiten den singelrand op het
gebied der randgemeenten een vrij uitge
strekte bebouwing was verrezen met een
feitelijk Leidsche bevolking, die wel in de
lusten, maar niet in de lasten der stad
wilde deelen. Het duurde nog tot 1896, dat
deze grensuitzetting verwezenlijkt werd,
waarbij het gebied der gemeente toenam
van 170 h.a. tot 564 h.a. en het bevolkings
cijfer, inmiddels aangegroeid tot rond
45000, steeg tot rond 53000,
Het in verband daarmede noodzakelijke
uitbreidingsplan werd eerst in 1907 vastge
steld.
Spr. behandelde vervolgens het nieuwe
Leiden.
Gedurende de oorlogsjaren trad vrijwel
een stilstand in de openbare werken in. Als
een belangrijk gebeuren uit dien tijd valt
te vermelden de voltooiing van het Rijn-
Schiekanaal (1919), waarmede de zg. groote
vaart door de stad werd opgeheven.
Zeer belangrijk was ook, dat in 1919 we
derom grenswijziging tot stand kwam.
waardoor de stad haar huidige begrenzing
verkreeg en pl.m. 689 ha. werd toegevoegd
aan het stadsgebied, dat daarmede steeg tot
pl.m. 1254 ha., terwijl het inwonertal, In
middels aangegroeid tot 61000, met 4000 ge-
annexeerden toenam tot 65000.
Uitvoerig stond spr. achtereenvolgens stil
bij de totstandkoming van vele openbare
werken, waarvan de meeste bij onze lezers
nog wel in de herinnering zullen leven,
zoodat wij er hier niet over uitweiden.
Zoo was er het bruggenvraagstuk onze
stad telde pl.m. 135 bruggen, waarvan 27
beweegbare! het probleem van den af
voer van het afvalwater en de waterverver-
sching der grachten (centraal riolerings
stelsel en rioolwaterzuiveringsinrichting
de verbeterde toegangswegen tot de stad. de
verbreeding der singels en de diverse sanee-
rings-plannen voor de binnenstad.
Tenslotte weidde spr. uit over de toekom
stige ontwikkeling van Leiden, welke uit
stedebouwkundig oogpunt bezien in de
eerste plaats beheerscht wordt door de kwa
liteiten van het uitbreidingsplan, dat voor
de gemeente is vastgesteld (in 1933).
Een uitbreidingsplan is bedoeld als een
bestemmingsplan, waarbij onderscheid ge
maakt wordt tusschen de gronden, waarop
de bebouwing zich in de eerstvolgende
jaren zal uitbreiden en waarvoor de be
stemming in onderdeelen moet worden be
paald. en de gronden, waarover de uitbrei
ding in een verdere toekomst zal plaats
vinden en waarvoor de bestemming in
hoofdzaak kan worden aangeduid.
7819
fIngezMed.)
Het plan in onderdeelen moet o.m. be
vatten een volledig plan van de straten met
aanwijzing van de straatbreedten van de
grachten, pleinen, plantsoenen, parken,
sport- en speelterreinen enz. met duidelijke
aanwijzing van de begrenzing daarvan, en
van de gronden, aangewezen voor bebou
wing, waarbij weer onderscheid moet wor
den gemaakt tusschen woonwijken, indus
triewijken en eventueel gemengde wijken.
Voor zoover het plan van uitbreiding de
bestemming in hoofdzaak aanwijst, behoeft
het slechts een beeld te geven van de toe
komstige uitbreiding, en moet dan bevatten
een plan van de hoofdverkeerswegen met
aanwijzing van de wegbreedten, alsmede de
bestemming van gronden voor doeleinden
van openbaar nut, voor bebouwing of voor
industrie.
De bestaande omstandigheden zijn voor
een doelmatige uitbreiding van Leiden over
het algemeen alerminst gunstig te achten.
Zeer vele aaneensluitende spoor- en wa
terwegen 1 ggen in de onmiddelijke omge
ving van de stad. Een belangrijke uitkomst
in deze zouden geven de spoorwegplannen,
bestaande in het omhoozbrengen van de
spoorbaan van ongeveer de Vink tot den
Haarlemmerweg (waardoor de gewone ver
keerswegen met viaducten daar onderdoor
kunnen worden gevoerd), eepaard met den
bouw van een niexiw station, waardoor
tevens de in stedebouwkund;g opzicht wei
nig fTaa e omgeving van het bestaande
stationsplein zou verdwijnen.
De beruchte overweg.
De verwezenlijking van deze spoorweg
plannen behoort al sinds jaren tot de
vrome wenschen van eiken rechtgeaarden
Leidenaar. maar ondanks de krachtige
pogingen welke reeds sinds lang en nog
steeds door het gemeentebestuur zijn en
worden ingesteld, mocht die verwezenlijking
nog niet tot standkomen. blijkbaar afstui
tend op de groote kosten 'plm. 3'/! mil-
lioen gulden), welke natuurlijk niet alleen
door de gemeente kunnen worden gedragen
hoewel de gemeente gaarne bereid zal zijn
daarvoor een. in overeenstemming met hare
financieele draagkracht, belangrijk offer
(spr. noemt bijv. f. 1.000.000) te brengen.
Spr. wil hier nog even opmerken, dat ter
oplossing van het overweg-vraagstuk aan
den Rijnsburgerweg het maken van een
groote tunnel waarbü dus de spoorbaan
a niveau blijft en de geheele weg daar-
onderdoor wordt gevoerd niet in aan
merking komt, ook niet als provisorische
oplossing.
Zoo'n tunnel met hare lange en diepe in
snijdingen zou stedebouwkundig een slechte
oplossing geven, de toegangen tot de Boer-
haavelaan en het Academisch Ziekenhuis
zouden als het ware worden afgesneden, de
trams zouden niet voldoende dicht bij het
station kunnen komen (vandaar dat ook
de Ned. Spoorwegen zoowel als de beide
tramwegmaatschappijen ernstig bezwaar
tegen zoo'n tunnel maken, doch bovendien
zou ook een tunnel zeer belangrijke kosten
(rond f. 1.000 000) vorderen en waar hier
mede een oplossing en dan nog onbe
vredigend zou worden verkregen voor
slechts één plaats, terwijl andere overwegen
(Lage Morschweg, geprojecteerde gordel-
weg. Maredijk en Haarlemmerweg) in een
min of meer nabije toekomst eveneens om
oplossing zullen vragen zou het maken van
tunnels tenslotte bijeen nog duurder uit
komen dan de eenig juiste oplossing (om-
hoogbrengen spoorbaan c.a.) en dus ook
uit economisch oogpunt niet verantwoord
zijn.
Zooals voor elk uitbreidingsplan is voor
het ontwerpen eerst het schema van hoofd
verkeerswegen opgezet, vormende het ge
raamte voor de verdere uitwerking.
Thans nog doorsnijdt het doorgaand
verkeer in hoofdzaak de binnenstad en
concentreert z ch op de bestaande Oost-
West-route Hooge Rijndijk—Levendaal—
KorevaarstraatBreestraat en verder door
het Noordeinde of in de richting Rijnsbur
gerweg. Men heeft dus hier de Breestraat
gekozen hoewel geenszins een breede straat;
zuiver uit verkeersoogpunt zou demping
van het Rapenburg aangewezen zijn, doch
daarvan kan natuurlijk geen* sprake zijn.
Een nieuwe Oost-Westverbinding door de
stad is gedacht over Lage Rijndijk, Noord
waarts om Zijlpoort. Ververstraat, te dem
pen Langegracht en Lammermarkt.
Behoorlijke Zuid-Noord verbindingen ont
breken fe.telijk geheel en al; de voor
naamste ervan is ontworpen aldus: Lam-
menschansweg Korevaarstraat Gan
getje (verbeed) Hartesteeg (verbreed)
Nieuwstraat Hooigracht Pelikaan
straat (verbreed) en verder doorbraak naar
Maresmgel. Met de verwezenlijking van
dezen hoofdader is een aanvang gemaakt.
Er wordt dus voor de binnenstad een
verkeerskruis gevormd met de kruispunten
bij Korevaarstraat en Langegracht.
Ter ontlasting van het verkeer door de
stad. tevens dienend ter onderlinge ver
bind ng v^n de buitenwijken, heeft men de
gordelwegen, waarvan zijn te onderscheiden
de binnenste gordel volgens het beloop der
singels, een middelste gordel loopende o.a.
over Burggravenlaan en De Sitterlaan en
een buitenste gordel o.m. langs Kanaal-
weg; de beide .laatstgenoemde gordels
welke nog slechts gedeeltelijk voltooid zijn,
vormen geen afzonderlijk gesloten cirkels;
ten deele vallen ze samen.
Verder kan men nog spreken van uit
valswegen. welke van verschillende plaat
sen der binnenstad radiaal in verschillende
richtingen uitgaan en waaronder men zou
kunnen rekenen PrinsessekadeRijnsbur
gerweg. DoezastraatHeerenstraatZoe-
terwoudscheweg en den Lammenschans-
weg.
Wat de bestemmingen betreft zijn bij
een uitbreidingsplan drie hoofdgroepen te
onderscheiden n.l. woonwijken, industrie
wijken en terreinen voor parken, plant-
stoenen en sport- en speelvelden. Op elk
dezer onderdeelen ging spr. uitvoering in
om tot besluit nog iets te zeggen over de
ligging van Leiden ten opzichte van de
Rijkssnelwegen.
Het is nog pas kort geleden, dat door de
Commissie van Overleg in zake de Rijks
wegen aan het gemeentebestuur mededee-
ling is gedaan van de plannen, welke ten
aanzien van het snelwegennet voor zoo
ver Leiden daarbij betrokken is bij de
Regeering bestaan. Uit die mededeelingen
is gebleken, dat het in de bedoeling ligt
om naast den grootendeels reeds be-
staanden snelweg AmsterdamDen Haag,
welke loopt bewesten Leiden met eene z.g.
halfklaver,blad-aansluiting te Oegstgeest
'Rhijnzichtweg) vlak beoosten Leiden
een snelweg aan te leggen van Amsterdam
naar Rotterdam (via Ypenburg). terwijl de
schakel tusschen deze beide snelwegen on
middellijk zuidwestwaarts van Leiden zal
komen, loopende van de z.g. 3 Witte palen,
via de Vink, in rechte lijn naar den snel
weg beoosten Leiden. Lelden zal dus komen
te liggen in het knooppunt van de snel*
wegen, welke de hoofdstad met de beida
andere grootste steden van het land ver
bindt en van den verbindingsweg tusschen
deze beide wegen en waar bovendien in
alle richtingen behoorlijke aansluitingen
van de stad op deze snelwegen zullen ko
men. zoo behoeft spr. niet te zeggen van
welke bijzonder gToote beteekenis dit voor
Leiden is.
De toekomst van onze goede Sleutelstad
kan, alsdus besloot spr. m.i. met groot ver
trouwen worden tegemoetgezien.
€n Dagny Servaes. die deze
weeg de hoofdrollen spelen in de
spannende film „De Rechtzaak
Deruga".
BENGT berg als „jager met
de camera".
cS;nEt Berg, de vervaardiger van de film
ofs h UCllt nach Afrika" is een dichter,
«noon hij een man van de wetenschap,
d_ ontclekKingsreiziger en een jager met
camera is en hij het leven bekijkt met
?i»n van den zoöloog. Door Bengt Berg
top t'e dieren anders dan wij tot nu
iadiv/iewi>on tvaren. Hij toont ze ons als
'"au. Hij maakt ons vertrouwd met de
individueele gebaren der dieren, zoodat wij
ze beter leeren begrijpen. Men zou ook, In
andere woorden kunnen zeggen, dat Bengt
Berg ons een sprookje voortoovert, maar
dit sprookje is louter werkelijkheid.
,J?eeds als kind ging ik met dieren om",
zoo vertelde hij ons. „Toen Ik als school
jongen de voorbijvllgende zwarm wilde
jongen de voorbijvliegende zwerm wilde
oogen volgde hield ik van dieren en ik
doe dat nog steeds even hartstochtelijk.
Op die manier heb ik niet alleen mijn
boeken kunnen schrijven en de opnamen
kunnen maken, maar heb ik tevens de na
tuur leeren begrijpen.
Wanneer we het dozijn boeken doorkij
ken, die Bengt Berg heeft geschreven, zien
we duidelijk, dat de vogelwereld de groote
liefde van den schrijver bezit. En niet
tegenstaande dat hij in „Akoe Merkoeb"
zijn avonturen met de Indische wilde kat
ten beschrijft, handelen zijn andere boe
ken allemaal over vogels. „De laatste ade
laar" en zoovele andere zijner werken ge
tuigen van deze liefde voor de gevleugelde
dieren.
Sinds eenige iaren bezit ik aldus Berg
een strook van het strand van mijn ge
boortestreek. een strook bosch en strand,
een toevluchtsoord voor wilde eenden, rei
gers. Na lederen herfst, nadat de sneeuw
stormen voorbij zijn. is het in de lente
steeds een roerend wederz'en.
En dan vertelde Bengt Berg het een en
ander van zijn nieuwe film „Sehnsucht
nach Afrika", waarin hij zelf de hoofdrol
speelt. Hoofdrol? Jawel, want de film
bundelt de opnamen, die Bengt Berg tij
dens zijn camerajacht heeft verzameld en
zij toont ons eveneens opnamen van
Bengt Berg's dlerenparadijs.
„Zes leerlingen", vertelde Bengt Berg
verder, „hebben op den dag. dat zij met
het KDF schip „Heimat" terug naar huis
moeten, het idee. te voet van Nybro naar
Halrop te wandelen en mij een bezoek te
brengen. Maar zoo eenvoudig gaat dat niet,
want mijn huis ligt verscholen als een echt
nest van wilde eenden. Maar tenslotte
komen ze toch bij me terecht, na enkele
avonturen te hebben beleefd met het vrij
rondloopende wild.
Vlak voor ons huis ontmoetten zij mijn
vrouw en mijn kinderen Bölette en Jense-
man. die hen bij me brachten. Zij deelen
mü het doel van hun bezoek mede en
kijken vol belangstelling naar de jacht
trofeeën, die de wanden van mijn studeer
kamer versieren.
En terwijl de bioscoopbezoekers mede
leven met wat in den jongens viertel en
laat zien op het zilveren scherm, zien zij op
het witte doek van hun bioscoop veel dui
delijker wat en waarover ik vertel. Ik
hecht er evenals met mijn boeken, de hoog
ste waarde aan. dat iedereen mij gemak
kelijk kan begrijpen. Ik wend mij dus di
rect tot het publiek met mijn film. door
middel van het woord en van het beeld.
Precies als mijn jonee bezoekers hoop ik
dat de bioscoopbezoeker medeleeft, met
wat er in mijn dierenparadijs gebeurt.
Evenals de iongens moet de toeschouwer
vergeten, wat er om hem heen gebeurt in
het leven van alledag. Hij mag alleen nog
maar belangstelling hebben voor wat er op
het witte doek te zien is.
De jongens luisterden zóó geboeid dat zij
volkomen vergalen, dat hun schip vertrok.
Maar zij zijn hierom juist dubbel gelukkig
als ik hun beloof hen met mijn roeiboot,
naar het vertrekkende schip te brengen.
Het einde van de film toont ons het
afscheid. Met lachend en dankbaar gezicht,
staan zij aan de reeling en roepen mij een
tot weerziens toe. „Tot weerziens.... in
Afrika. ...1"
Joan Crawford en Spencer Tracy: twee
bekenden vereenigd onder de regie van
Frank Borsage, regisseur o.a. van de film
Drie Kameraden".
De geschiedenis van een volksmeisje, dat
naar weelde snakt, dc weelde, waarvan zij
slechts de uiterlijke zijde kent door de ja
ponnen, die zij slechts éénmaal mag dra
gen. Als tegenspeler Spencer Tracy, wien
de prijs werd toegekend der Academy of
Motion Pictures voor zijn voortreffelijk
spel in Stormduivels.
En naast hen beiden een nieuw gezicht,
dat van Alan Cutiss, die zich in deze film
reeds onmiddellijk een zekere reputatie
wist te venverven.
IJierboven dit trio in een der scènes, van
deze film. die deze week hier vertoond
wordt.