Prins Bernhard bij jachtrit - Zeventigste verjaardag E. H. Krelage 79sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De Sprong in het Leven FEUILLETON L)L VRIJWILLIGE VROUWELIJKE BRANDWEER IN DEN HAAG, DIE IN TIJD VAN NOOD DIENST ZAL DOEN, GAF ZATERDAGMIDDAG EEN DEMONSTRATIE. DEN NEDERLANDSCHEN DEELNEMERSSTERSaan de Rallye de Monte Carlo, die zich zoo uitstekend geweerd hebben, wachtte Za terdag toen zij de Belg.-Ned. grens passeerden, bij Wernhout, een en thousiast onthaal. Jkvr. A. v. Vredenburgh (links) en mej. v. Stockum, die derde werden in de damesklasse. IN DEN HAAGSCHEN DIERENTUIN werd een internationale kat tententoonstelling gehouden door de Nederlandsche Vereeniging van fokkers en liefhebbers van katten. Een jeugdige inzendsters troost baar speelgenootje in zijn onvrijwillige gevangenschap. V.U.C.—HAARLEM, 4—0. MOMENT UIT DEN STRIJD. KEEPER DOMMERS REDT VOOR DOEL DE SITUATIE. Z.K.H. PRINS BEKNH ARD nam Zaterdag deel aan den jachtrit achter de meute van de K.N.J.V. in de omggeving van Noordwijk aan Zee. De Prins beklimt een duin. VLUCHTELINGEN UIT CATALONIE MET HUN BAGAGE AAN DE FRANSCH—SPAANSCHE GRENS. DE HEER E. H. KRELAGE eerevoorzitter van de Algemecne Ver eeniging voor Bloembollencultuur, werd Zaterdag 70 jaar, ter gelegen heid waarvan hij recipieerde in het Krelagehuis te Haarlem. De comm. der Kon. in N.-Holl. mr. dr. A. bar. Roëll biedt zijn gelukwenschen aan. Oorspronkelijke Nederlandsche roman door FELICIA CORDEA. 2) Bevredigd keek ze om zich heen. Van de Poort strekte zich een breed pad uit, hob belig en niet onderhouden, maar verruk kelijk door zijn ongereptheid en de statige lindeboomen, waarvan de stammen door geen twee Eivi's omspannen hadden kun nen worden en waarvan het loof hoog bo ren haar hoofd een groen koepeldak vormde. De weg was echter niet zoo ongerept als nij op het eerste oogenblik wel leek. Hier, waar de grond weeker was. vertoonden zich duidelijk de versche sporen van auto mobielen. ..Dit karretje moet goede veeren heb ben", dacht ze, terwijl ze naar de on effenheden van den weg keek. Elvi liep door. Boe grenzenloos ver leek haar op dit oogenblik het leven, dat ze zoo kort gele ben verlaten had. De ongestoorde rust van haai' omgeving, het heerlijke gevoel van yrij-zijn doordrongen haar met een levens blijheid, die een kleur op haar wangen en *en glans in haar oogen tooverde. Zeker, ze zou voor haar eigen levensonderhoud moeten zorgen. Ze zou dag ln, dag uit brie ven en acten moeten tikken, maar ze zou vrij zijn. Haar eigen heer en meester Plotseling stond ze bij een kromming van den weg bij het karretje, dat, de sporen ln den weg gemaakt had. En wat voor een karretje! Op een reusachtige gele vlinder leek het, met zijn breede lage chassis, zijn sierlijk gebogen, verzilverde spatborden be nevens de indrukwekkende schijnwerpers, die flikkerend het zonlicht weerkaatsten. Exotisch en verbijsterend wjls de indruk dien het maakte, zooals het daar op den eenzamen weg stond ln zijn lichtgele schoonheid. Elvi floot zachtjes tusschen de tanden. In de stilte en verlatenheid van de omgeving werkte deze reusachtige twoseater inder daad eenigszins verbluffend. „Wat glimt alles er aan! En die lak! Lijkt wel satijn!" Elvi legde haar hand liefkoo- zend op het spatbord dat ln een stroomlijn langs de geheele lengte van den wagen liep. Diep, laag en weelderig waren de twee eenige zitplaatsen, als het ware in het hart van den wagen verborgen. Elvi moest er onwillekeurig even om lachen. Een groote nieuwsgierigheid naar den bezitter van dezen wagen maakte zich van haar meester en naar de vrouw, die misschien op de eenige plaats aan zijn zijde zitten zou. „In zulk een wagen door het leven te ja gen1 Niet waar Elvi, meisje dat lijkt je wel? Dacht ik het niet? Met minder zijn we niet tevreden. Alsof ik ie niet door en door ken. Jou en je goeden smaak". Ze ging er zoolang bij zitten. Nergens meer of minder dan op de treeplank en vroeg zich af, hoe het wel moest zijn, zich zulke heerlijkheden te kunnen veroorloven. Totdat ze eensklaps met een lichten kreet van schrik overeind sprong. Onder haar was haar zitplaats met een lichten druk om hoog gegaan. Iemand moest aan den anderen kant op de treeplank ge stapt zijn. Van de tegenovergestelde zijde, verborgen door auto en struikgewas was een man genaderd, forsch van gestalte, ongeveer twee en dertig jaar oud met zwart haar en zeldzaam blauwe oogen. Hij was geheel ln gedachten verdiept. Hij had het landgoed ln oogenschouw genomen. Het beviel hem. Hij wilde weer eens een van zijn groote grondspeculaties ondernemen en er een bod op doen. Hij Hep in te deelen, te bere kenen en te overleggen, naderde zijn wa gen, greep het portier vast, stapte op de treeplank en tuimelde van schrik haast ach terover, toen hij den zachten kreet hoorde en als een duvel uit een doosje aan den anderen kant van den wegen de opsprin gende meisjesgestalte zag. Over de auto heen staarden twee men- schen elkaar aan. De een uiterst verbaasd, de andere zeer schuldbewust. Schrik en het besef van overtreding sloegen Elvi met sprakeloosheid. Het plotselinge en de totale onverwachtheid van deze nymphachtige meisjesgestalte hielden den man in hun ban. Hij was de eerste die van zijn verbazing bekwam en gereed was zich dit amusant tusschenspel ten nutte te maken. Elvy's van schrik wijdgeopende oogen zagen, hoe zijn gezicht zich in een lichten, spottenden glimlach ontspande. In zijn oogen flik kerde het. „Mag ik weten, met welk recht U hier wandelt? Het park is streng voor het pu bliek gesloten. Hoe bent U hier feitelijk binnengekomen?" „Daar! Door de poort." Elvi maakte met haar hand een vage beweging ln een onbe stemde richting. „Dat begrijp ik. Maar daar staat toch duidelijk „Verboden Toegang!" „Verboden Toegang? Ach, dat spijt me. Dat had ik heelemaal niet gezien." „Hoe aanbiddelijk jokt ze," dacht de man, haar met welgevallen opnemend, „die kleine rakker." „Maar ik ga alweer," liet Elvi er haastig op volgen, de vriendelijke trek op zijn ge zicht bemerkend en er gretig gebruik van makend. „Goeden Dag!" Ze deed Inderdaad een heldhaftige po ging om, zonder al te veel van haar waar digheid te verliezen een glansrijken aftocht te blazen. „O ho, dat gaat zoo niet," kwelde de eigenaar van de auto haar verder. „Weet U wel, dat U zich aan een ernstige overtre ding heeft schuldig gemaakt! Artikel zoo veel van het strafwetboek." Elvi bleef staan. Opeens wist ze. dat hij haar plaagde. Maar dat riep juist haar instinct van zelfverdediging wakker. „Wacht, jongeman, jou krijg ik wel," dacht ze. Ze richtte zich in naar volle leng te, die niet gering was, op, nam een, naar ze veronderstelde, uiterst zelfbewuste hou ding aan, vestigde met een, naar ze hoopte, vernietigende uitdrukking haar donkere oogen op zijn blauwe en zei bedaard: „Daar U, volgens Uw houding hier de eigenaar schijnt te zijn, bied ik U voor mijn overtreding mijn nederige verontschuldi gingen aan. Ik heb het bordje inderdaad zien hangen, maar het leek me hier zoo mooi. dat ik het erop waagde. Het zal niet meer voorkomen." Ze maakte een lichte beweging met het hoofd en keerde zich, uiterst voldaan over zichzelf, om. „Maar nu we toch eenmaal zoover zijn, konden we toch voor het minst kennis met elkaar maken," riep hij haar na, „of ik zou U thuis kunnen brengen in mijn wagen." Elvi keerde zich nog eens om. Met een oprechte welwillendheid, die haar spijt over de teleurstelling, die ze den armen man berokkenen moest, volmaakt nabootste, antwoordde ze langzaam, de woorden goed mikkend „Ten eerste mijnheer, maakt men met dames, die overtredingen plegen, geen ken nis. En ten tweede.rijd ik in dat soort wagennu eenmaal niet graag. Dien avond, toen zij ln haar pension rustig op haar kamer zat, dacht zij nog eens na over haar eersten dag in den Haag. En ze besefte tot haar ergernis, dat ook in het geval van de gele auto haar tegenstrij digheid haar een poets gebakken had. Hoe meer zij erover nadacht, hoe meer het haar speet, want, was de eerste jongeling, die haar aangesproken had, een snoes geweest, de tweede, de man van de gele auto, was meer geweest dan een succes. Die had per soonlijkheid. Dat was werkelijk een verloren gelegen heid. „Jammer," dacht Elvi. „dat verschil tus schen theorie en practijk." (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1939 | | pagina 5