Vrijdag 20 Januari 1939
No. 48
Siberië, de groote gevangenis
79ste Jaargang
Rookers met
geschonden neuzen
Een dapper troepje boeren, dat zich
er prachtig doorsloeg.
Na de romantische geschiedenis van een
vorige maal wil je zeker nog wel iets meer
over Siberië hooren. In den loop der eeuwen
werden natuurlijk duizenden politieke ge
vangenen, die tegen de regeering waren
opgetreden of daarvan verdacht werden,
naar het hooge Noorden verbannen, maar
het grootste percentage van de Siberische
bannelingen werd toch altijd gevormd door
de z.g. massadeportaties. Heele dorpen, ste
den en groote volksgroepen gingen op die
manier in ballingschap. De eerste Czaren
uit het huis Romanow stuurden iedereen,
die de een of andere overtreding had be
gaan. waarop niet de doodstraf stond, een
voudig naar Siberië. En dus kwamen daar
allerlei boosdoeners terecht, zooals valsche
munters, dieven, valschspelers enta-
baksrookers!
Gelukkig, dat die tijden voorbij zijn, want
anders ging ongeveer de heele mannelijke
bevolking van ons land subiet het hooge
Noorden in!
De gewoonte om tabak te rooken was
door buitenlanders naar Moskou overge
bracht. En juist in dien tijd vonden de
Russen alles wat uit het buitenland kwam
kort en goed „duivelswerk". Vooral de gees
telijkheid trad verwoed tegen het rooken
op, omdat er in den Bijbel staat ..datgene
wat den mond uitgaat, verontreinigt den
mensch"
Doch de Moskouers stoorden zich hier
niet erg aan: ze smookten er dapper op los.
Toen de wereldreiziger Adam Olearius op
zijn reis naar Perzië in 1635 Moskou aan
deed, schreef hij hierover in zijn dagboek:
,,De Russen zijn ook groote liefhebbers
van tabak en rooken veel. Arme menschen
geven zelfs nog liever hun geld vooi ta
bak uit dan voor brood. Daar men echter
zag, dat de menschen hiervan geen nut
doch daarentegen groote schade ondervon
den, doordat er met het rooken veel tijd
verloren ging en door onvoorzichtigheid
met vuur en vonken tallooze huizen in
vlammen opgingen, ja zelfs de eeredienst
in de kerken erdoor geschaad werd. door
dat de mannen voor de heilige schilderijen,
die slechts met wierook en andere welrie
kende geuren moeten worden geëerd, ta
baksgeuren uitstraalden, is op bevel van
den grootvorst den handel in en het ge
bruik van tabak in het jaar 1634 verboden"
Degene, die het rookverbod eigenlijk op
zijn geweten had, was de patriarch Filaret,
de vader van den Czaar. En de uitvoering
van dit verbod werd niet slapjes aange
pakt, integendeel! Den tabakshandelaars,
die op heeterdaad betrapt waren, weru een
zakje met het „duivelskruid" om den hals
gehangen en daarna werden ze in het
openbaar gegeeseld. Met de rookers werd
nog wreeder gehandeld. Men gaf ze een
pak slaag en knipte ze daarna de neus
vleugels open en wie voor den tweeden keer
in de „duivelsche gewoonte" van het roo
ken verviel, werd onmiddellijk naar Siberië
verbannen. Vandaar, dat in de tweede
helft der 17e eeuw zooveel geschonden
neuzen in Siberië te vinden waren!
Een menschenleeftijd later waren de ze
den in Rusland radicaal veranderd. Terwijl
in den tijd van Czaar Alexej nog duizenden
wegens het rooken verbannen werden, be
schouwde diens zoon Czaar Peter de Groote
de niet-rookers als achterlijke lieden, en
gaf hij zelf het voorbeeld door na zijn ver
blijf in ons land het Hollandsche pijpje
in Rusland in te voeren. Hij had hierin
echter een hardnekkigen strijd te voeren
tegen de geestelijkheid en vooral tegen den
patriarch, het hoofd der Grieksch-Katho
lieke kerk; Tenslotte kreeg Czaar Peter toch
zijn zin en werd Rusland totaal „doorge
rookt".
De rookers behoefden dus niet meer te
vreezen voor hun neus en ook niet meer
voor Sibe" ië. Czaar Peter gebruikte de reus
achtige Oostelijke provincie van zijn rijk
als kolonisatiegebied voor de vele krijgsge
vangenen, die hij in zijn oorlogen maakte.
Duizenden Zweedsche soldaten werden er
o.a. heengezonden, zoodat thans nog me
nige Siberische kolonist een Zweedschen
naam draagt ten teeken, dat zijn voor
ouders Zweden waren.
Tot de „boosdoeners", wien de verban
ning naar Siberië steeds als een Damocles-
zwaard boven het hoofd hing, behoorden
ook zij, die een ander geloof belijden dan
doordat de mannen voor de heilige
schilderijen tabaksgeuren uitstraalden.
de officieel Russische kerk voorschreef.
Sinds de splitsing tusschen Roomsch- en
Grieksch-Katholiek waren er velen, die zich
met het laatste geloof, dat in Rusland al
gemeen werd beleden, niet konden vereeni
gen en duizenden betoonden een bewon
derenswaardige trouw aan hun overtuiging,
die ze zelfs ondanks de zwaarste straffen
en vervolgingen niet prijs gaven. Tot deze
dappere menschen behoorden ook de z.g.
„oudgeloovigen", en honderden van hen,
die bij elkaar in enkele dorpen in West-
Rusland woonden, werden in 1733 naar Si
berië verbannen. De eenige verzachting, dio
de regeering hun gaf wac, dat ze hun be
zittingen mochten verkoopen en vrouw en
kinderen meenemen. Zij moesten vele dui
zenden kilometers trekken, voor ze hun ver
banningsoord bereikten. De regeerings-
commissaris. die hen begeleidde, bracht hen
in een woest oerwoud, waardoor zich het
riviertje de Tarbagati slingerde.
„Hier kunnen jullie je hutten bouwen,
het land wordt je door de regeering ge
schonken. Vier jaar lang behoef je geen
belasting te betalen. Over een jaar kom ik
nog eens kijken, hoe jullie het maakt". Met
deze woorden nam de ambtenaar afscheid^
en hij dacht bij zichzelf: zij liever dan ik!"
Maar.... toen.hij het volgende jaar te
rugkwam om eens te kijken, hoeveel boe
ren er nog in leven waren, kon de man
zijn eigen oogen niet gelooven! Een keurig
dorpje lag daar midden in het bosch, dat
gedeeltelijk gekapt was en rondom de hou
ten huisjes waren golvende korenvelden.
IJver en bekwaamheid hadden dit wonder
volbracht.
Bijna honderd jaar later kwam een ze
kere baron Rosen, die ook naar Siberië ver
bannen werd, op zijn reis door het dorp
Tarbagatai. Hij was zeer verrast door de
welvarendheid van dit dorp, die een scher
pe tegenstelling vormde met de armoede
in de dorpjes rondom.
De boerderij, waar Rosen en zijn vrouw
overnachtten, bezat verscheidene kamers
met Hollandsche kachels, de vloeren waren
met handgeweven kleeden bedekt, de meu
bels keurig gemaakt en gepolitoerd, ja er
hingen zelfs spiegels aan de muren. Zoo
wel de menschen als het vee maakten een
zeer gezonden en welvarenden indruk. s
Zondags, als de „oudgeloovigen" naar hun
gebedshuis gingen een eigenlijke
hadden ze niet droegen de mannen
lange jassen van blauwe wol met statige
bontmutsen en de vrouwen zijden man
teltjes met bontkragen en een zijden hoofd
doek, met goud- en zilverdraad doorweven.
Alles getuigde hier van orde en welvaart.
„Hoe komt het toch, dat u zoo rijk bent
en uw buren in de andere dorpen zoo arm
zijn?" vroeg Rosen zijn gastheer.
„Ze behoefden in het geheel niet arm T?
zijn", antwoordde hij ..als de haan kiaait,
zijn wij al op den akker en ploegen
veld. terwijl de anderen nog op één oor
liggen. En als zij dan eindelijk voor d n
dag komen, staat de zon al hoog aan den
hemel. Wij hebben dan ons eerste werk al
gedaan en rusten uit, terwijl zij zich in
de hitte aftobben. Bovendien verdrinken ze
iedere cent. Op die manier woeden ze
nooit rijk".
De andere dorpen der ..oud-geloovigen"
vertoonden hetzelfde welvarende beeld.
Rosen ontmoette een man van honaerd-
tien jaar, die als dertienjarige jongen ae
verbanning had meegemaakt en die nu bij
zijn jongsten zoon, ook reeds een man van
zeventig jaar, inwoonde. Hij had voor elk
van zijn vier zonen een huis, een schuur
en een watermolen gebouwd.
Zoo zie je, dat een enkelen keer de vloek
van Siberië in zegen werd veranderdl