De aankomst van Chamberlain en Halifax in Rome - Vertrek Sumatra
3
79ste JaargangLE1DSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
Het Blauwe Teeken
De roman van een ultgestootene
door
HUGO BETTAUER.
37)
Carlo mengde zich dus in het gedrang
rond de bar en begaf zioh vervolgens naar
het buffet, waar hij in alle gemoedsrust
een stuk of tien boterhammen met worst
en kaas verorberde.
Nu was hij tenminste weer veraadigd, zij
het dan waarschijnlijk niet voor langen
tijd. Zijn brandenden dorst zou hij aan een
der bronnen in het Batterypark kunnen
lesschen om daarna op zijn gehavende
zolen stadwaarts te sloffen en zich in de
groote bibliotheek van het „Cooper Union
Institut" achter boeken en tijdschriften te
verschansen tot het zes uur werd.
Hierna werd nogmaals een „saloon" op
gezocht, waar hij zich aan de luttele kaas-
resten te goed deed en tenslotte legde hij
den langen weg naar Hotel St. Helena te
voet af.
Toen Carlo aan de Hoteloffice voorbij
wilde sluipen om doodmoe zijn kamer op
te zoeken, trad de hier dienstdoende klerk
hem in den weg.
Het spijt me wel, Mr Zeiler, maar u
hebt bij ons geen kansen meer. Sinds acht
dagen hebt u geen cent meer betaald,
voorwerpen van waarde bezit u niet en
daarom hebben we beslag moeten leggen
op uw leege koffers, die we zoolang hier
zullen houden tot u ons de acht dollars,
welke u ons schuldig bent, hebt betaald.
Carlo wilde om uitstel vragen, er op wij
zen. dat hij twee maanden lang prompt
had betaald, maar hij vermocht geen woord
over zijn lippen te brengen, zijn keel was
hem als dichtgesnoerd en schouderopha
lend liet hij den man staan om elders zijn
geluk te beproeven.
Terwijl hij vermoeid en doelloos door de
nu vrijwel verlaten straten van de bene
denstad liep. greep hij van tijd tot tijd
naar zijn achterzak, waarin zijn revolver
was verborgen. Hij kwam voorbij een hol-
verlichten uitdragerswinkel en bleef staan.
Voor die revolver zou ik twee dollar
krijgen. He zou dan in een of ander loge
ment een bed kunnen huren, morgen weer
eens behoorlijk ergens kunnen eten, maar
's avonds zou het. zoover zijn als nu! Neen.
in deze miserabele, vijandige wereld is die
revolver mijn laatste vriend
Hij ging westwaarts naar de handels
kade aan de Hudson. Men was juist bezig
een vrachtschip te laden. Eenige bootwer
kers rolden schreeuwend en vloekend een
aantal balen en vaten naar de hijsch-
kraan, die tien of twaalf stuks tegelijk
aaneen gebonden, gierend door de lucht
zwaaide om ze dan in de ruimen van het
schip te laten zakken.
Aan de geweldige deuren van den goede
renloods was een bord bevestigd, waarop
in groote letters te lezen stond:
„Morgen vroeg vertrek "an het s.s. „Mis
souri" naar Rotterdam. Nog eenige stoo-
kers gevraagd. Vrije reis en twintig
dollar".
In gespannen aandacht staarde Carlo
naar deze kennisgeving.
Hij, met zijn jong, krachtig lichaam zou
het zware werk aan de ketels zeker kun
nen doorstaan. En twintig dollar daar
mee zou hij zich in Rotterdam behoorlijk
in de Meeren kunnen steken en gemakke
lijk naar Weenen kunnen komen.
Maar wat dan? Wat zouden zijn vrien
den zeggen, als hij verwaarloosd en ge
degenereerd, vermagerd en met grove
werkhanden voor hen zou staan en hun
om hulp zou smeeken?
Een rilling liep hem over den rug. Neen,
liever hier omkomen als een hond dan in
het weelderige, luchtige Weenen als een
bedelaar van de genade van anderen te
moeten leven.
Langzaam liep Carlo een steenen trap
af, welke naar het water leidde; hij staar
de in de, met olievlekken en afval be
dekte, duistere rivier, die traag naar zee
stroomde.
Als ik me voorover buig en me een kogel
door het hoofd jaag, is alles voorbij. Een
nikker minder op de wereld, dat is alles!
Was het zijn koortsachtige fantasie, die
hem parten speelde, of was het werkelijk
heid? De stroom voerde een lijk met zich
mee. het lijk van een man met uitge
spreide armen. Vol afgrijzen boog Carlo
zich verder naar voren: hij zag een groen
achtig. gezwollen gelaat met wijd open
gesperde oogen, sluik, gedeeltelijk over het
voorhoofd hangend haar en een vertrok
ken geopenden mond met blauwachtige
lippen
Nee, dat toch niet, mompelde Carlo
voor zich heen, daarvoor heb ik nog
tijd, morgen of overmorgen, als ik niet
verder kan!
Het werd later; opnieuw daalde de regen
neer, thans echter vermengd met de
eerste sneeuwvlokken. Carlo huiverde; de
koude dreef hem tot spoed aan en tenslotte
draafde hij bijna in de richting van de
stad. Hij kwam in de Welt Houston street
terecht en richtte vandaar instinctief en
door een zeldzame nieuwsgierigheid gedre
ven, zijn schreden naar die straten, waar
van hij wist, dat zij vrijwel uitsluitend door
negers werden bewoond.
Mijn volk, dacht hij, terwijl zijn mond
vertrok tot een spottenden grijns. De men-
schen. waartoe ik behoor en onder wie ik,
als ik dat wilde, stellig een heel goed leven
zou kunnen hebben.
Plotseling ging hem een gedachte door
het hoofd. Waar behoort de mensch eigen
lijk? Daar, waar hij door de anderen wordt
geplaatst! Welnu, hier word ik ingedeeld
bij de kleurlingen. Ik behoor dus van
rechtswege tot hen. Is het misschien niets
anders dan een soort naïeve hoogmoed als
ik mij daartegen verzet en persé naar hen
wil, tot wie ik niet behoor? Wat zou er ge
beuren, als ik morgen eens naar een van
de bladen der kleurlingen ging en hun
mijn diensten aanbood? Er zullen niet zoo
heel veel negers zijn, die op dezelfde ont
wikkeling kunnen bogen als ik en waar
schijnlijk zou ik dan ook met open armen
worden ontvangen!
Maar deze gedachte kwam slechts vluch
tig bij hem op en even spoedig was hij
haar ook weer vergeten. Een knagende
honger en een doodelijke vermoeidheid
waren oorzaak, dat hij slechts strompelend
rijn weg kon vervolgen en daarbij voelde
hij hoe zijn oogleden zwaarder en zwaardei
werden.
In de deuropening van een vrij groot
restaurant stond breed en welvoldaan een
neger met een knalgroene das, een enor-
men valschen diamant aan zijn rechter
wijsvinger en gouden kiezen, welke zelfs
bij de heerschende duisternis nog duide
lijker zichtbaar waren.
Carlo voelde zich zoo ellendig, dat hij
midden in den lichtkring van de open deur
bleef staan en tegen den muur leunde.
Ziek, mister? vroeg de dikke neger
medelijdend en zijn gitzwarte kinderoogen
gluurden den vreemdeling nieuwsgierig
aan.
Carol voelde zich zoo down en zoo hulp
behoevend dat hij bijna onbewust, sta
melde
Ik ben moe, hongerig en ik heb geen
onderdak!
De neger deed een greep in zijn broek-
zok, bedacht zich echter, nam Zeiler bij
den arm en zei gedecideerd;
Je moet eerst maar eens goed eten!
Kom mee!
Hij bracht Zeiler naar een tafeltje in het
restaurant. Klapte in zijn handen en fluis
terde een zwarte en nog dikkere vtouw met
groote koralen in haar ooren een paar
woorden toe. Spoedig daarop keerde zij te
rug met een bord soep, brood, boter en een
schaal met vleesch, terwijl zij, over haar
geheele gezicht grijnzend, opmerkte:
Ziezoo, eet nu maar eens flink, jonge
man! En nu niet direct het hoofd laten
hangen! Er hebben er al meer aan het
randje van den afgrond gestaan om ten
slotte toch nog zoo rijk als Vanderbilt te
worden!
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
DE AANKOMST VAN DEN BRITSCHEN MINISTER-PRESIDENT
en den minister van Buitenlandsche Zaken in Rome. (Telegrafisch over
gebrachte foto.) V.l.n.r. graaf Ciano, lord Halifax, mr. Neville
Chamberlain en Benito Mussolini.
f* af». - .1
DOOR HET HOOGE PEIL VAN HET WATER is in het Damsterdiep
tusschen Groningen en Delfzijl het ijsdek omhoog gestuwd, zoodat het op
gelijke hoogte met het wegdek is komen te liggen. Ondanks de dooi is het
ijs nog zoo dik, dat men er overheen kan loopen.
VAARWEL MARIE, IR MOET JE GAAN DE EERSTE NIEUWE MUNTEN VOOR 1939
VERLATEN!" Bij het vertrek van de IN r?E ENGELSCHE
MUNT GESLAGEN. De controle van half-
Sumatra uit Den Helder. crowns aan den loopenden band.
DE JAARLIJKSCHE PARADE
van de lijfwacht van den onderkoning van Britsch-Indië, lord Linlithgow
in Calcutta op Nieuwjaarsdag.
DE TWEE VISSCHERSJONGENS uit Termunterzijl, de 14 en 17-jarige
Pieter en Edo Bakker, die met hun kleine binnenscheepje twee dagen en
nachten in stormweer met het ijs ronddreven in de Eemsmonding en op de
Duitsche kust gered werden. De beide jongens met hun ouders.
TEN BATE VAN DE CENTRALE VOOR PRACT1SCH E
WERKVERRUIMING EN HULPVERLEENING it
in het Stedelijk Museum te Amsterdam een z.g.
„Dickensmarkt" geopend. Een der verkoopsters.