Jubileum eerste regiment Huzaren
De Carl Vinnen" in Rotterdam
79sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
Het Blauwe Teeken
DE HERDENKING VAN HET IJ5-J AK1U BESTAAN van het 1ste reg.
Huzaren te Amersfoort. Genoraal-majoor b.d. Fabius, oud-inspecteur der
Cavalerie (links) biedt den commandant van het reg., luit.-kol. Bisckof
van Heemskerck, een zilveren tafelmiddenstuk aan.
HE WEDSTRIJDEN OM DEN i.RAND l'KIX
VAN DE SKI-CLUB DE PARIS 1930 TE ME-
GEVE. De aankomst van Cristel Cranz, die
de afdaling op fraaie wijze volbracht..
HET JUBILEUM VAN HET EERSTE REGIMENT HUZAREN
le Amersfoort. Voor het nummer caroussel van het ruiterfeest begeven onder
officieren zich, in de uniformen van 125 jaar geleden, naar de manege.
TE AMSTERDAM werd de tentoonstelling van hedendaagschc religieuse
kunst ,,Pro Arte Cristiana" geopend. Tijdens de rede van mgr. Huibers,
bisschop van Haarlem. Lrnks minister Slotemaker de Bruïne.
HET ZEILSCHIP ,,CARL VINNEN" - liep
de Rotterdamscbe haven binnen met een lading
hout. Het fraaie schip ligt voor de Maaskade
EEN GEZELSCHAP VOLENDAMMERS BRACHT EEN BEZOEK AAN HET
R.A.I.-GEBOUW TE AMSTERDAM. DE CLOWNS VERMAKEN
DE VOLENDAMSCHE MEISJES.
IN dUUKN lö UE LAAISIE DAGEN ZOOVEEL SNEEUW GEVALLEN,
DAT HET VERKEER GESTAGNEERD WAS. DE BRIEVENBESTELLERS
TROKKEN ER MET DE SLEDE OP UIT.
De roman van een ultgestootene
door
HUGO BETTAUER.
34)
Dit, zei hij tot zichzelf, dit en niets
anders ls mijn wereld; ln deze omgeving
voel ik mij thuis. En ik zal die beunhazen
dwingen mij te erkennen! In een paar
jaren zal ik me omhoog hebben gewerkt
en dan zal ik hun bewijzen, dat de
drijvende krachten in me uit edel. Ger-
ma arisch bloed voortkomen en dat ik met
hen. bij wie ze mij zoo graag zouden in-
deelen, niets anders gemeen heb dan het
blauwe kenteeken. dat twijfelachtige ge
schenk van een moeder, die ik nooit ge
kend heb!
Hij liet zijn gedachten den vrijen loop,
overwoog, wat hij doen zou, als hij het een
maal zoo ver gebracht had. dat hij zich
door niemand meer iets behoefde te laten
welgevallen, hoe hij zich zou wreken voor
al het leed, dat men hem, den coloured
man. berokkend had Tot hij ten slotte
zelf moest lachen of deze toekomstfanta
sieën en het knagend gevoel ln de maag
streek hem er aan herinnerde, dat het
tegen den avond liep.
Bij de vierentwintigste straat boog Carlo
zijwaarts af om zich naar de tweede
Avenue te begeven. Daar lagen de Ween-
sche en Hongaarsche café's en restaurants.
®Ver een grooten afstand verspreid, zoo
Avenue ln den volksmond de Gulasch-
Avenue werd genoemd.
Carlo wist, dat in deze, voornamelijk
door vroegere bewoners van Weenen en
Boedapest gefrequenteerde gelegenheden,
het negervraagstuk geen rol speelde en
dat hij daar een even welkome gast zou
zijn als elk ander, die nog in staat was. in
plaats van er zonder betaling van door te
gaan, den kellner vijf cent fooi te geven.
In café Vindobona barricadeerde
Carlo zich achter een stapel Weensche
en Berlijnsche bladen, hij deed zich te
goed aan vermicellisoep. Rindsgulasch en
Apfelstrudel, alles te zamen voor veertig
cent, liet zich een mokka serveeren, stak
een geïmporteerde Egyptische sigaret op en
voelde zich bijna even zoo thuis als in
Weenen. Om zich heen hoorde hij uitslui
tend Duitsch spreken, echt Weensch, dan
wel met een Tsjechisch of Hongaarsch,
maar over het algemeen met een onmis
kenbaar Joodsch accent. Er werd biljart
en taroek gespeeld, op Amerika geschol
den, de laatste berichten van de ..Neue
Freie Presse" werden besproken, kortom,
hier sloeg zich zoo goed en zoo kwaad als
dat ging een volkje door het leven, dat
midden in Amerika een midden-Euro-
peesch eiland had gesticht en dat hier om
zijn bestaan vocht en stierf zonder ooit
behoorlijk Engelsch te leeren en zich in
goeden, dan wel in slechten zin te Ameri-
ïcaniseeren.
Terwijl Carlo zijn omgeving in zich op
nam, speelde er een ironisch lachje om
zijn lippen Eigenlijk werden deze Joden
met hun bruine hulci en donker haar door
de blanke Ariërs in Weenen eveneens opzij
geschoven en wel beschouwd toonde
dicht bij elkaar, dat dit deel van de tweede
het negervraagstuk dus zeer veel over
eenkomst met dat der Joden. Welnu, zoo
besloot hij zijn overpeinzingen, de Joden
hebben er zich in Europa niet onder laten
krijgen en Ik, die geen Jood en geen neger
ben, zal me dat dus zeker niet laten doen.
Mijn naam is Carlo Zeiler uit Wee
nen; ik ben pas een paar weken in Ame
rika en ik zou u daarom zeer dankbaar
zijn, als u zich bij het werk wat over mij
zoudt willen ontfermen!
Drie jonge meisje^ bogen gevleid en reik
ten hem de hand: Grete Möller, Erne
Struve, Lilli Wagner.
Grete Möller was een strooblonde. sta
tige. maar reeds ietwat verwelkte Hanno-
veraansche en reeds drie Jaar in Amerika.
Erna Struve. klein en onaanzienlijk, was
een jaar geleden met haar ouders uit
Liibeck gekomen en Lilli Wegner kende
de nieuwe wereld pas een paar maanden.
Haar broers woonden al jaren in New
York en zij hadden hun moeder, die
weduwe was en het twintigjarige zusje
laten overkomen. Lilli beviel Carlo goed;
haar lengte was middelmatig en ze had
prettige, vlotte bewegingen en goede,
blauwe oogen. Met haar kwam hij voorloo-
pig het meest in aanraking; hij dicteerde
haar langzaam de Duitsche brieven, welke
hij uit korte, stenographische notities van
den directeur ontwierp en die zij dan
direct op de machine uitwerkte. Fransche
cn Italiaansche brieven aan boekhande
laren in Europa schreef hij, zij het dan
nog ietwat onbeholpen, zelf op de schrijf
machine. daar hij op deze afdeeling de
eenige was. welke die talen beheerschte.
De „Internationale Book Company",
waarbij Carlo nu werkzaam was. had het
monopolie voor den in- en uitvoer van
boeken en tijdschriften naar cn van
Europa Het was een geweldig bedrijf met
meer dan duizend man personeel, waar
van zeker meer dan drie-vierde het me
chanische werk van verpakken, adressee-
ren en expedieeren voor zijn rekening nam.
Zij vormden de kleine radertjes aan de
groote machine, terwijl Carlo een meer
leidende functie bekleedde
De tijd ging snel en Carlo was door het
gevoel weer een mensch onder menschen
te zijn en nuttigen, betaalden arbeid te
mogen verrichten zoo verrukt, dat hij geen
vermoeidheid bespeurde, toen om klokslag
zes uur allen zich gereed maakten om te
vertrekken.
Lilli woonde met haar moeder en haar
beide broers in een huurhuis aan de eer
ste Avenue en het sprak haast vanzelf,
dat Carlo zich bij haar aansloot en haar
vergezelde. Zij legden den niet zoo heel
grooten afstand te voet af; hij vertelde
haar met een paar woorden van zijn veel
bewogen jonge jaren in Weenen en het
meisje klaagde er over, dat zij zich in de
groote stad, waar zij de menschen nog
maar half verstond, niet thuis voelde, te
meer, omdat zij van haar broers vervreemd
was en zij haar avonden steeds alleen in
hun muffe, ongezellige woning moest
doorbrengen.
En toch, zei Carlo zacht, u hebt
tenminste nog uw moeder en uw broers om
u heen. maar ik sta geheel alleen in de
wereld, ik ken hier niemand en er is geen
sterveling, met wlen ik eens van gedach
ten zou kunnen wisselen.
Zij waren nu de poort van het smake-
looze, uit vier verdiepingen bestaande huis
genaderd en Lilli keek hem met haar
groote oogen medelijdend aan.
Als u behoefte hebt aan wat gezel
schap, meneer Zeiler, komt u dan
's avonds na het eten eens aanioopen. Mijn
broers zijn zelden thuis en mijn moeder
zal het stellig prettig vinden weer eens te
kunnen babbelen met iemand, die ook van
den overkant komt.
Carlo nam de invitatie dankbaar aan en
toen hij daarna alleen naar Hotel St.
Helena terugkeerde, dacht hij bij zichzelf;
Nog slechts een paar maanden geleden
zou ik dat kind in haar katoenen blouse
niet hebben aangekeken. Geen avond ging
er voorbij, dien ik niet ln groot gezelschap
doorbracht, hetzij dan met deftige vrien
den in de speelzaal dan wel in de salons
van de beste Weensche families. Vandaag
aan den dag ben ik een arme klerk, één
onder millioenen en mag ik blij zijn, dat
ik een avondje met twee eenvoudige vrou
wen, die mij niets te zeggen hebben, mag
doorbrengen. Wie had kunnen denken, dat
alles zoo zou loopen? En wie weet, waar
het lot me nog verder brengen zal?....
De nu volgende dagen verliepen met de
regelmaat, welke het werk bepaalde en de
directeur vond tot twee maal toe aanlei
ding Carlo zijn buitengewone tevredenheid
te betuigen, zoodat deze zich steeds zeker
der begon te voelen en zijn oude zelfver
trouwen geheel terugkreeg. Wantrouwige,
ironische blikken van andere employé's,
die hij op de trappen of in de gangen ont
moette. negeerde hij; zij troffen hem niet
meer. Behalve met de drie Duitsche meis
jes, kwam hij met niemand ln nauwer
contact, daar het kantoor, waarin hij
werkte, direct tegenover de trap op de
eerste verdieping lag. 's Avonds vergezelde
hij steeds Lilli naar huis. maar bezocht
had hij haar nog niet. daar zij haar invi
tatie niet meer herhaalde en hij, zonder
nogmaals nadrukkelijk te worden uitge-
noodigd, niet wilde komen.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).