Siberië, de groote gevangenis
Een goede reclame
Hoe graaf Benkowsky en zijn mannen eindelijk
de vrijheid veroverden
Dit voorstel vindt grooten bijval. Een
tijdlang is het gejubel niet van de lucht en
danrrt, rtip-trap, slof-slofnou tot
straks dan!aju!Vergeet je gereed
schap niet, Suffig!"
Het Plein voor het burgemeestershuisje is
leeg, en een vroolijke stem zegt: .,Hè, hè, ik
ben moe van het praten. Kom Moeder, nu
een lekker kopje koffie!" Ik ruik den kof-
fiegeur al. en jullie? Niet? O. dat komt, om
dat je je sprookjesneus vergeten hebt! Ga
hem gauw halen!
Nu zitten we bij de groep eiken en daar
ligt, slordig neergegooid, een groote trom
mel, zooals de pinda-Chineezen dien altijd
gebruikten, toen ze nog geen dassen, kleed
jes, kammetjes, beeldjes, halssnoeren en
diademen, maar enkel „pinda lekka" ver
kochten.
Goed kijken hoor! Eerst lag de trommel
op z'n kant, maar nu wordt hij langzaam
omgedraaid en komt precies recht te staan.
En het deksel dat openhing, daalt, daalt...
schuift over den rand van den trommel en
zit vast als een muur.
Ha! nu zie ik de werklui ook al! En wel
dra is er een gewirwar van rappe beenen,
die laddertjes op en af klimmen, een ge
krioel van roode, blauwe, groene en bruine
mutsen! Dan een schel, hoonend gelach: ja
hoor, daar komt Suffig aan zonder gereed
schap. Hij krijgt een kleur als vuur en holt
weer terug.
En nu wordt er gewerkt, dat de stukken
eraf vliegen! Ssssj! doet de ijzerzaag, die
tachtig keurige raampjes in den trommel
maakt; tu-tu! fluit het locomotiefje van
het heel kleine goederentreintje, dat plan
ken aanvoert voor de vloeren en beschot
ten, klop-klop klinken heel veel kleine ha
mertjes en zóóveel kleine handjes maken
licht werk!
Zeg, nu kun je ook zeker wel begrijpen,
waarom de menschen, als een werkje heel
vlug is afgemaakt, zeggen: „dat hebben de
kaboutertjes gedaan!" Ik heb tenminste
nog nooit zoo'n gloeienden ijver gezien!
's Middags om vijf uur o, o, wat vliegt
de tijd in Sprookjesland! -is het gebouw
kant en klaar. Alle kabouters zijn doodmoe
maar blij op het mos neergevallen, alleen
Statig, de schildersbaas, staat nog op een
hoogen ladder en schildert met statige ha
len op den gevel: „Oost West, thuis best".
Want zoo moet het flatgebouw heeten. En
als ook dat gereed is, gaat een der kabou
ters vlug den burgemeester halen, die be
loofd heeft, de officieele opening te ver
richten.
Goedsmoeds straalt van vreugde als hij
onder doodsche stilte van alle aanwezigen
kucht en spreekt: „Lieve vrienden, inwo
ners van Kabouterdorp. het is mij een voor
recht en een waar feest, dit prachtige, mo
derne flatgebouw, bevattende tachtig ka-
bouterwoningen, van alle gemakken voor
zien, thans nlechtiglijk te mogen openen. Ik
dank u voor uw kundige en vliegensvlugge
medewerking bii den bouw en wensch u
allen toe. dat gij in dit prachtige huis in
vrede met elkander moogt leven".
Dan wordt de vlag ge^eschen en een drie
werf hoezee uitgebracht op Goedsmoeds,
den geliefden burgemeester van Kabouter-
dorp.
R. DE RUYTERV. d. FEER.
In vroeger dagen hielden sommige dok
ters er vreemde gewoonten op na. Zoo reis
de beroemde Fransche arts Frimand om
streeks 1780 eens per jaar door heel Frank
rijk om te trachten, op zijn doortocht hier
en daar een paar patiënten erbij te krij
gen. Dit was nu .op zichzelf niet zoo erg,
maar gekker was het, dat Frimand in ieder
stadje waar hij nog onbekend was. met
trommelslag en klokgelui liet bekendma
ken. dat de beroemde doctor Frimand, ko
ninklijk chirurg, bezitter van ridderorden
uit alle landen, die juist hier was aange
komen. zijn hondje was kwijtgeraakt. Wie
het dier teruggebracht, zou vijf goudstuk
ken ontvangen.
Je begrijpt, dat de dokter en zijn hondje
onmiddellijk het gesprek van den dag wa
ren en het gevolg was, dat de patiënten uit
alle hoeken en gaten toestroomden Het
hondje werd echter nooit gevonden en dit
was ook heel natuurlijk, aangezien.... (ik
vertel je dit in het diepste geheim!) de
dokter niet eens een hondje bezat.
o
Door zijn bevoorrechte positie bij den
gouverneur van Kamsjatka en diens gezin
liet Benkowsky zich niet verleiden, zijn
vrienden ontrouw te worden. Integendeel:
in alle stilte werden door de negenenvijftig
man, die thans in het complot waren, de
toebereidselen voor de vlucht getroffen.
Allen waren goed van wapens voorzien
voor het geval het noodig zou blijken, zich
te verdedigen. Het scheen overigens gebo
den, de verwezenlijking van het plan niet
te lang uit te stellen, want het gevaar, ver
raden te worden, zweefde steeds als een
Damocleszwaard boven him hoofden.
De zaak werd al zeer hachelijk voor Ben
kowsky, toen kapitein Stepanow, een der
Russische officieren, die met hem in Sibe
rië waren aangekomen, een vijandige hou
ding tegen hem aannam, die zelfs zoover
ging, dat hij hem om een kleinigheid tot
een duel uitdaagde. Het gevecht had plaats
doch Benkowsky wist zijn tegenstander on
middellijk den sabel uit de hand te slaan.
Deze viel daarop voor hem op de knieën en
smeekte hem om zijn leven, waarbij aan
het licht kwam. dat een wanhopige liefde
voor Afanasja, de gouverneursdochter, Ste
panow tot zijn vijandige daad had ge
bracht. Benkowsky, die medelijden met den
ongelukkigen officier had, vertelde hem
daarop in het diepste geheim, dat hij wel
iswaar door de omstandigheden gedwongen
den rol van verloofde speelde, doch dat
hij er niet aan kon denken, het meisje te
huwen. Hij had immers een vrouw en kind
in Polen achtergelaten.
Stepanow was van dit oogenblik af aan
de trouwste vriend, die Benkowsky zich
maar wenschen kon. Hij beloofde, te zwij
gen als het graf en de toebereidselen tot
de vlucht werden met koortsachtigen ijver
voortgezet. In de eerste plaats zorgde men
voor proviand en een grooten voorraad
drinkwater. Bij het aanbreken van de
lente, als het ijs in de haven gesmolten
was, moest alles gereed zijn.
Maar weer kwam een noodlottige ge
beurtenis Benkowsky's hoop verstoren.
Eens op een middag verscheen Afanasja
zeer opgewonden in zijn huis, viel hem
snikkend om den hals en riep maar niets
anders dan: „je wilt me verlaten, je gaat
weg!"
„Als je weggaat, ga ik mee", zei het dap
pere meisje, al was het naar het eind van
de wereld". En ze beloofde hem plechtig,
niemand iets van het plan te vertellen.
Een groot gevaar was dus weer afge
wend en het feit, dat Afanasja in het
complot was, bood den samenzweerders
groot voordeel. Telkens, als er gevaar
dreigde, zond zij haar verloofde een rood
lint toe. Zoo ook eens op een morgen, toen
Benkowsky een uitnoodiging van den gou
verneur had ontvangen om op het kasteel
te komen. Gewaarschuwd door het roode
lint sloeg hij de uitnoodiging af (de gou
verneur was, zoo dacht hij, stellig het com
plot op het spoor gekomen!) En toen kort
daarop twee kozakken verschenen om hem
naar de vesting te brengen, liet hij deze
kort en goed gevangen nemen. Nu was de
steen aan het rollen en terugkeeren was
niet meer mogelijk: er moest worden ge
handeld.
In den avond van 26 April rukte reeds
een detachement soldaten het stadje bin
nen om de opstandelingen te arresteeren.
Doch een gewapende troep onder leiding
van Wijnbladt wist het terug te slaan. Een
andere afdeeling die uit de vesting opmar
cheerde, werd door de samenzweerders op
gehouden en op de vlucht gedreven. Aan
gemoedigd door dit succes, ondernam Ben
kowsky in het holst van den nacht een
aanval op de vesting. De wacht, in de ver
onderstelling. dat de bezeting terugkeer
de, liet de ophaalbrug neer en nu bezetten
de samenzweerders de heele vesting en
drongen in de woning van den gouverneur
binnen.
Benkowsky wilde natuurlijk tot eiken
prijs den achtenswaardigen man. aan wien
hij zooveel te danken had, het leven red
den. Hij riep hem daartoe toe, zich in de
kamers van zijn vrouw en dochters terug
te trekken, doch de gouverneur weigerde
en trok het zwaard. In een verbitterd ge
vecht met een van Benkowsky's vrienden,
sneuvelde hij als een held. Hoe verschrik
kelijk Benkowsky het ook vond, dat de
gouverneur gevallen was, hij had geen tijd
om te treuren. De vesting moest worden
verdedigd. Spoedig vernamen zij nu, dat
de kozakken weer kwamen oprukken en
besloten waren, de vesting uit te hongeren.
Dit moest door snel handelen worden voor
komen: Benkowsky stuurde zijn vriend
Pannow met een paar man naar het stadje
liet de vrouw en kinderen van de kozak
ken en van enkele burgers, die hun partij
gekozen hadden, in de kerk opsluiten en
houtblokken in het rond opstapelen.
Den vrouwen werd medegedeeld, dat zij
allen moesten verbranden, als hun man
nen zich niet onmiddellijk overgaven. Zelfs
als de kozakken, die zich nu om de vesting
hadden gelegerd, ook maar een poging zou
den doen om hun gezinnen te hulp te
komen, zou het vuur direct worden aan
gestoken.
De Kozakken kozen nu eieren voor hun
geld en gaven zich over.
Nu was de laatste hinderpaal uit den
weg geruimd: de weg naar de vrijheid lag
open!
Benkowsky zelf, de ziel van de heele on
derneming, lag gedurende al deze span
nende gebeurtenissen met wondkoorts te
bed, doch van zijn legerstede gaf hij zijn
bevelen.
Daar ontving hij bezoek van de vrouw
van den gouverneur en haar dochter Afa
nasja, die hem onder heete tranen een
brief overhandigden. Het was een .schrij
ven van Stepanow. waarin Benkowsky's ge
heim werd onthuld.
Benkowsky kon nu niet anders doen, dan
zijn schuld bekennen, doch het edele meis
je toonde in deze hachelijke omstandig
heden, dat zij een hart van goud bezat.
„Maak jezelf geen verwijten", zei zij. „ik
begrijp, dat je niet anders hebt kunnen
handelen. Ik kan nu natuurlijk nooit je
vrouw worden, doch neem mij mee als je
dochter".
Dit wilde Benkowsky graag doen en hij
beloofde Afanasja's moeder, als een vader
voor haar te zorgen.
Op 11 Mei 1771 gingen 96 personen, waar
onder 9 vrouwen, scheep en voeren zij van
Kamsjatka weg, de vrijheid tegemoet!
Dit is de geschiedenis van het oproer in
Kamsjatka, een der spannendste bladzij
den uit de historie van Siberië, de groote
gevangenis.
Benkowsky wist zijn tegenstander den sabel uit de hand te slaan.