Het laatste deel van het nationale geschenk aan het Prinselijke Paar gereed
79sie Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON
Het Blauwe Teeken
EEN ItACH I A I I O reed gisteravond door onbekende oorzaak op het Rapen- NEDERLANDSCHE DEELNEMERS AAN DEN STERRIT NAAR MONTE CARLO NAAR HUN STARTPLAATS VER-
b1 r ede n°"d e6 e er at eov^<eriè ed \ij d e'nshet o^erbréngLTa" e^iTe^u TR0KKEN" OÏSTEREN VERTROKKEN UIT ARNHEM DE HEEREN E. A. C. CORNELIUS EN A. BUYZE MET D.K.W.
het tweede is gewond. NAAR ATHENE, VANWAAR ZE ZULLEN STARTEN IN DE RALLYE MONTE CARLO.
HET MOTORSCHIP „NIGER STRO O 31" VERLAAT DE HELLING op de werf
van C. v. d. Giessen en Zn. Scheepswerven te Krimpen aan den IJsel, waar het
voor rekening van de N.V. Hollandsche Stoomboot Mij. wordt gebouwd.
Boven gang met trappenhui*.
Onder de bibliotheek.
I1ET NATIONALE
GESCHENK aan
het Prinselijke Paar
bestond, behalve uit
de „Piet Hein" uit de
inrichting van enkele
vertrekken in den
rechtervleugel van het
Paleis Soestdijk. Deze
vertrekken zijn thans
gereed gekomen.
De roman van een ultgestootene
door
HUGO BETTAUER.
30)
Als door een zweepslag getroffen, kromp
Carlo Ineen. Ook voor dezen uitsmijter van
een obscure eetgelegenheid was hij dus op
het eerste gezicht niets dan een kleurling,
een negerafstammeling, ongeacht zijn op
voeding en beschaving! En langzaam
drong het tot hem door. dat hij tegenover
iets onveranderlijks stond, een noodlot,
waartegen niet te vechten viel....
En toch wilde hij eten, zijn vermoeide
ledematen een oogenblik rust gunnen.
Schoorvoetend, met zichtbaren afkeer voor
de hem vreemde omgeving betrad hij de
reusachtige zaal met haar meer dan hon
derd gedekte tafels, de zoemende ventila
toren, de afschuwelijke blaasmuziek en de
tallooze smakkende en slurpende gasten,
voor het meerendeei mannen, die gemaks
halve ook bij het eten hun hoed op
hielden.
Alle tafels waren bezet: aan een ervan
zat een heer alleen en daarheen richtte
Carlo zón schreden. Maar nog vóór hij kon
gaan zitten had een andere heer ln een
vettig glimmende smoking hem reeds
bij den arm gepakt en deze waarschijn
lijk de manager of misschien wel de
eigenaar van het restaurant bracht hem
naar een andere tafel, waaraan reeds twee
negers zaten.
Daar is nog een mooi plaatsje voor u
vrij meneer!
Carlo duwde den totaal verbluften man
heftig van zich af, maakte rechtsomkeert
en rende de zaal uit en de straat op, waar
hij uit afkeer en haat tegen de menschen,
bij wie men hem wilde indeelen, de vuis
ten balde.
Terug naar hotel St. Helena.
Hij herinnerde zich daar in de gang een
bord te hebben gezien met het opschrift:
,,Naar het restaurant". Welnu, daar zou
men hem toch zeker wel met rust laten.
Hij was echter zoo'n eind uit de richting
geraakt, dat hij zich niet meer vermocht
te oriënteeren en daar hij niet wist welk
openbaar vervoermiddel hem naar zijn
plaats van bestemming kon brengen, be
sloot hij maar weer een taxi te nemen, of
schoon hij bereids ervaren had, dat dit
hem weer een, in kronen uitgedrukt, fan
tastisch hoog bedrag zou kosten.
Bepaald aanlokkelijk zag het restaurant
van hotel St. Helena er niet uit. Achter
een groot en vrij onzindelijk buffet, waar
van het bier op den grond droop, stond
een pootige jonge kerel in hemdsmouwen,
die allerlei dranken mixte en voor de bar
hingen vijf of zes bezoekers, die om hun
whukey knobelden. De rest van de ruimte
werd in beslag genomen door eenige onge
dekte tafeltjes, aan een waarvan Carlo na
een korte aarzeling plaats nam.
Een kauwgom pruimende kellner met
een schort, dat waarschijnlijk eens wit was
geweest, verscheen en informeerde in een
mengsel van Italiaansch en Engelsch
zonder veel belangstelling naar zijn wen-
schen. Neen, een menu was er niet, maar
als men een biefstuk met aardappelen
wilde hebben, kon die binnen een paar mi
nuten worden geserveerd.
Carlo knikte slechts, wierp zich inmid
dels op het wittebrood en het botervlootje,
sloeg in een teug een glas koud ijskoud
bier naar binnen en voelde zich daarna
althans weer eenigszlns mensch worden.
Aan een tafeltje naast hem zat een heer
van middelbaren leeftijd. In het bijna
rozige gelaat stonden stralend twee kleine,
blauwe oogen, welke temeer aan die van
een varken deden denken, omdat zij be
schut werden door wimpers en wenkbrau
wen in dezelfde kleur als het witblonde,
borstelige hoofdhaar. Carlo ving een
vriendelijken blik op en glimlachte onwil
lekeurig, aangenaam getroffen door het
feit eindelijk weer eens iemand te zien, die
hem niet vijandig gezind was. Daarna ech
ter verdiepte hij zich in zijn omvangrijken
biefstuk en het leek hem, of hij in jaren
niet zoo smakelijk had gegeten. Toen hij
klaar was en tevreden om zich heen keek.
stond de gemoedelijke, wit-blonde heer
naast hem op om daarna, zonder permissie
te vragen, aan zijn tafeitje plaats te
nemen.
Vreemd hier. jongeman? En toen
Carlo hem knikkend, maar vragend aan
keek, lichtte hij toe:
Dat zie ik aan de Europeesche snit
van uw pak! Amerikanen hebben gewat
teerde schouders, maar u zit uw colbertje
als aangegoten! Ja. wie zooveel in de
wereld heeft rondgeneusd als ik, die weet
gauw waar hij aan toe is. Overigens, voor
honderd procent Europeaan bent u toch
ook niet, wat? Als ik het wel heb, heeft
zich een of ander vreemd ras met het
goede Germaansche bloed vermengd
Carlo kon den Jnan deze woorden, welke
vergezeld gingeriJ van een breeden smake-
ltjken lach, niet kwalijk nemen en hij be
vestigde derhalve het vermoeden van den
vreemdeling.
Mijn vader was een Zwitser, mijn
moeder een mulattin!
Hm, antwoordde de dikke bedacht
zaam, daaruit ontstaan hier te lande
niet altijd bepaald aangename situaties.
Taxeerend gleed zijn blik over Carlo om
daarbij even te blijven rusten op diens
zwaar zijden das, onberispelijke schoenen
en gouden armbandhorloge. Daarna ver
volgde hij:
Ik hoop niet, dat u mij mijn nieuws
gierigheid kwalijk neemt, sir, maar het
dunkt me interessant te weten, hoe u hier
in deze spelonk terecht bent gekomen.
Gentlemen als u plegen gewoonlijk niet
in St. Helena hun intrek te nemen. Er
huist hier heel wat lichtschuw gespuis,
menschen, die uit de haven van Marseille
met moeite aan de justitie zijn ontkomen
en zich hier zoo lang schuil houden tot ze
ontdekt worden of aan het licht komt,
dat er in het geheel geen bevel tot inhech
tenisneming tegen hen is uitgevaardigd
Dan duiken ze in het groote New York
onder, veramerikanlseeren zich of keeren
met de beste gelegenheid weer terug
De woede, smart en trots, welke Carlo
tot dusver hadden beheerscht, maakten
plaats voor een intens verlangen naar
medeleven. Hij voelde een dringende be
hoefte eens vertrouwelijk met iemand te
praten en zoo vertelde hij dan den wel-
meenenden vreemdeling, die zich intus-
schen als Deen, Andersen genaamd had
voorgesteld en twee cocktails had laten
aanrukken, in opgewonden bewoordingen,
wat hij dezen dag na meer dan een week
zeeziek te zijn geweest, had beleefd. En
bijna snikkend besloot hij zijn relaas.
Wat moet ik nu doen? Denkt u. dat
ook beschaafde menschen uit de betere
kringen mij hier als een melaatsche zullen
behandelen? Hoe kan ik hier mijn leven
opbouwen, hoe zal ik me weer bewust
worden, dat ik toch ook werkelijk een
mensch ben?
De Deen zoog peinzend aan zijn sigaar,
bestelde opnieuw twee cocktails en zei ein
delijk op bedenkelijken toon:
Dat is geen gemakkelijke noot, die u
me daar te kraken geeft! Als u een neger
was of een mulat of een andere neger-
afstammeling van de gewone soort, zooals
die hier te lande bij honderdduizenden
rondloopen. dan zou het u aan niets ont
breken. U spreekt Engelsch als een profes
sor uit Yale, Fransch, naar u zelf zegt al
even goed en Dovendien Duitsch. Dat al
leen zou al voldoende zijn om u morgen
aan den dag een goed betaalde job in een
of ander hotel als opzichter over de
zwarte kellners of als klerk bij een neger
advocaat of iets dergelijks te bezorgen.
Maar nu is de toestand helaas zoo. dat u
van de negers niets wilt weten en de
blanken niets van u. Dat maakt het ver
draaid moeilijk want de Yankees zullen u
steeds weer van zich afstooten, zelfs nog
energieker dan wanneer u een zwarte was.
iNadruk verboden). (Wordt vervolgd).