Von Ribbentrop in Parijs - Klokken voor het nieuwe stadhuis
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
79sie Jaargan^
FEUILLETON
Het Blauwe Teeken
De roman van een ultgestootene
door
HUGO BETTAUER.
De koele nachtlucht deed hem goed en
tn« u pas vol®de hij een smal pad. dat
tin» sch'er eindelooze katoenaanplan-
tiH n on<ier fraaie Amerikaansche eiken
Wwaarts leidde en ongeveer parallel liep
den rijweg. Zilver glanzend stond de
'™e maan aan den wolkenloozen hemel,
Wekels sjilpten onnatuurlijk luid en
"W bekroop een groeiend verlangen
■«r Europa. Hij begreep, dat hij zich dezen
end de antipathie van velen op den hals
'W gehaald
'en
- en daarbij zijn gastheer in
7, 'astig parket had gebracht. In dat
bezien was het wellicht beter zijn
ÏÏJhR hier niet langer te rekken. Want
tells
wanneer kolonel Whilcox zoo cheva-
II
JIJ5'1 en welopgevoed zou zijn tegenover
I J," gast niet van zijn ontstemming te
«un hlijken, was het dan eigenlijk toch
een gebrek aan tact daarop te vertrou-
11 ergens te blijven, waar zich dishar-
wen
en genegenheid, welke Zeiler de aardige
Amerikaansche toedroeg, wenschte hij
toch tot eiken prijs te voorkomen, dat hun
tot dusver vriendschappelijke omgang zich
zou toespitsen tot die intiemere verhou
ding, welke door belanghebbenden vaak
maar al te gretig aan zgn. „ernstige bedoe
lingen" wordt toegeschreven. Nee, nee, hoe
meer Zeiler er over nadacht, des te duide
lijker werd het hem, dat hij hier vandaan
moest
Het pad kwam uit op den landweg, juist
bij de woning van den neger Sampson.
Plotseling, als uit den grond verrezen,
stond het mulatten meisje, Karola, dat hem
door haar stijlvolle schoonheid zoo gefas
cineerd had, voor hem. Hij begroette haar
met een paar woorden en vroeg, of ze niet
bang was 's avonds laat zoo alleen op
straat te loopen. Karola schudde zoo heftig
het hoofd, dat haar zwarte, losse haren
naar voren vlogen en zei op zaohten, melo-
dleuzen toon:
Binnen is het te warm en wij wonen
met zoovelen in een vertrek. Als het een
ander was geweest, zou Karola snel naar
huls zijn gevlucht, maar de blanke profes
sor is een goed man, voor wien ze niet
bang is.
Lachend streelde Zeiler haar over het
dikke haar, dat als ruwe zijde aanvoelde.
Hoe weet je dat ik het. goed met je
meen?
Ernstig antwoordde het meisje:
Dat voelt Karola! De Duitsche man is
anders dan de Yankees; hij haat en ver
acht de arme zwarte menschen niet
Neen, Karola, dat doe ik inderdaad
niet. Waarom ook? Ongetwijfeld zijn er
onder de zwarten net zooveel goede en
orutP" hadden geopenbaard? Bovendien
(if h no° knappe Harriett Whilcox,
Dim, iu raadzaam maakte zich zoo spoedig
gelijk uit de wondertuinen van den m v..
'oionel te verwijderen, want bij alle respect slechte menschen als onder de blanken,
gelen en rooden. Maar jij, Karola, jij mag
de blanken wel, is het niet zoo?
O, ik zou hen graag liefhebben, de
blanken. Blond ls het mooLste, dat God ge
schapen heeft! Maar zij haten ons en
daarom haat ik hen!
Tegen deze logica was niets in te bren
gen. Zeiler lachte en zei:
Kom, Karola, laten wij samen een
eindje gaan wandelen en als we dan ver
genoeg van het groote huis zijn, moet je
mij eens een van die mooie, droevige liede
ren van je volk voorzingen!
Zeiler had het meisje bij de hand geno
men en hij schrok bijna, toen ze zijn hand
aan haar lippen drukte en kuste, waarna
ze zachtjes zei:
O, ja, Karola gaat graag met u mee
en zal u naar een plaats brengen, waar
niemand iets kan hooren.
De maan wierp haar zilveren licht over
het landschap, dat in zijn zeldzame verla
tenheid iets beklemmends had. De geleerde
ontkwam niet aan den machtigen indruk
van deze tropische natuur. Slechts reali
seerde hij zich de merkwaardige situatie,
waarin deze onverwachte avondwandeling
hem gebracht had: hij, de gevierde hoog
leeraar aan een der grootste universiteiten
van het Europeesohe contingent, hand in
hand wandelend met een mulattenmeisje
door de katoenvelden van Noord-Ame-
rilfa.. Maar spoedig geraakte hij geheel
onder de bekoring van het idyllische ka
rakter, van deze ontmoeting met het
knappe, slanke natuurkind en het was
meer dan slechts een behoefte om het
zwijgen te verbreken, toen hij, zich tot het
schier geruischloos naast hem voortwan-
delde meisje wendend vroeg: Voel je je
hier gelukkig Karola?
Een oogenblik staarde zij peinzend voor
zich uit alsof ze deze vraag nog nooit voor
zich zelf had beantwoord, maar daarop zei
ze gedecideerd: Neen, Sir!
En waarom niet? informeerde Zeiler
verder.
Ik zou een blanke lady willen zijn!
In deze woorden lag voor Zeiler de ge-
heele tragiek van den halfbloed, die zich
door het blanke ras uitgestooten voelt. En
onwillekeurig voelde hij zich als van ras-
senvooroordeelen vrije Europeaan, onweer
staanbaar aangetrokken tot deze jonge
vrouw, die geen vaderland had en geen
zorgzame, begrijpende ouders, die haar dit
gemis konden vergoeden.
Door dicht kreupelhout kwamen zij aan
een klein bosch dat gevormd werd door
hazelnootstruiken, verwaarloosde eiken en
hoog opgaand kreupelhout. Karola bracht
haar metgezei steeds dieper de wildernis
in, tot zij plotseling zijn hand losliet en
hard vooruit snellend, vroolijk uitriep:
Zoo. daar is mijn bank!
Een van ouderdom en door den storm
ontwortelde boom was zoodanig omgeval
len, dat hij werkelijk een soort bank vorm
de, welke een gemakkelijke zitplaats bood.
Eenige minuten zat Karola zwijgend naast
Zeiler maar daarna sprong zij plotseling
overeind, stelde zich zóó, dat hy haar om
lijning bij het licht van de maan nauwe
lijks kon onderscheiden, in de schaduw van
het struikgewas op en begon met zachte,
melodieuze stem oude neger liederen, waar
bij tot slot het mooie „Old folks at home"
te zingen.
Zeiler had zijn oogen gesloten en terwijl
hij luisterde, moest hij in zichzelf lachen.
Wat een dwaze, aanmatigende en on
logische wereld is het toch, waarin wij
leven! Als ik dit mooie, bruine kind met
mij meenam naar Berlijn of Weenen, het
eenige meerdere ontwikkeling bijbracht en
het in kostbare toiletten hulde, zou zij de
grootste sensatie van de wereldstad vor
men. Graven en millionairs zouden om
haar gunst wedijveren, alle mannen zouden
aan haar voeten liggen en ze zou een leven
kunnen hebben als een prinses. Hier ech
ter is zij slechts een buiten de gemeen
schap gestooten mulattenmeisje, dat geen
enkel recht heeft en in de Amerikaansche
samenleving eenvoudig niet meetelt. Wee
mij, als Harriett Whilcox deze siuatie zelfs
maar zou vermoeden. Met vriendschap en
ontluikende liefde zou het voorgoed ge
daan zijn!
Karola was weer naast hem gaan zitten
en legde haar hand op de zijne. Hij sloeg
zijn arm om haar hals, trok haar naar zich
toe en kuste haar teeder op de volle lippen.
Een oogenblik verkeerde hij in twijfel, hoe
zij deze liefkoozing zou opvatten, maar
zonder eenigen schroom gaf zij hem zijn
kus terug en terwijl zij zijn blonde haar
streelde, fluisterde ze hem in het oor:
Karola heeft den goeden Duitschen
man lief gehad van het oogenblik, dat zij
hem voor het eerst zag. Maar niemand mag
er iets van weten, anders zal miss Whilcox
erg boos zijn en Karola laten ombrengen
Deze woorden, op angstigen toon geuit,
deden den oer-Germaan in hem ontwa
ken, den beschermer en helper, die geen
onrecht kon dulden en zich voor de zwak
ken op de bres stelt. Met vaderlijke gene
genheid streelde hij haar wangen en haar
zijdeachtig haar en hij kuste haar op de
oogen die zij in verrukking sloot.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
DE DUITSCHE MINISTER VAN BUITEN LAN DSCHE
ZAKEN, VON RIBBENTROP BIJ AANKOMST TE PARIJS
aan de Gare des Invalides. Links minister Bonnet en
rechts de Duitsche ge zant te Parijs, graaf Welczeek.
DE OUDSTE ZOON VAN DEN BELGISCHEN KONING
kroonprins.,Boude»ijn aan het stuur van zijn kleine race
auto, in het park van het paleis te Laeken bij Brussel.
HET ENGELSCHE STOOMSCHIP BERENGAR1A - bij
het verlaten van Southampton voor zijn laatste reis. Het
schip gaat naar Jarrow waar het gesloopt zal worden.
EEN REUZE-KALEBAS bijna EEN MAQUETTE VAN DE HAVEN VAN WILLEMSTAD OP CURA-
1 meter hoog, uit het graafschap CAO met in beweging zijnde schepen en open- en dichtgaande schlp-
Suffolk, werd te Londen voor een brug, te zien in het Koloniaal Instituut te Amsterdam en bestemd voor
liefdadig doel verkocht. de Ned. Indische zaal op de tentoonstelling te New York.
IN DE KLOKKENGIETERIJ VAN A. H. VAN BERGEN TE HEILIGERLEE -
sordt hard gewerkt aan de klokken voor het cariilon van het nieuwe stadhuis alhier,
Een aantal klokken gereed voor transport. Op den achtergrond een der oude klokken
HET VERVAARDIGEN VAN DEN LEEMEN VORM voor den kroon van de groot
ste klok voor het nieuwe stadhuis hier ter stede, de z.g. Bourbon-klok. De middelste
tap (bovenop) is het gat waar te zijner tijd het metaal zal worden ingegoten voor het
gieten van de klok. De beide andere zijn de bcnoodigdc luehtkanalen.
lilSTERMOKGEN BRAK BRAND UIT IN DE BAKKERIJ, ANNEX SIGAREN- EN
KRUIDENIERSZAAK VAN DEN HEER BERBER TE MIJCHEN. Daar de bewo
ners van den brand niets bemerkt hadden, kwamen 2 kinderen door verstikking om het
leven. Op de foto het afgebrande pand