Van Hans en zijn bok
No. 40
LEIDSCH DAGBLAD
vreeselijk het is, koolstronken te moeten eten
als je verlangt naar stoofpeertjes
filde „lekker" zeggen
naar er kwam
|,mémé"
ÏEUCB
maak je voort?" riep Joost, die
voordeur stond met zijn jas aan
■et op.
Izóó!" riep Hans, „ik moet nog even
lc'
Ijij met je Sik! Straks komen we
Ipeloos te laat, net als de .vorige
■vooruit dan maar" zuchtte Hans.
lp een vluchtigen blik op het bok-
laaruit een klagelijk mèèè-geluidje
ban schoot hij zyn jas aan, nam
Ih onder den arm en sloeg met een
1 o foei, wat een vreeselijke smak!
I achter hen beiden dicht,
n, jö!" riep Joost, ..Het is alweer
Jhippertje!"
pit dan maar" zuchtte Hans nog-
J had een broertje dood aan hollen
■véél meer aan vroeg opstaan. En
het dan ook, dat hij iederen
nu de heele week al! nèt
^as om versch stroo in het bokke-
en. En 's avonds als ze uit school
nen, nu ja. dan was je moe
heele eind loopen en een beetje
J dan verlangde je naar thee met
Jje.. en naar een rustig uurtje bij
ird. En een huiswerk, dat je had!
1 weer repetitie aardrijkskunde.
Ins al die akelige plaatsjes en ri-
ler in gestompt had, was het pre-
I geweest om naar bed te gaan en
Ifde hij heelemaal niet kikken over
lo. Want hij wist drommels goed,
Ibokkehok 's morgens onderhouden
(orden.
1 het een beetje bijhoudt, Hans Is
ch een kleinigheid" had Vader
|g gezegd.
fader", had Hans gedwee geant-
voor veertien dagen geweest. Va-
vreeselijk gemopperd.
f>nd ik daar dien armen bok van
maal zonder stroo met zijn poo
it vuil. Je moest je diep schamen!"
hoe had Hans zoo dom kunnen
n morgen had hij het oude stroo
aid en op een hoop geharkt voor
an om het mee te nemen. En
d hij gezien dat er geen versch
r was. En intusschen stond Joost,
broertje, alweer te roepen en
van „als je niet meekomt, ga ik
ou, en toen had Hans gedacht
ik toch zoo gauw geen stroo. Di-
avond bestellen".
neen, het is een schande
>t moet zeggen; toen had hij het
dagen vergetenl
Pas den derden dag had Sik, nadat Va
der zelf om stroo had gebeld, zijn schoone
bedje gekregen.
En nu.Hans liep er over te piekeren.
Hij kreeg echt een kleur, als hij eraan
dacht, hoe het bokkehok er uit zag! Wéér
vuil natuurlijk en misschien was het stroo
wel nat! Nu, direct vanmiddag uit school
zou hij het doen! Maar dftn ook beslist!
Geen thee, geen koekje, direct door naar
den tuin met zijn jas nog aandirect!
Het was doodstil in de klas. Alle jon
gens zaten ijverig te rekenen, sommigen
zelfs met een hoogroode kleur en een tong
puntje uit den mond van de inspanning.
Binnen was het behagelijk warm, maar
buiten. brr! De regen kletterde tegen
de ruiten en de boomen op de speelplaats
zwiepten in den wind.
Hans was het eerst klaar, want hij kon
opperbest rekenen. Hij zette een forsche
streep onder zijn werk en keek naar bui
ten. Foei, wat zou de tuin nat zijn. De en
kele afrikaantjes, die er nog waren, zouden
in een oogenblik weg zijn: van de andere
bloemen was al niets meer over!
En wat zou de regen gutsen tegen de
deur van het bokkehok! Hij had het haakje
er toch wel goed opgedaan? Het zou stellig
wel inregenen! Ja, dat was ook iets, dat
Vader hem al zoo vaak op het hart ge
drukt had. dat hij een lat langs de deur
moest spijkeren om den regen tegen te
houden.
Nu, de lat lag klaar, maar Hans had al
tijd nog geen tijd gehad om hem er aan
te spijkeren.
Geen tijd? Eigenlijk moest je zeggen:
geen zin, geen fut, geen liefde voor zijn
Sik!
Hans zuchtte nogeens. Ja, Sik was echt
den laatsten tijd heelemaal op den achter
grond geraakt. Heel iets anders dan een
jaar geleden, toen ze hem hadden gekre
gen. Hans moest nog denken aan dien mid
dag, toen Willem van Boven, een neef van
den melkboer, hem had gebracht. Hij was
komen aanrijden met een hobbelige, be
wegende zak voorop zijn fiets en Hans en
Joost hadden haast niet kunnen wachten,
tot hij was afgestapt. Vader en Moeder
waren er ook bijgekomen en toen was Sik
te voorschijn gehaald: een klein, schattig
wit bokje met een heel eigenwijs plukje
haar onder zijn kin en twee stompjes op
zijn kop. die later verwonderlijk vlug tot
horens waren uitgegroeid. Het witte sikje
had nog wat wankel op zijn dunne, par
mantige pootjes gestaan, maar dat was
door de goede zorgen van de jongens, al
heel gauw bijgekomen. Het was een forsche
stevige bok geworden, die op Zaterdag- of
Woensdagmiddag, als hij voor den wagen
liep, ieders bewondering wekte. Dan zat
Hans fier op den wagen en Joost liep er
naast om een handje mee te helpen, als
het noodig was.
Hoe zou Sik zich wel voelen, dacht Hans,
als de menschen zoo naar hem keken?
Trotsch als een pauw natuurlijk! Wat zou
hij denken? ,,Mè-è-è-è wat rijden we nou
lekker! Ik ben ook de mooiste bok van het
heele dorp, fijn!" En dan: „wacht, nou ga
ik Hans eens een beetje plagen! Ik verzet
lekker geen poot meer! Joost mag duwen
zoo hard hij wil. Toe maar! duw jij maar,
ik doe toch wat ik wil.... Kijk, nu komt
Hans er ook nog bij! Goed zoo. mij krijgen
jullie toch niet vooruit. Ik zet alle vier mijn
pooten schrap! mè-mè-mè!"
Sik-Hans zette zijn pooten schrap. Gek
gevoel was dat, om vier pooten te hebben
inplaats van twee beenen! Maar wat een
onzin, hij was toch immers geen bok, maar
een jongen! Hij was Hans en hij zat daar
net nog op school sommen te maken. Gek,
waar was nu de klas en de Jongens en
meneer? Hè, wat een naar, akelig gevoel,
een bok te zijn! En wat stijf zat dat tuig!
Ja, de groote baas had ook al heel vaak
tegen Hans gezegd, dat hij het tuig niet
zoo strak moest aanhalen, dat deed Sik
pijn. Maar Hans vergat het steeds. Bah!
wat knelde dat! Wacht, hij zou stokstijf
blijven staan, net zoolang tot ze gingen
uitspannen. Nog eventjes.... ja. ja, trek
ken jullie maar hoor! Mij krijg je toch
niet van mijn plaats!
Mooi! Nu gooide Hans de leidsels neer en
zei: „Nou Joost, het is niks gedaan van
daag. Uitspannen maar!"
Sik-Hans had zijn zin. Hij wou zeggen:
„Lekker, is jullie eigen schuld", maar er
kwam niets dan een plagerig „mè-mè-mè!"
uit zijn keel. Sik-Hans schrok ervan! Vree
selijk was dat, te weten, dat je een jongen
bent en toch een bok te moeten zijn.
„Pak 'm, houdt 'm!" gilden de jongens.