De Bickfordlont
79itO
LEIDSCH DAGIIM, 4 October 1938 Tweede Blad \b. 24085
ijd een SCHOONE boord!
Wonderlijke redding
„ELITE" FLACON
Zoodra ik de blokjes picrinezuur, de bick-
forölonten en des laghoedjes uit mijn tasch
haalde, om op mijn bed uit te spreiden,
vroeg Hürllmann verwonderd: „Wat heb je
nou weer uit de stad meegebracht?"
Hij zat op den rand van zijn bed, dat aan
den anderen kant van onze kamer stond, en
keek me met verontwaardigd gezicht aan.
„Alle Ingrediënten, die noodig zijn om je
te bewijzen, dat je een behoorlijke klont
rots net zoo keurig met picrinezuur en
lontontsteking kunt laten springen als met
het door jouw veelgeprezen dynamiet, dat
electrisch tot ontploffing wordt gebracht."
„Je bent betoeterd dat heb ik je al zoo
dikwijls gezegd," snauwde Hürllmann. Hij
sprong overeind, nam driftig een zwart
boekje van de tafel en hield het omhoog.
„En een ouwe sok ben je ook. met je voor
liefde voor antieke springmiddelen, die in
lang vergeten Hollandsche militaire voor
schriften staan!"
Het boekje zeilde door de lucht en kwam
naast de dingen, die ik op mijn bed had
uitgestald, terecht.
No. 141
PIONIERVOORSCHRIFT
voor de
CAVALERIE
1914
stond in gele letters op het zwarte kaft te
lezen.
„Kom, vooruitstrevend mensch, dan gaan
we naar beneden nog een „Dreierlï" Hal-
iauer drinken, voor je naar Bern gaat,"
stelde ik voor, want ik had geen lust voor
den zooveeisten keer hetzelfde twistgesprek
met mijn collega te voeren. Het stond im
mers bij me vast, dat ik gedurende zijn af
wezigheid van eenige dagen toch mijn zin
zou doordrijven en de overtollige rotsklom
pen, daar waar het waterslot moest verrij
zen voor de turbineleiding, die we bezig
waren aan te leggen, zou opruimen volgens
de methode, die ik indertijd gedurende de
mobilisatie als militair in Nederland had
moeten toepassen: picrinezuur en een lont
van bickford-vuurkoord.
„Dat is nou 't voordeel van in een dorps
herberg te wonen", lachte Hürümarm toen
we de trap naar de gelagkamer afgingen.
„Je natje heb je steeds bij de hand."
De waard van de herberg „Zum Storchen"
bij wlen wij voor den duur van den aanleg
der turbine-installatie in het bergdorpje
Tschauffen woonden, stond in de deurpost
geleund naar buiten te kijken.
„Grüezi, Vreneli!" hoorden we hem lang
zaam en op gemoedelijken toon groeten,
terwijl een forsche kaarsrechte vrouwenge
stalte met spierwit haar snel aan de deur
opening voorbijgang. Maar zijn groet bleef
onbeantwoord.
Lachend draaide de waard zich om en
daverde toen met de keelgeluiden van het
Schwyzerdütsch. Grüss Gott, heeren!.,..
Haha, Vreneli heeft weer een goede vangst
gedaan.... zeker tien vadem waschlijn
had ze in haar hand.,.. Daar zal weer
niet slecht op haar gescholden worden in
't dorp
„Voor mij is ze nu als die dood, Storchen-
wirt," zei Hürlimann. „Sedert ik haar ge
dreigd heb, dat ik den eerstvolgenden keer,
wanneer ze weer touw van onze steigers
mocht stelen, met den veldwachter bij
haar in huis zou komen, om alles wat daar
aan touw te vinden is. weg te halen, durft
ze zich niet meer in de buurt van de tur
bineleiding te vertoonen".
„En toch is ze een arme stumper", zei
ik. „wat zou er toch in haar kranke brein
omgaan, dat haar steeds overal touw doet
wegkapen, waar ze het maar vinden kan?"
„De vijf vademen touw, die die Engelsch-
man te kort kwam, toen Joggi Schnabeli
ln de gletscherspleet gevallen was", brom
de de waard in zijn volbaard. Toen ziweeg
hij weer en trok een verstoord gezicht, als
vond hij, dat hij reeds veel te veel gepraat
had. Want men is karig met woorden, daar
waar de bergen hoog en de levensomstan
digheden hard zijn.
Hürlimann zag mij even aan en bestelde
drie glazen Schnaps. Hij had gelijk: hier
was spraakwater noodig. Zoo dronken wij
dan den Storchenwirt toe, kipten de glaas
jes achterover en smakten met onze lip
pen, terwijl de brandende Traschter onze
magen verwarmde.
„Hoe zat dat met dien Engelschman, die
vijf vademen touw tekort had, Storchen
wirt?" vroeg mijn collega langs zijn neus
weg.
„Hè.... noudie moest hulp gaan
halen hier in het dorp. Maar toen de red
dingscolonne Joggi uit de gletscherspleet
gehaald had, was het al te laat
Nu stokte het relaas opnieuw en ik liet
de glazen maar weer eens vullen. Zoo ver
namen we dan bij horten en stooten, hoe
Vreneli, de vrouw van den gids Joggi
Schnabeli, de dorpsgekkin van Tschauffen
geworden was.
Ongeveer zeven jaar geleden was de En
gelschman in het dorp gekomen, die van
Tschauffen uit, via den Röslisgletscher den
Röslishorn beklimmen wilde. Met Joggi
Sehabeli, die het massief kende gelijk het
steenige bleekveldje achter zijn huis, als
gids, had de ervaren alpinist den tocht
aangevangen, doch bij het passeeren van
den Röslisgletscher was Joggi door een
verraderlijke sneeuwbrug gezakt en in een
gletscherspleet gevallen. Ware het glet-
schertouw, waarmede de beide mannen
aan elkaar verbonden waren, niet gebro
ken, zoo zou ook de Engelsche tourist mee
omlaag zijn gegaan.
Joggi zat daar beneden met 'n paar ge
broken ribben klem ln het blauw-gToene ijs,
terwijl boven de Engelschman tevergeefs
probeerde al hel touw, waarover hij be
schikte, naar den gids te laten zakken, om
dezen dan daaraan omhoog te helpen. Vijf
vadem touw was er te kort en Joggi had
dat vele malen achtereen moeten schreeu
wen, aleer zijn metgezel het begreep, om
dat de resonnantie van de gletscherspleet
de woorden tot een onverstaanbaar ge
brabbel ineen deed vloeien.
Alleen was de Engelschman toen weer
teruggegaan, om hulp te gaan halen in
het dorp, maar hij moest door een sterk
verijsd gebied en meer dood dan levend
kwam hij tenslotte ln Tschauffen aan. En
nadat ze hem met Enziau weer wat opzijn
verhaal hadden gebracht, was hij wederom
op weg gegaan, om de reddingscolonne
den weg te wijzen naar de plek waar Joggi
in het ijs beklemd zat.
Inmiddels was de Föhn komen opzetten,
waardoor de mannen zich door een strie-
menden sneeuwstorm moesten worstelen,
om hun doel te bereiken, en zoo kwamen
ze dan eerst twintig uur later terug met
Joggi, die in een paar dekens gebonden
was, want het was reeds te laat geweest
Voorbij is de tijd, dat Uw pen, na het vullen, Uw handen en
Uw papier besmeurde, en dat de penpunten verbogen bleken!
Talens' „Elite" flacon, met vulbassin in den hals, voorkomt inkt"
vingersl De penpunten kunnen niet meer tegen het glas stooten
en verbuigen! Voortaan dus Talens' „Elite" flacon,en alle vul»
misère behoort tot het verleden Daarbij is de flacon gevuld
met den onvolprezen en wereldvermaarden Talens' vulpeninktl
De prijs van dezen prachtflacon is slechts 60 centl
Pen steunt op dezen
Alom verkrijgbaar bij dien kantoorboekhandel
gez. Med.)
en stijfbevroren had men den gids uit de
gletscherspleet gehaald.
Vreneli had niets gezegd, toen men haar
man zoo thuisbracht: geen klacht was
over haar lippen gekomen, geen traan had
in de wijdstarende oogen geblonken. Al
leen toen zij tusschen de zwijgenden om
haar heen den Engelschman gewaar werd,
was zij als een dier op den man afgevlo
gen, voor wiens tweehonderd franken Joggi
in den dood gegaan was. En toen vele
sterke armen haar ln bedwang hielden,
schreeuwde ze haar doodelijken haat tegen
den ijlings vertrekkenden vreemdeling uit:
„Du SiechDuUslander!"
Bij de begrafenis liep Vreneli achter de
baar, kaarsrecht als steeds, doch spierwit
waren heur haren en haar staalgrijze
oogen keken strak rechtuit, gelijk ze se
dert dien steeds rechtuit zouden staren,
als keken ze door de dingen heen naar de
keerzijde daarvan.
Men plantte op het graf Joggi's ijspik-
kel en hing daar het opgerolde ongeluks-
touw aan op, maar reeds den volgenden
morgen bleek dat eenvoudige gedenkteeken
geschonden te zijn. Het gletschertouw was
verdwenen: Vreneli's eerste diefstal pleeg
de ze op het graf van den man, wiens
heengaan haar van haar zinnen beroofde.
En sedertdien was geen touw, geen
waschlijn en geen koord meer veilig voor
haar geweest, want waar zij ze aantrof,
daar griste zij ze weg, om ze dan verstolen
mee naar haar eenzame woning te nemen.
De menschen in het dorp vonden het las
tig en scholden telkenmale op Vreneli,
wanneer deze weer eens de kans schoon
gezien hade doch men had medelijden met
de uitzinnige en vergaf. Met geen der
dorpsgenooten sprak zij meer dan het
hoogstnoodige en zij ging gewoonlijk aan
hen voorbij als zag zij hen niet. Gebeurde
het evenwel dat buitenlanders in Tschauf
fen kwamen en Vreneli hun klanken, wel
ke niet die van het Schwyzerdütsch waren,
opving, dan verviel zij in een toestand
van razernij en schold de gehate „Uslan
der" met het verschrikkelijke woord
„Siech". dat pestlijder beteekent.
Zoo luidde het verhaal, dat de Stor
chenwirt ons deed, alvorens de chauffeur,
die Hürlimann naar Bern zou rijden,
kwam waarschuwen, dat het tijd was om
te gaan. En toen de auto wegreed en de
Storchenwirt den vertrekkende nariep
„Goede reis, Herr Ingenieur, en komt u
over drie dagen weer heelhuids terug!"
ging kaarsrecht en geluidloos Vreneli weer
voorbij, een hooge zwarte gestalte met sta
rende grijze oogen in het gebruinde ge
zicht, dal door sneeuwwitte haarvlechten
bekroond werd.
Den volgenden morgen om zes uur trof
ik volgens afspraak Freuler, den veld
wachter, onderaan het paadje, dat steil
omhoog leidde naar de turbineleiding. Nog
gerezen, zoodat wij in het schemerdonker
stonden, toen ik nog eens de instructies
herhaalde, waaraan Freuler zich te hou
den had: niemand mocht het bergpaadje
betreden alvorens ik weer teruggekeerd
zou zijn. Ook voor de arbeiders, die om
haifzeven hun werkzaamheden daarboven
zouden beginnen, gold dat verbod.
Toen ging Ik omhoog langs het door de
sterke stijging en de vele losse steenen
zoo moeilijk begaanbare pad, dat op de
schaarsbegroelde bergflank ontstaan was
door het voortdurende heen en weer gaan
van hen, die aan de turbine-installatie
werkten.
Waar een der scherpe bochten langs een
vooruitspringend blok gneis voerde, stond
ik plotseling voor een ineengedoken vrou
wengestalte.
„PotztusigVreneli! Jij hier?
Maak gauw dat je weer beneden komt,
want aanstonds laat ik daarboven bij dien
dooden pijnboom een stuk rots springen
en dan vliegen de brokken langs hier om
laag
De vrouw gaf geen antwoord, maar klau
terde, in plaats van over het pad af te
dalen, behendig zijwaarts langs de steile
helling tot daar waar het bij regenweer
neergutsende water een diepe, grillige
voor uit den bergwand had gevreten, een
„Tobel", gelijk de Zwitser zoo'n natuurlijke
goot noemt.
„Ga maar vlug langs de „Tobel" omlaag
tot daar waar Freuler staat!" schreeuwde
ik nog, maar reeds was het hoofd met de
witte vlechten beneden achter een struik
verdwenen.
Boven trof ik alles in orde aan: de gaten
voor de springlading waren gehakt, en ik
behoefde alleen maar de ladingen aan te
brengen, die onderling met slagkoorden te
verbinden en tenslotte de langzaam bran
dende lont, het bickfordvuurkoord met een
slaghoedje aan het slagkoord te bevesti
gen. Na het aansteken van het vuurkoord
zou het vuur in de lont met een snelheid
van een centimeter per seconde voortkrui
pen tot het via het slaghoedje de slagkoor
den zou hebben bereikt, waarna onmiddel
lijk de blokjes picrinezuur zouden deto-
neeren.
Een centimeter per secondeDen tijd om
mijzelf in veiligheid te brengen, wilde Ik
ruim nemen, zoodat ik een lont van drie
meter lengte gereed maakte. Dat gaf mij
300 seconden vijf minuten gelegen
heid, om weer naar Freuler terug te keeren
„Hoelijee!" schreeuwde ik, het afgespro
ken teeken voor Freuler, dat ik gereed
stond de lont aan te steken. En ten ant-
mi woord kwam van beneden een Glamerjod-
was de zon niet boven den Scharlachstock Ier met allerlei tierelantijntjes en een heel
t A--,
Op deze kaart, welke behoort bij het protocol van Muenchen, staan de gebieden in Tsjecho-Slowakije, welke door Sudeten-
Duitschers worden bewoond, ihelzij als meerder- of minderheid) zwart aangegeven. De met Romeinsche cijfers genummerde
sectoren zijn die, welke achtereenvolgens door Duitsche troepen zijn bezet of nog zullen worden bezet en wel: gebied I op
1 en 2 October; gebied II op 2 en 3 October; gebied III op 3, 4 en 5 October en gebied IV op 6 en 7 October Tusschen 7 en
10 October zal Duitschland bovendien de resteerende, overwegend Duitsche gebieden bezetten, zoover als door de ingestelde
internationale commissie zal worden aangegeven, en in de door Duitschers bewoonde gebieden, welke dan nog overblijven,
zal te zijnertijd een volksstemming worden gehouden, ten einde de definitieve grens vast te stellen.
hooguitgehaalden Jauchzer tot slot: de
veldwachter liet weten dat ik mijn gang
kon gaan.
Snel bracht ik een brandenden lucifer
bij de inkeping van de geelbruine bick
fordlont, waarna een uitschietende vuur
straal het bewijs was, dat de brandbare
kern had aangevangen te smeulen en het
vuur binnen in het koord langzaam voor
waarts kroop.
Nu zonder overhaasten weg naar om
laag! Omdraaienhoeplaik strui
kelde over mijn tasch en met een smak
sloeg ik voorover op het bergpad, terwijl
er iets splinterend knapte even boven den
enkel van mijn rechterbeen. Vlug wilde ik
weer opstaan, doch een stekende pijn
scheut in het onderbeen en de gelijktijdige
gewaarwording, dat een wurgende hand
zich om mijn hart sloot, deden me weer
terugzinken.
De lont!Een centimeter per secon
de!Het vuurkoord daar achter mijn
voeten moest losgetrokken worden, nu ik
niet weg kon komen, anders was het straks
met me afgeloopen. Behoedzaam probeer
de ik zoo te kruipen, dat ik andersom
kwam te liggen op het pad, teneinde het
uiteinde van de lont te kunnen grijpen en
haar vervolgens los te rukken. Maar op
nieuw voelde ik die onbeschrijfelijke pijn
zoodat 't rood schemerde voor mijn oogen
en ik wegzonk in bezwijming.
Weer kwam lk tot mijzelf; mijn hoofd
lag op mijn rechterpols en duidelijk hoor
de ik het tikken van mijn horloge. „Elke
sprong van het secondenwijzertje is een
centimeter lont!" ging het door mijn hoofd.
„Hoeveel centimeters zouden er nog over
zijn?"
„Freuler!" schreeuwde ik in doodsangst.
„Help, Freuler
Onzin! Als Freuler het hoorde en hij
kwam omhoog om me te helpen, dan ging
hij er ook aan.
„Een centimeter per seoonde!" zeurde
het door mijn hoofd. „Elke seconde is een
van de driehonderd centimeters, die me
van den dood scheidenEn welk een
dood! Om 'shemels wil niet bij kennis
zijn, wanneer het gebeurde.
Met inspanning van al mijn krachten
trachtte ik me op te richten opnieuw
die pijn en die wringende greep om mijn
hart in mijn ooren ruischte het kolken
van een maalstroom, terwijl mijn bewust
zijn zich oploste in de bestaansloosheid der
bezwijming.
Na de nachtmerrie van een langen auto
tocht met het gespalkte been naar het zie
kenhuis te Bern en na de pijnen van het
zetten, was het een ware verkwikking
Hürlimann's vertrouwde gezicht weer te
zien.
„Ik ga direct naar Tschauffen terug tot
er een plaatsvervanger voor je gekomen
is. Houd je nu maar kalm en zie dat je
vlug weer opknapt", zei hij, toen de pleeg
zuster, die hem bij mijn bed gebracht had,
was heengegaan.
Freuler heeft me opgebeld om me te
waarschuwen. Toen hij je hoorde roepen,
is hij onmiddellijk naar boven gegaan om
je te helpen, maar halverwege kwamhij
Vreneli tegen, die iets onder haar boeze
laar hield. Hij vroeg haar in de haast, wat
er daarboven eigenlijk aan de hand was
en terwijl ze hem juist zonder antwoord te
geven voorbij wilde gaan, liet ze opeens
met een schreeuw datgene vallen, wat ze
onder haar boezelaar verborgen hield: een
bruin koord, waarvan het eene eind roo-
kend eenige vonkjes sputterde, de lont, die
net tot het eind was doorgebrand
(Nadruk verboden.) H- n-
„Ik laat den wagen hiel staan to. mor
genvroeg, en als er dan nog geen baby
in ligt. zal ik nooit meer aan de ooievaar
gelooven!"