Overdracht rectoraat Leidsche Universiteit 79 ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 19 September 1938 Derde Blad No. 24074 Prof. Barge draagt de waardigheid over aan prof. Flu De lotgevallen der Universiteit in het afgeloopen jaar ■pi [de gekozen wetenschap, een elk zal later ons zelden en dan nog in individueele De aftredende rector dr. J. A. J. Barge. Hedenmiddag heeft in het groot-audito rium der Universiteit de rector-magnifi- cus. prof. dr. J. A. J. Barge zijn rectorale waardigheid overgedragen aan prof. dr. P. C. Flu en bij deze gelegenheid een toe spraak gehouden, waaraan het volgende is ontleend: De Academie en het Oranjehuis. In den morgen van den 31sten Januari van dit jaar dreunde boven de lage landen het geschut, dat aan het Nederlandscha taire beschikking aan het Leidsch Unlver- siteitsfonds heeft vermaakt. Het moge helaas waar zijn. naar Hui- zmga eenmaal van deze zelfde plaats be toogde, dat de gestudeerde Nederlander zich op gezette tijden reünist gevoelt, doch dat slechts hooge uitzonderingen degenen 2ijn, die zich permanent alumnus weten, het is niet minder waar. dat tot deze hoo ge ultzonder'ngen de persoon van onzen De Gijselaar heeft behoord. Voor deze open- 0J) Hik beleden en metterdaad beleefde liefde vólk de zoo vurig verbelde tijding bracht zlJn Universiteit, die ook de onze is. van de voorspoedige geboorte eener prin- betuig ik, in dankbare herdenking van dit 1 HoKtond wAnvKnolcl Ha Irinfiro pc'yontpli.l'. ses, de eerste eener nieuwe generatie van het aloude Oranjegeslacht. En zoo is het voor de derde maal achtereen, dat de Rec tor zijn verslag van de lotgevallen der Aca demie mag beginnen met te gewagen van de vreugde in onzen kring om het geluk en den voorspoed in ons Vorstenhuis, dat niet nalaat bij iedere gelegenheid zich den band lichtend voorbeeld, de innige erkentelijk heid van onze Alma Mater. Achtereenvolgens herdacht spr. daarna wijlen mr. G. Vissering, prof. J. M. Janse, prof. mr. Melius de Villiers, prof. E. C. van Leersum. prof. G. J. W. Koolemans Bey- iren. prof. mr. P. L. Kleintjes uit Amster dam, dr. J. W. C. Goethart, dr. S. L. van opleggen. Het gevaar dat studenten de Academie slechts als abstractie zien, is waarlijk groot genoeg. Het aantal ingeschreven studenten be droeg dit jaar 2460. Minder dan ooit geven deze cijfers het werkelijk aantal onzer studeerenden weer. Heeft in de juridische faculteit sinds lang de gewoonte bestaan, al duurt soms de studie wel eens langer, toch slechts 3 jaren zich te laten inschrij ven en collegegeld te betalen, sedert de gevallen iets biedt, waaraan wij eenig houvast hebben voor ons persoonlijk leven. Wie hieraan geen behoefte heeft leze dit stuk niet verder. De onderteekenaars zijn zeer stellig van opinie, dat in deze de Aca demie zich niet afzijd'g mag houden, veel eer den plicht heeft, voor zoover zij daar toe bij machte is. zich het persoonlijk le ven van haar studenten aan te trekken. Dit is een desideratum van dezen tijd. Maatschappij en moraal staan wankel. Die omstandigheid heeft ook onze Academie ;ets te zeggen. Als wij ln de geschiedenis zien. ontwa ren wij Universiteiten met andere inrich ting en idealen dan de tegenwoordige. De middeleeuwsche Universiteiten toonen een beeld van velerlei contact en wel in de voornaamste plaats dat, waarop wij hier- I boven doelden: contact tusschen weten verplichting is Ingevoerd, dat het college geld moet worden doorbetaald tot na het ""Jg" met goed gevolg afgelegd doctoraal-exa - p men, is dit misbruik ook in andere facul- Deze idealen zijn niet gestorven, die ge- teiten doorgedrongen. De cijfers zijn in dit dachten leven nu nog, misschien weer in opzicht buitengewoon welsprekend en too- j oriz€n tijd. Welke student heeft voor zijn nen duidelijk aan, dat de huidige rege- I innerlijke vorming genoeg aan zijn vakwe- ling der collegegelden een fatalen Invloed i tenschap, hoe ruim ook opgevat? Hebben heeft op de studie wlJ n-€t integendeel vóór alles behoefte Kwam dat euvei voor 1933 eigenlijk al- aaJ een helder inzicht in den geestelijken leen voor in de juridische faculteit, waar achtergrond van levensproblemen?" vrij regelmatig 125 studenten geen college- geloof niet alleen te staan, wanneer geld betaalden, sedert het invoeren van de *k in deze rustig gestelde regelen, een ern- bestaande regeling is het aantal vóór het sti,g verwijt lees, een verwijt, dat den op- doctoraalexamen niet ingeschrevenen in de andere faculteiten regelmatig aanzien lijk geklommen. Zoo steeg het In de theologische facul- dezen kring. f - Sprekende over de musea wees spr. op van 1 Aen in de vereenigde den toestand, waarin het Rijksmuseum van ^en van rechten en letteren van 5 tot 96. Oudheden verkeert en welke allerminst ln uaiaai uij ïeaere geiegenneia zien aen Dana. if. n tot Q- in de medische die Leiden met Oranje en Oranje met Lei- °.s.ende overleden studenten om vervolgens £ltnJ *aar ln facXitder den verbindt, mdachtig te betoonen Want uitvoerig melding te maken van de mu- JJgultelt natuurkunde' van l6 tot l39' i^ maakte ook nu onze Universiteit op eer- tags het docentencorps en de Jubilea ln J* ^begeerte biedlge wijze hare gevoelens kenbaar aan 1 H. M. de Koningin en aan het Prinselijk c.uderenpaar, de Koninklijke waardeering hiervoor gewerd haar. toen van Leiden, en van Leiden alleen. President en Secretaris overeenstemming is met den rijken inven- van Curatoren alsmede de Rector Magni- - IIs- ficus en de Secretaris van den Senaat een I ?™e'. "eugde vermeldde prof. Barge het uitnoodlging ontvingen tot het bijwonen doctorandus J. W. van de plechtige bediening van den Hei ligen Doop aan de jonggeboren Prinses op den 12en Mei. Moge het niet onzeker geluld, bij die ge legenheid door gansch Nederland verno men, symboliseeren, dat. welke taak deze nieuwe Oranjetelg voor ons volk te vervul len krijge, de beste tradities van het „Je mair.tiendrai" verzekerd zijn. Op den 6en September herdacht H M 'Veevers voor Rijksrekening als lector, voor- loopig voor een jaar, Nederlandsch zal do- ceeren te Praag, terwijl omgekeerd van wege Tsjecho-Slowakije een docent voor het Tsjechisch naar Leiden zal worden ge zonden. De kliniek voor psychiatrie en neurologie. Of hetgeen ten behoeve van de Psychia trie en Neurologie op de begrooting van Onderwijs voor 1938 werd uitgetrokken 'een Ook de Juridische faculteit toonde nog een aanzienlijke stijging van 138 tot 247. De cijfers, waarover ik beschik, loopen slechts tot en met den cursus 1935 36. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de cijfers thans nóg ongunstiger, hoewel het feit. dat er ln den cursus 1935 36 reeds 576 studenten te Lel- eenmaal de meest volstrekte gebonden- zet en het wezen onzer Academie raakt en waaraan, Juist om die reden niet maar zoo Ineens alle grond te ontnemen is. De vraag doet zich daarom voor of de Academie werkelijk niets kan en niets mag in deze pijnlijke aangelegenheid. Ik meen persoonlijk, dat zij wel iets zou kunnen cn mogen en daarom ook moeten. Natuurlijk denk ik er niet over te zeg gen, dat de Academie zich rechtstreeks zou moeten inlaten met de vorming van de persoonlijkheid der studenten in dien zin. dat zij eenlgerlei levensbeschouwing of zelfs maar levenshouding moest propa- geeren De vrijheid van ons openbaar hoo- gcr onderwijs beteekent in dit opzicht nu het 40-jarig jubileum van Hare zegenrijke en toegewijde regeering. Wie zich uit eigen, aanschouwing den ontróerenden intocht van 1898 langs de nog ongerepte pracht der Amsterdamsche gTachten herinnert en wie. die dit voorrecht had. zal dezen droom van vrede en liefelijkheid ooit ver geten wordt wel zich bewust, hoezeer sindsdien het aanschijn der samenleving veranderd ls. Wat al vormen van staatkundig en maat schappelijk leven hebben zich sindsdien geëvolueerdhoeveel, dat onverwoestbaar leek, ls niet onherroepelijk historie gewor den; welke zekerheid is niet in twijfel ver keerd; welke moreele schatten zijn voor ontwaarding gespaard gebleven. Oorlogen en geruchten van oorlogen hebben de oude wereld en de nieuwe geteisterd en tot op vandaag voeren extreme ideologieën niet wapenatuig van verdacht gehalte een krijg op leven en dood. Door en over dit alles heen heeft Hare Majesteit de Kroon gedragen, de Kroon, die minder dan ooit symbool of ornament mag heeten. vergroeid, geassimileerd als ztj ls met Wie ze droeg ten bate van de zorgen en nooden en lasten van Haar volk. Mogen praal van feesten en spontane volksjubel in de achter ons liggende da gen hebben vertolkt, wat er leeft aan ver tering en dankbaarheid ln het hart der natie, mij ls het niet mogelijk den drang te weerhouden, die mij noopt ook op deze olaats met u H M. te bedanken hiervoor, dat Zij in al die jaren ons hoofd voor hoofd ten voorbeeld was, waar het geldt verantwoordelijkheid te aanvaarden en tc dragen zonder ophef, als de plicht dit in het leven van ons vordert. In Memoriain. Een lichaam als de Academische Senaat, uit zoo talrijke leden, die den middelbaren leeftijd hebben bereikt of te boven zijn, opgebouwd 'in doorsnee bedraagt de leef tijd der dienstdoende hoogleeraren ruim 53 jaren) ls uitteraard in zijn samenstel ling bijzonder bedreigd door den meedoo- genloos voortjagenden tijd. Tot te grooter dankbaarheid stemt het. dat nu ten derde male achtereen de Rector getuigen mag. dal de doodsengel den actief dienenden leden van den Senaat voorbijging en hun na liet rampjaar, waarin ons Zaayer. Eek- hof van Vollenhoven en Storm van Leeu wen ontvielen, althans eenlg respijt gegund werd. Dit wil niet zeggen, dat geen goede vrienden en trouwe medewerkers uit vroe verrijking van onze Unlverslte t mag hee ten. acht spr. minstens twijfelachtig. Dat Z. Exc. de Minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen in de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer gemeend heeft in dit verband te moeten gewagen van een ..bevredigende oplossing" kan spr. hoogstens in zijn twijfel belangrijk ver sterken. Iedere maatregel, die den volledigen afbouw en de daarbij aansluitende on middellijke ingebruikneming van den kiiniekromp, tot welks bouw door de Regeering voor 26 jaren werd besloten, nog verder uitstelt, acht spr. te zijn in het nadeel der Universiteit. Het moet mogelijk zijn ln deze dagen, waarin men naar werkobjecten voor uit getrokken rijksgelden zoekt, de middelen te vinden om de meer dan beschamende en aanstoot gevende positie, waarin de hulp middelen voor het onderwijs in de voor onze medici zoo levensgewichtlge vakken, Psychiatrie en Neurologie, ten onzent ver- keeren, eindelijk te doen plaats maken voor hetgeen niet morgen, niet nu. maar reeds voor 30 jaar geleden door de Regeering des lands werd noodzakelijk geacht. Spr. moge daarom zijnen opvolgers in het ambt aanbevelen hier telken Jare hun „ceterum censeo" te doen hooren, totdat eindelijk zal zijn bereikt datgene, waarom met verspilling van veel tijd, veel krachten en veel goed humuer nu reeds zoo lang tevergeefs gevochten is. Ten gevolge van een administratief mis verstand tusschen gastvrouw en genoo- dlgde heeft de Rector zijn stellige voorne men aan de hoffelijke uitnoodlging Leiden te vertegenwoordigen bij het zesde eeuw feest der Universiteit van Coimbra tot zijn den studeerden, zonder collegegeld te heb ben betaald, geen commentaar van dikke woorden behoeft, om indruk te kunnen maken ter plaatse, waar voor deze ver houdingen verantwoordelijkheid wordt ge dragen. Toenemend aantal promovendi. Mag het afgeloopen academiejaar wor den gekarakteriseerd als een rustig jaar van vlotten voortgang en gelijkmatigheid, het was niettemin een jaar van aanzien lijke besogne voor den Rector, op wiens gezag niet minder dan 89 candidaten den doctoralen graad verwierven, waarvan 6 met het praedicaat „cum laude". Het aan neid. Het is echter iets anders propagan da te maken voor een bepaalde levensbe schouwing. iets anders die hulpmiddelen te verstrekken, die voor den opbouw van Iedere levensbeschouwing, waarin de we tenschap haar plaats moet vinden, onont beerlijk zijn. Ik vertrouw, dat mijn gehoor verstaat, dat ik doel op de wijsbegeerte en haar plaats ln het Academisch verband. Naar mijn inzicht ontbreekt hieraan zoowat al les. Zeker wij hebben een faculteit van let teren en wijsbegeerte, maar zij bestaat uit 21 gewone en buitengewone hoogleerarcn in de letteren en de geschiedenis en daar- tal van 89 dissertaties is het hoogste In de naas^ er 1 h^gleeraar in de wijsbegeer geschiedenis der Leidsche Universiteit en compenseert aanzienlijk het ongunstige cijfer van 51 dat mijn voorganger te ver melden had. Was het aantal proefschrif ten groot, ook de omvang der zoogenaam de „boekjes" was Imposant. Zij bevatten te zamen niet minder dan 14.714 bladzij den druks of gemiddeld 165. De juristen spanden de kroon met een gemiddelde van 238, de wis- en natuurkundigen waren het laagst met 111. te. Deze faculteit is aldus historisch ge- groe d, ik weet het. Zij is het overblijfsel der oude facultas artium. de faculteit der vrije, niet in beroepspraktijk opgaande kunsten, waarvan zich de faculteit der wis- en natuurkunde, die hiervan oor spronkelijk deel uitmaakte, heeft afge scheiden. Heeft de wijsbegeerte, aldus aan de Academie ondergebracht, het rel'ef, dat haar als centrale wetenschap toekomt? Ik Het moge een verheugend verschijnsel t*loof van niet. Zij ligt verscholen ln leen zijn, dat men voor de promotie moeite noch kosten ontziet, de vraag doet zich toch voor, of door dit opdrijven van den om vang der dissertaties niet menigeen noo- deloos van het schrijven van een proef schrift wordt weerhouden, nog daargela ten, dat het voor de „commissie uit den Senaat" waarlijk niet gemakkelijk wordt zich over den inhoud der dissertaties be hoorlijk te oriënteeren. Mij voegend in het gebruik, dat de Rec tor. alvorens zijn ambt neer te leggen, een oogenblik de aandacht vraagt voor het geen hem van zijn persoonlijk standpunt de beschouwing waard lijkt, zou ik thans even willen stilstaan bij Iets, dat vooral in studentenkringen, zij het niet daar alleen, als een leemte wordt gevoeld. De klacht hierover is allerminst nieuw. Het herhaalde contact met studenten uit allerlei groepen echter, waartoe het Rec toraat mij de ongezochte gelegenheid bood, heeft mij opnieuw gesterkt in de overtui ging. dat menig student van vandaag zich faculteit, waartoe zij naar hare methode als geesteswetenschap zeker kan gerekend worden. Haar object, haar problemen ech ter vindt zij in de andere faculteiten even zoo goed. Zij staat er gereid in de facul teit der letteren naast tal van gespecia liseerde vakken, alsof zij in wezen hiervan niet schilde, alsof zij niet de centrale we tenschap was, waarmede de vakken van Iedere faculteit, elk op zijne wijze verband heeft. Is het wonder, dat zij aldus van de groo te meerderheid der studenten, die haar als examenvak niet tegenkomen, verre blijft en zou de klacht onzer alumni, die wij thans vernemen, nog grond hebben, als de Academie hen meer systematisch dan thans mogelijk is, met de wijsbegeerte in contact bracht? Zeker, ook de wijsbegeerte is niet bij machte althans praktisch niet, ons het onderling verband der wetenschappen zóó te geven, dat van een waarlijke unificatie van alle menschelijk weten sprake zou kunnen zijn. Eveneens moet worden ge- De nieuwe rector, prof. dr. P. C. Flu. sophia lurls. Al vermeldt ons jaarboek se dert 10 jaren dezen leerstoel in de Juridi sche faculteit als vacant, er wordt toch vandaag ten onzent, dank zij Telders, eveneens naast de encyclopaedic, onderwijs ln dit vak gegeven. Waarom is er geen encyclopaedic en geen wijsbegeerte in de overige faculteiten onzer Academie? Ik weet het niet. In de faculteit der letteren zetelt de al- gemeene philosoof, het is waar. Maar is ln het studieprogram van letteren en ge schiedenis wel iet-s anders van wijsgeeri- gen aard opgenomen dan de verplichte his- toria philosophiae graecae voor de classici? Ik heb het niet kunnen vinden. De band van den algemeenen philosoof met lette ren en geschiedenis is dus eigenlijk in hoofdzaak van organisatorischen aard. Hij is er, de philosoof. omdat hij toch ergens moet zijn, maar niet, omdat hij voor Iet- Leren en geschiedenis als vakwetenschap pen iets meer zou beteekenen dan voor de vakken eener andere faculteit. Toch meen ik ik spreek als een onwetende dat ook voor letteren en geschiedenis proble men van wijsgeerigen aard niet ontbreken. Zoo lang ik met het hooger onderwijs pas sief of actief contact had, hoorde ik gewa gen van taalpsychologie en was er rond de wijsbegeerte der geschiedenis veel te doen. Ook uit de vakken dezer faculteit rijzen dus kennelijk problemen van wijsgeerigen aard, die èn vakkennis èn wijseeerige scho ling vragen. Is het op natuurphilosophisch en me disch terrein anders? Ik kan kort zijn. De wijsgeer'ge pliysica gaat minstens terug op Democritus en Parmenides en reikt tot mio'den in de allermodernste natuurkun de. terwijl de wijsbegeerte der biologie van Aristoteles tot ons kwam en vandaag wel licht meer geesten dan ooit geboeid houdt. Natuurlijk ben ik hier beknopt, onvol ledig en misschien oppervlakkig. Toch meen ik, dat uit het gezegde voldoende blijkt, dat een andere po sitie der wijsbegeerte aan de Universi teit denkbaar en wenschelijk Is. Ideaal zou voor mij zijn: in iedere faculteit een, en als te groote verscheidenheid der vakken dit vraagt, desnoods meer dan één philosoof. En dan niet een algemeen philosoof, maar een facul- teits vak kundige met voldoende wijs- geerige scholing om den weg uit de bijzondere problemen van het vak naar de algemeene wijsbegeerte te kunnen wijzen. Daarboven, of liever centraal ten opzichte hiervan, zie ik den alge meenen philosoof, al dan niet, ik acht dit van secundair belang, met de ove rigen in een afzonderlijke faculteit van Wijsbegeerte vereenigd. Welke leeropdracht aan elk dier facul- 4 eitSDhilosofen waren aan te wijzen, waag ik natuurlijk niet hier uit te spre ken; voor mijn eigen faculteit zou ik wen- schen dat zij luidde: encyclopaedie der geneeskunde, geschiedenis der genees kunde en dan niet als geschiedenis van feiten alleen, maar bovenal van pro blemen en ten slotte wijsgeerige biolog'o en wijsgeerige psychologie. Is de realisee- ring van dit ideaal ondenkbaar? Er zullen er zijn. die mij voorhouden, dat niet alle studenten voor de wijsbegeerte toegankelijk zijn. Anderen zullen er op wijzen, dat er zoo- "eel wijsbegeerten en stelsels zijn en zij zullen vragen welke wijsbegeerte dan ge doceerd moet worden. Ik antwoord voor- loopig, dat dit geen bezwaar mag heeten, zoolang men deze vraag niet ook stelt bij het aanwijzen van den algemeenen philo soof. Sommigen zullen betoogen, dat al deze wijsbegeerte maar strijd uitlokt en diep gaand meeningsverschil. Ik zou ze willen wijzen naar het moderne verdelgingstuig, dat de extremismen van dezen tijd langs de grenzen opstellen en ze de vraag voor- tuigd. dat met wijsbegeerte alleen geen le- I de strijd der geesten niet no- üt menig JIUUCUI van v auuoa& luigu, nau uren wijout^tn anvtn fccwi j f, groot leedwezen geen gevolg kunnen geven aan zijn universiteit ln toenemende mate vensbeschouwing kan worden opgebouwd. ff en moest met een schriftelijken geluk- wensch worden volstaan. Hij stelt het in- tusschen op prijs hier openlijk den dank van den Senaat uit te spreken voor het voornemen der Universiteit van Coimbra en van de Portugeesche regeering, als 'olijk van hooge waardeering voor de Leidsche Univers.teit haren vertegenwoordiger, in- on(jerteekend, voor twee jaar geleden reeds .11... U .A .An, nil mn rn f a ViiilHinrOv» mpf nn onbevredigd gevoelt. Onbevredigende verhouding tus schen Universiteit en student. Om te verduidelijken, waarom het gaat. kan ik niet beter doen dan citeeren uit een artikel, dat door een vijftal studenteit dien hij gekomen ware, te huldigen met een eeredoctoraat en een decoratie. Vervolgens maakte spr. melding van de gebeurtenissen, waarbij de Senaat ambts halve vertegenwoordigd was. zoomede van dc studiereis van mr. P. J. Idenburg naar verscheen in het Universiteitsblad van 29 Mei '36. Ik lees daar: „Wij bestudeeren aan de Academie een vak, een wetenschap. Ge voelen wij ons tevreden met deze studie al leen? Moet zij niet aangevuld worden met die leder bevredigt. Tusschen alles en Velen zullen eraan wanhopen de docen- niets liggen echter vele goede zaken, en te vinden voor deze moeilijke taak be- zoo is het ook hier. Vooreerst is er de te j rakend. Dit zal zeker hoofdbrekens kosten, zelden onderstreepte waarheid, dat ieder, i Jvant er. 1S *Vets sedaan om ze *e vormen, die zich op de grondslagen en methoden j Maar als wij ze binnen de landsgrenzen zijner wetenschap bezint en z'ch reken- met aantreffen, zullen wij ze daarbuiten schap geeft van de wijze, waarop hij hier- yp^ten zoeken. Ook dit heeft men gedaan raede tot waarheid en zekerheid kan ge- de st chtmg der Academie, toen de on- raken, Ipso facto in ditzelfde oogenblik "ern6mingsgeest volhardend was en het wijsgeerig terrein betreedt. Z n het vruchtbaar bleek. cu uuuwp «iv - v-v. 1 al' j 1.,, 1 icc11 iviuci, oij aau^c iiuiucii gcr tijd van ons heengingen. Zoo hebben Zuid-Afrika ter versterking der weten- inzjCht in het onderling verband der ver- wij rouw gedragen om onzen oud-Piesi- schappelijke banden en van de onderschei- schiiiende wetenschappen? Vinden wij in dent-Curator De Gijselaar, die den 21en dingen, welke Leidschen academici ten au;. Der ember door den dood werd opgeroepen. Zijn geestelijke verbondenheid aan Lei den en binnen Leiden aan de Academie, die hij liefhad met heel zijn ziel. gaf een gevoelig relief aan zijn bij al haar vlotheid zoo sterke regentenfiguur. Dat hij ook bui- t j rw-i knlton n m Ktollilr vprhfinn de problemen van dezen tijd zoozeer noo dig hebben? Onderteekenaars meenen hierop ontken ten Leiden en buiten ambtelijk verband Het medeleven met wat zich afspeelt in met de Academie ons niet vergat, getuigt onze studentenwereld legt voor een aan- de trouw, waarmede hij tegenwoordig was zienlijk deel beslag op den rectoralen tijd bij al wat voor dc Universiteit belang had. Dc waardeering voor betoonde belangstel en getuigt waarlijk niet minder het zeer ling is echter zóó groot dat m. i. geen rec- aanzienlijk legaat, dat hij bij testamen- i tor zich hier al te groote beperking mag deel vielen. De betrekkingen van den Senaat tot het College van Curatoren eenerzijds en tot de 1 aend te moeten antwoorden. Wij moeter studenten anderzijds waren in het afgeloo- wel concludeeren. dat onze manier van stu leeren niet deugt, terwijl ons trouwens d' uogelijkheid dat te doen. zooals wij zou 'en moeten, niet gegeven is. Het ls de taa' n het goed recht van de Academie on ooveel vakwetenschap te geven als zij kwaad kunnen, als hem dit wijsgeer g ter- re n althans niet geheel vreemd was? En ls het niet evenzeer waar, dat ln Iedere wetenschap problemen rijzen, wier beantwoording ln het verband eener le vensbeschouwing allerminst onverschillig is en dat de best begaanbare brug van deze wetenschap de oriëntatie, die wy dij vakwetenschap naar levensbeschouw'ng nog altijd de wijsbegeerte is? Tegenover den kreet: wie zal ze betalen, driemaal vijf leerstoelen! zal ik een e:r- biedig st Izwijgen bewaren. Ik weet alleen, dat niet alles opeens behoeft te geschic- den en ik weet ook. bat als men eenmanl van het werkelijk belang eener zaak ern stig overtuigd is. de m ddelen om haor te verwezenlijken altijd gevonden worden. Kinderen kunnen moeilijke vragen stel pen jaar van den meest aangenamen aard In sommige faculteiten hebben deze len. Zoo is het vaak ook met studenten, waarheden, nu eens intens, dan weer slui- De moeilijkheid der vraag ontslaat ons vierend geleefd. Zoo heeft de Godgeleerd- echter niet van den plicht naar het ant- eid wel steeds, ook zonder haar tot „an- woord te zoeken Een poging hiertoe hrb 11a theologiae" te proclameeren naast de ik gedaan en meer dan een pog ng was ncyclopaedie, 'te groote waarde der wijs- het niet. egeerte erkend, zij het ook, dat niet alle 'ïeologische faculteiten het ten deze tot en zelfstand gen philosophischen leer- oct. Of men nu studeert tei wille van een ..toel hebben gebracht. Ook in de Rechts titel en een „baan", dan wel uit liefde voor wetenschap leeft de wijsbegeerte als philo- ambt over aan prof. Flu. Spr. besloot met woorden van dank aan 'en pro-secretaris, prof. dr. N, J Krom. die hem in zijn functie zoo zeer behulc- -aam was en droeg daarna het rectoral»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 9