Diner Indische vorsten - Openstelling nieuwe hefbrug te Gouwsluis
79 sie Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
SI MARGAGA
FEUILLETON
DE OPENING VAN DE NIEUWE HEFBRUG TE GOUW- HET NIEUWE MOTORSCHIP VAN DE HOLLAND—AMERIKA- DE AFKONDIGING VAN DEN STAAT VAN BELEG IN 8 DISTRICTEN
SLUIS ONDER ALPHEN. Na de officieele opening. LIJN „NOORDAM" AAN DE WILHELMINAKADE TE IN TSJECHO-SLOWAKIJE. DRAADLOOS OVERGEBRACHTE FOTO
Druk verkeer op de nieuwe brug. ROTTERDAM, GEREED VOOR DE PROEFVAART. VAN DE BEKENDMAKING TE PRAAG.
IN DE GROOTE KERK
TE BREDA
is een steen geplaatst op de on
langs ontdekte grafkelders der
Nassau's. Daarbij waren aanwe
zig, v.l.n.r dr. Japikse, de burge
meester van Breda, van Slobbe,
J. H. F. graaf du Monceau, ver
tegenwoordiger van H. M. de
Koningin.
DE NEDERLANDSCHE
REGEERING
bood een diner aan in de Rid
derzaal in de residentie aan de
Indische vorsten, die ter gele
genheid van het Regeerings-
jubileum van H. M. de Ko
ningin in ons land vertoeven.
Overzicht tijdens de begroe
tingsrede door minister-presi
dent Colijn.
DE OFFICIEELE OPENSTELLING van de nieuwe befbrug over d»
Gouwe voor het verkeer, door den wnd. commissaris der Koningin in de
provincie Zuid-Holland, jhr. von Fisenne. Het doorknippen van het lint.
Een avontuurlijk verhaal uit de
binnenlanden van Sumatra's Oostkust,
door GERT HARTEN AUTHIEL
45)
Op mijn hotelkamer aangekomen, ver
wijderde een boy het smerige omhulsel en
plaatste de slang op een groote, ronde
tafel, welke midden in het vertrek stond.
Daar lag nu de cobra ineen gerold en niet
van een echte te onderscheiden, omdat
zelfs de minste trilling in of om het ge
bouw zigh op het kunstwerk overdroeg en
het voortdurend in beweging hield.
Na den gemeenschappelijken avondmaal
tijd zat ik nog eenigen tijd in gezelschap
van meerdere Europeanen, op de dicht be-
zette veranda van het hotel, waar wij, zon
der uitzondering, genoten van den heer
lijken, ln helder maanlicht badenden tro
penavond.
Voor ons op tafel stonden verfrisschende
dranken, achter ons eenige bedienden, die
ons de muskieten van het lijf hielden en
boven ons fluisterden en ritselden de
groote, breede palmen. Uit den tuin drong
de bedwelmende geur van exotische won
derbloemen tot ons door.
Het aanvankelijk zoo geanimeerde gesprek
verflauwde langzamerhand. Er kwam iets
drukkends in de atmosfeer, wij voelden ons
loom worden, het zweet parelde op de ge
zichten van allen, die hier bijeen zaten en
bezorgd staarden wij naar den helderen
avondhemel, die geleidelijk door dreigende
wolkenbanken werd verduisterd.
„Ik geloof, dat we vanavond nog een
flinke bui krijgen, jongelui", zei de planter,
die daarmee uiting gaf aan hetgeen velen
reeds lang bezig hield en als bevestiging
van zijn voorspelling doorkliefde een blik
semstraal den nu gitzwarten hemel, weldra
gevolgd door het gerommel van den don
der, dat van uit de verte snel naderbij
Plotseling, als uit den grond verrezen, zat
voor ons in het midden van de veranda een
man. De electrische booglamp plaatste hesm
in het volle licht en ik herkende tot mijn
verbazing en mijn schrik onmiddellijk den
„bedel-fakir".
Niemand had hem zien komen, als een
geest was hij in ons midden versohenen en
stijf en star zat hij voor ons op den grond,
zijn brandende blik onafgebroken op ons
gericht.
Onwillekeurig schoven de heeren, die het
dichtst bij hem zaten, htm stoelen wat ach
teruit en hier en daar klonk een gedempte
uitroep van verbazing of van ergernis.
„Niemand heeft je geroepen," zei een
planter.
De fakir zweeg; slechts zijn fonkelende
oogen richtten zich op den spreker, die een
paar scheldwoorden onderdrukte Daarna
opende de indringer een groezeligen ieeren
zak, bracht een herdersfluit naar zijn lip
pen en ontlokte aan dit instrument eenige
merkwaardige slaapverwekkende tonen
Tot onze ontzetting kwam er plotseling
beweging in den zak; het was of een
levend schepsel daarbinnen ademde en het
volgende oogenblik schoot een reusachtige
cobra naar bulten Sissend rekte zij zich
uit, zioh vervaarlijk opblazend en op de
maat van de muziek bewoog ze haar spit
sen kop heen en weer, terwijl haar lenig
lichaam zich in bochten wrong en haar
staart dof den houten vloer van de veranda
betrommelde. Als een dolle beet de cobra
daarbij telkens naar den bedel-fakir, dien
zij in zijn blooten arm en ln zijn borst beet,
daarbij zoodanig vasthoudend, dat hij
soms seconden lang niet meer los kwam.
Doch de inlander scheen in deze woedende
aanvallen van de slang slechts behagen te
scheppen, want geen enkele maal deed hij
zelfs maar een poging aan de venijnige
beten van het dier te ontkomen. Over zijn
donkerbruin gezicht gleed slechts een fa
natiek lachje.
Star van verbazing volgden wij het wal
gelijk schouwspel en niemand deed zelfs
maar een poging er een eind aan te ma
ken. Wij allen voelden ons ten prooi aan
een onverklaarbare beklemming. De eige
naar van het hotel en eenige bedienden
snelden toe om den fakir van de veranda
te verwijderen, maar de doordringende blik
van den geheimzinnlgen Oosterling hield
ook hen in bedwang, zoodat zij machteloos
terugdeinsden.
Op dat oogenblik weerklonk een hevige
slag. welke het gebouw op zijn grondvesten
deed schudden. Vuurkolommen stegen op.
kreten en vloeken vermengden zich met
het lawaai van omver geworpen tafeltjes
en het gerinkel van scherven, bliksemstra
len flitsten door de lucht, balken werden
versplinterd en in een minimum van tijd
stond alles in lichter laaie. De licht ge
bouwde houten veranda, de meubels en
tapijten, het was alles een vuurzee, waar
we ook keken en schreeuwend en razend
zich een weg banend door de vlammen en
rook trachtten de gasten zich in veiligheid
te stellen.
Half versuft door de hitte en den ver-
stikkenden rook, welke elk uitzicht belem
merde, greep lk werktuiglijk twee Javaan-
sche hotelbedienden, die mij in hun rade-
loozen angst voor de voeten liepen en slin
gerde hen over de balustrade ln den tuin.
Het volgende oogenblik klom lk zelf met
brandende kleeren over de afscheiding ln
het reddende park, waar ik mèt de andere
gasten door soldaten ontvangen en met
water overgoten werd. Maar ondanks het
loeien en knetteren der vlammen en te
midden van het lawaai klonk nog steeds
lokkend en droomerig de herdersfluit van
den bedelfakir.
„Langas!" beval ik woedend den man
nen, die er, nu de bezoekers ln veiligheid
waren, wat hulpeloos bij stonden, „grijpt
dien kerel, dien bedelfakir!"
,Jk zoek den man al lang," antwoordde
een onderofficier, „maar ik heb hem ner
gens kunnen vinden. Ik heb de tonen van
zijn fluit gevolgd, maar zonder resultaat.
Liep ik naar rechts, dan klonk de fluit
links en ging ik naar links, dan hoorde ik
de muziek heel in de verte uit tegenover
gestelde richting. Toean commandant, de
man heeft drie roode strepen op zijn voor
hoofd. hij is een toovenaar. bevindt zich
overal en nergens en kan zich zichtbaar
en onzichtbaar maken!"
„Drie roode strepen?" Ik onderdrukte
met moeite een vloek „Het komt er niet op
aan, Doto, we móéten hem hebben!"
De onderofficier verdween, knarsetan
dend van machtelooze woede.
Mijn bedienden baanden zich een wee
door de menigte en betuigden hun blijd
schap mij levend terug te zien Gezamenlijk
begaven wij ons naar een der zijvleugels
van het hotel, waar zich onze kamers be
vonden en die voorlooplg nog geen gevaar
liepen door het vuur te worden aangetast,
daar het er naar uitzag, dat de brand tot
de veranda beperkt zou blijven. De gang.
waar wij doorheen moesten, liep ook langs
de kamer van den ongelukkigen Van der
Trijs. Onwillekeurig bleef lk even staan,
luisterend naar de regelmatige ademhaling
van den nog steeds slapenden planter. Maar
toen bij een vergeefsche poging om de van
binnen afgesloten deur te openen, mijn
blik toevallig op de witte deurpost viel,
deinsde lk een stap achteruit, want in
schrille kleur waren daar drie roode stre
pen aangebracht, die aan duidelijkheid
niets te wenschen overlieten. Woedend
wendde ik mij af om me. gevolgd door mijn
bedienden, naar mijn kamer te begeven.
Midden op de tafel van dit eenvoudig
gemeubileerde hotelappartement lag onder
het schelle licht van de electrische kroon
de houten cobra.
Maar niet zoo. als lk haar bij het verla
ten van de kamer voor het laatst had ge
zien. hoog opgericht en met gezwollen
borstschilden, doch Ineengerold en sla
pend.
Verwonderd bekeek ik het kunstwerk wat
nauwkeuriger en ook mijn boys bleven
wantrouwend staan. Geen hunner durfde
naderbij te komen. Hoe langer ik keek, des
te stelliger kwam ik tot de overtuiging, dat
de cobra ademde en het dikke, fel gekleur
de lichaam van het reptiel afwisselend uit
zette en weer smaller werd. Er was dan ook
niet veel intellect voor noodig om tot de
conclusie te komen, dat de Slang die hier
lag, niet het kunstwerk kon zijn, dat ik
dezen zelfden dag van den bedelfakir had
gekocht, maar een werkelijk levende cobra,
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).