Excursie Interparlementaire Unie - Amerikaansch jacht te Amsterdam LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad SI MARGAGA 79sfe Jaargang FEUILLETON het JACHT „SEACLOUD" van den Amerikaanschen gezant te I Brussel is te Amsterdam aangekomen. Het schip meet 2323 ton, heelt een lengte van 69 meter en een bemanning van 69 koppen. HET SPAANSCHE STOOMSCHIP „GARBI", dat te Vlissingen in Beslag genomen is, op verzoek van een reederij te Cadiz. Marechaussee en militaire politie aan boord van het schip. DE DEELNEMERS AAN DE INTERPARLEMENTAIRE CON- F EREN TIE TE VOLENDAM. De heer J. Jörgensen, minister fan Onderwijs van Denemarken en de heer K. L. Henri v. a. Poll, lid van de Tweede Kamer, tijdens hun rondgang. Een avontuurlijk verhaal uit de •Hanenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTEN AU—THIEL de tafel lag een kris. Onwillekeurig |«ien mijn vingers naar het scherpe wa- I PW. Ach, dacht ik, als ik maar wat ster- 11® was- Ik zou geen moment aarzelen hem l«lnomes 'n de borst d® stooten. Maar ten- I r1® tou ik ook daarmee nog iets hebben Ijrteben. Dooden staan nu eenmaal niet I Sn1°P mdJn soldaten niet en mijn Milderen niet. Alleen ik ben nog in Imr a'leen! Vaster omklemde mijn U3® hand den dolk en als in een droom "M ik op, Tarimo het wapen toereikend, I*." Pak aan! Stoot toe! Geef mij I rest!" schreeuwde ik. In. 113111 den kris inderdaad aan, maar IS1 hem verachtelijk weer op tafel. „Jou I ™eji? Neen! Jouw leven is heilig". «Heilig?" Verbaasd keek ik hem aan. ja ia", knikte hij. „Je hebt je leven ge- I voor ket heiligste van onze moskee, iweii geloovige mag je dooden!" Ij™ waarom heb je de anderen, mijn I Zii vfn' mÜQ officieren dan gedood? l.i.vel)ben toch eveneens hun leven veil Kihad 'oor de heiligdommen van de kerk!' IcaSf, ,ls zo°". Kaf hij toe, „maar de om- Kj "'Kneden maakten het noodzakelijk. 1 tii.ï"011*1"" een -hindernis voor onze Zij zouden die Ohineesche honden anders nooit in handen hebben gekregen". „Waarom houd je mij dan nog ge vangen?" „Waarom?" Omstandig stak hij een sigaret op, om eerst na eenige diepe halen te vervolgen: „Waarom? Hm omdat jij een bescherming vormt voor mij en mijn menschen. Ze zullen me natuurlijk vervolgen, blanke soldaten van de oorlogs schepen zullen opduiken om niet alleen mij, maar ook jou te zoeken. Bah, de radja en de moefti's zullen natuurlijk voor het geweld buigen, alle schuld op mij schuiven en me verraden! Mij mogen de moefti's alleen als ze me noodig hebben om hun aanzien te verhoogen; anders ver- wenschen ze me en gaan me uit den weg." Hij maakte een verachtelijke hand beweging. „Nee, van dat soort kerkdienaars begeer ik geen dank, want ik, ik alleen strijd oprecht voor den profeet! In naam van Mohammed leef ik met den tijger üi het oerwoud en ik breek er slechts uit, als lk in Allah's naam wraak mag nemen." Wederom blies hij, als om zijn woorden kracht bij te zetten, eenige dikke rookwol ken de lucht in. Daarna wierp hij de rest van zijn sigaret met een woedend gebaar op den grond en trapte er met zijn voet op. Zwijgend liep hij het kleine vertrek op en neer om tenslotte met een ruk voor mij te blijven staan. „Jij, toean commandant, blijft mijn gevangene", zei hij, als in ge dachten. „Jij deelt het lot van mij en mijn helpers. Niet door ons zul je sterven, maar door de hand van mijn achtervolgers je broeders!" Ik zat half wezenloos aan tafel, mijn hoofd op mijn armen gesteund en luister de nauwelijks naar de blufferige woorden van den man tegenover mij. Sledhts dit voelde en begreep ik: dat er geen redding meer voor mij was. Nochtans werkten mijn gedachten koortsachtig; ingespannen zocht ik naar een uitweg, alle kansen bere kenend, alle mogelijkheden overwegend. Plotseling ontstond er eenige beweging onder de mannen bij de deur. Een jongen wrong zich brutaal en haastig tusschen de samenklittende bandieten door. Er gleed een schaduw over Tarimo's ge zicht en ook ik keek even op, „Wat ge beurt daar?" bromde hij. De knaap had zich echter reeds een weg gebaand en stond nu In het midden van het vertrek, waar hij een diepe buiging maakte. „Toean Tarimo?" fluisterde hij vragend en bevreesd. „Wat wil je?" Dreigend keek de Maleler hem aan. „Heer, ik ben Batta, ik ben in den profeet en bewonder u en uw daden. Ik kon me niets mooiers denken dan met u te mogen strijden. Ik weet wel, dat ik nog maar een jongen ben en geen man, maar ik smeek u: neem mij op in uw rijen, ik wil u die nen en voor u mijn leven laten! Wijs me niet af, dag en nacht heb ik u gezocht, honger en dorst heb ik geleden om zoo gauw mogelijk bij den grooten Tarimo te kunnen zijn!" Batta! Ik kreeg plotseling •'weer hoop. In den hoogsten nood werd mij dit. bruine kind als door den hemel gezonden. Zoo vuil en verwaarloosd zij er uitzag, had lk haar van blijdschap in mijn armen kun nen sluiten! Tarimo's gezicht effende zich. Hij grijns de en zijn hoogmoedigheid deed hem zicht baar genieten van den lof, welke hem hier door een kind werd toegezwaaid. „Zoo, zoo, heb je mij gezocht, Batta? En heb je me ook vanzelf gevonden?" vroeg hij loerend. „Saja, saja, toean Tarimo", knikte zij ijverig. „O, ik ken eiken boom, eiken poel, elke hindernis; ik ben gewend het wild te volgen en zoo vond ik uw spoor. Ik zou u altijd weten te vinden, zelfs als u op den sikkel van den profeet zou wonen". De spion lachte vergenoegd en ook de martnen bij de deur, die nieuwsgierig na derbij waren gekomen en nu om ons heen drongen, schenen het zeer vermakelijk te vinden en knikten Batta bemoedigend toe. „Je bent een zonderlinge knaap", zei Tarimo grijnzend, den jeugdigen bewon deraar waardeerend op den schouder klop pend. Maar in een plotselinge opwelling van wantrouwen schoof hij het kind weer van zich af, terwijl hij het dreigend aan zag. „Batta, kijk me aan!" Het jonge meisje liet zich evenwel niet, overbluffen. Integendeel, het speelde haar rol zoo voortreffelijk, dat er niet de minste reden was om aan haar goede trouw te twijfelen. Brutaal en met een dwependen oogopslag keek zij Tarimo recht in de oogen. „Je bent toch niet door blanke toeans gezonden?" vroeg deze, argwanend. „Heb ben zij je er op uitgestuurd om mijn ver blijfplaats te zoeken?" Verschrikt schudde Batta het hoofd. „Ik? O, wat denkt u wel van me, toean Tarimo? Ik haat de Christenhonden! Ik ga de blan ken even goed uit den weg als die laffe Chineezen!" Dit antwoord scheen den Maleier vol komen te bevredigen. Hij knikte voldaan en legde zijn handen op den tengeren schouder van het kind. „Mooi zoo, Batta! Je .bevalt me. Je mag hier blijven en mij dienen. Maar", voegde hij er dreigend aan toe. „pas op, als je liegt!" Deze laatste waarschuwing scheen langs Batta heen te gaan. Zij reageerde er al thans niet op, maar wendde zich met een gelukzaligen glimlach af en deed of ze nu volkomen het recht had zich hier thuis te gevoelen. Zonder daartoe op eenigerlei wijze te zijn uitgenoodigd, nam ze een volle flesch limonade, welke in een hoek van het vertrek stond en dronk deze in een teug leeg. „Ah!" zuchtte ze vergenoegd, terwijl ze de leege flesch wegslingerde, „ah. toean Tarimo, nu ben ik weer heelemaal opge knapt!" Ik trachtte een blik van haar op te van gen, maar het listige kind keek langs mij heen, of ik niet voor haar bestond. „Dat wordt nog eens een flinke kerel!" •voorspelde Tarimo, die geamuseerd had toegekeken. „Hoor eens, Batta", vervolgde hij, zich nu rechtstreeks tot zijn jeugdigen bewonderaar wendend, „voorloopig kan je hier mooi den toean bedienen. Je moet voor hem zorgen. Denk er om, dat hij zijn eten en drinken op tijd krijgt en dat het hem ook overigens aan niets ontbreekt, zoodat hij zoo gauw mogelijk weer op krachten komt. Begrepen?" „Saja. ik heb het begrepen", antwoordde het kind met onmiskenbare teleurstelling in haar stem. „Maar ik heb u toch gezegd, dat ik de Europeanen haat. Laat hem toch door een anderen ongeloovige bedienen." Geërgerd sloeg Tarimo met zijn vuist op tafel. „Je zult doen, wat ik je beveel! Hier geldt alleen mijn wil, onthoud dat!" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). GISTERMIDDAG IS HET NIEUWE KANTOOR VAN DEN POSTCHEQUE- EN GIRODIENST - te den Haag officieel ge opend. De dir. de heer WeBselink (links) laat min. mr. J. A. de Wilde (m.) en min, H. van Boeijen een der stempelmachines zien TE LAREN WERD GISTEREN EEN VEE-TENTOONSTELLING GEHOUDEN. JEUGDIGE BELANGSTELLING VOOR DE GEITEN. REPETITIE VOOR HET OPENLUCHTSPEL „EENHEID DOOR ORANJE" op het landgoed Elswoud te Bloemendaal. De première zal morgen plaats vinden. HET GEMEENTEBESTUUR VAN AMSTERDAM bood den deel nemers aan de Interparlementaire Conferentie gisteren een lunch san. Tijdens den maaltijd. 4de van links (achtergrond) burgemeester dr. W. de Vlugt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5