Het Prinselijk paar op reis - Generaal Vuillemin te Berlijn SI MARGAGA LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 79ste Jaargang FEUILLETON i n.K.H. PRINSES JULIANA EN Z.K.H. PRINS BERNHARD 'brachten op hun doorreis naar Italië te Aken in gezelschap van Prinses Armgard een bezoek aan het concours ihippique. De aankomst op het terrein. DE VACANTIETOCHT VAN HET PRINSELIJK PAAR door Duitschland en Zwitserland. Bij het passeeren van het grens- kantooT De Locht werd H. K. H. Prinses Juliana een bloemen- huldt gebracht. BE „KARIMATA" moest voor een reparatie aan den emmerketting zijn werk zaamheden tijdelijk staken en werd naar de haven van Terschelling gesleept. Het gevaarte loopt de haven binnen. HET MOTORSCHIP „ORANJE" dat bij de Nederlandsche Scheepsbouw Mij. in aanbouw is voor de Mij. „Nederland" en door H.M. de Koningin te wateT zal worden gelaten. Een over zicht van den bouw van het promenadedek. OP SCHIPHOL arriveerde de Australische stewardesse, mej. Steel, die eenigen tijd bij de K.L.M. werkzaam zal zijn. Zij wordt be groet door de eerste stewardesse der K.L.M. HOLLANDSCHE CRICKETERS IN LONDEN waar zij een- daagsche wedstrijden spelen tegen Londensche ohxbs. De heer R. G. Ingelse, captain, (links) en de Engelsche cricketer Jack Hobbs DE CHEF VAN DE FRANSCHE LUCHTMACHT generaal Vuillemin, in Berlijn aangekomen. Staatssecretaris, generaal der vliegeTs Milch, be groet generaal Vuillemin (links). DE OPPERBEVELHEBBER VAN HET DUITSCHE LEGER generaal von Brauchitsch, woonde te Bergen de oefeningen van verschillende troependeelen bij. Hij laat zich door den comman dant van het Infanteriereg. 93 omtTent de oefeningen inlichten. Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTEN ALJTHIEL M) Hij schudde ontkennend het hoofd. „Nee. sten verbinding te krijgen!" ®erserd vervolgde ik mijn rapport. We jouden dus op eigen initiatief verder moe- n handelen. Luitenant Karsten verscheen n meldde zich present. Ik knikte en mijn yloog nog sneller over het papier. Ii5 *^on'c ee" hoornsignaal, gevolgd uor korte commando's, het geluld van 'He voetstappen en het afzetten van ge- ™en' Het drong nauwelijks tot mij ™r' de resident moest zoo spoedig mo- lvan den dreigenden toestand op de '™ete worden gesteld. (i?0^"tromo trad binnen en deelde mede. vert m PatrouiHes gereed stonden om te den Van Trassen en Karsten ston- hnn 2P' grepen hun tropenhelm, rukten Koppels recht en verlieten het vertrek, ^"buiten drong de stem van Van Tras- o tot mij door. Korte bevelen, het geklet- j van wapens en de gelijkmatige schre de 'aP afmarcheerende soldaten Volg- h.vpi °P- Daarna: Karsten's stem. «en, dreunende voetstappen. De ven sters rammelden. Uit de verte, steeds zwak ker wordende, klonk de marcheerende kreet van den voorman: „Aaarrrlii-aattii!" Plaats voor de politie!" Nog eenmaal vloog ik haastig het rap port door om het daarna in en diensteou- vert te sluiten. Met een zucht stond lk op en greep naar de tafelbel. Een schrille toon verscheurde de stilte en een bediende verscheen. „Laat Sodlkromo hier komen!" riep ik hem na. „Saja, toean!" Hij verdween haastig. De onderofficier trad binnen en ik gaf hem den brief. „Itoe soeras sama toean Resident, angkas langkas! (Deze brief is voor den resident: direct bezorgen). ..Saja, kap'tein". ..Stuur onmiddellijk een betrouwbaren man naar het postkantoor in Djawi-DJawl! De toean krani (postambtenaar) moet den brief als ambtelijk expresse-stuk behande len, dus onmiddellijk doorzenden. Be grepen? „Saja!" Hij salueerde en spoedde zich naar buiten. De djongos verscheen met een paar fieschjes bier en glazen, welke hij op tafel neerzette om daarna weer geruischloos te verdwijnen. Ik nam een der fieschjes ter hand en las het etiket: Amstel Brouwerij, Amsterdam. Europeesch bier, hier aan den aequator! Het was om helmwee te krij gen In gedachten verzonken vulde ik het glas tot den rand en dronk het in één teug leeg. Daarna stak ik een sigaret op, terwijl ik naar het raam ging. Het voorplein van het gebouw diende als verzamelplaats der soldaten. Sommigen stonden pratend en rookend bijeen, anderen poetsten hun wa pens of speelden kaart. Bij den uitgang van de straat stond een schildwacht, de bajonet op het geweer, af en toe ruimte makend, wanneer eenlge nieuwsgierigen zich al te dicht in zijn nabijheid waagden. Een tengere Maleische jongen drong zich door de menigte heen. Schier buiten adem trad hij op den schildwacht toe, wien hij een paar woorden toevoegde. De soldaat knikte, wees hem den ingang van het ge bouw en liet hem passeeren. Als een haas rende de knaap daarop over het voorplein om ln het gerechtsgebouw te verdwijnen. Eenige minuten later werd er geklopt en trad een soldaat binnen. „Toean commandant", meldde hij, „daar is een knaap, een bode, die u verzoekt te spreken. Hij heeft een brief voor u". „Een brief? Laat hem dan maar bin nen!" De man wenkte den jeugdigen Maleier, liet hem passeeren en sloot daarna de deur achter zich. De zeer leelijke wellicht twaalf of dertien jaar oude knaap wierp zich op den grond en beroerde driemaal den vloer met zijn voorhoofd. „Wie ben je?" vroeg ik. De jongen richtte zich half op, kruiste zijn armen en boog het hoofd. „Ik ben Batta, toean besar". „En wat wil je Batta? Sta op en spreek!" Batta stond op. waarbij ik toevallig tot mijn verbazing constateerde, dat het half geopend hemd" slechts gedeeltelijk een teer zwellende borst verborg. Nieuwsgierig be keek ik mijn bezoeker nu wat nauwlet tender, maar daar ln de tropen jongens en meisjes op dezen leeftijd bijna allen pp elkaar gelijken, werd ik niet veel wijzer. Het kind trad nu op mij toe en over handigde me een zeer onsmakelijk uitziend stuk papier. ,De pisangkoopman Kariro- mo", zei het angstig, „gaf mij dezen brief met het bevel dien aan u te brengen". „Kariromo?" vroeg ik geïnteresseerd Ben Je zijn zoon of Öjn broer?" „Neen", lachte Batta vertrouwelijk, „Ik ben ik ben zijn zuster, heer!" Dus tochging het me door het hoofd „Zijn zuster? En waarom kom je dan als jongen verkleed hier?" „Omdat", fluisterde het meisje geheim zinnig, „omdat niemand het mag weten!" „Maar waarom schrijft je broer dan een brief en komt hij niet zelf?" Angstig keek het meisje het vertrek rond, alsof zij zich wilde overtuigen, dat geen onbevoegde haar zou kunnen hooren. Daar na zei ze schuw: „Kariromo wordt gade geslagen, toean besar. Kariromo is ook een dienaar in de moskee. Saja". „In de moskee? Ja, ja! Ik ken Kari romo. Hij is een braaf en vlijtig man. die langen tijd ook mijn bediende is geweest. Hoe gaat het met hem?" De kleine Batta keek mij verheugd la chend aan en de blijde glans in haar oogen deed veel van het leelijke in haar gelaat verdwijnen. „Saja, toean besar! Kariromo is den toean commandant nog niet ver geten en wil hem redden!" „Redden? Dreigt er dan gevaar?" Wederom keek ze schuw om zich heen O, heer, de muren hebben ooren. Er zijn zooveel verraders. Maar Kariromo en ik zijn den toean commandant trouw". „Van Kariromo weet lk dat", knikte lk, „maar jou, kleine Batta, ken lk nog niet". Het meisje wierp me een onbeschrijfelij- ken blik toe, waarin zoowel grenzenlooze overgave als oprechte trouw verborgen iagen. „Saja, heer", klonk het bedrukt, „lk heb bemerkt, dat u geen oog voor mij had. niettegenstaande ik u vaak gevolgd ben en Allah smeekte uw hart te roeren". „En waarom moest hij dat doen?" vroeg ik geamuseerd. „Omdat lk innige wenschen koester, heer" „Kan ik die dan vervullen?" „Saja, toean besar! Ik wenschte, dat ik in uw smaak zou vallen, dat ik altijd bij u mocht zijn. in uw huis wonen en dat u mij zou toestaan de helpster van uw ujonja (Japansche huishoudster) te wor den!" Ik kende de aanhankelijkheid der In landers; die van haar broer was waar schijnlijk op dit jonge meisje overgegaan en met de overdrijving van de jeugd gaf zij hieraan uiting op een wijze, die wat zonderling aandeed, maar nochtans even ontroerde. „Wij zullen eens zien, Batta, wat ik voor je doen kan", zei ik om aan de ietwat pijn lijke situatie een eind te maken. „Als ik wter in Bila terug ben, zal lk er eens met de njonja over spreken. Maar eerst moet dan hier de rust zijn teruggekeerd. Laten we eens zien. wat Kariromo te vertellen heeft en of hij daaraan misschien kan mee helpen". (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5