De opening van den zetel van Nationaal Centrum- Tsjangkoefeng LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad SI MARGAGA 79ste Jaargang FEUILLETON TE INDIJK gaat men een meertje, gelegen vlak aehter den IJs- Felmeordijk, droogleggen. In dezen dijk wordt een doorgraving ge- ffiaakt, zoodat het water zonder hnlp van pompinetallaties weg zal kunnen vloeien. DE HEUVEL VAN TSJANGKOEFENG, op de Russisch-Chineesche grens, waar de verbitterde gevechten tusschen Russische en Japansche troepen werden geleverd. DE START VAN DE FOCKE WULF 200 „CONDOR" van het vliegveld Staaken bij Berlijn, voor de succesvolle vlucht naar New York. Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—THIEL. 117) ..Ahdjing! Pestbuilen!" brulde hij. „Jul- If5. dieven! Geef ons den tulband, onze lTOligdommen terug!" Zijn stem klonk als l«n schetterende trompet. I"1 op dit relletje, dat voedsel gaf aan I oe opgewonden gemoederen, stroomden de Inlanders van alle kanten naderbij en zijn I "Wnschingen en dreigementen werden onmiddellijk: door tientallen rasgenooten Ingenomen. I ,."®'aartapen! Gele ratten! Jullie kerk- revenWaar zijn onze heiligdommen? I tci?1 's de tulband van den profeet? Geef je. wat jullie brutale grijphanden ons I «stolen hebben of verzamel je been- deren!" flikkerden, lansen en stokken I «den dreigend omhoog geheven. Ilitn r 00lc in bet kamp der Chineezen I Pmen te hoop. Drommen vagabondee- Isch ^ineesche koelies stelden zich be- lh"er.mend voor de kooplieden op en ook booding boezemde vrees in. Inlet!» bebben dien rommel van jullie I j|schreeuwden zij terug. „Waag het Ij:.1 den vrede te verstoren en onschul- 0 'e bedreigen!" Maar in het woedende geschreeuw van de menigte gingen de waarschuwende woorden verloren. „Ha, ha!' brulde met een stentorstem de Bataker, die inmiddels door honderden omgeven was, „tel maar eens de gevange nen in het gerechtsgebouw. Kijk maar eens of het niet allen gele staartapen zijn! Zelfs handelaren, die ons met hun waren bedrogen, zijn er bij!" „Tida! Tida Die zijn er niet bij!" rie pen joelend de Chineezen. „Ze zijn gis terenavond vrij gelaten, omdat ze onschul dig zijn!" En toen op deze woorden een drukkende stilte volgde, hadden de Chi neezen de overhand, waarvan zij onmid dellijk gebruik maakten. Triomfeerend en hoonend klonk het: „Saja! Wij staan on der de bescherming van de politie! Jul lie worden neergeslagen als je je niet kalm houdt! Saja! Een gehuil van woede was het antwoord op deze woorden. „Hoort hen!" krijschten de inlanders door elkaar. „De, politie zou de dieven beschermen, de roov'ers en mos kee-schenders!" Maar het klonk niet over tuigend. Velen twijfelden of er niet een grond van waarheid school in deze mede- öeellng van de zijde der tegenstanders en dit was al voldoende om zich tegen de po litie te keeren. „Hang de politie op!" klonk het hier en daar. „Toendoeng, toendoeng oppas! Knoop ze aan een boom de onge- loovigen, de Chineezen en de Christenhon- aen! Scheur ze aan stukken, die valsche soldaten Maar plotseling zwegen de grootste schreeuwers en ook de aanstichter, de lan ge Bataker, verborg zich vlug tusschen de menigte, want twintig soldaten onder be vel van luitenant Van Beek kwamen ln looppas naderbij. Het geweer in den aan slag stormden zij op de menigte toe.„Aaa- rrriii-aattii! Opzij voor de politie „Aaa- rrriii-aattii!" schreeuwden de soldaten. En de vele honderden Maleiers, Javanen en Batakers stoven verschrikt uiteen. Sommi gen werden door hun eigen kameraden onder den voet geloopen en kreten van angst en pijn klonken overal, toen eenlge salvo's in de lucht werden gegeven. Be vangen door een panischen schrik vlucht ten de demonstranten naar alle windstre ken. Binnen enkele oogenblikken was het marktplein ontruimd: slechts de kooplie den stonden achter hun stalletjes en bo gen deemoedig het hoofd als teeken van hun tijdelijke onderwerping aan het gezag. XI. Intusschen hadden luitenant Van Tras sen, luitenant Lefèbre en ik ons aan boord van het stoombootje aan het ontbijt ver- eenigd. Een verkwikkende slaap had ons de vermoeienissen van den vorigen dag doen vergeten, wij voelden ons stuk voor stuk weer in staat de moeilijkheden, welke ons ongetwijfeld nog te wachten stonden, het hoofd te bieden en de kok droeg het zijne bij door alle mogelijke delicatessen op ta- fei uit te stallen, waaraan wij ons rijke lijk te goed deden Op den steiger had zich een groot aan tal nieuwsgierigen verzameld, voornamelijk •rouwen en kinderen, die in spanning de komst der dingen verbeidden en er zich voorloopig mee tevreden stelden de zich aan den wal bevindende of aan boord zichtbare soldaten meer of minder vleien de opmerkingen en kwinkslagen toe te roepen. Juist maakten we ons gereed naar het hoofdkwartier te vertrekken, toen aan het eind van den steiger beweging ontstond. Een soldaat baande zich een weg door de menigte en kwam aan boord. „Opa loe maoe?" vroeg ik, toen hij zich salueerend voor ons opstelde, „Toean commandant", antwoordde de man woordelijk, „de moefti Si Umbo is daar met tien andere moefti's en verzoekt zich aan uw voeten te mogen leggen!" Van Trassen lachte en zei in het En- gclsch tegen mij„Dat moet een onverge telijk schouwspel zijn elf van die heeren zich in het stof te zien wentelen. Gun dat genoegen, kapitein". Mji was het echter geenszins zoo opge wekt te moede, want ik zag in dit plot seling verschijnen van de plaatselijke geestelijkheid het begin van ernstige moei lijkheden. Na kort beraad gaf ik den sol daat opdracht den moefti's mee te dee- len, dat ik hen over een half uur in ons hoofdkwartier verwachtte. Daar zou ik hun wcnschen aanhooren. De soldaat salueerde, spoedde zich terug en een oogenblik later waren wij van het dek aï getuige van den aftocht der moefti's wier groene gewaden in het zonlicht glans den en schitterden. Nadat zij in de verte waren verdwenen, maakten ook wij ons gereed voor den af- marsch. Eenige soldaten bleven achter ter bewaking van het bootje en met de rest van ongeveer vijftien man marcheerden wij naar het gerechtsgebouw. Wederom klonk het geklikklak der laarzen op het plavei sel. En het volk schreeuwde en joelde en volgde ons in drommen. Nu passeerden we het marktplein waar luitenant Van Beek zijn manschappen op regelmatige afstanden posteerde, zoodat tenslotte het geheele plein door hen om ringd was. De ambachtslieden, die hun werktafels op straat hadden opgesteld, de kooplieden, die hun waren hadden uitgestald, de win keliers. die in de deuropening van hun toko stonden en de vele andere Chinee- sche mannen en vrouwen, die overal rond hingen, maakten een diepe buiging of wierpen zich eerbiedig op den grond. Het was duidelijk, dat de Chineezen ons zeer goed_ gezind waren. Daarentegen ging de Mohammedaansche bevolking, en in het bijzonder de mannen, ons in een boog uit den weg. Hun sombere, dreigende blik ver tolkte duidelijk hun vijandige stemming en er was waarlijk niet veel menschenken- nis voor noodig om te begrijpen, dat deze voornamelijk ons gold. Ook luitenant Van Trassen, die naast mij liep, bleek dit niet te ontgaan, want onverwachts zei hij: „Die bruine bende vertrouw ik niet. We mogen wel oppas sen. want die heeren zijn op het oogen blik tot alles in staat." „Dat ellendige, groene vod!" mompelde luitenant Lefèbre. Ik knikte. „Ja, maar het is nu eenmaal een heilig reliquie en in zulke dingen zijn deze menschen geweldig fanatiek". (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). 1)E STICHTING „NATIONAAL CENTRUM" - officieel tot stand gekomen. De plechtige opening van den zetel op Huize Sohoonooru te Zeist. V.l.n.r. jhr. mr. Beelaerts van Blokland, Z.K.H. Prins Bernhard, min. Romme, en luit.-gen. baron van Voorst tot Voorst. -s VOOR DE ORANJE-NASSAL-KAZERNE TE AMSTERDAM is een nieuw type schildwacht huisje geplaatst, voorzien van het wapen van het regiment. Z.K.H. PRINS BERNHARD biedt één der medespelenden aan het tafereel, bij de ope ning van den zetel van Nationaal Centrum te Zeist, bloemen aan. INDISCHE SCHEEPSBOUW. Een fraaie Madoereesche prauw op één der vele werven. GISTEREN WERD TE SOESTERBERG een nationale jeugdluchtvaartdag gehouden. De deelnemers bezoeken de permanente luchtvaarttentoonstelling.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5