Oplossingen Goede oplossingen Anecdoten uit het hooge noorden Letterlijk opgevat Het sprookje van den wandelenden boom Acrobatische tante der raadsels uit het vorige nummer. 1. Limonade, mond, la. Lien. 2. Theeblad, thee, blad. 3. Koekoek. 4. Goudhaantje, hand, oud, ja, gat, het, Jan 5. De adem. 6. Een sigaar. 7. Vuurwerk. 8. Beuk, eik, linde, iep, spar. den. ontvangen van: Lydia Botermans, Coba Verlind, Jannie van Biezen, Jan Spijker, Johan Spijker, Piet de Best, Jannie Swaak, Jan Kenbeek. Jan netje van Kampenhout, Mientje de Water, Flora de Wit, Bep Crama, Jan Crama, Pieter Wouter Martijn, Lientje Weeda, Marie Weeda, Mientje van Egmond, Corrie Kraan, Jeanne de Geus, Hendrika Hueting, Joop Hueting, Gerard Hueting, Leny Moraal, Alida Stikkelorum. Koosje Stikkelorum, Rika de Graaf, Leni de Graaf, Joke de Vos, Marietje de Vos, Mien Verstraaten, Alida van der Holst, Truusje Sluymer, Joop Schouten, Annie Schouten, Niek Bakker, Suze de Geus, Jack de Geus, Rietje Brandt, Abram Fakkel, Annie van der Vos, Janny van Groeningen, Jan Bronsgeest, Rietje Pielanen, Geertrui de Groot, Emmy de Groot, Toni Neuteboom, Afke Neuteboom, Marietje Laman, Willem Laman, Paulus Laman, Willy van Rijn, Corrie van Weizen, Cobi Bekkers, Jo Drabbe. Nordenskiöld, de bekende Noord poolreizi ger, was zeer eenvoudig van aard en had een hekel aan alle eerbetoon. Toen hij door Koning Oscar II benoemd werd tot ridder in de orde van de Noordster, weigerde hij deze onderscheiding aan te nemen. De ko ning, die het oprechte karakter van Nor- denskiöld kende, nam hem dit echter niet kwalijk. En toen de Noordpoolreiziger eens bij hem op audiëntie kwam en hem bij die gelegenheid een prachtige ijsberenhuid aan bood. zei de koning: „Ik neem dit geschenk natuurlijk graag aan. beste vriend. Ik ben namelijk niet zoo trotsch als u". Koning Frederik VI van Denemarken be zocht eens op een reis door Jutland een dorpsschool Toen hij een poosje naar het onderricht had geluisterd, begon hij zelf vragen te stellen; o.a. wilde hij van de kinderen weten, wie de beroemdste Deen- sche koningen waren geweest. Knut de Groote, Waldemar de overwin naar en Christiaan IV" antwoordden de kinderen. „Goed" zei de koning en wilde aan een volgende vraag beginnen, toen een klein jongetje achter in de klas den vinger opstak. „Ik weet er nog één: Frederik VI". De koning keek heel verbaasd en vroeg den jongen, wat hij dan. vergeleken met zijn groote voorgangers, wel voor zijn land ge daan had. De jongen dacht een poosje na, maar kon zoo gauw niets bedenken en barstte tenslotte in huilen uit. „Huil maar niet, hoor", zei de koning toen. „ik weet het zelf ook niet!" „Kinderen, zegt de meester, vandaag ma ken we eens een opstel zonder bepaald onderwerp. Ieder schrijft maar op, wat in hem :s". Na een Kwartiertje levert Pietje zijn op stel il in. Het is erg kort. Hij heeft ge schreven „In mij is een long, een hart en een blindedarm. En dan nog de maag met drie boterhammen, een onrijpe appel en zes toffees". Van een vriendelijke prinses en een boerenzoon die tè veel begeerde. Wonderlijke geschiedenis uit Japan. Als je zoo eens hoort vertellen van iemand, wien nu letterlijk alles gelukt en wien het steeds voor den wind gaat, zeg Je onwillekeurig: het lijkt weL een sprookje! Maar nu zul je eens een sprookje lezen, waaruit juist blijkt, dat een mensoh ook weieens tè veel begeeren kanEn d&n is het opeens uit met de pret. Ik vertel je dit maar vast, voor het geval, dat je ook eens een tooverfee mocht tegenkomen; bedenk dan, dat je steeds bescheiden moet zijn in je wenschen. Dit sprookje van den boerenzoon, die tè veel begeerde, vertellen de Japansche moeders aan haar kinderen, als die soms eens wat erg onbescheiden zijn. Als je het ook wilt hooren, luister dan maar Er leefde in Japan eens een boerenzoon, die lederen dag voor zijn vader op het land werkte. Toen hij nu eens aan het ploegen was, kwam er opeens een witte muis uit den grond te voorschijn. Deze liep echter niet angstig weg, zooals je zou den ken, maar ging rustig op z'n achterpootjes zitten en keek den jongen heel vriendelijk aan. Dat vond de boerenzoon leuk: hij nam het muisje voorzichtig op, zette het op 2ijn arm en liet het van zijn brood eten. En 's avonds nam hij het mee naar huis, maakte onder zijn bed een klein nestje van een doos met oude lappen en legde het diertje daarin. Den volgenden morgen gaf hij het muisje weer wat te eten en ging toen aan het werk, zonder aan zijn huis- genooten iets te vertellen. Toen hij echter op den derden morgen wakker werd, en naar het muisje onder zijn Een beeldschoon meisje, in prachtige, vorstelijke kleeding. bed wilde kijken, zag hij tot z'n verbazing, dat daar geen muis, maarwat denken jullie?.... een beeldschoon meisje lag, in prachtige, vorstelijke kleeding. Hij wilde dadelijk naar beneden snellen om de heele familie er bij te halen, maar het meisje zei „Vertel niemand een woord over mij. Als je vanavond van je werk terugkomt, zal ik je rijkelijk beloonen. Ik ben de dochter van den machtigen koning, maar ik werd door een bediende van mijn vader betoo- verd, omdat hij mij tot vrouw wilde hebben en ik niets van hem wou weten." Je begrijpt, dat de boerenjongen dien dag haast niet wachten kon, tot zijn werk ge daan was. Hij moest voortdurend aan de schitterende prinses denken en aan de be looning, die hij van haar krijgen zou. Toen de zon dan ook eindelijk begon onder te gaan, holde hij naar huis en direct door naar zijn kamertje. De prinses, die voorzichtig haar hoofdje onder het bed uitstak, toen ze hem hoorde aankomen, zei tot hem: „Kijk. hier heb je je belooning voor al je vriendelijkheid aan mij bewezen." Èn met deze woorden gaf ze hem een wit zijden doekje en vervolgde: „Als je ooit in nood of ongelegenheid komt. zwaai dan met dit doeKje driemaal door de lucht, dan zul je eens wat zien! Maar nu moet ik weg. want mijn familie zal vreeselijk ongerust over me zijn." Ze sloop naar de deur en was o} lu tzelfde oogenblik verdwenen. De oude boer echter, die het meisje op de trap tegenkwam, sprak zijn zoon erover aan en toen deze hem niet wilde vertellen, wie zij was. werd hij woedend en joeg zijn zoon de deur uit. „Kom me nooit m^r on der de oogen!" riep hy. Tante Mina van de Veluwe komt in Am sterdam logeeren en is erg zenuwachtig door de drukte. Ook de electrlsche tram vindt ze griezelig. „Conducteur" zegt tante angstig, „als ik met den voet aan de rails raak krijg ik dan een schok?" „Welnee, mevrouw", zegt deze kampjes, „tenminste.als u niet tegelijkertijd met den anderen voet aan de bovenleiding raakt". Dat was een harde slag voor den jongen, zooals je wel begrijpen zult. Zijn ouderlijk huis opeens kwijt en nooit, nooit weer een kansje om er terug te komen! Wat moest hij beginnen? Maar opeens dacht hij aan het doekje: hij zwaaide er driemaal mee door de lucht i eneen oude, dikke boom stond opeens I voor hem. Dit was nu wel heel aardig, maar wat moest hij met zoo'n boom be ginnen? Een heelen tijd stond hij hierover na te denken, en eindelijk besloot hij, er maar eens in te klimmen om poolshoogte te nemen. En wat zag zijn oog? In de kroon was een snoezig klein kamertje verborgen, en hierin stond een tafel vol met het aller-1 heerlijkste eten en drinken. De jongen klapte van vreugde in del handen, begon onmiddellijk te eten enl bleef verder in het kamertje wonen. Het was daar erg gezellig en een tijd-l lang had hij er dan ook den grootsten sehikj Maar na een poosje begon het hem te ver-I velen en dacht hij bij zichzelf: „Nu moestl de boom ook nogeens een eindje met mei gaan wandelen!" Hij zwaaide driemaal met het doekjcl door de lucht, ende boom trok z'nl wortels uit de aarde en ging aan den wanl del. Hij liep door steden en dorpen, oveJ bergen en door groote woestijnen, overal waar de jongen maar heen wilde. Lijkt je dat niet eenig, zoo in je eigeri huisje de heele wereld rond te trekk>nl Nu, de boerenzoon vond het ook. Maal na een jaar of tien begon ook dat gerei1 en getrek hem te vervelen! En toen kwam er een echt brutale gedachte in hem opl Hij dacht: „ik kan alles krijgen wat ÏH hebben wil, want ik leef nu tóch eenmaal in een sprookje." En dus zwaaide hij weer driemaal mei z'n doekje en zei: „Breng me onmiddellijk naar de prinses". En hij had dit nog nieB goed en wel gezegd, of de boom stond ifl voor de poort van het paleis der schoonB koningsdochter. De prinses keek juist uit het raam vaB haar kamer en toen ze den man in heB huisje zag, werd ze echt boos en riep „Wat wil je nu weer? Ik heb je al zooB veel gegeven, nu moet je eens ophoudeB met vragen!" Maar de boerenzoon gaf haar niet eeiB antwoord. Hij haalde zwijgend het doekjB uit zijn zak en zei. „De prinses zal mei mfl trouwen, of ze wil of niet. En i k zal krooiB prins worden en later het heele rijk bezlB ten Maar vóór hij het doekje driemaal haB kunnen zwaaien, begon de prinses te blB zen, zóó hard, dat het doekje hem uit <fl hand vloog. Ze was nu vreeselijk boos en riep: „WacB maar, jou brutale kerel! Voor je straf, ooi dat je zoo veeleischend bent geweest, zl voortaan niet jij, maar de boom de baB zijn en den weg aangeven! Hij mag wal delen waarheen hij wil en jij hebt niel meer te zeggen!" En of de jongen al huilde en smeekB het hielp niets. Het '.gebeurde precies zol als de prinses gezegd had: de boom begl direct weer te wandelen en nam nu zuil rcuzengroote stappen, dat de boerenzo® zich met beide handen aan den tafelpol vasthield, zóó slingerde het huisje heen 1 weer. Deze woeste reis duurde lange, lanl jaren; zóó lang, tot de man heelemaal ol en grijs was geworden. En eindelijk begl al dat gereis en getrek den boom ook I vervelen. Hij stapte pardoes ni zee en zolSj tot op den bodem, waar hij begon I groeien, te groeien, nee maar, geweldl Hij groeit nog altijd door, want zóó zijn I eigenlijk de koraalriffen ontstaan. Bem zoo'n stuk koraal maar eens goed, dan 1 je zien, dat het den vorm van een taki klein boompje heeft. Het zijn alleml stukken van den wandelenden wondl boom. En de brutale boerenzoon? Wel. dl heeft niemand ooit meer iets van gehool

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 18