De nieuwe broek van Jetse Baas boven baas! Een sprookje onder wate w Hij zou er toch zoo vreeselijk netjes op zijn, maar Jetse was een aardige, kleine boerenjon gen. Hij woonde in Friesland, je weet wel, dat land héél bovenaan op de kaart, dat heelemaal plat is. zoover je zien kunt, waar geen heuvels en bijna geen bosschen zijn, maar enkel groene weiden met slooten er doorheen en heel veel vette koeien. Jetse's vader had er wel over de twintig en Jetse was met allemaal goede maatjes. Het was Zondagmorgen en Jetse was al leen in huis met zijn kleine zusje Froukje. En toch verveelde Jetse zich niet, dat kon ie wel dadelijk zien als je hem eens goed aankeek. Hij zette een echt vroolijk gezicht, stak de handen diep in zijn zakken en wipte een paar maal met de pas van drie op zijn sokkevoeten door de kamer. En toen sleep te hij zoomaar een stoel voor den spiegel, klom erop en bekeek zichzelf aan alle kan ten: van voren, van achteren en opzij. Wat had die jongen toch? Ik zal het je vertellen: Jetse had een nieuwe broek aan, een spiksplinternieuwe. Zwart met witte streepjes. En zooeven toen Moeder en Vader naar de kerk waren gegaan, had Moeder gezegd: ..Jetse, hoor eens". „Ja, Mem?" „Zul je goed op je broek passen?" ,.Ja, Mem". ..En niet in den stal komen, want daar zitten zooveel spijkers". ..Nee, heelemaal niet, Mem". En zul je niet over het hek klimmen, naar Wobke van hiernaast!" ..O nee, Mem". „En laat je Froukje stilletjes liggen?" „Ja, Mem". „Goed Jetse. Dag Jetse". ..Dag Mem. Dag Heit". Nu zouden ze zeker al wel een half uur weg zijn. dacht Jetse. Wat zou hij nu eens doen? Wat lezen in zijn boekjes? Nee, dat kon je op school nog genoeg doen. Naar den stal mocht hij niet, naar Wobke mocht hij niet, maar wel buiten op het erf. Daar had Moeder niets van gezegd. Het volgende oogenblik was Jetse buiten. Hij schoot in zijn klompen en kuierde parmantig het erf op en neer, met de handen in de zakken van zijn nieuwe broek. „Fijne broek toch" dacht Jetse. En toen hoorde hij iets: een fijn geluidje. Het kwam uit den stal, waar zijn konijntjes waren: drie mooie spierwitte met roze oogen. Hè, wat was dat nu? Zou een van zijn konijn tjes hem roepen? Jetse had eigenlijk nog nooit een konijn een geluid hooren geven, maar nu hoorde hij het toch duidelijk. De konijntjes hadden zeker honger en riepen alle drie tegelijk: „Jetse, Jetse, kom dan toch Jetse!" Jetse was een echt goeie jongen. Hij kon niet verdragen, dat zijn konijntjes honger hadden! Voor hij het wist was hij al in den stal en bij het konijnenhok. Ja, het was waar, ze hadden al het voer opgegeten. Vlug haalde Jetse wat versch gras en bleef zijn beestjes voeren, wel een kwartier lang. Tjonge, tjonge, wat aten ze flink! Nu nog gauw wat koolbladen gehaald; die wist hij te staan, in de keuken Floep, daar holde hij den stal door, langs een paal. rang! Jetse stond met een ruk stil. Die spijker had hij niet gezien, maar de spijker had zijn nieuwe broek wèl ge zien. En nu zat daar een groote winkelhaak in: de witte onderbroek schemerde er door. Jetse legde er zijn hand op, maar dat hielp niet veel. Hè, wat akelig! De tranen scho ten Jetse in de oogen. maar huilen wilde hij niet. Hij was geen flauw jongetje, dat zich direct uit het veld liet slaan. Wacht, hij wist wat! Hij zou de broek zelf dichtnaaien. Zoo gezegd, zoo gedaan. Vlug liep hij het huis in en pakte Moeder's naai doos uit de kast. Zou hij nu wit of zwart garen nemen. Zwart was het beste vond Jetse. want er zat het meeste zwart aan de broek. Ziezoo, een flinke lange draad. Het duur de een heelen tijd, voordat de draad in de naald zat en toen was de draad zóó lang, dat Jetse's arm er niet bij kon. Dan maar een stuk eraf. ZiezooJetse aan het naaien, het ging fijn... zwaai, zwaai, zwaai met zijn arm. De broek werd al heel. kijk maar. Nóg een steek bom! kletter- dekletter! Daar had hij de heele naaidoos van de tafel gestooten. Klosjes, bandjes, knoopen, naalden, spelden, alles rolde door elkaar over den grond. Hè. kijk nou! Wat had die Jetse een pech! Vlug stad hij de naald in zijn broek en liet zich op de knieën glijden om alles weer op te zoeken. Maar.wat was dat? Lè, lè, lè! klonk het eensklaps uit de bedstee, die op een kiertje stond. Jetse zuchtte ervan: nu was Froukje ook nog wakker geworden! Wacht, even kijken. Hij pakte een stoel, klom handig en vlug bij de bedstee en nam zijn kleine zusje uit de kribbe. Moeder had wel gezegd „stilletjes laten liggen", maar als die lieve schat nu toch huilde! Nee, dat kon Jetse niet over zijn hart verkrijgen, hij was veel te dol op kleine Froukje. Heel voorzichtig droeg hij haar in zijn armen naar de tafel en ging met haar zitten. Heel voorzichtig droeg hij haar in zijn armen naar de tafel. „Wat is er dan, Froukje" suste hij. Even hield het huilen op en Froukje keek Jetse met groote oogen aan. „Ben je nu al weer zoet, Froukje?" praat te Jetse en hij zette haar flink rechtop op zijn knie. Maar dat vond Froukje zeker heelemaal niet prettig, want opeens begon ze nog veel harder te gillen, lè, lè, lèè! Haar gezichtje werd vuurrood. O, wat moest Jetse toch met haar beginnen! Hij wist zich geen raad. Kwam Moeder nu toch maar! En al die rommel over den gronden die groote scheur in zijn broek, o. wat was alles toch akelig! En de dappere Jetse, die zich al dien tijd zoo flink gehouden had. barstte in snikken uit. Toen Vader en Moeder even later thuis kwamen. wisten ze niet wie er harder huilde: Jetse of Froukje. En Jetse dacht niet eens meer aan het standje, dat hij krijgen zou, zóó blij was hij, dat Moeder er was. Al snikkende en stotterende vertelde hij de heele geschiedenis en Vader keek niet eens boos en droogde Jetse's tranen eens stevig af met zijn bonte zakdoek, terwijl Moeder Froukje vlug een schoone luier aan deed en zag, dat er een heel klein stipje bloed aan haar beentje zat, juist waar de naald, die uit Jetse's broek stak, haar had geprikt. Geen wonder, dat het arme meisje zoo erg had moeten huilen! Maar later moesten ze alle drie weer heel erg lachen, toen Moeder Jetse's broek wilde uittrekken om hem nu echt netjes te ver stellen. Want Jetse had zijn broek keurig aan de onderbroek vastgenaaid. En door al dat gehuil en gelach werd het standje voor Jetse.heelemaal vergeten! R. DE RUIJTER-v. d. FEER. Koning August de Sterke kwam eens op een zijner reizen bij een smid om zijn paard te laten beslaan. De koning vroeg om een hoefijzer, nam het tusschen zijn handen, brak het door midden, gooide de beide stukken opzij en sprak: „Rommel". Zoo brak hij het eene hoefijzer na het andere. Eindelijk liet hij zijn paard beslaan en gaf den smid een daalder. Deze nam de munt, brak hem tusschen de vingers door midden en zei: „Rommel!" Toen begon de koning te lachen, gaf den smid een heelen zak vol daalders en zei: Daar. die kun je allemaal kapotmaken, als je er zin in hebt!" Prachtige roeitocht over de Sargassozee. Als je de aardglobe eens goed bekijk, dan vind je daarop maar weinig gehe witte gedeelten ten teeken dat dit „onfo kend land" is, waar nog nooit een blanl den voet heeft gezet. Maar als er eens ee nauwkeurige kaart zou worden gemaa' van alle zeeën ter wereld, dan zouden witte plekken veelvuldiger en grooter zij^ie Talloos zijn de plaatsen, waar nog noc r*e een schip heeft gevaren; als je bedenk dat alle schepen steeds door bepaal vaargeulen gaan, dan kan je dit gemal kelijk begrijpen. Deze onbekendheid nu groote gedeelten van de zee maakt, dat bemanning van kleinere booten, als maar eventjes uit den koers raken, stee* nog groote verrassingen beleven. Een van die onbekende gebieden is Sargassozee, het rustigste gedeelte va den Atlantischen Oceaan, waar bijna a lijd windstilte heerscht. Sedert de eers tocht van Columbus is dit oceaangedeelt dat wel zoo groot is als geheel Midde: Europa van Polen tot Frankrijk en Italië tot Zweden, terecht berucht om groote hoeveelheden zeewier, die er scheepvaart onmogelijk maken. De mode ne zeeman vaart steeds om de Sargasg zee heen. want o wee als de schroef in d massa's wier verward raakt! Maar voor d* e toerist, die tevens natuurvriend is, ka een dergelijk ongelukje een prachtervi ring opleveren. Want de Sargassozee een waar paradijsje! Een Engelsch on dekkingsreiziger, die zich aan boord va een vrachtschip bevond, dat van Wes Indië naar Spanje voer, vertelt, hoe i- eens vlak bij de Sargassozee averij krf !jj' gen en toen daar stil bleven liggen om (f0*11 machine te repareeren. Dat was een verrukkelijke tijd! Als in een roeiboot over het spiegelglad* watervlak van deze sprookjeszee vaart, da sta je van uur tot uur verstomd over prachtige dingen, die je daar te zien kriji In het diepblauwe water wiegen zich rozetten van het gele berenwier, aan wel Spaanschen naam Sargasso de heele zijn naam te danken heeft. Deze wiere zijn van onder tot boven bezet met allerl dieren. Schattige posthoorntjes zitten b dozijnen op elk blad, kleine kreeften drijve rond, bontgekleurde slakken schijnen bloemen te bloeien op de groene wate planten, terwijl zeesterren den bodem b< dekken en sierlijke glimwormen hun lamp jes tusschen al die pracht laten flonkere Overal waar men kijkt op de dichte wie banken, die vaak als dammen voor boot liggen ziet men leven en bewegin Daar loopen fantastisch gevormde krf ben, groote en kleine garnalen. Heele lonies vreemd gevormde, helkleurige in sc r k dit i 1 dei tv, it 1 die V€ a P em Een prentenboek van geweldigen levensrijkdom. visschen drijven rond in de kristalhelde meertjes, die tusschen de wierwouden ru ten. Als je er lang naar kijkt, moet onwillekeurig denken: zóó moet hel p radijs er hebben uitgezien, lang voor eerste mensch op aarde verscheen Hel alles zoo stil en plechtig, net of de scne ping pas begonnen Is. Er zijn visschen b waarvan je direct voelt: die heeft h geen mensch ter wereld ooit gezien, o zijn nog in geen enkel boek beschreve - Bonte lipvlsschen. wonderlijke zeenaalde vuurroode barbeelen, gestreepte haaien heele kolonies gloeiendroze. viooltjes-Dis kolonies gloeiendroze, viooltjes- we en oranje vleugelslakken. En dan schijnen als allermooiste wezentjes t( tt, kens weer de „Portugeesche Galeien - lijken op vliegende visschen en bestal uit een wondermooi, blauwgekleurd boot t. doorzichtig als glas met daarop een roi ,el rood kegeltje, waaruit tallooze sier::.1" draden afhangen. Een prentenboek van geweldigen leven rijkdom ligt opengeslagen voor om jaren later blijft die heerlijke tijd in Sargassozee een onvergetelijke heritui ring!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 16