Tijgerjacht in
Mansjoekwo
Vacantie!
ANEKDOTEN
„Ja, Juf. Maar, o Juf, mogen we dan
Zaterdag allemaal weer komen?"
„Nee, nee hoor. Zaterdag Anneke alleen,"
Bei juf Marie. En daar bleef het bij.
Een heel klein verlegen kindje wandel
de, klos, klos op haar klompjes, dien Za
terdagmiddag naar het huisje van juf Ma
rie. Haar hartje klopte in haar keel, want
ze was erg bang, dat juf boos zou zijn. Het
leek ook zóó onaardig, dat ze heelemaal
niet eens meegekomen was met de ande
ren. Maar zij hadden nu eenmaal geen
tuin, waar van die prachtige rozen in
stonden als bij de anderen. En met zoo'n ge
woon bouquetje uit de wei durfde ze niet
aankomen, dan zouden de kinderen haar
zeker hebben uitgelachen. In haar hartje
wist Anneke wel, dat het laf van haar was,
want juf was immers zoo lief, die zou er
zeker toch blij mee geweest zijn! Maar.
nee, ze deed het toch maar niet! En nu
moest ze, Juf had het gezegd! Eigenlijk
was ze er toch wel blij om, blij en een
beetje trotsch, dat zij nu alleen mocht!
Maar ze had zoo dolgraag iets moois, iets
echts voor juf Marie meegebracht! Na
tuurlijk had ze een grooten bos boter
bloemen bij zich, maar verder....
Anneke stond opeens stil en deed haar
linkerhandje open. Daar lag iets in: een
mooie zwarte zonnepit. Ze had hem van
vader gekregen en die had gezegd: ,,stop
die maar in den grond, dan komt er vol
gend jaar een zonnebloem uit". Anneke
had het haast niet kunnen gelooven, maar
vader had gezegd: ..Echt waar, je zult het
zien".
Zou ze nu die zonnepit aan juf Marie
durven geven? dacht Anneke. Het leek
maar zoo'n klein nietig dingetje, maar
verbeeld je, dat daar nu eens écht een
zonnebloem uit zou komen, als Jufs moe
der hem in den grond stopte! Zou ze dan
maar
O, wat was juf Marie blij, dat ze haar
kleine Anneke zag! En nog veel blijer was
ze met de zonnepit.
Dat is" zei juf Marie „het prach
tigste cadeau, dat ik ooit gekregen heb.
Weet je waarom? In die zonnepit daar zit
nu letterlijk alles in.
Eerst komen er jonge, groene blaadjes
uit, dat is de lente. Dan een dikke, dikke,
ruige knop en die kan ik dan heel lang-
zaam zien opengaan, tot het een groote
prachtige stralende bloem is met een
donkerbruin iluweelig hart: dat zijn de
zomer en de zon, want die bloem lijkt
net een zonnetje. En dan, als het herfst
wordt, vallen de bloemblaadjes af en wor
den de vruchtjes rijp. En dan komen wel
honderd vogeltjes in mijn tuin om de
pitjes uit te pikken: meesjes, muschjes,
roodborstjes en nog veel meer! En dan....
heb ik een heele doos vol zonnepitten en
daar rijg ik een halsketting van voor
wie denk je wel?"
Anneke durfde het haast niet denken
maar toen Juf haar zoo heel vriendelijk
aankeek, fluisterde ze toch: „Voor mij?
„Ja" zei juf Marie .een halsketting voor
mijn lieve, kleine Anneke". Nu, die ketting
\an haar eigen zonnebloem heeft Anneke
lieusch gekregen. En toen de ketting af
was, was juf Marie weer beter!
R. DE RUYTERv. d. FEER.
Maanden van geduld zijn noodig om
den wrudkoning te vinden.
Een heelen tijd geleden heb ik jullie
eens iets verteld over de jacht op de Ben-
mlsche titgers, die over de heele wereld
beroemd zijn
wist misschien niet, dat er echter
nog grootere en sterkere tijgers bestaan
dan de Bengaalsche en dat zijn de tijgers
in Mandsjoekwo of Mandsjoerije. Terwijl
een Bengaalsche tijger gemiddeld 200 K.G.
weegt. is een gewicht van 300 K.G. voor
zoo'n gestreept monster uit Mandsjoekwo
geen zeldzaamheid De jacht er op brengt
echter nogal wat bezwaren met zich mee.
Een vreemdeling zal het bijvoor
beeld nooit wagen, in Mandsjoekwo
op de tijgerjacht te gaan. vóór hij er in
geslaagd is, vriendschap te sluiten met de
z.g. „rechtgeloovigen". een groep Russische
bèroepsjager.s. die als nomaden in de on
metelijke wouden leven en er een speciale,
zeer strengen godsdienst op na houden.
Het zijn eerlijke, maar ruwe kerels. Ze
hebben een eigen opperhoofd, maken zelf
hun geweren en schieten met looden ko
gels zoo groot als pruimen. Als je dus
geen heel goede vrienden met die jagers
bent, behoef je het niet te wagen, op hun
jachtterrein te komen: je zou anders zelf
wel eens zoo'n looden pruim naar je hoofd
kunnen krijgen!
De tijgerjacht in Mandsjoekwo wordt
stelselmatig en uitsluitend om de verdien
ste beoefend. Enkel voor de sport zal nie
mand er aan beginnen, daarvoor zijn de
vermoeienissen te groot. Maanden en
maanden lang volgen de jagers soms het
spoor van den woudkoning en gelukt het
her, dan. er een te schieten, dan kunnen
ze het dier bij lederen Chlneeschen apo
theker, die het geld te missen heeft, voor
1000 Mexicaansche dollars verkoopen. Dit
lijkt een verbazend groote som, maar het
staat ongeveer gelijk met f. 420.
In China kan men van een tijgerlichaam
nJ. zoo ongeveer alles maken, wat de
apotheker in zijn kast noodig heeft:
vleesch, ingewanden, beenderen, klauwen,
Het is heel moeilijk, den woudkoning
onder schot te krijgen.
haar enz. enz. alles dient voor het berei
den van genees- en toovermiddeler,.
Bijzonder veel geld krijgt een jager, als
hij het geluk heeft, een tijger te schieten,
die op zijn gele voorhoofd een zwarte tee-
kening draagt, die een beetje lijkt op het
Chineesche letterteeken voor „heerscher"
of „koning". Dan heeft men stellig met
een koningstijger te doen, ik wiens lichaam
wonderbare krachten huizen!
Ieder jaar worden ongeveer 20 tijgers in
Noord-Mandsjoerije geschoten: het groot
ste tot dusverre bekend geworden exem
plaar werd in 1904, kort voor het uitbre
ken van den Russisch-Japanschen oorlog
in de nabijheid van Kirin neergelegd. Dit
monster, welks huid aan den Tsaar van
Rusland werd gezonden, woog 330 K.G.i
Een andere tijger, in 1911 in Mandsjoe
rije neergelegd, was meer dan 3'It meter
lang en de laatste echte „Koningstijger"
met het teeken op het voorhoofd, werd in
1936 geschoten. Er werd door een apothe
ker in Charbin 1100 Mex. dollars voor be
taald.
De tijgerjacht zelf is zooals ik al
zeide een erg lastig karwei. Want ter
wijl in Indië de tijger met behulp van
olifanten en drijvers wordt gejaagd, gaat
de Mandsjoerijsche jager er heel alleen op
uit. Zoodra de eerste sneeuw gevallen is,
dwaald de jager met zijn honden dag in
dag uit' door de eindelooze wouden en on
metelijke steppen om naar een spoor te
zoeken.
Dikwijls ouurt het weken voor hij iets
vindt en gedurende dien tijd leeft de ja
ger uitsluitend van het voedsel, dat hij in
den rugzak meeneemt of het kleine wild,
dat hij schiet, 's Nachts slaapt hij in een
eenpersoonstentje en dikwijls raakt gedu
rende deze zwerftochten zijn proviand op,
vóór hij een tijgerspoor heeft ontdekt,
zoodat er dan niets anders op zit dan naar
huis te gaan en nieuwen voorraad halen.
Heeft de jager dan eindelijk een spoor
ontdekt, dan is het meestal twee dagen
oud en nu moet hij maar steeds dit spoor
volgen. Ook dit kan weer dagen duren. Is
de jager na ontzaggelijk veel moeite en
geduld eindelijk den tijger tot op een paar
uur afstands genaderd, dan moet hij er op
tekenen, dat deze hem ook allang geroken
heeft. Het dier voelt instinctief, dat er
gevaar dreigt en zal nu probeeren, om den
jager heen te sluipen en hem van ter
zijde te bespringen. De jager wordt nu
dus de vervolgde en oppassen is de bood-
schap! Het beste is, dat hij zich geheel
verlaat op zijn hnden: groote, woed
beesten, die den tijger hoe laj*
hoe dichter besluipen en hem tenslc?
aanvallen. Terwijl nu de tijger al zijn aa-'
dacht op de honden richt, probeert^
jager hem onder schot te krijgen Dit
natuurlijk lang niet gemakkelijk en
nige hond is hierbij al door de kogels v;
zijn eigen meester gevallen, terwijl de tl
ger zelf ongedeerd bleef.
Is de woudkoning eindelijk geveld,
wordt het lichaam onder een hoogeii
pel takken en bladeren begraven, om h
tegen wolven en andere roofdieren te té
schutten en de jager spoedt zich ijling
naar huis om een slede te halen, waarmê
de kostbare buit zal worden vervoerd.
dan heeft de jager het sommetje van H:
verdiend.... een akelig beetje als jen:
gaat, wat een vreeselijke moeite hij
voor heeft gedaan. Van deze som kun je
Mandsjoekwo echter gemakkelijk een h;
jaar leven!
Het jaar 1936 wordt beschouwd als h<
beste tijgerjaar; toen kwamen de roof
dieren zoo dicht bij de spoorbaan, dat e:
spoorwachter er eens vanuit een wact:
huisje een kon schieten. In de jaren 15:
en '38 wa£ de buit veel geringer. De ooi
zaak hiervan is, dat de bosschen steef
meer gekapt worden en het land steedi
verder ontgonnen.
De tijgers zijn hun leven niet meer 2ete
en trekken voortdurend meer naar
Noorden in de groote, stille bosschen
nog nimmer door menschenvoeten betre
den zijn.
Hoera, hoera, de school gaat uit
Het is vandaag voor 't laatst
Opzijopzij Wij zijn zoo blij
Ruim baan, wij hebben haast
We weten niet, hoe vlug we wel
Naar huis toe zullen komen
Nu gaat het in; dit is 't begin
Van duizend schoone droomen
Hoera, hoera, het is mooi weer
Dat is nogeens een pret
Nu vlug je plechtig schoolgezicht
Achter de deur gezet
En uit je hersens laat gerust
Maar alle wijsheid smelten
Wij leven vrij, wij leven blij
Wij zetten 't huis op stelten
Hoera, hoera, waar bent u, Moe
Toe helpt U ons eens vlug
Wat brood, wat melk, wat snoep voor i
De rugzak op den rug
Nu zult U wat beleven, Moe
Uw ooren zullen tuiten
Maar na die jool. gaan wij weer schwi
En danmag U naar buiten
MARIE MICHOt
„Zeg eens, Wimpie", vraagt de bezon;
ster aan den vijfjarigen zoon, „hoen»
kinderen heeft je Moeder?"
„Geen een", zegt Wimple heel ernstif
„Malle jongen, en jij dan?"
„Ik ook niet, mevrouw".
Ingezonden door Ineke Boterenbrooi.
..Moesje, Moesje!" riep kleine Toos,
toch gauw in de keuken. De melk is P?
ter geworden dan het pannetje!"
Ingezonden door Koos Kromhout.
Hij wachtte.
Een jongen zit in een appelboom
boer komt aan met een stok in zijn hu*
„Wat voer jij daar uit, bengel? Zeker >f
peis stelen, hè?"
„Neen, ik zit hier te wachten, Baas'
„Waarop?"
„Tot je weer weg bent!"