§EB3a2H3E!a
Juf Marie en de kinderen
Saterdag 23 Juli 1938
No. 21
Een mooi geschenk van Anneke Jans
79ste Jaargang
/an een zonnepit, waar
alles in zat!
Q
In het heele dorp was er geen vroolijker
pensch dan juf Marie uit de eerste klas!
Us ze 's morgens op haar fiets naar school
(eed lachte ze om de kleintjes, die als
ten troepje jonge poesjes om haar heen
Jrongen. Dan streek ze ze één voor één
|ens over de blonde of donkere haren of
,ngs de blozende wangetjes. En ze zette
plu» haar fiets neer en liep de klas in,
pooide een raam open en riep: „Wie heeft
vandaag weer dat prachtige weer be
tid?" (ook als het pijpestelen regende),
[in als de kinderen dan soms schater-
Ihiend uitriepen: „maar Juf, het regent
I:: het giet!" dan zei ze: „Hindert niet,
k:oi weer is het toch, nu kan het land
kas heerlijk opfrisschen".
I Zóó was juf Marie nu, ze vond altijd
|l!es goed! Maar als je denkt dat ze een
lelig doetje was, dan heb je het mis. Ze
ias keurig netjes hoor, erg precies op het
en soms kon ze ook wel eens streng
pa. Ze wilde bijv. dat de kleintjes echt
ed leerden lezen, niet zoomaar een
|?e'je dreunen hoor (zei ze) maar precies
f ie praat! En zelf las juf Marie prachtig.
P: kinderen zaten met open monden te
fi leren als op Zaterdagmorgen het voor-
riuurtjes was aangebroken.
[Als juf Marie las, dan zag je alles ge-
puren. Dan hoorde je het fluisteren van
hooge denneboomen in het bosch en
|d gekwinkeleer van duizenden vogeltjes,
w zag je de bloeiende wei met de heer-
Kk gele boterbloemen en de witte ster-
f'les van madeliefjes, dan voelde je de
sierende gloeiende zonnestralen op je
[sen rug en je wangen! Zóó kon juf Ma-
p lezen of vertellen.
J)e natuur kindertjes", zei ze dan „is
allermooiste boek dat je ooit lezen
nt. Ga naar buiten en kijk, geef je
)?en den kost en wees dankbaar voor
groote heerlijkheid! Als je maar veel,
*1 veel van de bloemen en de zon, de
'iels en de dieren houdt, dan heb je het
k'ijd zóó druk met genieten, dat je geen
lid overhoudt om kattekwaad uit te
"uien".
I Juf Marie hield zelf ook erg veel van
Mren en ze leerde haar kleintjes, hoe
met hen moesten omgaan. Nooit pla-
nooit schrikachtig en opgewonden
l«n. maar. rustig en vriendelijk net als
zelf graag behandeld wilt worden. De
"deren die nu al in de vierde klas zaten,
f-iten nog goed, hoe juf Marie eens een
vogeltje, dat uit het nest gevallen
[z-, met stukjes geweekt brood had ge-
[erd en opgekweekt en hoe die toen later
f lens weer bij de school terugkwam in
ft venster ging zitten om met het kopje
tuin een liedje te zingen, net of het
f??en woü: „Dank, dank, dank, juf
larie".
I^at moet ik nog meer van juf Marie
vertellen? Zeker niet, dat de kinderen alle
maal dol op haar waren, want dat heb je
zoo al begrepen. En ook niet, dat ze mooi,
blond haar had met een klein beetje grijs
er door (goud met zilver zeiden de kinde
ren) en heel vriendelijke blauwe oogen,
want zóó had je je haar nu precies voor-
gesteld, is het niet?
Alleen vertel ik je nog dat juf Marie
altijd het meest hield van die kinderen,
die het allerstils» en verlegenst waren.
Je kent ze wel, want ze zitten in alle eer
ste klassen en op een dorp zijn ze nog een
tikje verlegener dan in de stad.
Van die kleine, magere jongetjes met
vieze neusjes, of heel spichtige schuchtere
meisjes met twee onnoozele kleine plek-
vlechtjes, waar je met de grootste moeite
nog geen woord uit kunt krijgen.
Juf Marie probeerde ook maar niet, ze
aan het praten te krijgen: ze tilde ze
eenvoudig op haar schoot en drukte ze
tegen zich aan en zei: „Jij bent een braaf
kindje hoor, ik houd veel van jou" maar
eerst veegde ze natuurlijk de neusjes af
met een grooten spierwitten zakdoek!
Zoo kwam het, dat niemand in de eerste
klas zich ooit de domste of de armste, de
zieligste of de magerste of de verlegenste
voelde, want juf Marie vond die kleine
schrlebeltjes juist de liefste. Dat was érg
prettig, dat kun je wel begrijpen.
Eens op een dag leek het wel, of de
zon lang zoo stralend niet scheen als an
ders. En toch was het een heerlijke war
me Juli-dag. Dat kwam, omdat juf Marie
er op eens niet was. De kleintjes uit de
eerste klas liepen even hulpeloos rond, tot
ze door de juffrouw van de tweede wer
den opgevangen. En de juffrouwen en
meesters, ook de oude bovenmeester met
het witte sikje, stonden in een kringetje
bij elkaar en praatten er over.
„Ze was allang erg moe" zei er een.
„Nooit iets gemerkt", zei een ander.
„Marie klaagde niet gauw, weet je".
„Zou het erg zijn! Zou het lang duren?"
„Niets van te zeggen nog. Ik ga van
middag eens kijken".
Het was dien morgen erg stil in de klas,
stil en vreemd. Want juf Marie was weg,
het was haast niet te gelooven! De kin
deren waren gehoorzaam en flink, want ze
wilden het de juffrouw van de tweede,
die nu twee klassen had, niet lastig ma
ken. Maar lachen deden ze dien morgen
niet en kleine Anneke Jans, het magere
kindje uit de woonschuit, die zoo erg arm
was en zoo vreeselijk veel moeite had met
de sommetjes, barstte opeens in huilen
uit. Nu. en toen had de heele klas graag
een deuntje meegehuild.
Zoo erg als dien eersten dag bleef het
natuurlijk niet. Je went aan alles en als
je in de eerste klas zit ben je vroolijk
en blij, dat spreekt vanzelf. Al heel gauw
konden de kleintjes het best vinden met
juf Wilkens, die voor juf Marie in de
plaats was gekomen. Want juf Marie bleef
lang ziek. Ze lag in haar klein, wit huisje
aan het eind van de dorpsstraat voor het
raam. Dat was vlak bij de school en de
meeste kinderen moesten er als ze naar
huis gingen voorbij. Nu, je begrijpt dat
het iederen dag een gewuif en gelach was,
zoo druk zelfs, dat juf Marie's moeder er
soms een eind aan maakte door het gor
dijn te sluiten.
Maar de Woensdagmiddag was altijd het
fijnste. Dan mocht juf Marie een half
uurtje bezoek hebben en de halve eerste
klas stond dan met bloemen ln de hand
voor het hekje te wachten. En als ze dan
beloofden héél rustig te zijn, mochten ze
op een rijtje binnenkomen. En juf Marie
zei dan: „Kijk, kijk, nu heb ik mijn klasje
weer bij elkaar. Dag Wim, dag Kees, dag
Wiesje, dag Beppieen zoo noemde zij
ze allemaal op.
Maar eens vroeg Juf: „maar.... waar
ls mijn kleine Anneke toch?"
„Anneke Jans, Juf, uit de woonschuit?"
„Ja, die lieve, kleine Anneke?"
„Ze wil niet mee. Juf. Als we zeggen:
ga je ook mee naar juf Marie, dan krijgt
ze een kleur en loopt hard weg. Die gekke
meid, hè?"
Juf antwoordde niet, maar zei later bij
het afscheid nemen: „Zeg maar aan An
neke, dat ze op Zaterdagmiddag eens hier
moet komen om twee uur. Vriendelijk
zeggen, niet snauwen, hoor!"
Wat was juf Marie blij, dat ze haar kleine Anneke zag!