Ons Kort Verhagl
Het Britsche Koningspaar
weer thuis
79ste Jaargang
LEfDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Juli 1938
Vierde Blad
No 24025
F inancieel-Economisch
Weekoverzicht
Is het Amerikaansche herstel
natuurlijk?
ViSSCHERIJ-BERKHIEN
Voorzichtigheid blijft ook
thans geboden
GEVEILDE PERCEELEN
Na onthulling van monument voor gevallen
Australiërs
De overtreding.
(Van onzen financieelen medewerker).
Het herstel van den Amerikaanschen
patiënt schijnt aan te houden. Wij hebben
ons niet laten ontmoedigen door enkele
dagen van terugval en aarzeling: de ge
stagneerde bloedsomloop komt langzaam
weer in beweging, het hart gaat wat snel
ler kloppen en iets, wat op de eerste aan
duidingen van een blos gelijkt, verschijnt
op het gelaat van den zieke. Zijn het de
Injecties, die dit heilzame werk verrichten
oi zijn het de natuurlijke krachten, die ge
leidelijk de overwinning behalen over de
destructieve invloeden? Wij durven op deze
de toekomst beheerschende vraag nog geen
definitief antwoord te geven. En toch zou
het struisvogelpolitiek zijn, zich uitsluitend
te vergasten aan den opwekkenden aan
blik van een levendige beurs zonder zich
te verdiepen in de oorzaken dier opleving.
Want mocht het inderdaad in hoofdzaak
de „pump-priming" zijn, die het uitge
putte lichaam nieuw leven inblaast, dan
ls de vrees gerechtvaardigd, dat het her
stel slechts zal aanhouden zoolang de
kunstmatige stimulansen in het lichaam
worden gepompt. Komt aan deze inpom
ping een einde (en dat dit einde zal ko
men is zeker), dan hangt het voortduren
van het herstel er van af, of het lichaam
van nature weer zooveel kracht en moed
verzameld heeft, dat het het stimuleeren-
de werk der inspuitingen kan voortzetten,
d.w.z. of dan het particuliere kapitaal be
reid is, de taak der regeerings-dokters over
te nemen. En dit is weer afhankelijk van
de vraag, of dit kapitaal voldoende ver
trouwen heeft in een ongehinderde uit
oefening van opbouwende werkzaamheden
met name of het niet opnieuw door re-
geeringsbemoeizucht zal worden afge
schrikt.
Persoonlijk blijven wij nog steeds ge
neigd te gelooven, dat in het door
brekend Amerikaansch conjunctuur-
herstel niet kunstmatige doch natuur
lijke factoren de voornaamste rol spe
len en dat deze ook niet zullen nalaten
hun invloed uit te oefenen op de con
junctuur in het oude werelddeel. Wan
neer men bedenkt, dat de Ver. Staten,
welker oppervlakte niet meer dan 6%
van den aardbol beslaat en die slechts
Vit der wereldbevolking herbergen, ten
aanzien van de voornaamste goederen
markten een overheerschende plaats in
d( consumptie innemen, (petroleum,
rubber, koper, tin, ijzer, steenkool, sui
ker, koffie, cacao, katoen, zijde) en
tevens de belangrijkste producent zijn
van een reeks van goederen (petro
leum, tarwe, katoen, koper, ijzer, lood,
steenkool), dan wordt het duidelijk, dat
de Amerikaansche conjunctuur een ge
wichtig rad is aan de economische we
reldmachine.
De New-Yorksche beurs is sinds het
(chrijven van ons vorig overzicht weder
ei vooruit geloopen op de conjunctuur,
vaarna zij opnieuw een adempauze heeft
genomen, om eens achterom te kijken, of
het zakenleven wel volgt. En inderdaad
hunnen wij deze week op enkele uitge
sproken verbeteringsfactoren wijzen. Zoo
Ms de winst van 29 Amerikaansche in-
öustrieele ondernemingen in het tweede
kwartaal nog wel 73"/» lager dan die in
het overeenkomstig kwartaal van 1937,
doch 55% boven die van het eerste kwar
taal van 1938. Zoo vertoonden de werk
loosheidscijfers, ofschoon in absoluten zin
nog uitermate hoog, in Juni voor het eerst
sedert Novermber 1937 een daling.Zoo is een
duidelijke verbetering merkbaar in de
kleinhandelsomzetten, terwijl uit de auto
mobielindustrie gunstige berichten komen.
De wagonladingen nemen toe, het verbruik
wan electriciteit is stijgend. De grooten
deels als gevolg van de doorgevoerde prijs
verlagingen toegenomen bedrijvigheid in
de staalnijverheid heeft zich nog intensie
ver voortgezet: in twee weken tijds is de
activiteit van ruim 22% tot ruim 36% toe
genomen en men verwacht, dat zij binnen
twee maanden weer tot ca. 60% zal zijn
opgevoerd. Daarnaast wordt groot gewicht
toegekend aan de onderhandelingen, welke
thans tusschen werkgevers en werknemers
zoowel in de staalindustrie als bij de
spoorwegen worden gevoerd omtrent loons
verlagingen. Zulke loonsverlagingen zijn
thans dringend gewenscht, in de staalin
dustrie om den invloed der prijsverlaging
compenseeren, bij de spoorwegen om
het bedrijf weer eenigszins rendabel te ma-
hen en in het algemeen om de nog steeds
heerschende dispariteit tusschen kosten
en prijzen althans zooveel mogelijk te ver
zachten. Het feit, dat tot dusver van de
zijde der werknemers nog niet met sta
king is gedreigd, mag wellicht als een aan
duiding worden beschouwd, dat ook zij
zaans de redelijkheid van zulk een verla-
Png inzien.
Toch staan tegenover al deze vrij gun-
st'ge symptomen nog factoren van
minder opwekkenden aard. Zoo be
schouwen wij het feit, dat de president
der Reconstruction Finance Corpora-
'ion de banken er van heeft beschul
digd, ondanks haar groote liquiditeit,
veel te weinig scheutig te zijn met de
'redietverleeniug, als een minder gun-
nlg symptoom. De vraag rijst immers,
waarom zijn de banken zoo tcrughou-
kink in den kabel, waarneer de ban
ken het niet wagen, het crediet-inpom-
pings-systeem van de regcering te vol
gen? Dit en andere minder gunstige
symptomen zijn reden genoeg, om nog
steeds de grootste voorzichtigheid te
betrachten in dc beoordeeling der Ame
rikaansche conjunctuur en haar heraut
Wall Strdet.
Het zijn deze overwegingen gepaard aan
argumenten van polltieken aard, die de
Amsterdamsche beurs er toe hebben ge,
leid, den pas te markeeren. De omzet
blijft gering en er is geen sprake van een
werkelijke haussebeweging. Van belang is
tevens, dat ook de obligatiemarkt een
vaste houding blijft aan den dag leggen,
zoodat bijv. de 33'/i% leening boven de
102 noteert: een vrij duidelijke aanwij
zing, dat de belangstelling voor aandeelen
nog maar matig blijft. De ontwikkeling der
binnenlandsche conjunctuur is hierop on
getwijfeld van invloed geweest. De in-
dustrieele bedrijvigheid is hetzii stabiel of
beweegt zich in nederwaartsche richting.
Dat de Hoilandsche Kunstzijde Industrie
te Breda zich gedwongen heeft gezien, de
productie in Nederland en bil haar buiten-
landsche dochtermaatschappijen met ca.
50 te verminderen als gevolg van de
slechte situatie in de binnen, en buiten-
landsche kunstzijdemarkt, is inderdaad een
bericht van weinig opwekkenden aard. Ook
uit vele andere industrieën (Philips, Twen
te bijv.) luiden de berichten nog niet over
matig gunstig. In de scheepvaart ls na
een korte periode van scherpe opleving
weer een vrij ernstige reactie dalende (het
indexcijfer van den „Economist" viel van
169 j8 in September 1937 tot 111.9 in Juni
1938) en het ladingsaanbod is ingekrom
pen. hetgeen vooral tot uiting komt In de
La Plata^markt, de kurk waarop de
vrachtenmarkt grootendeels drijft. Het is
niet te verwonderen, dat het plan voor een
zgn. „compensatie-pool" voor de wilde vaart
weer op den voorgrond is gebracht en po
gingen worden aangewend, een internatio
naal oplegschema op deze basis, doch te
vens insluitend de lijnvaart, aanvaard te
krijgen. Reeds hebben de Britsche eigenaars
van. vrachtschepen hun stem voor zulk
een plan uitgebracht. Wij gelooven, dat het
voor de scheepvaart in het algemeen hoogst
gewenscht zou zijn, indien inderdaad zulk
een oplegschema op internationale basis
tot stand zou kunnen komen.
dend
waarom durven zij niet in gToo-
mate aan de credietvraag te vol
doen,
•s er dan toch nog ergens een
•y) ju.
De goederenmarkten hebben door hun
prijshoudende tot vaste stemming er toe
bijgedragen, een vasten ondertoon ter
beurze van Amsterdam te scheppen. Spe
ciale aandacht is deze wreek geconcentreerd
geweest op de suiker. Na lange beraadsla
gingen en na overwinning van wel zeer
groote moeilijkheden is de Internationale
Suikerraad tot overeenstemming gekomen
ten aanzien van de vaststelling der export,
quota naar de vrije markt voor het tweede
quotajaar (dat 1 Sept. ingaat).
Het bloote feit reeds, dat een zestien
tal landen in zulk een moeilijke materie
een accoord heeft kunnen bereiken in
een geest van ware internationale sa
menwerking, moet in het huidige tijds
gewricht ten zeerste worden toege
juicht.
Nadat men de behoefte van de vrije
markt zeer conservatief op 3.150.000 ton
had geraamd, moest de aanvoer op die
markt aan deze raming worden aangepast.
Men heeft dit bereikt door een algemeene
quotaverlaging met 5 en door een vrij-
willigen afstand van quota door de ver
schillende laaiden, waarbij zelfs het Brit
sche Rijk de geste heeft gedaan van een
afstand van 20.000 ton. Men kan thans
redelijkerwijze verwachten, dat door deze
maatregelen statistisch levenwtcht is be
reikt en dat de toekomst er voor de suiker
industrie wat hoopvoller zal gaan uitzien.
Java zal in het tweede iaar 973.500 ton
mogen exporteeren tegen 1.050.000 ton in het
thans loopende iaar. Ook hier een belang-
lijk offer natuurlijk, dat men hoopt door
stijgende prijzen gecompenseerd te krijgen.
De NTVAS is er in elk geval reeds in ge
slaagd. de prijzen voor den export verder
te verhoogen. Zeer groote suikerafdoenin
gen worden vermeld en het is nu zeker,
dat de achterstand in de verkoopen vóór
eind Augustus volledig zal zijn ingehaald.
Een aangename verrassing werd ons de
zer dagen bezorgd door het bericht dat
de Koninklijke Petroleum Mij door mid
del van haar Nederlandsche distributie
maatschappij beslag heeft laten leggen op
10.000 ton Mexicaansche petroleum, af-
komstig van de velden van haar „ont
eigende" dochteronderneming de Mexican
Eagle. De Mexicaansche regeering had
deze gestolen olie in een Zweedschen tan
ker geladen, die rustig de Schelde opvoer
in de richting van Antwerpen. De Konink
lijke was er echter als de kippen bij en
legde, na verkregen vergunning van den
president der rechtbank te Middelburg
beslag op den inhoud van het schip, toen
het zich tegenover Hansweert bevond
Men moet het toejuichen, dat de Ko
ninklijke, nu in Mexico zelf geen recht is
te verkrijgen, op deze wijze tracht haar
rechten op de Mexicaansche olie te hand
haven. Met groote belangstelling zal men
het verloop van deze actie moeten volgen.
Indien zij slaagt, zal zij wellicht de moge
lijkheid openen, om ook in andere landen
de Mexicaansche olie te achtervolgen.
De Berlijnsche beurs heeft de laatste
weken aan zeer scherpe koersdalingen
blootgestaan. In het algemeen zijn de ge
beurtenissen aan deze beurs voor de fi-
nancieele wereld van ondergeschikt be
lang geworden als gevolg van de econo-
misch-financieele isoleering van Duitsch-
j lar.d. Ditmaal evenwel Is de inzinking zoo
I algemeen en zoo sterk geweest, dat wij er
wel eens de aandacht aan moeten wijden.
Wij zullen wel niet ver van de waarheid
zijn, wanneer wij de daling grootendeels
toeschrijven aan de maatregelen tegen
het Joodsche kapitaal, De verplichte re
gistratie en de dreiging van confiscatie
geven natuurlijkerwijze aanleiding tot het
op de markt gooien van groote posten
aandeelen uit Joodsch bezit, hetgeen van
zelfsprekend den Joden weer uiterst kwa
lijk wordt genomen. Daarnaast hebben de
nieuwe maatregelen, volgens welke de fi
nanciering der industrie niet langer op
credietbasis zal plaats vinden, ontwrich
tend gewerkt. De Berlijnsche beurs, die
toch reeds tot het gebeente was uitgedund
en het typische voorbeeld is van een „thin
market", ondervindt thans de droevige ge
volgen van Duitschland's finarucieele
iNadruk verboden).
IN JUNI BRACHT DE ZEE-VISSCHERIJ
RUIM VA TON OP.
Aan het maandoverzicht over Juni j.l. omtrent
de uitkomsten der visscherjj ontleenen wij het
volgende:
Zeevisscherij. - Aan de zeevisscheru namen
398 (Juni vorig jaar 508) Nederlandsche vaar
tuigen deel. Bovendien vischten nog eenige
stoomtrawlers en motortrawlers aan de West
kust van Engeland. Door Nederlandsche en
vreemde vaartuigen werd volgens voorloopige
opgaven hier te lande aangevoerd 4.058.857
(6.559.126) kg. visch met een waarde van
f. 765.252 (f. 954.492).
DE HARINGVISSCHERIJ.
(Van onzen visscherijmedewerker).
De afgeloopen week is het duidelijk merkbaar
geweest, dat thans nagenoeg de geheele vloot
aan de visscherij deelneemt en dat met de volle
vleet gevischt wordt. Het waren hoofdzakelijk
Katwijksche schepen, die binnenkwamen; hoe
wel de vlugste Vlaardingsche en Scheveningsche
schepen toch ook reeds hun haring aan de markt
brachten.
De visscherij is matig, tusschen slecht en goed
in; wij kunnen dit onder de gegeven omstandig
heden als een geluk beschouwen. De aanvoeren
zijn thans ruim voldoende om aan de directe
vraag te voldoen. De export komt langzaam op
gang en de handelaren zijn tegen het huidige
prijspeil in staat met de buitenlandsche con
currentie mee te doen. De handel zal echter
wel moeite hebben verschillende verloren afzet
gebieden te heroveren. Er moet rekening mede
gehouden, dat in Schotland ongeveer 100.000
vaten meer gezouten zijn dan het vorig jaar.
terwijl wij zonder een ton voorraad zitten.
Maandag was de aanvoer niet groot en ten
gevolge hiervan liepen de prijzen wat op. Voor
de groene haring werd rond de f.30 betaald,
een prijs, dien we de laatste week niet meer ge
wend waren. De volgende dagen nam de aan
voer van groene haring in verhouding sterk
toe en de prijzen liepen spoedig tot f.20 per
ton terug. De prijzen voor de overige soorten
Maatjes liepen eveneens wat omlaag, doch kon
den zich toch handhaven tusschen f. 16 en f. 19
per ton. De eerste Volleharing werd eveneens
aangebracht en bracht ongeveer dezelfde prij
zen op. Wanneer de visscherij niet toeneemt
zullen de prijzen van de Maatjesharing niet veel
meer dalen, daar de vraag naar deze soort ha
ring groot is, vooral voor binnenlandsch ge
bruik. Hoe het prijsverloop voor de Vólleharlng
zal zijn. laat zich nog rdet. voorspellen; de vangst
zal hierin de voornaamste rol spelen.
Ten overstaan van mr. H. M. A. Coebergh.
notaris te Leiden:
Het winkelhuis, woonhuis, garage en afzon
derlijke bovenwoning Rijnstraat 19 en 21 te
zamen in bod voor f. 6800. kooper de heer D.
van Lith q.q. te Leiden voor f, 7000.
Het huis en erf Hoefstraat 62. in bod f. 2250.
kooper de heer J. van Iterson q.q. te Leiden
voor f. 2410.
Het huis en erf Kruisstraat 43, in bod f. 460,
kooper de heer L. Broerstra te Leiden voor
f. 460.
Het huis en erf Clarasteeg 21 is niet gegund.
Om 1.27 uur gistermiddag Ls het Engel-
sche koningspaar te Villers Bretonneux
gearriveerd.
Alvorens uit Parijs te vertrekken, had de
koning een telegram gezonden aan Dala-
dier, waarin hij zeide, dat de militaire pa
rade een grooten Indruk op hem heeft ge
maakt. Daladier heeft hiervoor telegrafisch
zijn dank uitgesproken.
Bij de onthulling van het monument
voor de ln den oorlog gevallen Australiërs
heeft president Lebrun een rede gehou
den, waarin hij o.a. zeide, dat dit de derde
keer is dat op Franschen bodem een mo
nument wordt onthuld ter eere van de
zonen van Engeland die op Franschen
grond zijn gesneuveld, eerst te Thiepval,
daarna te Vimy en thans op het beroemde
plateau van Sancerre ter eere van het
Australian New Zealand Army Corps, de
onweerstaanbare „Anzacs" van het vierde
Britsche leger, die Van April tot Augus
tus 1918 voor Amiens hebben gestreden,
tweeduizend krijgsgevangenen maakten,
een grooten oorlogsbuit behaalden en twin
tigduizend dooden op het slagveld lieten.
De president verklaarde ontroerd te zijn,
naast den koning van Engeland deze plech
tigheid bij te wonen en drukte in het bij
zonder zijn erkentelijkheid uit voor den
uitdrukkelijken wensch van den koning
zijn eerste bezoek aan Frankrijk met deze
onthulling te doen samenvallen.
Hij wees verder op de nauwe samenwer
king tusschen de beide groote democratieën,
hun gemeenschappelijk ideaal van gerech
tigheid is de beste waarborg voor het be
houd van den vrede.
Tenslotte dankte president Lebrun na
mens de Fransche regeering. de geheele
regeering van Australië en de ministers
die aanwezig waren en de honderden pel
grims. die de oceanen waren overgestoken
om zich te vereenlgen op den grond, waar
zij met hun gevallen volksgenooten vroe
ger hebben gestreden.
Ook de koning heeft een rede gehouden.
Hij zeide o.a. dat het voor hem een groot
voorrecht was dit grootsche monument te
onthullen en namens Australië den presi
dent van de Fransche republiek te begroe
ten, het hoofd van het groote volk, waar
mede Engeland is verbonden door banden,
welke door het voorbijgaan der jaren niet
zullen kunnen worden verzwakt.
Na de onthulling van het monument
bleven nog slechts enkele minuten tijd
voor het afscheid. Koningin Elizabeth ver
klaarde Lebrun diep te zijn getroffen door
de ontvangst die haar in Frankrijk bereid
is. Koning George drukte Lebrun hartelijk
de hand en gaf eveneens uitdrukking aan
gevoelens van dankbaarheid voor de schit
terende ontvangsten, die een onvergetelij-
ken indruk bij hem zullen achterlaten. Le
brun zeide den souverein dank en ver
klaarde, dat het bezoek hem en de geheele
bevolking groote vreugde bereid heeft. Ver
volgens namen de koning en de koningin
afscheid van Jeanneney, Herriot, Daladier
de leden der Fransche regeering en de ci
viele en militaire autoriteiten. Tegenover
Albert Sarraut verklaarde de koning nog
zeer voldaan te zijn geweest over de orde
maatregelen, die genomen waren tijdens
zijn verblijf in Frankrijk.
In Calais bevond zich Georges Bonnet,
die den koning en de koningin uitgeleide
deed.
Met de „Enchantress" werd naai- Dover
vertrokken en vandaar keerde het Engel-
sche koningspaar per trein naar Londen
terug.
Te Dover wachtten duizenden belang
stellenden de Britsche souvereinen op, die
glimlachend dankten voor de geestdriftige
toejuichingen der menigte.
De koning en de koningin werden ont
vangen door admiraal Evans, commandant
van het district en den burgemeester van
Dover, die hen naar den trein geleidden.
Lord Halifax en het gevolg der souverei
nen namen mede plaats in den konink
lijken trein.
Om 21 uur 14 arriveerde de trein aan
het Victoria-station te Londen, waar een
overweldigende menschenmenigte de vor
stelijke personen begroette.
Langs heel den weg naar het Bucking-
hampaleis hadden zich duizenden en dui
zenden menschen geschaard, om hun ko
ning en koningin bij hun terugkeer in En
geland hulde te brengen.
De menigte belangstellenden in de Lon-
densche straten werd op meer dan 250.000
menschen geschat en hun blijde geestdrift
deed terugdenken aan de kroningsdagen.
Nabij het station verbrak de menigte de
politie-afzetting; vrouwen en mannen om
ringden, luide juichend, de koninklijke
auto, die een oogenblik stil moest staan,
om de menigte gelegenheid te geven, uiting
te geven aan haar geestdrift.
Bereden politie maakte ten slotte den
weg vrij.
Spoedig nadat de koning en de koningin
in Buckingham Palace waren aangekomen
stroomde een duizendkoppige menigte sa
men voor het paleis. Het „God save the
King" werd gezongen. De koning, de ko
ningin en de beide prinsesjes kwamen
daarop op het balkon van het paleis. De
koning boog verscheidene malen en de ko
ningin wuifde de menigte toe, waarna zij
herhaaldelijk handkussen in de richting
van de juichende menigte wierp. Twee mi
nuten bleven de vorstelijke personen op
het balkon, onafgebroken toegejuicht door
de enthousiaste menigte.
Een danktelegram.
Bij zijn terugkeer in Engeland heeft
•koning George aan president Lebrun een
telegram gezonden, waarin hij mede na
mens koningin Elizabeth zijn dank be
tuigt voor de warme ontvangst in Frank
rijk. Wij waardeeren, aldus het telegram,
meer dan wij het kunnen zeggen, de aan
dachtige zorgen, waarmede men ons om
ringd heeft om ons genoegen en gerief te
bezorgen. Nooit zullen wij de warme en
liefdevolle ontvangst vergeten, die ons door
uw landgenooten, mannen zoowel als vrou
wen, is bereid, een ontvangst, die ons diep
getroffen heeft en waarvoor wij ten zeer
ste erkentelijk zijn. Ik zie hierin een nieuw
bewijs van de banden van hartelijke vriend
schap en wederzijdsche achting, die onze
beide landen reeds zoo lang vereenigen,
een vriendschap gebaseerd op gemeen
schappelijke idealen, op gemeenschappe
lijke offers en uitsluitend gewijd aan de
handhaving van een rechtvaardigen en
durzamen vrede. De koningin en ik rich
ten tot het Fransche volk een „tot weer
ziens" en danken het van ganscher harte.
door K. RADER.
Nog net op tijd zag Jane Garrick, dat het
verkeerslicht op „rood" sprong en met een
hevig geknars van de remmen bracht ze
haar wagentje tot stilstand. Ze mopperde
wat in zichzelf over die kleine nesten van
stadjes, die zich wereldstadallures aanma
tigden, want er was wijd en zijd in den om
trek geen kip te zien. De stoffige, breede
landweg lag eenzaam en verlaten in de
zon te stoven aan het eind van de eenige
behoorlijke straat, die het kleine Ameri
kaansche stadje Westpoint telde.
„Die onvoorzichtige meisjes!" hoorde ze
een grinnekende stem zeggen, en ze stond
op het punt, een pittige repliek te geven,
toen ze, opzijkijkend, zag, dat het een man
van de motor-politie was, die de grinne
kende opmerking gemaakt had. Hij stond
naast zijn motor geleund te praten met
een boekhandelaar, die een luchtje schep
te in de open deur van zijn winkel. Ze
slikte haar woorden in, en ook op zijn jo-
vialen handgroet deed ze niets, dan trotsch
het hoofdje in de nek werpen. Op dat
moment sprong het licht weer op „groen",
en een beetje geïrriteerd drukte ze met
haar voet op de versnelling om weg te
racen. Als een pijl uit den boog schoot ze
weg, en even had ze er spijt van, dat ze
die minuut in Westpoint niet gebruikt had,
om haar autokap, waarvoor het nu feite
lijk veel te warm was, af te doen. Maar
ze liet de gedachte vervluchtigen, want
hoe eerder ze in New York zou zijn, hoe
liever het haar was. „Over een uurtje kan
ik in New York zijn", peinsde ze, „ten
minste, als ik 90 a 100 K.M. kan blijven
rijden, zooals nu".
Maar op hetzelfde oogenblik schoot een
motorfiets voor haar en ze gehoorzaamde
aan de wuivende hand van den man van
de motorpolitie, en stopte.
„U rijdt veel te hard!" berispte de man
haar, „krankzinnig hard. Waar is dat goed
voor?"
„Dat moest je eens weten", dacht Jane,
maar ze keek erg schuldbewust en trok
een lip. „Ik heb ontzettende haast", zei
ze, „eeneen ziektegevalmijn va
der
„Hm", kuchte de wetshandhaver, „laat
me Uw rijbewijs maar eens zien".
Jane gaf het hem. „Het eigendomsbewijs
heb ik helaas niet bij me. De wagen is van
mijn vader, en ik vergat het hem te vra
gen".
Zijn grijns irriteerde haar. Hij floot even
tusschen de tanden, en tergend langzaam
gaf hij het rijbewijs terug.
„Wie zegt me, dat U die auto niet ge
stolen hebt?"
Jane kreeg een schok en had alle moeite
zich goed te houden „Maar ik verzeker
U, dat de wagen van mijn vader is. James
H. Carrick. En achterin de wagen, in de
kofferbewaarplaats, kunt U verschillende
bewijzen vinden, dat ik werkelijk Jane Car
rick ben. Een pas op mijn naam. Jane Car
rick, geboren in Monterey, 29 Januari 1917,
gezicht ovaal, haar blond, oogen bruin.
„Hm! Kan me allemaal niets schelen".
De man scheen humeuriger te worden. „Ik
denk er hard over. de wagen in beslag te
nemen. U hebt geen eigendomsbewijs, en
U reed meer dan 100 K.M. Dat is straf
baar, juffie. Wet is wet!"
„Maar.maar.m'n vader is ziek.
ernstig ziek.... agent." Jane kreeg het
verbazend warm en zette nu haar auto
kapje af. Ze wischte met haar zakdoekje
het zweet van haar voorhoofd, en tersluiks
pinkte ze een verraderlijk traantje weg.
Wat een onmogelijke agent was dit. Tot
nu toe was het haar nog nooit overkomen,
dat ze na drie minuten nog niet onder
haar bekoring gekomen waren en haar met
een béte lachje op de domme gezichten
hadden laten wegrijden. Deze was vast
houdend. Hij scheen boos over het één en
ander.
„Ik smeek U. vergeef me voor dezen
keer". Ze gebruikte haar liefste stem, en
als onwillekeurig raakte haar hand de
zijne, die op het portier lag. „Mijn vader
is zoo ziek, en daarom oh". En weer
wischte ze een denkbeeldig traantje weg.
Maar de man scheen alleen belangstel
ling voor haar haar te hebben. Hij keek
naar de blonde krullen, die in het schit
terende zonlicht als goud glansden.
„Is dat echt?" vroeg hij plotseling.
Jane voelde hier haar kans. De man had
argwaan, maar hij zocht in de verkeerde
richting. Haar prachtige blonde haar was
altijd haar trots geweest. Iedereen benijd
de haar er om. Het was echt als zuiver
goud.
„Absoluut", zei ze verheugd, „ik gebruik
geen peroxyde. Ik ben zoo blond van mijn
geboorte af. Kijkt U maar goed."
Hij kwam nog wat dichterbij en keek
scherp. „Tja", moest hij teleurgesteld toe
geven, „tja, dat ls echt".
Zijn oogen stonden streng, toen hij haar
weer aankeek. „Gaat U dan nu maar. Maar
denk er aan, de volgende keer gaat U on
herroepelijk op den bon. We kermen hier
geen grapjes in Westpoint. Miss Garrick".
Ze deed zoo onschuldig als haar moge
lijk was „Ik zal oppassen voortaan, agent",
beloofde ze kleintjes. Toen gaf ze gas, en
ze reed niet meer dan zestig kilometer het
eerste eindje.
„Zoo'n sufferd", schold ze, „hield me daar
langer dan vijf minuten op, bezorgde me
een heiligen schrik, en vraagt dan naar de
kleur van mijn haar. En zulke boeren moe
ten de wet handhaven".
Ze lachte vroolijk haar helder, parelend
lachje.
Brutaal van me", dacht ze, „om hem
naar de kofferbergplaats te verwijzen. Als
hij eens was gaan onderzoeken, was ik er
gloeiend bij geweest. Al die gegapte sie
radenik mag er niet aan denken".
Ze was nu ver genoeg weg, om weer wat
harder te durven rijden. Als ze eenmaal in
New York was. was het goedje vlug ge
noeg afgeleverd, en dan was het gevaar ge
weken. Een paar honderd meter verder
wees de trillende naald 110 K.M
Steve Barker, de agent van de motorpo
litie, tufte met een narrig gezicht naar
Westpoint terug. Bij den boekhandel stop
te hij en zette hij zijn motor teven den
muur.
„En?" vroeg de boekhandelaar geamu
seerd. want hij had Steve's gezicht al ge
zien. Steve haalde zijn schouders op. en
haalde een dollar te voorschijn, die hij den
winkelier overhandigde.
„Blond!" gaf hij toe „Je hebt je dollar
gewonnen, Jerry. Gek, ik dacht vast, dat
bij die bruine oogen donker haar moest
hooren
(Auteursrecht voorbehouden).
(Nadruk verboden).