Ons Kort Verhagl Het Britsche Koningspaar weer thuis 79ste Jaargang LEfDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Juli 1938 Vierde Blad No 24025 F inancieel-Economisch Weekoverzicht Is het Amerikaansche herstel natuurlijk? ViSSCHERIJ-BERKHIEN Voorzichtigheid blijft ook thans geboden GEVEILDE PERCEELEN Na onthulling van monument voor gevallen Australiërs De overtreding. (Van onzen financieelen medewerker). Het herstel van den Amerikaanschen patiënt schijnt aan te houden. Wij hebben ons niet laten ontmoedigen door enkele dagen van terugval en aarzeling: de ge stagneerde bloedsomloop komt langzaam weer in beweging, het hart gaat wat snel ler kloppen en iets, wat op de eerste aan duidingen van een blos gelijkt, verschijnt op het gelaat van den zieke. Zijn het de Injecties, die dit heilzame werk verrichten oi zijn het de natuurlijke krachten, die ge leidelijk de overwinning behalen over de destructieve invloeden? Wij durven op deze de toekomst beheerschende vraag nog geen definitief antwoord te geven. En toch zou het struisvogelpolitiek zijn, zich uitsluitend te vergasten aan den opwekkenden aan blik van een levendige beurs zonder zich te verdiepen in de oorzaken dier opleving. Want mocht het inderdaad in hoofdzaak de „pump-priming" zijn, die het uitge putte lichaam nieuw leven inblaast, dan ls de vrees gerechtvaardigd, dat het her stel slechts zal aanhouden zoolang de kunstmatige stimulansen in het lichaam worden gepompt. Komt aan deze inpom ping een einde (en dat dit einde zal ko men is zeker), dan hangt het voortduren van het herstel er van af, of het lichaam van nature weer zooveel kracht en moed verzameld heeft, dat het het stimuleeren- de werk der inspuitingen kan voortzetten, d.w.z. of dan het particuliere kapitaal be reid is, de taak der regeerings-dokters over te nemen. En dit is weer afhankelijk van de vraag, of dit kapitaal voldoende ver trouwen heeft in een ongehinderde uit oefening van opbouwende werkzaamheden met name of het niet opnieuw door re- geeringsbemoeizucht zal worden afge schrikt. Persoonlijk blijven wij nog steeds ge neigd te gelooven, dat in het door brekend Amerikaansch conjunctuur- herstel niet kunstmatige doch natuur lijke factoren de voornaamste rol spe len en dat deze ook niet zullen nalaten hun invloed uit te oefenen op de con junctuur in het oude werelddeel. Wan neer men bedenkt, dat de Ver. Staten, welker oppervlakte niet meer dan 6% van den aardbol beslaat en die slechts Vit der wereldbevolking herbergen, ten aanzien van de voornaamste goederen markten een overheerschende plaats in d( consumptie innemen, (petroleum, rubber, koper, tin, ijzer, steenkool, sui ker, koffie, cacao, katoen, zijde) en tevens de belangrijkste producent zijn van een reeks van goederen (petro leum, tarwe, katoen, koper, ijzer, lood, steenkool), dan wordt het duidelijk, dat de Amerikaansche conjunctuur een ge wichtig rad is aan de economische we reldmachine. De New-Yorksche beurs is sinds het (chrijven van ons vorig overzicht weder ei vooruit geloopen op de conjunctuur, vaarna zij opnieuw een adempauze heeft genomen, om eens achterom te kijken, of het zakenleven wel volgt. En inderdaad hunnen wij deze week op enkele uitge sproken verbeteringsfactoren wijzen. Zoo Ms de winst van 29 Amerikaansche in- öustrieele ondernemingen in het tweede kwartaal nog wel 73"/» lager dan die in het overeenkomstig kwartaal van 1937, doch 55% boven die van het eerste kwar taal van 1938. Zoo vertoonden de werk loosheidscijfers, ofschoon in absoluten zin nog uitermate hoog, in Juni voor het eerst sedert Novermber 1937 een daling.Zoo is een duidelijke verbetering merkbaar in de kleinhandelsomzetten, terwijl uit de auto mobielindustrie gunstige berichten komen. De wagonladingen nemen toe, het verbruik wan electriciteit is stijgend. De grooten deels als gevolg van de doorgevoerde prijs verlagingen toegenomen bedrijvigheid in de staalnijverheid heeft zich nog intensie ver voortgezet: in twee weken tijds is de activiteit van ruim 22% tot ruim 36% toe genomen en men verwacht, dat zij binnen twee maanden weer tot ca. 60% zal zijn opgevoerd. Daarnaast wordt groot gewicht toegekend aan de onderhandelingen, welke thans tusschen werkgevers en werknemers zoowel in de staalindustrie als bij de spoorwegen worden gevoerd omtrent loons verlagingen. Zulke loonsverlagingen zijn thans dringend gewenscht, in de staalin dustrie om den invloed der prijsverlaging compenseeren, bij de spoorwegen om het bedrijf weer eenigszins rendabel te ma- hen en in het algemeen om de nog steeds heerschende dispariteit tusschen kosten en prijzen althans zooveel mogelijk te ver zachten. Het feit, dat tot dusver van de zijde der werknemers nog niet met sta king is gedreigd, mag wellicht als een aan duiding worden beschouwd, dat ook zij zaans de redelijkheid van zulk een verla- Png inzien. Toch staan tegenover al deze vrij gun- st'ge symptomen nog factoren van minder opwekkenden aard. Zoo be schouwen wij het feit, dat de president der Reconstruction Finance Corpora- 'ion de banken er van heeft beschul digd, ondanks haar groote liquiditeit, veel te weinig scheutig te zijn met de 'redietverleeniug, als een minder gun- nlg symptoom. De vraag rijst immers, waarom zijn de banken zoo tcrughou- kink in den kabel, waarneer de ban ken het niet wagen, het crediet-inpom- pings-systeem van de regcering te vol gen? Dit en andere minder gunstige symptomen zijn reden genoeg, om nog steeds de grootste voorzichtigheid te betrachten in dc beoordeeling der Ame rikaansche conjunctuur en haar heraut Wall Strdet. Het zijn deze overwegingen gepaard aan argumenten van polltieken aard, die de Amsterdamsche beurs er toe hebben ge, leid, den pas te markeeren. De omzet blijft gering en er is geen sprake van een werkelijke haussebeweging. Van belang is tevens, dat ook de obligatiemarkt een vaste houding blijft aan den dag leggen, zoodat bijv. de 33'/i% leening boven de 102 noteert: een vrij duidelijke aanwij zing, dat de belangstelling voor aandeelen nog maar matig blijft. De ontwikkeling der binnenlandsche conjunctuur is hierop on getwijfeld van invloed geweest. De in- dustrieele bedrijvigheid is hetzii stabiel of beweegt zich in nederwaartsche richting. Dat de Hoilandsche Kunstzijde Industrie te Breda zich gedwongen heeft gezien, de productie in Nederland en bil haar buiten- landsche dochtermaatschappijen met ca. 50 te verminderen als gevolg van de slechte situatie in de binnen, en buiten- landsche kunstzijdemarkt, is inderdaad een bericht van weinig opwekkenden aard. Ook uit vele andere industrieën (Philips, Twen te bijv.) luiden de berichten nog niet over matig gunstig. In de scheepvaart ls na een korte periode van scherpe opleving weer een vrij ernstige reactie dalende (het indexcijfer van den „Economist" viel van 169 j8 in September 1937 tot 111.9 in Juni 1938) en het ladingsaanbod is ingekrom pen. hetgeen vooral tot uiting komt In de La Plata^markt, de kurk waarop de vrachtenmarkt grootendeels drijft. Het is niet te verwonderen, dat het plan voor een zgn. „compensatie-pool" voor de wilde vaart weer op den voorgrond is gebracht en po gingen worden aangewend, een internatio naal oplegschema op deze basis, doch te vens insluitend de lijnvaart, aanvaard te krijgen. Reeds hebben de Britsche eigenaars van. vrachtschepen hun stem voor zulk een plan uitgebracht. Wij gelooven, dat het voor de scheepvaart in het algemeen hoogst gewenscht zou zijn, indien inderdaad zulk een oplegschema op internationale basis tot stand zou kunnen komen. dend waarom durven zij niet in gToo- mate aan de credietvraag te vol doen, •s er dan toch nog ergens een •y) ju. De goederenmarkten hebben door hun prijshoudende tot vaste stemming er toe bijgedragen, een vasten ondertoon ter beurze van Amsterdam te scheppen. Spe ciale aandacht is deze wreek geconcentreerd geweest op de suiker. Na lange beraadsla gingen en na overwinning van wel zeer groote moeilijkheden is de Internationale Suikerraad tot overeenstemming gekomen ten aanzien van de vaststelling der export, quota naar de vrije markt voor het tweede quotajaar (dat 1 Sept. ingaat). Het bloote feit reeds, dat een zestien tal landen in zulk een moeilijke materie een accoord heeft kunnen bereiken in een geest van ware internationale sa menwerking, moet in het huidige tijds gewricht ten zeerste worden toege juicht. Nadat men de behoefte van de vrije markt zeer conservatief op 3.150.000 ton had geraamd, moest de aanvoer op die markt aan deze raming worden aangepast. Men heeft dit bereikt door een algemeene quotaverlaging met 5 en door een vrij- willigen afstand van quota door de ver schillende laaiden, waarbij zelfs het Brit sche Rijk de geste heeft gedaan van een afstand van 20.000 ton. Men kan thans redelijkerwijze verwachten, dat door deze maatregelen statistisch levenwtcht is be reikt en dat de toekomst er voor de suiker industrie wat hoopvoller zal gaan uitzien. Java zal in het tweede iaar 973.500 ton mogen exporteeren tegen 1.050.000 ton in het thans loopende iaar. Ook hier een belang- lijk offer natuurlijk, dat men hoopt door stijgende prijzen gecompenseerd te krijgen. De NTVAS is er in elk geval reeds in ge slaagd. de prijzen voor den export verder te verhoogen. Zeer groote suikerafdoenin gen worden vermeld en het is nu zeker, dat de achterstand in de verkoopen vóór eind Augustus volledig zal zijn ingehaald. Een aangename verrassing werd ons de zer dagen bezorgd door het bericht dat de Koninklijke Petroleum Mij door mid del van haar Nederlandsche distributie maatschappij beslag heeft laten leggen op 10.000 ton Mexicaansche petroleum, af- komstig van de velden van haar „ont eigende" dochteronderneming de Mexican Eagle. De Mexicaansche regeering had deze gestolen olie in een Zweedschen tan ker geladen, die rustig de Schelde opvoer in de richting van Antwerpen. De Konink lijke was er echter als de kippen bij en legde, na verkregen vergunning van den president der rechtbank te Middelburg beslag op den inhoud van het schip, toen het zich tegenover Hansweert bevond Men moet het toejuichen, dat de Ko ninklijke, nu in Mexico zelf geen recht is te verkrijgen, op deze wijze tracht haar rechten op de Mexicaansche olie te hand haven. Met groote belangstelling zal men het verloop van deze actie moeten volgen. Indien zij slaagt, zal zij wellicht de moge lijkheid openen, om ook in andere landen de Mexicaansche olie te achtervolgen. De Berlijnsche beurs heeft de laatste weken aan zeer scherpe koersdalingen blootgestaan. In het algemeen zijn de ge beurtenissen aan deze beurs voor de fi- nancieele wereld van ondergeschikt be lang geworden als gevolg van de econo- misch-financieele isoleering van Duitsch- j lar.d. Ditmaal evenwel Is de inzinking zoo I algemeen en zoo sterk geweest, dat wij er wel eens de aandacht aan moeten wijden. Wij zullen wel niet ver van de waarheid zijn, wanneer wij de daling grootendeels toeschrijven aan de maatregelen tegen het Joodsche kapitaal, De verplichte re gistratie en de dreiging van confiscatie geven natuurlijkerwijze aanleiding tot het op de markt gooien van groote posten aandeelen uit Joodsch bezit, hetgeen van zelfsprekend den Joden weer uiterst kwa lijk wordt genomen. Daarnaast hebben de nieuwe maatregelen, volgens welke de fi nanciering der industrie niet langer op credietbasis zal plaats vinden, ontwrich tend gewerkt. De Berlijnsche beurs, die toch reeds tot het gebeente was uitgedund en het typische voorbeeld is van een „thin market", ondervindt thans de droevige ge volgen van Duitschland's finarucieele iNadruk verboden). IN JUNI BRACHT DE ZEE-VISSCHERIJ RUIM VA TON OP. Aan het maandoverzicht over Juni j.l. omtrent de uitkomsten der visscherjj ontleenen wij het volgende: Zeevisscherij. - Aan de zeevisscheru namen 398 (Juni vorig jaar 508) Nederlandsche vaar tuigen deel. Bovendien vischten nog eenige stoomtrawlers en motortrawlers aan de West kust van Engeland. Door Nederlandsche en vreemde vaartuigen werd volgens voorloopige opgaven hier te lande aangevoerd 4.058.857 (6.559.126) kg. visch met een waarde van f. 765.252 (f. 954.492). DE HARINGVISSCHERIJ. (Van onzen visscherijmedewerker). De afgeloopen week is het duidelijk merkbaar geweest, dat thans nagenoeg de geheele vloot aan de visscherij deelneemt en dat met de volle vleet gevischt wordt. Het waren hoofdzakelijk Katwijksche schepen, die binnenkwamen; hoe wel de vlugste Vlaardingsche en Scheveningsche schepen toch ook reeds hun haring aan de markt brachten. De visscherij is matig, tusschen slecht en goed in; wij kunnen dit onder de gegeven omstandig heden als een geluk beschouwen. De aanvoeren zijn thans ruim voldoende om aan de directe vraag te voldoen. De export komt langzaam op gang en de handelaren zijn tegen het huidige prijspeil in staat met de buitenlandsche con currentie mee te doen. De handel zal echter wel moeite hebben verschillende verloren afzet gebieden te heroveren. Er moet rekening mede gehouden, dat in Schotland ongeveer 100.000 vaten meer gezouten zijn dan het vorig jaar. terwijl wij zonder een ton voorraad zitten. Maandag was de aanvoer niet groot en ten gevolge hiervan liepen de prijzen wat op. Voor de groene haring werd rond de f.30 betaald, een prijs, dien we de laatste week niet meer ge wend waren. De volgende dagen nam de aan voer van groene haring in verhouding sterk toe en de prijzen liepen spoedig tot f.20 per ton terug. De prijzen voor de overige soorten Maatjes liepen eveneens wat omlaag, doch kon den zich toch handhaven tusschen f. 16 en f. 19 per ton. De eerste Volleharing werd eveneens aangebracht en bracht ongeveer dezelfde prij zen op. Wanneer de visscherij niet toeneemt zullen de prijzen van de Maatjesharing niet veel meer dalen, daar de vraag naar deze soort ha ring groot is, vooral voor binnenlandsch ge bruik. Hoe het prijsverloop voor de Vólleharlng zal zijn. laat zich nog rdet. voorspellen; de vangst zal hierin de voornaamste rol spelen. Ten overstaan van mr. H. M. A. Coebergh. notaris te Leiden: Het winkelhuis, woonhuis, garage en afzon derlijke bovenwoning Rijnstraat 19 en 21 te zamen in bod voor f. 6800. kooper de heer D. van Lith q.q. te Leiden voor f, 7000. Het huis en erf Hoefstraat 62. in bod f. 2250. kooper de heer J. van Iterson q.q. te Leiden voor f. 2410. Het huis en erf Kruisstraat 43, in bod f. 460, kooper de heer L. Broerstra te Leiden voor f. 460. Het huis en erf Clarasteeg 21 is niet gegund. Om 1.27 uur gistermiddag Ls het Engel- sche koningspaar te Villers Bretonneux gearriveerd. Alvorens uit Parijs te vertrekken, had de koning een telegram gezonden aan Dala- dier, waarin hij zeide, dat de militaire pa rade een grooten Indruk op hem heeft ge maakt. Daladier heeft hiervoor telegrafisch zijn dank uitgesproken. Bij de onthulling van het monument voor de ln den oorlog gevallen Australiërs heeft president Lebrun een rede gehou den, waarin hij o.a. zeide, dat dit de derde keer is dat op Franschen bodem een mo nument wordt onthuld ter eere van de zonen van Engeland die op Franschen grond zijn gesneuveld, eerst te Thiepval, daarna te Vimy en thans op het beroemde plateau van Sancerre ter eere van het Australian New Zealand Army Corps, de onweerstaanbare „Anzacs" van het vierde Britsche leger, die Van April tot Augus tus 1918 voor Amiens hebben gestreden, tweeduizend krijgsgevangenen maakten, een grooten oorlogsbuit behaalden en twin tigduizend dooden op het slagveld lieten. De president verklaarde ontroerd te zijn, naast den koning van Engeland deze plech tigheid bij te wonen en drukte in het bij zonder zijn erkentelijkheid uit voor den uitdrukkelijken wensch van den koning zijn eerste bezoek aan Frankrijk met deze onthulling te doen samenvallen. Hij wees verder op de nauwe samenwer king tusschen de beide groote democratieën, hun gemeenschappelijk ideaal van gerech tigheid is de beste waarborg voor het be houd van den vrede. Tenslotte dankte president Lebrun na mens de Fransche regeering. de geheele regeering van Australië en de ministers die aanwezig waren en de honderden pel grims. die de oceanen waren overgestoken om zich te vereenlgen op den grond, waar zij met hun gevallen volksgenooten vroe ger hebben gestreden. Ook de koning heeft een rede gehouden. Hij zeide o.a. dat het voor hem een groot voorrecht was dit grootsche monument te onthullen en namens Australië den presi dent van de Fransche republiek te begroe ten, het hoofd van het groote volk, waar mede Engeland is verbonden door banden, welke door het voorbijgaan der jaren niet zullen kunnen worden verzwakt. Na de onthulling van het monument bleven nog slechts enkele minuten tijd voor het afscheid. Koningin Elizabeth ver klaarde Lebrun diep te zijn getroffen door de ontvangst die haar in Frankrijk bereid is. Koning George drukte Lebrun hartelijk de hand en gaf eveneens uitdrukking aan gevoelens van dankbaarheid voor de schit terende ontvangsten, die een onvergetelij- ken indruk bij hem zullen achterlaten. Le brun zeide den souverein dank en ver klaarde, dat het bezoek hem en de geheele bevolking groote vreugde bereid heeft. Ver volgens namen de koning en de koningin afscheid van Jeanneney, Herriot, Daladier de leden der Fransche regeering en de ci viele en militaire autoriteiten. Tegenover Albert Sarraut verklaarde de koning nog zeer voldaan te zijn geweest over de orde maatregelen, die genomen waren tijdens zijn verblijf in Frankrijk. In Calais bevond zich Georges Bonnet, die den koning en de koningin uitgeleide deed. Met de „Enchantress" werd naai- Dover vertrokken en vandaar keerde het Engel- sche koningspaar per trein naar Londen terug. Te Dover wachtten duizenden belang stellenden de Britsche souvereinen op, die glimlachend dankten voor de geestdriftige toejuichingen der menigte. De koning en de koningin werden ont vangen door admiraal Evans, commandant van het district en den burgemeester van Dover, die hen naar den trein geleidden. Lord Halifax en het gevolg der souverei nen namen mede plaats in den konink lijken trein. Om 21 uur 14 arriveerde de trein aan het Victoria-station te Londen, waar een overweldigende menschenmenigte de vor stelijke personen begroette. Langs heel den weg naar het Bucking- hampaleis hadden zich duizenden en dui zenden menschen geschaard, om hun ko ning en koningin bij hun terugkeer in En geland hulde te brengen. De menigte belangstellenden in de Lon- densche straten werd op meer dan 250.000 menschen geschat en hun blijde geestdrift deed terugdenken aan de kroningsdagen. Nabij het station verbrak de menigte de politie-afzetting; vrouwen en mannen om ringden, luide juichend, de koninklijke auto, die een oogenblik stil moest staan, om de menigte gelegenheid te geven, uiting te geven aan haar geestdrift. Bereden politie maakte ten slotte den weg vrij. Spoedig nadat de koning en de koningin in Buckingham Palace waren aangekomen stroomde een duizendkoppige menigte sa men voor het paleis. Het „God save the King" werd gezongen. De koning, de ko ningin en de beide prinsesjes kwamen daarop op het balkon van het paleis. De koning boog verscheidene malen en de ko ningin wuifde de menigte toe, waarna zij herhaaldelijk handkussen in de richting van de juichende menigte wierp. Twee mi nuten bleven de vorstelijke personen op het balkon, onafgebroken toegejuicht door de enthousiaste menigte. Een danktelegram. Bij zijn terugkeer in Engeland heeft •koning George aan president Lebrun een telegram gezonden, waarin hij mede na mens koningin Elizabeth zijn dank be tuigt voor de warme ontvangst in Frank rijk. Wij waardeeren, aldus het telegram, meer dan wij het kunnen zeggen, de aan dachtige zorgen, waarmede men ons om ringd heeft om ons genoegen en gerief te bezorgen. Nooit zullen wij de warme en liefdevolle ontvangst vergeten, die ons door uw landgenooten, mannen zoowel als vrou wen, is bereid, een ontvangst, die ons diep getroffen heeft en waarvoor wij ten zeer ste erkentelijk zijn. Ik zie hierin een nieuw bewijs van de banden van hartelijke vriend schap en wederzijdsche achting, die onze beide landen reeds zoo lang vereenigen, een vriendschap gebaseerd op gemeen schappelijke idealen, op gemeenschappe lijke offers en uitsluitend gewijd aan de handhaving van een rechtvaardigen en durzamen vrede. De koningin en ik rich ten tot het Fransche volk een „tot weer ziens" en danken het van ganscher harte. door K. RADER. Nog net op tijd zag Jane Garrick, dat het verkeerslicht op „rood" sprong en met een hevig geknars van de remmen bracht ze haar wagentje tot stilstand. Ze mopperde wat in zichzelf over die kleine nesten van stadjes, die zich wereldstadallures aanma tigden, want er was wijd en zijd in den om trek geen kip te zien. De stoffige, breede landweg lag eenzaam en verlaten in de zon te stoven aan het eind van de eenige behoorlijke straat, die het kleine Ameri kaansche stadje Westpoint telde. „Die onvoorzichtige meisjes!" hoorde ze een grinnekende stem zeggen, en ze stond op het punt, een pittige repliek te geven, toen ze, opzijkijkend, zag, dat het een man van de motor-politie was, die de grinne kende opmerking gemaakt had. Hij stond naast zijn motor geleund te praten met een boekhandelaar, die een luchtje schep te in de open deur van zijn winkel. Ze slikte haar woorden in, en ook op zijn jo- vialen handgroet deed ze niets, dan trotsch het hoofdje in de nek werpen. Op dat moment sprong het licht weer op „groen", en een beetje geïrriteerd drukte ze met haar voet op de versnelling om weg te racen. Als een pijl uit den boog schoot ze weg, en even had ze er spijt van, dat ze die minuut in Westpoint niet gebruikt had, om haar autokap, waarvoor het nu feite lijk veel te warm was, af te doen. Maar ze liet de gedachte vervluchtigen, want hoe eerder ze in New York zou zijn, hoe liever het haar was. „Over een uurtje kan ik in New York zijn", peinsde ze, „ten minste, als ik 90 a 100 K.M. kan blijven rijden, zooals nu". Maar op hetzelfde oogenblik schoot een motorfiets voor haar en ze gehoorzaamde aan de wuivende hand van den man van de motorpolitie, en stopte. „U rijdt veel te hard!" berispte de man haar, „krankzinnig hard. Waar is dat goed voor?" „Dat moest je eens weten", dacht Jane, maar ze keek erg schuldbewust en trok een lip. „Ik heb ontzettende haast", zei ze, „eeneen ziektegevalmijn va der „Hm", kuchte de wetshandhaver, „laat me Uw rijbewijs maar eens zien". Jane gaf het hem. „Het eigendomsbewijs heb ik helaas niet bij me. De wagen is van mijn vader, en ik vergat het hem te vra gen". Zijn grijns irriteerde haar. Hij floot even tusschen de tanden, en tergend langzaam gaf hij het rijbewijs terug. „Wie zegt me, dat U die auto niet ge stolen hebt?" Jane kreeg een schok en had alle moeite zich goed te houden „Maar ik verzeker U, dat de wagen van mijn vader is. James H. Carrick. En achterin de wagen, in de kofferbewaarplaats, kunt U verschillende bewijzen vinden, dat ik werkelijk Jane Car rick ben. Een pas op mijn naam. Jane Car rick, geboren in Monterey, 29 Januari 1917, gezicht ovaal, haar blond, oogen bruin. „Hm! Kan me allemaal niets schelen". De man scheen humeuriger te worden. „Ik denk er hard over. de wagen in beslag te nemen. U hebt geen eigendomsbewijs, en U reed meer dan 100 K.M. Dat is straf baar, juffie. Wet is wet!" „Maar.maar.m'n vader is ziek. ernstig ziek.... agent." Jane kreeg het verbazend warm en zette nu haar auto kapje af. Ze wischte met haar zakdoekje het zweet van haar voorhoofd, en tersluiks pinkte ze een verraderlijk traantje weg. Wat een onmogelijke agent was dit. Tot nu toe was het haar nog nooit overkomen, dat ze na drie minuten nog niet onder haar bekoring gekomen waren en haar met een béte lachje op de domme gezichten hadden laten wegrijden. Deze was vast houdend. Hij scheen boos over het één en ander. „Ik smeek U. vergeef me voor dezen keer". Ze gebruikte haar liefste stem, en als onwillekeurig raakte haar hand de zijne, die op het portier lag. „Mijn vader is zoo ziek, en daarom oh". En weer wischte ze een denkbeeldig traantje weg. Maar de man scheen alleen belangstel ling voor haar haar te hebben. Hij keek naar de blonde krullen, die in het schit terende zonlicht als goud glansden. „Is dat echt?" vroeg hij plotseling. Jane voelde hier haar kans. De man had argwaan, maar hij zocht in de verkeerde richting. Haar prachtige blonde haar was altijd haar trots geweest. Iedereen benijd de haar er om. Het was echt als zuiver goud. „Absoluut", zei ze verheugd, „ik gebruik geen peroxyde. Ik ben zoo blond van mijn geboorte af. Kijkt U maar goed." Hij kwam nog wat dichterbij en keek scherp. „Tja", moest hij teleurgesteld toe geven, „tja, dat ls echt". Zijn oogen stonden streng, toen hij haar weer aankeek. „Gaat U dan nu maar. Maar denk er aan, de volgende keer gaat U on herroepelijk op den bon. We kermen hier geen grapjes in Westpoint. Miss Garrick". Ze deed zoo onschuldig als haar moge lijk was „Ik zal oppassen voortaan, agent", beloofde ze kleintjes. Toen gaf ze gas, en ze reed niet meer dan zestig kilometer het eerste eindje. „Zoo'n sufferd", schold ze, „hield me daar langer dan vijf minuten op, bezorgde me een heiligen schrik, en vraagt dan naar de kleur van mijn haar. En zulke boeren moe ten de wet handhaven". Ze lachte vroolijk haar helder, parelend lachje. Brutaal van me", dacht ze, „om hem naar de kofferbergplaats te verwijzen. Als hij eens was gaan onderzoeken, was ik er gloeiend bij geweest. Al die gegapte sie radenik mag er niet aan denken". Ze was nu ver genoeg weg, om weer wat harder te durven rijden. Als ze eenmaal in New York was. was het goedje vlug ge noeg afgeleverd, en dan was het gevaar ge weken. Een paar honderd meter verder wees de trillende naald 110 K.M Steve Barker, de agent van de motorpo litie, tufte met een narrig gezicht naar Westpoint terug. Bij den boekhandel stop te hij en zette hij zijn motor teven den muur. „En?" vroeg de boekhandelaar geamu seerd. want hij had Steve's gezicht al ge zien. Steve haalde zijn schouders op. en haalde een dollar te voorschijn, die hij den winkelier overhandigde. „Blond!" gaf hij toe „Je hebt je dollar gewonnen, Jerry. Gek, ik dacht vast, dat bij die bruine oogen donker haar moest hooren (Auteursrecht voorbehouden). (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 13