Mannen Grappige verhalen uit de club der opsnijders Een aardig knutselwerk Hoe kan een mensch beroemd worden? Tja, dat is gemakkelijker gezegd dan ge daan. Rembrandt is beroemd, en Shake speare en Goethe. Hugo de Groot en Leonardo da Vinei. Doe zooals zij en je wordt ook beroemd. Dan is er nog een andere beroemdheid, die niet tegen den tand des tijds bestand is. maar meestal reeds lang vóór den dood van den beroem den persoon versleten is. Dat is over het algemeen de verheerlijking van sport- en filmsterren. Wie zal er over 100 jaar nog spreken over Maurice Chevalier. Greta Garbo. Max Sohmeling e.a En dan is er nóg een soort van beroemdheid men zou het beruchtheid kunnen noemen waar van b.v. de bekende baron Münchhausen een vertegenwoordiger is. Jullie kennen dezen kampioen-fantast allemaal en hebt wellicht van zijn verbijsterende avonturen het een en ander gehoord Münchhausen heeft werkelijk geleefd <v. 1720 tot 1797». De geboorteregisters van Bodenwerder in Hannover bewijzen 't, an ders zou men deze figuur onder de sprook jes rangschikken Door zijn ongeloofelijke opsnijderijen is die man werkelijk onster felijk beroemd geworden. Leugens kan men zijn verhalen eigenlijk niet noemen, want het ligt er zóó dik boven op. dat van een poging tot misleiding wat Immers juist het kenmerk van den leugen is geen sprake is. Zijn stijl heeft zelfs school ge maakt, en in Berlijn bloeide nog in het begin van deze eeuw een vereeniging. ..de Münchhausenclub". waar men alleen lid van kon worden door het verhalen van een nob nooit gehoorden leugen a la Münchhau sen. Jaarlijks op het stichtingsfeest. werd er een concours in het opsnijden gehouden, waarbij de winnaar een fraaien prijs en een eeretitel kreeg. Eenige van deze fan tastische verhalen zijn mij ter oore geko men en ik wil ze hier weer vertellen, zooals ze in de notulen der vereeniging opgetee- •bend zijn. ..Dit jaar belooft de wedstrijd om het wereddmeesterschap-opsnijden belangwek kend te worden, want verschillende oud kampioenen hebben zich als mededingers opgegeven. Zelfs onze voorzit tea- Fuchs. (Hij deed zijn naam eer aan, want hij was vuurrood van haar en gelaatskleur). De drie scheidsrechtere. Meijer. Lehmann en „ansen zitten om de groene tafel, waarop de prijs een zilveren beker met vijf goudstukken te pronk staat. Het lid Piefke begint: Mijne heeren, zoo als u bekend is, heb ik voor vier weken een auto gekocht, pracht-exemplaar. loopt zeer snel en klimt tegen de steilste helling op. Donderdag U. wil ik een uitstapje naar Hamburg maken. Met een gangetje van 321 kilometer per uur snor ik langs den straatweg en kom naar het dorpje Eich- stadt. Daar wordt de weg wat smal en maakt vlak achter de dorpsherberg een bocht. Ik minder vaart, loop nog maar een kleine 150 kilometer. Vlak voor mij ligt al de herberg met haar strooien dak. Een timmerman komt juist den hoek om Hij draagt twee lange balken op zijn schouder Voor de herberg zet hij de balken schuin tegen het dak aan en gaat naar binnen. Ik wil juist pas see ren daar komt een autobus den hoek om; het zware voertuig is geen tien meter van mü verwijderd een verschrikkelijke botsing lijkt onvermijde lijk. Maar ik verlies geen oogenblik mijn tegenwoordigheid van geest, gooi het stuur met een ruk om mijn auto gehoorzaamt oogenblikkelijk aan de hand van den mees ster, maakt een scherpen ho?k naar rechts. In suizende vaart rijd ik langs de beide balken omhoog, over het dak aan de an dere zijde weer naar beneden en bereik langs een ladder, die er juist stond, onge deerd het achtererf en verder den straat weg en Hamburg". Het verhaal werd door de scheidsrechters met weinig enthousiasme aangehoord. De voorzitter Meijer schudt meewarig zijn hoofd en maakt een aanteekening, terwijl Jansen hem in het oor fluistert: „Piefke wordt oud: zijn fantasie loopt op sloffen". Hierna komt het lid Knotter aan de beurt. „Zooals u bekend is, mijne heeren, heb ik een zwak voor postduiven. Menigen prijs werd reeds door Betsy, mijn lievelingsduif. gewonnen. Doch mijn buurman Kalinke, de bekende jockey, kan het niet laten mij te plagen, door te beweren, dat zijn paaru Tony, veel vlugger loopt. Om hem een lesje te geven heb ik hem een weddenschap voorgesteld. Wij zouden onze dieren naar Maagdenburg laten brengen. Daar zou de start plaats hebben, het doel is de zegezuil in Berlijn, dus over een afstand van 120 kilometer. Manndag voor veertien dagen om acht uur voormiddag zou de wedloop beginnen. Met een kloppend hart wachten Kalinke en ik aan den voet van de zuil. Kalinke had er nu wel spijt van. dat hij zich tot de weddenschap had laten over halen, want hij wist wel dat zijn Tony het verliezen moest. Naar mijn schatting moest de duif tegen tien uur verschijnen, maar ik werd bitter teleurgesteld. Het werd mid dag en om twee uur namiddag kwam Tony met wapperende manen aangerend. Ka linke lachte mij uit en streek den prijs op. 's Avonds was Betsy er nog niet. Ook den volgenden dag verscheen ze niet en ik twij felde er niet aan dat haar een ongeluk overkomen was. Waarschijnlijk was ze door een vliegmachine overreden geworden. Ik had het diertje al lang afgeschreven. Daar loop ik gistermiddag weer eens naar de zegezuil en wat zie ik: Betsy komt strom pelend aangewandeld. Het beest is doode- lijk vermoeid en heeft gezwollen pooten. Is me dat dier den geheelen weg van Maag denburg naar Berlijn geloopen". Indien de heer Knotter gedacht had met dit verhaal succes te boeken, dan had hij zich vergist. De commissie koek hem ver ontwaardigd aan, noemde de geschiedenis een ouden mop. die best gebeurd kon zijn en dus in geen geval in den stijl van hun verheven voorbeeld was. Knotter droop af en de plaats op het spreekgestoelte werd ingenomen door zijn concurrent in het opsnijden, den heer Bresser. „Mijne heeren", begon deze zijn relaas, „U weet allen hc? ik op familietraditie en -voorwerpen, vooral meubels gesteld ben. Mijn grootste trots is een oeroude wand klok met twee gewichten en een langen slinger, die met de grootste onverschillig heid voor goede en slechte dagen den tijd onverstoorbaar in mootjes van seconden hakt. Onafgebroken heeft zij dezen ar beid verricht sedert de regeering van den ouden Frits. Nu hangt dit kostbare erfstuk in mijn studeerkamer recht tegenover het raam, dat op het Zuiden uitziet. Telkens als de zon schijnt werpen de gewichten en de ronde slingerplaat zwarte schaduwen op den witgekalkten muur. Denkt u eens goed in het geval, mijne heeren! Sedert meer dan honderd vijf tig jaren krast de zware slagschaduw van de slingerplaat elke se conde over den muur en aldoor precies op dezelfde plaats. Het is dus te begrijpen dat daar de kalk geleidelijk weggekrabd werd. zoodat de roode tic helstee nen zichtbaar werden. Tot mijn spijt kan ik het niet meer laten zien want juist vorige week heb ik het door den stucadoor laten bijwerken". „Kijk eens, wat zwemt daar midden in den Rijn?" Dit verhaal viel in den smaak en weid met handgeklap beloond. Toen trad num mer vier. de heer Von Pinkel op 't podium. ..Geachte commissie, waarde medeleden. Ik zal u niet lang vermoeien, want ik ben zeker, dat ik den prijs win. Luister maar: Een mooie tabakspot voor vader. Een vorigen keer heb ik jullie geleerd, hoe je uit een velletje gekleurd papier een mooie versiering kunt knippen om een naaidoos of andere doos van moeder te verfraaien. Nu vind ik, dat vader ook iets leuks moet hebben. We vragen eeTst een oude metalen bus van moeder een beschuit bus is prachtig! *en gaan die eerst net jes lakken. Dan nemen we een vel papier, dat precies om de bus heen past en vou wen dat op harmonica-manier op, zooals Óe op de teekening ziet. Nu knip je het precies uit zooals aangegeven, vouwt het papier uit en plakt het, als de bus droog is, hierop. Tot slot vernis je alles netjes over. Als je het heel mooi wilt maken en erg gemakkelijk voor vader om de tabaks pot te openen en te sluiten, dan laat je bij een timmerman nog een eenvoudig houten deksel draaien, dat je dan in de kleur van de bus lakt. Nóg fijner? Dan laat je er van onderen nog een houten lijst om aanbrengen. Maar met een ge wone bus zal vader ook al blij zijn; het deksel moet dan echter niet te stijf slui ten, dat zou te lastig zijn. Leuk, vind je niet? Verleden jaar Augustus maakte ik gedu rende mijn vacantie een reisje langs den Rijn. We reden van Bacharach naar Bin- gen. Onze auto liep met een matig vaartje van ongeveer honderdtwin.tig kilometer per uur u weet dat ik opsnijderij verafschuw, anders had ik gemakkelijk tweehonderd vijftig kilometer kunnen zegegn en keken naar de heerlijke wijnbergen en naar het snelstroomende water van Vader Rijn. Eensklaps roept mijn reiskameraad: Kijk eens Von Pinkel; wat zwemt daar midden in den Rijn? Ik haal den kijker voor den dag. Zwemt me daar een kerel met rood haar en eon rooden neus, die als een vuurtoreai uit het water opsteekt, in gelijk tempo als onze auto op den straat weg, tegen den sterken stroom op en bij de ruïne Ehrenfels is hij ons zelfs een eind voor „Stop!" interrumpeerde hem hier de heer Fuchs, terwijl hij den zilveren bokaal grijpt en de vijf goudstukken alvast in zijn zak steekt „stop. je hoeft niet verder te vertellen. Ik heb den prijs gewonnen, want die zwemkampioen was ik!" R. O.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 16