Vrijdag 15 Juli 1938
No. 20
Indiaansche „regendansen"
79ste Jaargang
Overblijfselen van oude godsdienstige gebruiken
ANEKDOTEN
De ontdekkingsreiziger Josef Ponten
heeft veel rondgezworven in Midden- en
Zuid-Amerika, vooral onder de Indianen
stammen, die daar op sommige plaatsen
nog hun oude zeden en gebruiken in eere
houden.
Zooals je weet is er van het echte oude
Indianenbestaan, waarover je in de boeken
van Karl May e.a. zoo fijn kunt lezen,
weinig overgebleven. Toen de „witgezich-
ten" kwamen en het gebied der Indianen
in het bezit namen, bleef den roodhuiden
slechts een armoedig. half-Westersch be
staan, dat in niets gelijkt op het oude leven
van Winnetou.
Maar toch zijn ze er nog. de oude India
nendorpen en wel voornamelijk aan de
Tosuque, een smalle zijrivier van de Rio
Grande del Norte, die de Nieuw-Mexicaan-
sche woestijn doorstroomt. Ponten heeft
in een van die dorpen, bestaande uit lee-
men hutten, eens een typische Indiaansche
regendans meegemaakt, waarvan hij het
volgende vertelt:
Als we den gordel van gevlochten stallen,
die het dorp omgeeft, naderen, hooren we
al doffe trommelslagen en zien we vrouwen,
kinderen en grijsaards op de platte daken
der huisjes staan. We betreden het dorps
plein en kijk. daar staat de dansgroep van
15 tot 20 mannen reeds opgesteld. Nu eens
maken ze huppelende bewegingen, dan
staan ze weer een poosje stil. Ze zijn ge
kleed in allerlei bonte lappen, de een al
drukker dan de ander, terwijl ze witte vee-
ren in hun zwarte haren hebben gestoken.
Ze zingen een lage eentonige wijs op de
maat van de doffe trommelslagen. En vóór
hen. soms ook naast hen, huppelen twee
jonge mannen, die de adelaars voorstellen.
Ze zijn geheel naakt op een bonte schort
na en dragen een witten veerenhelm. terwijl
een gele kaak, die ze voor hun gezicht heb
ben gebonden, den vogelsnavel voorstelt.
Bovenlijf en dijen hebben ze zwart-, ge
zicht, armerl en voeten geel geverfd en op
de armen zijn adelaarsvleugels geplakt.
Achter aan de schort, die om het heele
lichaam heenloopt zijn ook veeren be
vestigd: die stellen de staart van den
adelaar voor.
Ze loopen steeds gebukt met regelmatige,
kleine pasjes op de maat van de trommels
en laten zich nu eens op de eene, dan weer
op de andere knie zinken, terwijl ze met
hun „vleugels" den grond beroeren. De
damesgroep, die tevens dienst doet als koor,
zingt er eentonig bij, en de vier trommels
rommelen dof.
Dit spelletje duurt zoo ongeveer een
kwartier; dan verdeelt de dansgroep zich
in twee rijen en huppelen ze allemaal met
de vcgels voorop, trommelend en zingend
van het dorpsplein en verdwijnen achter
de huisjes. Opeens is het plein leeg en stil;
alleen het knarsen van een modernen sta
len windmolen teeken van de beschaving
der menschen! weerklinkt in de verte.
Het publiek blijft stil zitten wachten en
ik maak van de gelegenheid gebruik om op
een der platte daken te klimmen. Nu kan
ik de omgeving van het dorp overzien.
Zand, zand en nogeens zand om me heen,
niets dan dorre woestijnDe weinige,
nietige planten hangen slap neer in de
felle zon. Alles schreeuwt om water! Geen
wonder dan ook. dat het vurig verlangen
naar regen aan de meeste ceremoniën,
plechtigheden endansen der Indianen
ten grondflag ligt. Ook deze adelaars-
dans is een godsdienstige plechtigheid, die
ten doel heeft van den ..grooten geest",
regen af te smeeken. De adelaar geldt n.l.
aLs de „dondervogel" en als het dondert,
wel dan komt er immers ook regen!
m
Na een poosje komt het dorpsplein weer
in beweging Het koor komt weer aange-
loopen, ditmaal slechts met één trommel
en nu verschijnen andere dansers, vijf
mannen, waarvan er vier vieze buffelmas
kers dragen, en vier vrouwen. De „buffel-
dans", die nu zal worden uitgevoerd, is nog
een overblijfsel uit oude tijden, toen de
Indianen iederen dag. met pijl en boog
gewapend op jacht gingen en is als het
Een Idiaansche Adelaarsdans
Ingezonden door Yvonne de Vries.
Een bedelaar vraagt: „Mijnheer, heeft U
geen boterham voor me
Mijnheer: „Maar man. waarom werk je
dan niet?"
Bedelaar: „Dan krijg ik nog meer honger,
mijnheer."
Ingezonden door Gerrit van Egmond.
Het zusje.
De kleine Piet had een nieuw zusje ge
kregen.
„Nu. Piet, hoe vind je je kleine zusje?""
vroeg een vriend der familie hem.
„O. ze is wel aardig, maar ontzettend
dom", vond Piet. „Of ik haar een vlieg, een
tor of een worm in haar mond stop. ze eet
alles op!"
ware een gebed om een goeden jachtbuit.
Het koor schrijdt langzaam en plechtig
recht vooruit, maar de negerdansers stel
len zich in een hoek van het plein op. De
vier mannen, wier gezichten geheel bedekt
zijn door de wollige, bruine buffelmaskers,
dragen een pijl en boog in de eene en een
ratel in de andere hand. Hun lichaam is
blauw geverfd; aan een leeren schort, welke
ze dragen, hangen wel honderd schelklin-
gelende belletjes. Om de heupen dragen
ze een roode sjerp en dan neg een gordel,
met bellen bezet. Zij hebben ook hooge
schoenen aan. met schachten van bruine
en witte buffelhuid. Aan de polsen dragen
zij adelaarsveeren terwijl ze met buffel
staarten en slingers groen voorts kwistig
versierd zijn.
De mannen huppelen en springen met
wilde bewegingen, het koor zingt een op
gewonden lied. maar de vrouwen gedragen
zich veel kalmer. Ook zij zijn heel eigen
aardig uitgedost. In de rechterhand dra
gen ze een maïskolf, in de linker een ge
vlochten korfje, waarin een blauwe patrijs-
veer is ingestoken. Op hun ruggen is een
groene zon geschilderd, waarvan de stralen
worden voorgesteld door een krans van
vesron.
De aanvoerder van den troep is verreweg
de mooiste. Hij is geheel gekleed in witte
buffelhuid; zijn gericht is pikzwart ge
maakt en zijn schort met belletjes versierd.
Het eerste gedeelte van den dans verloopt
betrekkelijk rustig. De aanvoerder loopt in
slangenlijnem tusschen de vier vrouwen
heen en weer. gevolgd door de vier „buf
fels". Nu eens houden zij den boog tegen
het voorhoofd en den pijl op den rug, dan
weer omgekeerd. Maar met het sneller en
luider worden van muziek en zang groeit
ook de wildheid van den dans. Dat gaat 2500
een half uur door, al wilder en wilder, tot
de dans uit is.
Zoo heb ik op een ochtend drie buffel
en twee adelaarsdansen gezien en 's mid
dags werd. na een korte pauze, precies het
zelfde uitgevoerd.
Als eindelijk de zon ondergaat en de
dansers vermoeid gaan zitten, werpt een
oud vrouwtje, die de „moeder der dieren"
voorstelt, brood onder de deelnemers.
Daarmede is de plechtigheid af ge loopen.
En twee dagen later trekken de vurig ver
langde wolken over de woestijn, een witte
bliksemfliits, een knetterende donderslag
en.een hevige hagelbui barst los. be
dekt de woestijn met de witte korrels. „De
regendansen hebben geholpen" zeggen de
Indianen dam tot elkander,...