De luchtaanvallen op
Britsche schepen.
IVOROL
-ió vewtukkeiyk!
Wijziging van de Tabakswet
LEIDSCH DAGBLAD - Vierde Blad
Vrijdag 24 Juni 1938
Nederlandsche Maatschappij
voor Nijverheid en Handel
KRUSCHEN SALTS
Nieuw debat in het
Engelsche Lagerhuis.
Ir. A. Plate bespreekt het
vraagstuk der Ordening.
Jaarvergadering in Twente.
Kleinere bedrijven in het
gedrang gekomen.
Neem de oorzaak weg.
Uw rheumatische pijn
verdwijnt voor goed.
THIJS IJS EIS DE VREEMDE VULKASES
Gisteren is in het Engelsohe Lagerhuis
opnieuw de kwestie der bombardementen
van Engelsche schepen in Spanje ter taiel
gekomen.
Attlee opent het debat
Attlee herinnerde aan het debat van Maan
dag, waarin de eerste-minister mededeel
de te hebben geprotesteerd bij Franco. „Wij
kennen nu het antwoord op dit protest:
twee Britsche schepen zijn ter hoogte van
Valencia aangevallen op een volkomen
wettige handelsreis. Op het eene schip be
vond zich een Fransche waarnemer, op
het andere een Duitscher. Beiden werden
gered, maar andere niet-inmengings-offi-
cieren werden aan boord van Britsche
schepen gedood.
Attlee vervolgde met te zeggen, dat het
geen geheim is. dat deze aanvallen komen
van de Balearen, welke door de Britsche
vloot kunnen worden geblokkeerd, terwijl
ook de vliegvelden kunnen worden aan
gevallen. Attlee verklaarde, dat de houding
der regeering was. dat niets gedaan moest
■worden om Franco te belemmeren den
oorlog te winnen. Dit beteekent, dat niet-
inmenging aan één zijde, belangrijker is
dan de levens van Britsche zeelieden. Hij
vroeg, of Groot-Brittannië niet in staat is
zijn onderdanen te beschermen tegen de
bedreiging van andere mogendheden. Spre
ker betwijfelde dat. Hij gelooft niet. dat
het onmogelijk is op te treden.
Wanneer wij voortgaan, aldus Attlee.
te berusten in deze aanvallen op Brit
sche schepen, zou ik niet weten, waar
het naar toe gaat. Hij voegde hieraan
toe: „Ieder van ons wil alles doen wat
mogelijk is, om alles, wat op een oor
log lijkt of wat tot een oorlog zou kun
nen leiden, tegen te gaan. De eerste
minister moet echter duidelijker zijn,
wil hij het Huis doen gelooven, dat
wij de levens van Britsche zeelieden
niet kunnen beschermen.
Chamberlain antwoordt.
In zijn antwoord zeide Chamberlain, dat
het duidelijk is. dat deze zaak de oppositie
wel zeer ter harte gaat, maar hij verzocht
toch allen leden te willen bedenken, dat
ook de regeering verantwoordelijkheden
heeft en wanneer wij, aldus Chamberlain,
zaken behandelen, die ons dicht brengen
bij een gevaarlijke scheidingslijn, tusschen
vrede en oorlog, moeten wij ons allen be
wust zijn van deze verantwoerdeiykheden
en niet alleen kijken naar de omstandig
heden van het oogenblik, doch ook den
ken aan de mogelijke consequentie van
eenige actie, welke wij mochten onderne
men, voor het leven en het geluk van onze
landgenooten.
Van het begin van het Spaansche con
flict af, heeft de oppositie een zeer hard
nekkig en somtijds verbitterd verzet ge
boden tegen de geheele politiek der niet-
inmenging.
Een incident.
Toen Chamberlain deze woorden had ge
sproken, stond Attlee onder luide toejui
chingen der labourafgevaardigden op en
zeide, dat de eerste-minister volkomen
abuis was en dat de politiek der niet-in-
menging door de arbeidersbeweging werd
aanvaard, totdat gebleken was, dat zij vol
komen eenzijdig was.
Toen Chamberlain opstond om zijn rede
te vervolgen, riep een jongeman van een
der gaanderijen: „Chamberlain moedigt
Franco aan Britsche zeelieden te vermoor
den"; tegelijkertijd riepen twee andere
mannen ongeveer hetzelfde.
Zij werden direct verwijderd.
Chamberlain vervolgde zijn rede daarna
en zeide. dat de regeering de autoriteiten
van Burgos verzocht heeft, haar een ver-
Waring te geven van de aanvallen op de
Britsche schepen. „Wij hebben, aldus spr..
Hodgson, onzen agent in Burgos, instructie
gegeven te vragen deze verWaring zonder
verwijl te geven. Wij hebben hem opgedra
gen naar Groot Brittannië terug te kee-
ren zoodra hij het antwoord ontvangen
had' opdat de regeering in overleg met
hem den toestand kan bestudeeren, welke
het gevolg zal zijn van de termen van dat
antwoord.
Wat deze bijzondere aanvallen oetreft,
ik betreur ze. Ik hoop, dat de waarschu
wingen, welke ik korten tijd geleden heb
uitgesproken, de aandacht zullen hebben
van Franco, Ik vertrouw in ieder geval,
dat het voor hem niet te laat is oni in
structies te geven, welke een herhaling
van die incidenten zullen voorkomen. Ten
aanzien van wat in de toekomst geschie
den kan. vraag ik het Huis slechts te
wachten tot wij het antwoord heDben ont
vangen en de gelegenheid hebben gehad
het te bestudeeren".
Voortgaande verklaarde Chamberlain
wederom met nadruk, dat steeds de
Britsche politiek er naar gestreefd
heeft het grootste der Britsche belan
gen, n.I. den vrede, te behouden. Te
vens herinnerde de premier aan de
waarschuwing aan reeders, dat, in hun
vaart op Spaansche havens, zij op
eigen risico werkten.
Velen, aldus spr., hebben er zich van
onthouden de vaart voort te zetten, ande
ren hebben de waarschuwing in den wind
geslagen en weer anderen worden aange
trokken door de hooge vrachtprijzen.
Chamberlain bond vervolgens een woor
denstrijd aan met Attlee en Lloyd George
ten opzichte van de gevolgen eener blok
kade van Majorca. Lloyd George zeide;
Naar mijn meening zou dit een einde ma
ken aan den oorlog en aan het bombar
deeren van schepen, in het bijzonder nu
de premier gezegd heeft, dat het een zaak
van Franco is".
Chamberlain antwoordde, dat dit de ma
nier was om een nieuwen Europeeschen
oorlog te ontketenen en dat dit de opvat
ting der regeering in het algemeen is. „Ik
wensch geen risico te nemen".
Attlee zeide, dat hij geloofde, dat een
blokkade van Majorca een doeltreffenden
druk zou uitoefenen op Franco, die Groot-
Brittannië niet den oorlog zou verklaren
Chamberlain antwoordde: „Attlee is bereid
een krijgshaftige actie tegen Franco te
ondernemen. Kan een verantwoordelijk lid
van het Lagerhuis meenen. dat het veilig
is te vertrouwen op Attlee's veronderstel
ling, dat die actie daarbij zou blijven? Wat
represailles door inbeslagneming betreft,
welke voorgesteld worden tegen Franco,
herinnerde Chamberlain er aan. dat voor
een bedrag van 40 millioen pond Britsch
kapitaal belegd is in de industrieën in
Franco's gebied.
Ten opzichte van geen der represaille-
wapenen. die voorgesteld zijn, kan men
vertrouwen, dat zij niet in onze handen
zullen breken, aldus spr. De Britsche re
geering heeft steeds een onderscheid ge
maakt tusschen aanvallen bij ongeluk en
opzettelijke aanvallen op Britsche sche
pen. Er zijn een aantal gevallen geweest,
waarbij het duidelijk scheen, dat de aan
vallen opzettelijk ondernomen waren en in
sommige gevallen hebben wij zeer krach
tig protest ingediend en ons het recht
voorbehouden op compensatie. Ik zou met
nadruk willen herhalen de waarschuwing,
dat deze aanvallen niet zouden kunnen
worden herhaald zonder ernstig nadeel
voor de vriendschappelijke betrekkingen
met de autoriteiten te Burgos, welke zij
met ons zeggen te willen onderhouden,
aangezien de beide laatste aanvallen, die
wij vandaag bespreken, opzettelijk schij
nen te zijn ondernomen."
Chamberlain besloot zijn rede met
de woorden: „Wij gaan geen wijziging
brengen in onze politiek ten aanzien
van Spanje. Wij zijn voornemens de
nlet-inmengingspolitiek te voeren, die
op het oogenblik een betere kans
schijnt te bicden tot een succes te wor
den dan wellicht op eenig ander voor
afgaand oogenblik in haar geschiede
nis. Wij zijn niet voornemens een wij
ziging te brengen in de termen onzer
waarschuwing aan Britsche schepen".
Andere oppositie-stemmen.
Tijdens de voortzetting van het debat
heeft de liberaal Sinclair verklaard, dat
de aanvallen op de Britsche schepen niets
anders zijn dan zeeschuimerij. „Wij moes
ten, aldus spr., als represaille een rechts
oorlogsschip tot zinken brengen, voor lede
ren aanval, dien Franco onderneemt." Sin
clair voegde hieraan toe, dat de standvas
tigheid ten opzichte van Tsjecho-Slowa-
kiie den vrede heeft gered, maar dat Groot
Brittannië een verschrikkelijken prijs zou
kunnen moeten betalen voor de zwakte der
regeering ten aanzien van de Spaansche
kwestie.
Churchill zeide: „Ik verklaar met
pijnlijke gevoelens, dat ik geloof, dat
het waar is, dat geen andere groote
vlootmogendheid een dergelijke be
handeling zou dulden. Japan. Italië en
de Vereenigde Staten zouden zich niet
onderwerpen aan deze behandeling, die
maand na maand voortduurt. En bo
vendien. geen macht ter wereld zou
het wagen, een zoodanige smaad toe
te dienen aan een' van die landen. Dat
is een zeer ernstig feit.
De onderstaatssecretaris van buitenland-
sche zaken zeide: „Het moge wettig zijn,
het is evenwel niet wenschelijk, dat Brit
sche schepen op het oogenblik Spaansche
havens aanloopen. Hij voegde hieraan toe.
dat de regeering voornemens is, voort te
gaan met de bestudeering van het denk
beeld van veiligheidszones, en vrijhavens.
Wij zijn, aldus Butler, thans in bespreking
met de autoriteiten te Burgos ten aanzien
der vrijhavens en wij gaan voort, met de
autoriteiten te Barcelona dringend de
kwestie van veiligheidszones in een haven
als Barcelona te bestudeeren.
De Labour-motie tot verdaging werd
met 275 tegen 141 stemmen verworpen.
TANDPASTA
3353
(Ingez. Med.)
De Nederlandsche Maatschappij voor
Nijverheid en Handel vergadert vandaag
en morgen te Almelo en Hengelo.
Na behandeling van eenige huishoude
lijke aangelegenheden sprak de voorzitter
der maatschappij, de heer ir. A. Plate, een
rede uit. welke gewijd was aan het vraag
stuk der „Ordening".
Er bestaat, aldus spr.. onzekerheid, vaag
heid, ten aanzien van hetgeen onder de
leus „ordening" wordt verstaan.
Zoolang men het begrip „ordening" ne
gatief opvat is er een wonderlijke overeen
stemming. dat is:
„Weg met de vroegere zuiver individua
listische denkbeelden.
De meenlngsverschillen beginnen, zoodra
het positieve in bespreking komt. zoodra er
vragen naar voren komen ten aanzien van
de wijze van samenwerking, economisch en
sociaal en ten aanzien van de rol, welke de
overheid daarbij al dan niet moet spelen.
Bij onzen internationalen handel is het
bijv. bij de nieuwe toestanden ondenkbaar
om als klein land alleen een volkomen vrije
ruil evenals vroeger toe te laten, het aan
eiken individueelen handelaar overlatend,
wat hij in- of uitvoeren wil. De practijk in
de internationale handelspolitiek toegepast
door de totalitaire staten en de sterke ge
centraliseerde methoden van invoerbelem-
meringen door alle landen der wereld ln
practijk gebracht, dwingt ons thans veel
meer dan vroeger, den staat actief te laten
optreden.
Tegenover het onpersoonliike van het
automatische systeem in de productie
en ln den handel werkt nu meer het
persoonlijke element van een centrale
controle of centraal beheer
In deze nieuwe elementen liggen
groote gevaren verscholen, waarop men
niet genoeg bedacht kan rijn.
Op het terrein van de handelspolitiek
ziet spr. in de contingenteering voorloopig
twee richtlijnen om het begrip .ordening
teIVnTeeeerJsteenplaaU kan het doel worden
nagestreefd om die bedrijven, welker
1-rachtlge ontwikkeling voor de Neder
landsche economische structuur vooral van
belang ls en wel.ee direct en Indirect veel
werkgelegenheid geven, tegen oven-ompe-
ün" op de binnenlandsche markt van bui
tenaf en om hun export zooveel mogelijk
tCEen tweede richtlijn ziet spr. ln de be
vordering van een gezonde kartel-organi
satie door middel van de contingenteering,
waar deze op normale wijze is gegroeid en
er ln slaagt om de sterke op- en neergan
gen ln prijzen te temperen.
Dat hier gelet moet worden op machts
misbruiken welke uit de constellatie kun
nen ontstaan, spreekt vanzelf.
Goede economische ordening werkt voor
uit, maar beschut niet angstvallig het
aanwezige, zonder af te vragen, in welke
richting onze heele volksgemeenschap het
natuurlijkst groeit. Want ordening moet
ten-lotte natuurlijk en groeiend zijn en
niet kunstmatig beschermend en in stand
houdend.
Gevaarlijk ordenend dilettantisme
wordt somtijds met het begrip be-
drijfsraad gepleegd.
Spr. kon zich voorstellen, dat bij be
paalde ondernemingen of zelfs bij be
paalde bedrijfstakken, niet te groot
van omvang, zoodanige verhoudingen
tusschen patroons en werknemers zijn
gegroeid, dat er behoefte ontstaat om
hieraan meer vasten vorm te geven ten
bate van sociale rust. Maar indien men
nu tracht hetzelfde denkbeeld ingang
te doen vinden bij groote bedrijfstak
ken. waar de ontwikkeling in de sociale
verhouding geheel anders ligt, werkt
men averechts.
Bedenkelijk achtte spr. verder het bin
dend verklaren van collectieve arbeids
overeenkomsten, zoolang deze niet door
een overgroot deel van de betrokken
patroons en arbeiders zijn afgesloten. Een
percentage van 60 a 70 procent als vol
doende te beschouwen, zooals in de praktijk
schijnt te geschieden, beteekent, dat in
het maatschappelijk groeiproces phases
worden overgeslagen.
Van de grootste beteekenls in de anti-
indlviduailstlsche ontwikkeling zag spr.
wat het economisch terrein betreft de
kartelontwikkeling in zijn onderscheiden
vormen vooral ook de Internationale.
Groote internationale organisaties, trusts,
kartels, concerns, waarin Nederland leiden
de functies inneemt, zooals de Koninklijke,
Philips, de Unilever zijn van onschatbare
beteekenis voor ons land en geven direct
en indirect duizenden werk
De conclusie waartoe spr. kwam was dat
al vanzelf de ontwikkehngsdrang op menig
deel van het economisch en sociaal terrein
anti-individualistisch is en zoo verstaan,
dus in de richting van ordening gaat.
Spr. erkende echter, dat er gebieden zijn,
waarop de overheid noodgedwongen op
aandrang van de betrokken maatschappe
lijke groepen zelf met maatregelen het
proces moet bevorderen.
Dan ontstaan tevens de gevaren voor een
gezonde ontwikkeling d.w.z. een ontwikke
ling waarbij aanwezige vitaliteit in ons volk
gestimuleerd en voorhanden zwakheid niet
kunstmatig in het leven wordt gehouden
tot schade van het geheel
De aanwezigheid van die gevaren kan in
de practijk niet met succes lelden tot het
geven van het algemeen parool: afblijven,
niets doen. Wel kan en moet daaruit be
sloten worden, dat het voor economische en
sociale particuliere organen taak ls om
met verstand en energie zooveel mogelijk
zelf ordenend werk te doen en zich niet te
gemakkelijk te onderwerpen aan een re
gime van buiten- en boven af regelende
ambtenarenbureaux.
In behandeling kwam vervolgens het
rapport betreffende de saneering van de
binnenstad, uitgebracht door een door het
hoofdbestuur Ingestelde commissie, be
staande uit de heeren mr. J. Wilkens, mr.
J. Dutllh en mr. .1. Bierens de Haan.
De heer dr. T. P. van der Kooy. chef van
den economischen voorlichtingsdienst van
het departement van Ecnomlsche Zaken
hield daarna een inleiding over:
„Bedrijfsleven en economische voorlich
ting in Nederland".
Accijnsverhooging slechts
verscherping onderlinge
concurrentie tot
gevolg gehad.
Blijkens het voorloopig verslag der
Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot
wijziging van de tabakswet zijn bij de vaste
commissie voor belastingen schriftelijke
opmerkingen ingezonden door het lid der
Kamer den heer v. d. Putt, De commissie
heeft van deze opmerkingen met belang
stelling kennis genomen en die ln haar
besprekingen betrokken.
Het onderzoek van het ontwerp heeft de
commissie aanleiding gegeven tot het
weergeven o.a. van de volgende beschou
wingen en opmerkingen.
De vraag rees, of, nu de tabakswet op
verschillende punten zal werden herzien,
het niet aanbeveling zou verdienen aan de
door de regeering voorgestelde wijzigingen
nog eenige andere toe te voegen.
Allereerst werd er in dit verband de aan
dacht op gevestigd, dat de klein- en mid
denindustrie in dezen tak van bedrijf
eenige bescherming zeer van noode heb
ben. Toen in 1933 tot verhooging van den
tabaksaccijns werd overgegaan, werd daar
bij de verwachting uitgesproken, dat die
verhooging op den consument zou worden
verhaald. Het tegendeel is echter geschied,
gelijk uit het volgende overzicht van de
gemiddelde kleinhandelprljzen blijkt:
sigaren sigaretten tabak
1923 100 100 100
1933 69.82 71,98 86,70
1934 65,66 64.18 37.59
1935 60.21 60 81,97
1936 56.05 59,20 79,43
De accijnsverhooging heeft slechts aan
leiding gegeven tot verscherping van de
onderlinge concurrentie, waarbij de vroe
ger reeds opgedane ervaring werd beves
tigd, dat bij zulk een oplaaien van den
concurrentiestrijd de groote ondernemin
gen door den inzet van al hun kapitaal
kracht trachten den omzet, vooral in de
lagere prijsklasen, naar zich toe te trek
ken. Zoo zijn de kleinere bedrijven op
nieuw in het gedrang gekomen. Weliswaar
heeft men in de sigarettenindustrie ge
tracht door onderlinge samenwerking de
nadeelige gevolgen daarvan te ondervan
gen, doch dtt is slechts ten deele gelukt
Naar gemeend werd, zou de regeering in
belangrijke mate medewerken aa.n het ge
zond houden van het bedrijf, indien zij
alsnog ln het ontwerp één of meer bepa
lingen zou opnemen, welke de strekking
Rheumatische pijn. spit, jicht, etc. worden
veroorzaakt door onzuiver bloed. De zes
minerale zouten in Kruschen Salts zuiveren
Uw bloed door de verschillende afvoer-
organen krachtig aan te sporen. Kruschen
Salts zal ook U snel en afdoende helpen.
STRALENDE GEZONDHEID VOOR I CENT PER OAC
2246 tlngez. Med.)
hebben den nadeeligen invloed te neutra
liseeren. welken de zware accijnsheffing in
het bijzonder heft op de bedrijfsuitkom-
sten van de klein- en midden-industrie.
In de tweede plaats werd er op gewezen,
dat kleine sigaren, met de hand of in den
vorm gemaakt, lichter dan 35 gram, belast,
worden met 17'/i%. Waar dit, naar men
meende, toch nimmer de bedoeling is ge
weest, drong men op een wijziging aan,
die een dergelijke toepassing van de wet
voor den vervolge onmogelijk maakt.
Voorts werd gevraagd, of het niet moge-
itlk zou zijn. artikel 14 der wet aan te
vullen met eer voorschrift, waarbij ver
boden wordt, liet anders dan voor eigen
gebruik, verkoopen van tabaksfabrikaten
aan personen, die geen bedrijfsverg jnring
hebben. Ook werd aangedrongen op het
verleenen van een preferentie wegens den
door een fabrikant betaalden accijns op ae
goederen van dier- afnemer.
Naar men meende, dient bij deze gele
genheid afschaffing of althans verlaging
van deze belasting opnieuw ernstig ln over
wegen te worden genomen. Mocht daar
tegen bezwaar blijven bestaan, dan zou
ook aan vervanging van deze wijze van
heffing van een recht op sigarettenpapier
coor een andere kuninen worden gedacht.
Gewezen werd in dit verband nog op den
misstand, dat ook een aantal sigaren
winkeliers zich aan den verkoop v:) n on-
gebanderolleerd Sigarettenpapier schuldig
maken, niet om daarmede een extra-winst
te behalen, doch om hun klanten ter wille
te zijn.
Ook werd van deze gelegenheid gebruik
gemaakt tot het stellen van de vraag, of
het waar is, dat geen banderolles verstrekt
worden beneden de 3 ct„ zoodat sigaren
vam lageren prijs. b.v. van 2 of 2>/« ctvan
banderolles van een feitelijk te hoog be
drag voorzien moeten zijn. Indien zulks
inderdaad het geval is. meende men op
wijziging van deze practijk te moeten aan
dringen.
Verder werd nog aandacht gewijd aan
de positie van de marktkooplieden Voor
eerst werd er op gewezen, dat. terwijl de
winkelier alle sigaren stuks- zoowel als
klstgewijs gebanderolleerd mag verkoopen,
marktkooplieden alleen senoritas met kist-
band mogen verkoopen. Gevraagd werd, of
er overwegende bezwaren zijn, de laatst
genoemde verkoopers ten deze met de win
keliers op één lijn te stellen. In de tweede
plaats werd de voorwaardelijke vergunning
ter sprake gebracht, welke wordt verleend
aan marktkooplieden, die gaan verhuizen
omdat hun woning te klein wordt voor hun
gezin of te duur in verhouding tot hun
inkomen. Het verleenen in gevallen als
deze van een voorwaardelijke vergunning
brengt, naar gemeend werd, groote on
zekerheid en belemmert de betrokkenen
onnoodtg in het zoeken naar een meer ge
schikte woning Gevraagd werd. of ln
dezen niet een meer bevredigende regeling
zou kunnen worden getroffen. Tenslotte
werd nog herinnerd aan den toestand van
rechtsonzekerheid waarin de niet zeer
groote groep van marktkooplieden verkeert,
die zich van ouds bezig houden met den
verkoop van ongeregelde en niet voor den
verkoop door winekliers geschikte partijen
sigaren. Na het in Werking treden van de
tabakswet leven deze kooplieden, wier vak
het is, beneden den detailprijs dus ook
beneden den banderolleprijs te verkoo
pen, eigenlijk bulten de wet. ZIJ zijn voort
durend in overtreding Wel is jegens hen
meermalen lankmoedigheid betracht. Dit
doet echter niet af aan het feit, dat hier
van een onbevredigenden toestand sprake
is. Gaarne zou men zien, dat voor de hler-
bedoelde groep thans hetzij met gebruik
making van een bestaande bevoegdheid
hetzij na voorafgaande wetswijziging
definitieve regeling wordt getroffen, waar
door het legaal voortbestaan van de brood
winning der betrokkenen mogelijk wordt.
8. De eerste steen was los; dat was gelukt. Nu hebben Thijsje
en oom Brom ook nog een tweede en een derde losgerukt toen
zagen zij een donker, peilloos gatOom Brom was heelemaal
teleurgesteld omdat er zoo op 't oog niet eens een kist met goud
in zat.
„Kom kom, kom kom", zei hij; „nu, 't is dus géén begraven schat
kom, morgen vroeg ls het weer licht, dan gooi ik deze kuil weer
dicht. Er is hier nu niets aardigs meer te zien en 'k wil naar bed,
want 't is al een uur of tien."
Maar dat was Thijsje niet van plan; hij riep; „Geen sprake van
Dit ziet er allemaal vreemdsoortig uit en nu wil ik ook weten wat het
wel beduidter ls geen onderaardsch hol zonder reden en ik ga
eens kijken hier beneden."
„Komaan, komaan", bromde oom Brom, „nu, ik blijf liever hier
boven staan, 'k Vind 't best, dat jij de zaak daar eens verkent; als je
maar voorzichtig bent."
„Als er onraad is, dan roep ik wel", zei Thijs; hy liet zich zakken
en hy was verdwenen in een tel.
2—4