79ste Jaargang Zaterdag 2 April 1938 No. 5
Wat Anneke in den lentenacht
beleefde.
Het heerlijke feest van de bloemen
.Was het maar een droom, of.r"
Met haar oogen zoo wijd mogelijk open,
ligt Anneke in de duisternis van haar
kamertje voor zich uit te staren. O. wat
duurt het toch lang voor het twaalf uur is!
Het lijkt wel. of de wijzers van het klokje,
dat naast haai' op het tafeltje staat, niet
vooruit gaan. Ze zien er wel leuk uit in het
donker. Eigenlijk heeft Anneke er nooit
goed op gelet, dat ze zoo'n mooi groen licht
geven.
O, nu zijn ze ineens een heel stuk verder.
De kleine Is bijna op de twaalf en de groote
de zes. Als die ook op de twaalf staat,
dan.. dan gaat het gebeuren!! Dan zal
ze kunnen zien of het waar is wat Juf haar
heeft verteld. Ze kan niet gelooven, dat die
iets zal vertellen, dat niet waar is.
Henk, haar groote broer, die al in de
tweéde klas van de H.B.S. zit, zei, toen ze
hem het mooie verhaal thuis vertelde, dat
het allemaal verzinsels waren. Het was niet
waar zei hij, dat alle bloemen op 21 Maart
's nachts, als de lente begon, feest gaan
vieren. En of ze nu al tegen hem zei. dat
Juf het verteld had, hij wilde het niet ge
looven. Het was een sprookje en sprookjes
waren niet waar.
Maar Anneke weet wel beter. Zij Is zoo
dom niet om te twijfelen aan wat Juf zegt.
Die k&n het toch veel beter weten dan
Henk. Ze is nog heel wat knapper dan hij!
Wacht maar, morgen! Dan zal Anneke
aan Henk kunnen vertellen, dat ze het zelf
gezien heeft, dat hij er niets van weet en
Juf wel. De bloemen in hun winkel zullen
immers ook feest vieren? En dat zijn er
heel wat; de winkel staat vol met prachtige
bloemen.
O, daar is de groote wijzer bijna op de
acht. Ja, nu zal ze toch maar vast naar
beneden gaan, dan kan ze daar wachten
tot het twaalf uur is. Heel voorzichtig
stapt ze uit haar bedje. Hu. het is koud.
Hè, waar zijn die nare pantoffels nu weer?
Ze krijgt zulke koude voeten.
Het licht durft ze niet aan te steken,
want dan kan Moeder haar hooren en mag
ze vast niet naar beneden gaan. Wacht,
daar voelt ze al een pantoffel en daar is de
andere ook. Weet je wat, ze zal haar trui
over haar nachtponnetje aan doen. Dat ls
lekker warm en beneden in den winkel zal
het vast erg koud zijn.
Als ze haar trui aan heeft, sluipt ze op
de teenen naar de deur. Nu komt er een
heel erg moeilijk werk. De groote deur moet
ze zonder lawaai te maken open doen. Dat
valt niet mee; met haar kleine handjes
kan ze maar net den knop stevig vastpakken.
Heel eventjes kraakt zij en dan is de deur
zoover open, dat ze op de gang kan glippen.
Maar wat schrikt ze daar! O, wat is het
donker op de gang, je kunt er niets zien.
Haar hartje bonst in haar keel. Zal ze het
wel doen? Zal ze maar niet liever weer naar
bed gaan? Het is zoo heel erg donker! Maar
als ze niet gaat, kan ze morgen niets aan
Henk vertellen. Ook overmorgen niet; een
heel Jaar moet ze dan wachten. Nee, dat
doet zi? niet, dat duurt veel te lang!
En ze gaat; voetje voor voetje schuifelt
ze over de duistere gang. Wat is nu alles
anders dan overdag! Het lijkt wel of de
dingen allemaal leven. Ze durft bijna niet
verder, maar daar is de trap al. Als die nu
maar niet kraakt, want dan kan vader of
moeder haar wel eens hooren. Maar nee,
het gaat best. Alleen de laatste tree maakt
een heel klein beetje geluid. Dat kunnen
ze boven n-iet hoorgp.
Plotseling- staat ze doodstil. Wat is dat?
Wat hoort ze daar?"Angstig houdt ze haar
adem in: ze Ls er zeker van, dat ze iets
heeft hooren loopen. Hoor, daar is het weer.
Nu komt het dichter-bij. Zal ze moeder
roepen? O, wist ze toch maar wat het ls!
Ze wil wel roepen, maar van angst kan ze
zich niet meer bewegen en uit haar keeltje
wil geen enkel geluid komen.
Dan, het is of ze zal gaan huilen van
blijdschap, voelt ze zacht het fluweelen
huidje van de poes langs haar bloote been
strijken. Vlug bukt ze zich en tilt de poes
op. Behagelijk snorrend kruipt deze tegen
haar aan. Dat is een buitenkansje voor het
daer! Daar komt het warempel midden in
den nacht, terwijl het net eens wil gaan
kijken, hoe het met de muizen staat,
Anneke tegen.
De poes is echter niet alleen blij. Nee
hoor. Anneke is .vast wel net zoo gelukkig.
Ze is nu heelemaal niet bang meer. Stijf
drukt ze met een arm de poes tegen zich
aan, terwijl ze met de andere de deur van
den winkel open doet. De kou komt haar
tegiemoet, maar ze merkt er weinig van,
met het warme poesenlijf zoo dicht tegen
zich aan.
Even kijkt ze in het rond. Wat een bloe
men toch. En straks gaan ze allemaal
feestvieren. Welke zou nu van haar winkel
koningin zijn? Die is er in eiken winkel
heeft Juf gezegd.
Hè. bijna stoot ze een groote vaas met
seringen, die op den grond staat, omver.
Ziezoo, hier zal ze gaan zitten. Achter de
toonbank, in een hoekje, de poes op haar
schoot. Daarvandaan kan ze een heeleboel
bloemen zien en als dan straks het feest
in vollen gang is zal ze nog wel wat naar
voren gaan. Daar moet ze nu nog mee
wachten, want als de bloemen haar zien,
houden ze zich stil. De menschen mogen
hun feest nooit meemaken.
Daar zit onze Anneke nu. De knietjes
heeft ze zoover mogelijk naar zich toe ge
trokken, de poes dicht tegen haar aan op
haar schoot....
Dof dreunend weerklinken de laatste
slagen van de oude torenklok. Twaalf uur,
de lente begint! Voorzichtig stappen zes
roode tulpen, die op een hoek van de toon
bank staan, uit hun vaas. Verheugd kijkt
Anneke ze na. Zie je wel, nu gaat het be
ginnen!
Kijk, wat gaan ze nu doen? O. ze ziet het
al. Daar halen de tulpen uit de kast in een.
hoek van den winkel een rond doosje. Dat
heeft ze wel eens in een boek gezien. Het is
de troon. Kijk, ze brengen hem vlak voor
de buitendeur. Wat moeten die arme tulpen
hard werken. Ze worden er nog rooder van
Hè. wat komt daar nu weer aan? O, leuk,
twee aan twee achter-elkaar stappen daar
tien van de mooiste viooltje uit de étalage.
Dat kun je zien, omdat ze allemaal een
kleine viool dragen. Uit een anderen hoek
komt een gele trompetnarcis aangewandeld.
Hij Is de dirigent en hij stelt zijn orkest
naast den troon op.
Nog veel meer moois is er te zien, alle
bloemen zijn nu in beweging gekomen.
Allerlei soorten wandelen de étalage uit en
ook de vazen op den grond zijn nu leeg. Op
de toonbank stappen nog een paar lelietjes
en crocussen. Een hyacinth glijdt net langs
een hoek naar omlaag. Het is op den grond
een bonte mengeling van kleuren. Alles
loopt dooreen en toch doen ze allemaal wat.
Dat is ook te begrijpen, want voor zoo'n
feest moet er eerst heel wat klaargemaakt
worden
Eén is er slechts die niets doet. Heel
eenzaam pronkt voor het raam nog een
prachtige orchidee. Nu weet Anneke meteen
wie de koningin van hun winkel is. Natuur
lijk die orchidee, want die doet niets. Ze
is ook zco mooi met haar fluweelachtige
bloembladen.
Wat kunnen die bloemsn vlug werken!
In een ocgenblik is de heele winkel in een
feestzaal veranderd. Langs den kant staan
allemaal kleine tafeltjes en stoeltjes, die
Anneke nog nooit tevoren in den winkel
heeft gezien. Waar zouden die vandaan ge
komen zijn?
Voor den troon ligt nu een mooi groen
kleed. Een paar witte narcissen zijn nog bezig
op de kleine tafeltjes donkerroode zijden
kleedjes te leggen. Dan, als sommige hier
en daar nog wat recht zetten, weerklinkt
er een hoog, helder fluitje Alle bloemen
scharen zich vlug in twee rijen, aan weers
kanten van den troon. Ze zormen een gang.
die bijna tot aan de étalage komt. waar
neg steeds heel eenzaam, de orchidee staat.
Het is ee<n lange, slanke aronskelk, die
gefloten heeft. Hij blijkt de leiding te heb
ben, want op een wenk van hem treden vier
witte lelietjes naar voren. Voorzichtig, om
hun mooie kleedje niet te scheuren, klau
teren zij de étalage in. Met kleine deftige
passen stappen zij op de orchidee toe.
Als ze er vlak bij zijn, maken ze een heel
diepe buiging. Minzaam knikt de orchidee
met haar bloemkroon. Dan stapt ze uit het
vaasje en terwijl aan weerskanten van
haar twee lelietjes loopen, begeeft ze zich
naar de wachtonde rij. Wanneer ze bij de
eerste bloemen is aangekomen begint de
muziek te spelen. Alle bloemen zingen mee
en overal ziet Anneke vroolijke. blijde
bloemengezichten.
De koningin wacht tot het lied uit is en
dan gaat ze op den troon zittende lelietjes
komen aan weerskanten van haar te staan.
Nu treedt de aronskelk naar voren. De
andere bloemen zoeken allemaal een
plaatsje dicht bij den troon. Daar begint de
aronskelk te spreken.
Anneke luistert scherp, hè, wat een
zachte stem! Ze kan er haast niets van
verstaan. Wacht, ze zal een beetje naar
voren schuiven.
Maar daar wordt de poes wakker en met
een grooten sprong rent hij ineens in de
richting van de kast, waar de troon uit
gekomen is. Onderweg stoot hij nog een
vaas om ook.
O, wat gaat er nu gebeuren?