Interieur van de Groote Kerk - De Grand National LESDSCH DAGBLAD Tweede Blad 79sie Jaargang FEUILLETON Het Groote Avontuur MAANDAG WORDT DE NIEUWE BRUG OVER HET MER- WEDEKANAAL TE LOENERSLOOT voor het verkeer open gesteld. Een doorkijkje op de brug met op den achtergrond de oude brug, welke gaat verdwijnen. BURGEMEESTEE J. J. W. VAN HOUT plant den eersten boom op den boomplantdag, welke gisteren te Budel werd gehouden. DE OPENING TAN DE „H1SWA" in de Apollohal te Amstet- dam. Vice-adm. Quant (rechts) en de heer Ernst Crone bij het model van de „Oranje", het voor rekening van de Stoomv.-Mij. „Neder land" bij de N.V. Ned. Scheepsb.-Mij. in aanbouw zijnde mailschip. HR. MS. KRUISER „JAVA" is in de Amsterdamsche haven binnengekomen en heeft ligplaats genomen aan den steiger der HollandAmerika-lijn. DE DUITSCHE REIC OSWEHROBERST GRAAF ROTKIRCH bevelhebber van Weenen en den Hongaar- schen commandant Veniczey (links) aan de Oostenrijksch- Hongaarsche grens bij Schattendorf. te den Haag, in welke kerk 12 Mei a.s. H.K.H. Prinses Beatrix gedoopt zal worden. Een gezicht op den preekstoel. DE „GRAND NATIONAL". De deelnemende paarden nemen de zwaarste hindernis van het parcours „Bechers Brook". INTERIEUR VAN DE GROOTE OF ST. JACOBSKERK Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. 47) Riefenberg verliet daarop de spelonk. De nacht was heelemaal ingetreden. In de gang, waarin hij uitkwam, heerschte een rosse gloed. Hij keek naar de wolken, die dit spookachtig licht weerkaatsten en liep tot aan den rand van den afgrond. In de diepte ontdekte hij thans een heel ander kraterland. Hij staarde in de vuurspuwen de monden. In den nacht hadden deze vuurzeeën een oranjeroode kleur. Rook slierten liepen over de randen van de kra ters; het was alsof ze angstig wegspron gen voor de zwiepende vuurgolven. Soms leken het reusachtige menschelijke gestal ten, die van den eenen naar den anderen rand sprongen: duivels, die dit hellevuur onderhouden. Toen hij de blikken wendde naar het meer kalme gedeelte van de lavazee, ont waarde hij overal kleine vuurmonden met plotselinge opflikkeringen en verder ontel bare kleine lichtpunten. Het was alsof daar op duizenden meters hoogte, in het hart van Afrika een reusachtig modern bedrijf aan den gang was. In den nacht maakten het gesis, gedreun en geloei van vuur en stoom een ontzettenden indruk. Hij voelde een vreemden angst om zijn hart slaan. Het was of een wereld van spoken, mythen en legenden zou gaan opbloeien. Plotseling hoorde Riefenberg gerucht achter zich. Hij keerde zich om en stond tegenover een haast onkenbaar geworden Ada Iljen. Haar lichaam was gehuld in een nauwsluitend en laag neervallend kleed van gouden pailletten. Het haar was in wilde golving achterover gekamd en aan de oor bellen hingen groote gouden ringen. De gouden schilfers van het kleed hadden een doffe glinstering in den rossen gloed van het vuur. Ada Iljen werd gevolgd door haar boy Fweloe en door een zestal sohier naak te. indrukwekkende negers met lange lan sen. Zij glimlachte toen ze zag met welke verbaasde blikken Riefenberg haar aan staarde. Wel, vroeg ze eindelijk, heb ik iets van een koningin of niet? Ik kan moeilijk zeggen waaraan u mij doet denken, zei Riefenberg, maar in dit geheimzinnige en grootsche decor maakt u op mij een onvergetelijken indruk. Even stonden ze samen aan den rand van den afgrond en keken naar de hellewereld in de diepte. Plotseling weerklonk gebons van tam tams. Dat was het teeken, dat de stamver- gadering een aanvang ging nemen. Ada greep Riefenberg bij den arm. Ik weet niet, fluisterde ze, maar tel kens als ik hierheen moet komen, voel ik mij ongerust en ditmaal ben ik bang. Daar beneden, op de vlakte, kan ik die primitieve kinderen beheerschen, maar hier is het alsof er andere, onzichtbare machten zijn, die de mijne in de schaduw stellen. Ik heb Jtecds den indruk, dat, mocht een van de priesters tijdens de vergadering overeind mringen en mijn hoofd eischen, niemand 'ij zou verdedigen. En nu u er is, lijkt de 'oestand mij nog meer gespannen. Ik vind het wel vreeselljk, antwoordde Riefenberg, dat ik, in plaats van u te hel pen. u in een nog moeilijker toestand heb gebracht.. Ik heb Nee, onderbrak zij hem met klem, ik vind het heerlijk, dat ik voor u iets heb kunnen doen. Alles wat u is overkomen is toch door mijn schuld gebeurd. Zoo bedoel ik het dus niet. Ik ben alleen bang voor u. Riefenberg nam Ada's hand. Ik dank u, maar zoo gemakkelijk zou den die kannibalen het nog niet hebben. Laten we maar eens afspreken. Wij be schikken toch nog altijd over bliksem en donder? Laten wè niet zonder uw geweer deze vergadering bijwonen. Fweloe kreeg opdracht naar de spelonk te loopen en kwam spoedig terug met het wapen. Het werd geladen met vijf kogels, terwijl de journalist een flinke reserve bij zich stak. Om niet al te zeer aanleiding te geven tot argwaan, zou de neger het ge weer dragen en onder Riefenberg's bereik leggen. Nu moet u even luisteren, zei Riefen berg verder. Ik heb er geen idee van, wel ke wending de zaak zal nemen, maar als een van die kerels het waarlijk te bont maakt, wijst gij hem mij eenvoudig aan. Zonder te aarzelen zal ik hem neerschie ten. Dat middeltje hebt ge vermoedelijk sedert uw aankomst niet meer toegepast. Dat zou toch vreeselijk zijn, meende Ada. Als ons eigen leven In gevaar is. mo gen wij niet aarzelen. Daarop liepen ze langs de spelonken en bc-reikten een oppervlakte, welke eener- zijds op een bergwand, anderzijds op den kraterafgrond uitliep. Vlakbij, in de diepte, strekten zich vier kleine, in werking zijnde kraters uit. Een geweldige onstandvastige oranjegloed beef de boven den rand van den afgrond en hulde de vlakte in een onheilspellend schijnsel. Tusschen de rotsblokken krioelde het van negers. In het midden stonden vier kerels als razend op de tam-tams te bon zen. In een wild rhythme ook dansten mannen en vrouwen in wijden kring om hem heen. Zij kronkelden het lichaam als slangen. Soms sloeg een van de dan sende vrouwen de hand voor den mond, stootte een reeks van scherpe keelklanken uit en sprong uit de rij. Onmiddellijk werd haar plaats ingenomen door een andere vrouw. Als het tempo van het tam-tam- geroffel vertraagde, werden de bewegin gen van de dansers ook minder ontstuimig en traag, met strakke, nauwelijks bewe gende lichamen schoven ze dicht achter elkaar in een wijder en wijder wordenden kring. Toen de lnlandsche vrouwen Ada Iljen in het oog kregen, liepen ze naar haar toe, klapten in de handen en begeleidden haar stoeiend tot bij den rotswand. Daar zaten de stamhoofden rond een klein hout vuurtje. Ze rookten broederlijk uit eenzelf de bolvormige pijp, die van hand tot hand werd overgegeven. Ieder hunner deed een enkelen, indrukwekkenden trek en vulde keel en longen met den viezen tabaksrook. Ze kwamen overeind, bogen zich naar den grond en betuigden aan Ada Iljen dezelf de eer als bij haar aankomst. Ook drie vervaarlijk uitgedoste mannen kwamen naar haar toe. De priesters, fluisterde Ada. Een van de kerels was gehuld In een vieze bollende pij, gemaakt van gedroogde plantaardige vezels. Wat men van zijn beenen zag, was omgeven door rosse die- renvellen. Zijn hoofd was verborgen onder ten afstootend houten masker met diepe inkervingen. Hij steunde op een stok en bleef staan voor de blanke vrouw. De an dere twee kerels hadden reusachtige plui men op het hoofd en rond de oogen waren witte breede kringen geschilderd. Verder was hun lichaam omhangen met een on- zinnigen rommel van dierenvellen, kralen en schelpen. Ze sprongen rond Ada Iljen, aisof ze gek waren, klapten in de handen en wat ze vertelden klonk Riefenberg in de ooren als het afratelen van een pater noster. Wat heeft dat te beteekenen? vroeg hij Dat is zoo hun manier om mij te hul digen, antwoordde Ada Hjen zonder hem aan te kijken. De andere toovenaar zwijgt en dat is de gevaarlijkste. Een van de stamhoofden gaf een tee ken aan een van zijn volgelingen en deze sprong luid tierend, met zjjn lans zwaaiend, tusschen de menigte. Het tam-tamgeroffel hield op; langzaam naderden de inlanders en kwamen zich in wijden kring rond Ada Hjen en de hoofden scharen. Aan den rand van den afgrond ontdekte Riefenberg tal rijke afgodsbeeldjes, omgeven door aller lei voorwerpen; het waren geschenken om de geesten van de afgestorvenen, die in het kraterland verblijven, mild te stem men. Ada Iljen had enkele woorden ge wisseld met een van de hoofden en van de oogenblikken. die aan het openen van de vergadering vooraf gingen, maakte zij ge bruik om vlug nog een paar worden met Riefenberg te spreken. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5