Fabrieksbrand te Waalwijk - Militaire oefeningen in ?9»ie Jaargang LEIDJCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON Het Groote Avontuur GRETA GARBO IN ITALIË. Greta Garbo, die met den Amcri- kaanschen dirigent Leopold Stakowski te Ravello bij Napels vertoeft, wordt daar belegerd door fotografen. Greta op het terras der villa Cimbrone. NATIONALE JUBILEUM SCHIETWEDSTRIJDEN TE OUDEN RIJN - in het clubgebouw ?an de sohietvereeniging ,,Do Oude Rijn". De burgemeester van Ouden Rijn W. H. baron Taets van Amerongen van Renswoude toont aan den commissaris der Koningin in de provin cie Utrecht, jhr. mr di\ L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, zijn schutters-capaciteiten. I)E NIEUWE ENGELSCHE KRUISER „BELFAST" werd door mevr. Chamberlain, de echtgenoote van den Engelschen premier, van een werf te Belfast te water ge laten. Het 10.000 ton metende schip glijdt het natto element in. DR. F. H. FENTENER VAN VLISSINGEN - de voorzitter van het Jaarbeurs-Instituut, vertrok, vergezeld van zijn echtgenoote, naar Indië. In het station te Utrecht v.l.n.r. W. Graadt van Roggen, dr. F. H. Fentener van Vlissingen en zijn echtgenoote. GISTERMORGEN BRAK BRAND UIT in de N.V. chroomlederfabriek ,,De Am- stel" te Waalwijk. De schade wordt op 2 mil- lioen gulden geraamd. DE INTERDEPARTEMENTALE COMMISSIE VOOR JEUGDZORG bracht een bezoek aan het Vrijz. Prot. werkkamp ,,De Kuil" te Beekbergen. De aankomst van de commissie. Voorop de heer Klomp, commandant van Ket kamp. Rechts mr. D. G. Draayer, dir. gen. van Sociale Zaken. DE LEGEROEFENINGEN IN KLEIN VERBAND IN WESTELIJK NOORD-BRABANT. Vanuit Het raam van een boerderij wordt op den „vijand" gemikt. TE BRAINE L'ATjLEUD bij Brussel reed een locomo tief in het huis van een wisselwachter. Diens vrouw en twee kinderen, die zich in het huis bevonden, bleven ongedeerd. Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. 40) Toen de namiddag was aangebroken, was er nog geen verandering gekomen In het landschap en Riefenberg had den Indruk dat de bergen van den vorlgen dag thans hcelemaal buiten het stroomgebied lagen. In dit open land was, zelfs vlak bij den oever, geen schaduw te vinden en het wa ter weerkaatste de verzengende hitte, zoo dat Riefenberg besloot zijn toch weer vroeg in den middag te onderbreken. Hij zocht, zooals den vorigen avond, een kleine zand vlakte en hij vond die. maar zij was reeds ingenomen door een uitgebreide nijlpaar- denfamille. Riefenberg telde drie en dertig van deze reusachtige dieren. Onder de kudde heerschte de grootste kalmte. Op een paar uitzonderingen na scheen de troep 'n diepen slaap gedompeld. De meeste nijl paarden lagen op hun zijde languit in het zand. Sommige stonden op hun logge pcoten, terwijl de massale kop op den grond steunde Andere gebruikten het plompe lichaam van naast hen liggende rasgenooten als kussen. In de groep lagen ven paar jonge dieren, die, uit de verte ge zien. deden denken aan zware, vette var kens. In het water zelf lagen nog ontelbare dieren verspreid over een lijn, loopend ln schuine richting tot bij den anderen oever, honderden meters verder op. Voor zichtig naderde de journalist. De nijlpaar den in het water kregen het eerst lucht van hem. Zij keken dit vreemde wezen nieuwsgierig aan. Af en toe opende een der dieren zijn muil op angstwekkende wijze of sloot de neusvleugels om te duiken. Dan kwam er beweging onder de nijlpaarden op den oever zelf. Riefenberg was aan wal gestapt en liep langzaam, met zijn ge weer onder den arm, op de kudde af. Deze week loom naar het water, ietwat veront rust, doch volstrekt niet bang, want een maal in hun element kwamen de zware monsterkoppen geregeld en proestend bo ven de oppervlakte te voorschijn. Riefen berg wist dat nijlpaarden 's nacht aan land komen om voedsel te zoeken. Het geweer schot dat hij loste in de richting van de monsters had dan ook alleen maar ten doel ze uit den omtrek te verdrijven. Daarna ging hij terug naar zijn boot en voerde ze tot bij de zandvlakte. Hij voelde zich vermoeid en ging eerst even uitrusten ln de schaduw van een struik. Vervolgens beklom Riefenberg den zan- digen oever. Daar wachtte hem een in drukwekkend schouwspel. Zoo ver het oog kon reiken heerschte leven en beweging. Aan den horizon kronkelde zich een don kere sliert van honderden antilopen die zich gezamenlijk verplaatsten. Vlakbij stonden ontelbare dieren te grazen; andere lagen in het gras uitgestrekt. Dicht bij een bcschje waren twee neushoorns verwoed aan het vechten. Hij ontdekte in de verte 'de logge gedaante van een olifant, die zich rustig verwijderde. Drie buffels hadden een wedren door de vlakte aangevangen, Voor zichtig stapte Riefenberg de vlakte in. Met een beetje geluk hoopte hij de gelegenheid te krijgen een antiloop te schieten. Maar dat scheen niet zoo gemakkelijk te zullen gaan, want telkens als hij een kudde na derde, gingen de spitse koppen de lucht ln cn verwijderden de dieren zich. Zoo geraakte hij een heel eind van den oever verwijderd, waarbij hij kwam op een ■plaats waar enkele boomen en dicht struik gewas stonden. Aan het einde daarvan verborg hij zich tusschen de bladeren, op enkele meters af stand van talrijke antilopen. Even later weerklonk een schot. Een jonge springbok maakte een buiteling en bleef dan bewe- genloos liggen. Riefenberg wilde naar zijn slachtoffer loopen, maar nauwelijks een paar passen van het boschje verwijderd, bleef hij vol ontzetting staan. Op nog geen 15 meter afstand ontwaarde hij een indruk- wekkenden neushoorn. Het dier werd ver moedelijk door het geweerschot uit zijn slaap opgeschrikt, want het stond daar een oogenblik als verdwaasd, het hoofd gekeerd in de richting van den journalist, die zich het gevaarlijke vair zijn toestand maar al te zeer bewust was. Riefenberg overwoog bliksemsnel zijn kansen. Vermoedelijk zou het opgeschrikte beest dadelijk tot den aanval overgaan. Gelegenheid om weg te iconen en in een boom te klauteren zou hij beslist niet krijgen. Dus legde Riefenberg koelbloedig aan op het hoofd van het ge vreesde dier. De neushoorn stond met zijn muil naai' den gelegenheidsjager gekeerd, zoodat het kleine voorhoofd met de her sens beschermd was door den puntigen hoorn. Daarom aarzelde Riefenberg den haan over te halen. Hij wist dat hij hier tegenover een van de meest te duchten wildernisbewoners stond en dat slechts een meesterlijk schot hem van den dood kon redden. De neushoorn ondertusschen had een sprong gedaan in de richting van Riefen berg, maar bleef op een afstand van onge veer 12 meter aarzelend staan, vermoede lijk verrast door het vreemde uitzicht van zijn vijand. Toen hief het dier zijn mon- sterachtigen kop op en van dit oogenblik maakte de jager gebruik om het een kogel in de hersenen te jagen. Riefenberg wachtte niet af wat er ver der zou gebeuren. Hij liet zijn geweer val len, rende vliegensvlug terug naar het boschje en klom een paar meters omhoog ln een boom. De neushoorn was als door den bliksem getroffen maar nog niet dood, want een oogenbiik later stond hij weer recht en stormde dol van woede naar den boom. Riefenberg zag geen uitweg meer. Het zware lichaam van den gewonden reus kwam met zoo'n geweldigen smak tegen den boomstam terecht, dat hij zijn even wicht verloor en naar beneden tuimelde op den rug van den neergevallen neus hoorn. Toen dacht hij dat zijn laatste oogenblik was aangebroken, maar in het dier bleek geen leven meer te zitten: het had zijn laatsten aanval uitgevoerd in doodsstrijd. Riefenberg had een deuk in zijn zonne- helm en voelde een stekende pijn in de len denen. Maar hij was blij zoo zegevierend uit den ongewonen strijd te zijn gekomen. Schuw liet hij zijn blikken over de vlakte glijden. Enkele meters van hem verwijderd lag de gedoode antiloop. De geweerschoten hadden de overige dieren op de vlucht ge dreven. Na deze onverwachte en gevaar lijke ontmoeting voelde de journalist er trouwens niets voor zich nog de woede van andere heeren der wildernis op den hals te halen. Hij greep de gedoode antiloop bij de achterpooten en sleurde haar mee naar de landingsplaats. Toen de nacht was ingetreden zat hij bij zijn houtvuur en hield een antilopendij te roosteren boven de lekkende vlammen. De rest van zijn jachttrofee lag op enkele me ters afstand en berokkende hem heel wat bezorgdheid. Heel den nacht door hoorde hij gebrul van wilde dieren op de vlakte en bij poozen, ontwaarde hij vurige oogen nabij zijn kampeerplaats; de dieren werden door den reuk van het bloed aangetrokken. Zoo verliepen verscheiden dagen, gedu rende welke Riefenberg van het morgen krieken af tot in den namiddag met zijn prauw stroomafwaarts voer. Al dien tijd had hij geen onoverkomelijke hinderpalen ontmoet. Het gebeurde wel. dat zijn boot werd meegetrokken in stroomversnellingen, maar gevaarlijke watervallen bleven geluk kig uit. Berekenen welken afstand hij had afgelegd, was onmogelijk en waar de gril lige stroom hem heen zou brengen was evenmin te raden. Om dat alles gaf hij trouwens niet zoo veel. Het belangrijkste was iederen dag verder te geraken. Zoo zou wel eens een gebied worden bereikt, waar menschen leefden. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5